Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu tot wijziging van de Regeling luchtvaartvertoningen

10 maart 2011

Nr. IENM/BSK-2011/19643

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 158, tweede lid, van de Regeling Toezicht Luchtvaart en artikel 8a.51, derde lid, van de Wet luchtvaart;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling luchtvaartvertoningen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. beoordelaar:

een door de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart aangewezen persoon, die bedreven is in het uitvoeren van kunstvluchten;

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vernummering van de onderdelen b en c tot onderdelen c en d, een nieuw onderdeel b toegevoegd, luidende:

  • b. ingeval sprake is van een luchtvaartvertoning met publiekgebieden langs twee zijden van de vertoninglijn geldt bij de vaststelling van het vertoninggebied dat de breedte van de vertoninglijn ten minste vijftig meter bedraagt en aan het begin en aan het einde van de vertoninglijn een manoeuvreergebied wordt vastgesteld. De afmetingen van het kleinste van de twee manoeuvreergebieden bedragen ten minste de helft van de minimale afmetingen van het vertoninggebied, zoals deze zijn opgenomen in tabel 1 van de bijlage, behorend bij deze regeling;

2. Het tweede lid, onderdeel a, onder 1°, komt te luiden:

  • 1°. voldoet aan de afmetingen genoemd in tabel 1 van de bijlage, behorend bij deze regeling, met dien verstande dat de lengte van de baan wordt vastgesteld op de grootste voorgeschreven start- en landingsafstanden zoals deze worden bepaald met gebruikmaking van de gebruikshandboeken van de deelnemende demonstratietoestellen. Bij het vaststellen van de baanlengte kan de in de gebruikshandboeken genoemde headwind-component voor ten hoogste 50% worden meegenomen. Ingeval sprake is van een demonstratietoestel zonder gebruikshandboek, geldt de lengte zoals opgenomen in tabel 1 van de bijlage,

C

In artikel 9, vierde lid, wordt ‘inde’ vervangen door: in de.

D

Artikel 13, onderdeel a, komt als volgt te luiden:

  • a. de publiekgebieden worden beperkt tot het aantal zijden van het vertoningterrein zoals in de vergunning is opgenomen en dat deze niet worden gelokaliseerd onder de in- en uitvliegsector van het vertoningterrein. In het geval van tweezijdig publiek is de positie van het vertoninggebied ten opzichte van de vertoninglijn zodanig dat de vertoninglijn de lange zijde van het vertoninggebied halveert;

E

In artikel 18, eerste lid, wordt ‘Nederlandse Air Display Association’ vervangen door: Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart.

F

In artikel 21, eerste lid, tweede volzin, wordt ‘ter plaatseof’ vervangen door: ter plaatse of.

G

In artikel 23, tweede lid, wordt ‘bemanningleden’ vervangen door: bemanningsleden.

H

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Regeling valschermspringen’ vervangen door: Regeling valschermspringen 2010.

2. Het vierde lid vervalt en het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.

TOELICHTING

Algemeen

Achtergrond

Op 28 januari 2004 is de Regeling luchtvaartvertoningen (verder: de Regeling) in werking getreden. In de Regeling zijn de veiligheidsvoorschriften opgenomen die moeten worden nageleefd bij luchtvaartvertoningen. Deze voorschriften zijn geënt op de veiligheid van de bestuurders van de demonstratietoestellen, de veiligheid van het publiek en de veiligheid van derden op de grond.

In Nederland vinden gemiddeld dertig luchtvaartvertoningen per jaar plaats.

In het eerste kwartaal van 2009 is door de Inspectie Verkeer en Waterstaat (verder: IVW) een signaalrapportage ‘wijziging Regeling luchtvaartvertoningen’ opgeleverd. In deze signaalrapportage zijn de resultaten en aanbevelingen opgenomen naar aanleiding van de evaluatie van de Regeling luchtvaartvertoningen die in 2008 heeft plaatsgevonden. Uit deze evaluatie is gebleken dat een aantal artikelen van de Regeling aanpassing behoeft. Met deze aanpassingen worden de mogelijkheden tot het houden van een luchtvaartvertoning vergroot, zonder dat daarbij de veiligheid in het geding komt. In de onderhavige regeling wordt uitvoering gegeven aan deze aanpassingen.

