Nieuwe regeling stimuleringssubsidies 1 voor beeldend kunstenaars, vormgevers, beoefenaars van de bouwkunst en bemiddelaars

HOOFDSTUK I DEFINITIES

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. het fonds:

de Stichting Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst.

b. het bestuur:

het bestuur van de Stichting Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst.

c. commissie:

de commissie stimuleringssubsidies als bedoeld in het huishoudelijk reglement, artikel 8 en verder ;

d. subcommissie:

een subcommissie als bedoeld in het huishoudelijk reglement, artikel 8 lid 3 en verder;

e. werkgroep:

een werkgroep als bedoeld in het huishoudelijk reglement, artikel 8 lid 5 en verder.

f. speciale commissie:

bijzondere commissie voor specifieke stimuleringssubsidies zoals bedoeld in het huishoudelijk reglement, artikel 37 en verder.

g. bevoegd adviesorgaan:

de commissie stimuleringssubsidies, een subcommissie, een werkgroep, of een speciale commissie zoals bedoeld in het huishoudelijk reglement.

h. beeldend kunstenaar:

degene, die professioneel werkzaam is binnen het kader van de beeldende kunsten en wel op één of meer van de volgende terreinen:

  • teken-, schilder- en grafische kunsten;

  • beeldhouwkunst;

  • niet-traditionele vormen van beeldende kunst;

  • fotografie;

  • audiovisuele en nieuwe media;

  • beeldende kunst-toepassingen;

  • kunst in de openbare ruimte;

  • ambachtelijke kunsten.

i vrije vormgever:

die vormgever wier voornaamste werkzaamheden bestaan uit het produceren van vrij werk.

j. vormgever:

degene, die professioneel werkzaam is binnen het kader van de vormgeving en wel op één of meer van de volgende terreinen:

  • grafische vormgeving;

  • productvormgeving;

  • industriële vormgeving;

  • mode/styling;

  • sieraden;

  • illustraties;

  • strips;

  • animatie;

  • nieuwe media;

  • theatervormgeving;

  • accessoires;

  • modefotografie;

  • keramiek;

  • textiel;

  • glas.

k. beoefenaar van de bouwkunst:

degene, die professioneel werkzaam is binnen het kader van de architectuur en wel op één of meer van de volgende terreinen:

  • stedenbouw;

  • architectuur;

  • interieurarchitectuur;

  • tuin- en landschapsarchitectuur;

  • architectuurfotografie.

l. bemiddelaar:

degene die professioneel werkzaam is zoals een curator, criticus, theoreticus of beschouwer, op het gebied van de beeldende kunsten, vormgeving en/of bouwkunst.

m. kunstenaar:

beeldend kunstenaar, (vrije) vormgever of beoefenaar van de bouwkunst

n. startstipendium:

een bijdrage aan het inkomen van een kunstenaar die aan het begin van zijn professionele loopbaan staat. Deze bijdrage wordt verleend voor twaalf maanden en heeft tot doel de aanvang van de professionele en artistieke ontwikkeling van de kunstenaar te bevorderen;

o. basisstipendium:

een bijdrage aan het inkomen van een beeldend kunstenaar of vrije vormgever ter bevordering van de artistieke ontwikkeling.

p. standaard bijdrage werkbudget:

een aan een kunstenaar of bemiddelaar verleende vaste bijdrage in de kosten van de uitvoering van een artistiek werkplan, dat hetzij in de tijd begrensd is, hetzij leidt tot een concreet resultaat of beide.

q. flexibele bijdrage werkbudget:

een aan een kunstenaar of bemiddelaar verleende bijdrage in de kosten van de uitvoering van een artistiek werkplan, dat hetzij in de tijd begrensd is, hetzij leidt tot een concreet resultaat of beide.