Daarnaast heeft de Air Display Association (verder: ADA) aangegeven dat zij als zelfstandige organisatie zal ophouden te bestaan en opgaat in de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (verder: KNVvL). De KNVvL en de ADA hebben aangegeven dat deze samensmelting in het eerste kwartaal van 2011 formeel een feit zal zijn. De werkzaamheden van de ADA zoals deze in de Regeling waren opgenomen zullen hiermee ook formeel door de KNVvL verricht gaan worden. De aanpassingen van de Regeling zien verder op de volgende onderwerpen:

  • Één- en tweezijdig publiek;

  • Baanlengte;

  • Enkele redactionele aanpassingen.

De inhoudelijke aanpassingen worden verder toegelicht in het artikelsgewijs deel van deze toelichting.

Afstemming

De in de onderhavige regeling opgenomen wijzigingen zijn afgestemd met de betrokken organisaties uit de luchtvaartvertoningensector. Specifiek kunnen worden genoemd de KNVvL/ADA en het Platform General Aviation.

Administratieve lasten

Deze regeling bevat geen nieuwe informatieverplichtingen aan de overheid en daarmee zijn de administratieve lasten voor burgers en bedrijfsleven nihil. De ontwerpregeling is om deze reden niet voorgelegd aan het Adviescollege administratieve lasten.

Inwerkingtreding

Met het oog op de aanvang van het vertoningenseizoen 2011 treedt de onderhavige regeling tot wijziging van de Regeling luchtvaartvertoningen op 1 april 2011 in werking. Dit is conform het systeem van vaste verandermomenten.

Gelet op de sterke wens van de betrokken sector tot inwerkingtreding per genoemde datum enerzijds en de noodzaak tot zorgvuldige afstemming anderzijds, wordt afgeweken van de publicatietermijn van twee maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding.

Artikelsgewijs

Artikel I

A en E

De wijzigingen onder A en E hangen samen met het opgaan van de ADA in de KNVvL. Hieraan is in het algemeen deel van deze toelichting reeds aandacht besteed.

Voor wat betreft artikel 18 wordt nog het volgende opgemerkt. Dat de vertoninglicentie wordt afgegeven door de KNVvL en niet door de overheid, past in het dereguleringsbeleid van het kabinet. Het is een wijze van zelfregulering onder bepaalde randvoorwaarden, hetgeen de kwaliteit van de vliegers waarborgt. De voorwaarden om voor een vertoninglicentie in aanmerking te komen, staan immers in tabel 3 van de bijlage bij de Regeling opgesomd.

De KNVvL heeft aangegeven te werken aan verdere standaardisatie van het vertoninglicentiesysteem en het daaraan ten grondslag liggende veiligheidsmanagementsysteem.

B
  • 1. De in de Regeling voorgeschreven minimale afstand tot het publiek wordt berekend vanaf de randen van de vijftig meter brede vertoninglijn en de randen van de manoeuvreergebieden. De manoeuvreergebieden aan de beide uiteinden van de vertoninglijn hebben een afmeting in overeenstemming met tabel 1 van de bijlage. Hierbij wordt opgemerkt dat de genoemde afmetingen in tabel 1 gehalveerd worden, in het geval er aan twee zijden van de vertoninglijn publiek is gesitueerd. Beide manoeuvreergebieden tezamen hebben dus minimaal de in tabel 1 van de bijlage genoemde afmetingen.

    De manoeuvreergebieden dienen hetzelfde doel als het vertoninggebied gedurende een vertoning waarbij aan één zijde publiek van het vertoningterrein is toegestaan. De voorwaarden genoemd in artikel 6 zijn van toepassing op beide manoeuvreergebieden.

    In onderstaande tekening wordt dit verbeeld:

    De manoeuvreergebieden en de vertoninglijn vormen gezamenlijk het vertoninggebied.

  • 2. In artikel 6, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, wordt, via een koppeling met tabel 1 van de bijlage bij de Regeling, onder andere de minimaal voorgeschreven baanlengte van de start- en landingsbaan geregeld. Deze minimale baanlengte stond op 600 meter. In de praktijk is gebleken dat dit minimum voor een aantal gevallen te beperkend is.

Met de in de onderhavige regeling opgenomen wijziging wordt maatwerk mogelijk op het punt van de baanlengte, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de noodzakelijke veiligheid. Met de aangebrachte wijziging kan voor het bepalen van de minimaal benodigde baanlengte voortaan worden aangesloten bij de voorgeschreven procedure voor het bepalen van de start- en landingsafstanden zoals die in het gebruikshandboek (Pilot Operating Handbook of POH) van elk deelnemend demonstratietoestel is opgenomen. Hiermee wordt de minimale lengte van de start- en landingsbaan gekoppeld aan de ‘performance’ van de demonstratietoestellen die aan de luchtvaartvertoning deelnemen.

De in het gebruikshandboek voorgeschreven start- en landingsafstanden zijn gebaseerd op het maximum toegestane gewicht van het desbetreffende toestel – bij luchtvaartvertoningen is in principe nooit sprake van benutting van het maximaal toegestane gewicht, daar meestal slechts de piloot aan boord is, en ook nooit maximaal wordt getankt. Bij de berekening van de baanlengte mag de headwind-component (de heersende wind) voor ten hoogste de helft van de waarde van die component in de berekening worden meegenomen.

Mocht sprake zijn van een luchtvaartvertoning waar slechts één demonstratietoestel aan deelneemt en dat demonstratietoestel beschikt niet over een gebruikshandboek, dan geldt de minimale baanlengte zoals die in tabel 1 van de bijlage bij de Regeling is opgenomen.

Ingeval sprake is van een luchtvaartvertoning waaraan meerdere demonstratietoestellen deelnemen, met meerdere gebruikshandboeken waarin verschillende start- en landingsafstanden zijn voorgeschreven, dan geldt als minimum baanlengte de grootst benodigde afstand.

Als sprake is van een vertoning met meerdere luchtvaartuigen, waarvan één luchtvaartuigen géén gebruikshandboek heeft, dan geldt ook de minimum-baanlengte zoals opgenomen in tabel 1 van de bijlage bij de Regeling.

D

In artikel 13, onderdeel a, van de Regeling was opgenomen dat bij een luchtvaartvertoning slechts publiek is toegestaan aan één zijde van het vertoningterrein.

Met de onderhavige wijziging kan publiek aan twee zijden van het vertoningterrein toegestaan worden, mits de veiligheid niet in het geding komt. Dit wordt door de IVW bij de verlening van de vergunning beoordeeld.

Concreet betekent dit dat de afstanden naar beide zijden van de vertoninglijn tot het publiek gehandhaafd blijven, conform hetgeen reeds in de Regeling was opgenomen. In geval van tweezijdig publiek zal de luchtvaartvertoning plaatsvinden boven de vertoninglijn. Tevens is aan beide uiteinden van de vertoninglijn een manoeuvreergebied voorgeschreven, dat de vlieger in staat stelt op een veilige afstand van het publiek horizontaal of verticaal te keren en om eventuele kunsten uit te voeren waarvoor op de vertoninglijn onvoldoende ruimte is. Met het oog op de veiligheid is het in alle gevallen niet toegestaan dat in de richting van het publiek wordt gevlogen.

Overigens laat de aanpassing van artikel 13 onverlet dat eenzijdig publiek bij een luchtvaartvertoning ook na deze wijziging nog steeds mogelijk is. In zoverre is sprake van een continuering van de situatie van voor de onderhavige wijziging.

De afmetingen van de manoeuvreergebieden aan de uiteinden van de vertoninglijn dienen in overeenstemming te zijn met tabel 1 van de bijlage behorend bij de Regeling. Ingeval van tweezijdig publiek dienen genoemde afmetingen gehalveerd te worden.

H

De verwijzing in artikel 24, eerste lid, naar de Regeling valschermspringen is aangepast daar deze regeling inmiddels is vervangen door de Regeling valschermspringen 2010. Daarnaast vervalt het vierde lid, aangezien de Regeling zeilvliegen in 2007 is vervallen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.

Naar boven