r. bijdrage werkbudget:

een standaard of flexibele bijdrage werkbudget;

s. studiebeurs:

een aan een kunstenaar of bemiddelaar verleende bijdrage in de kosten van uitvoering van een gemotiveerd plan voor het volgen van een studie of andere door derden georganiseerde activiteiten ter verdieping of uitbreiding van diens professionele kennis;

t. praktijksubsidie:

een bijdrage aan het inkomen van een vormgever of beoefenaar van de bouwkunst als tegemoetkoming in de reguliere kosten, die in verband met de beroepspraktijk moeten worden gemaakt.

u. publicatiesubsidie:

een aan een kunstenaar of bemiddelaar verleende bijdrage in de kosten van een publicatie die door inhoud en/of vorm bijdraagt aan de discussie over of het inzicht in de hedendaagse beeldende kunsten, vormgeving of bouwkunst of een kunstenaarsboek als een bijdrage aan een boek als autonoom kunstwerk. Indien de aanvrager een kunstenaar is, dient de publicatie zijn of haar werk te betreffen.

v. subsidie:

startstipendium, basisstipendium, bijdrage werkbudget, studiebeurs, publicatiesubsidie dan wel praktijksubsidie.

w. belastbaar inkomen:

het belastbaar inkomen bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 2001 met inbegrip van het inkomensbestanddeel van de aangevraagde subsidie.

HOOFDSTUK II DOEL

Artikel 2

Ingevolge de doelstelling van de stichting, volgens de bepalingen vastgesteld in dit reglement, kan het bestuur op aanvraag stimuleringssubsidies aan kunstenaars en bemiddelaars verstrekken. Dit indien hun artistieke prestaties naar het oordeel van het bestuur, gehoord hebbende het bevoegd adviesorgaan, van belang zijn of bij een beginnend kunstenaar naar verwachting van belang zullen worden voor de hedendaagse beeldende kunsten, vormgeving of bouwkunst in Nederland. Afhankelijk van de aangevraagde subsidiesoort maakt het cultureel ondernemerschap en of het plan in meerdere of mindere mate deel uit van de artistieke prestaties.

HOOFDSTUK III ALGEMEEN

Artikel 3

  • 1. De aanvrager, dan wel de kunstenaar voor wie de subsidie wordt aangevraagd dient in Nederland of in het Caribische deel van het Koninkrijk der Nederlanden gevestigd te zijn en, indien hij/zij niet de Nederlandse nationaliteit bezit, te beschikken over een zodanige verblijfsvergunning op grond van de Vreemdelingenwet dat een beroep op de openbare kas kan worden gedaan zonder dat een dergelijk beroep tot gevolg heeft dat de verblijfsvergunning komt te vervallen. Deze vergunning dient geldig te zijn gedurende de periode waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. De bedragen van startstipendia, basisstipendia, praktijksubsidies en standaard bijdrages werkbudget en de component kosten van levensonderhoud van de flexibele bijdrage werkbudget en de studiebeurs worden door het bestuur vastgesteld.

  • 3. De vast te stellen bedragen bedoeld in het tweede lid worden aan de aanvragers bekend gemaakt bij het ter beschikking stellen van de aanvraagformulieren, als bedoeld in artikel 32.

Artikel 4

  • 1. Bij de verlening van de subsidie wordt de periode waarover de subsidie zich uitstrekt bepaald.

  • 2. Subsidies worden niet met terugwerkende kracht verstrekt.

  • 3. Het recht op verstrekkingen en verlening vervallen bij overlijden van degene aan wie een stimuleringssubsidie is toegekend.

Artikel 5

  • 1. Tijdens de periode waarin een kunstenaar of bemiddelaar gebruik maakt van een stimuleringssubsidie dan wel een andere subsidie van het Fonds kan geen stimuleringssubsidie worden verstrekt die, naar het oordeel van het bestuur, in dezelfde dekking van kosten voorziet.

  • 2. Geen subsidie kan worden verstrekt tijdens het volgen van onderwijs.

  • 3. Indien de aanvrager een deeltijdopleiding, niet zijnde een bachelor opleiding volgt van minder dan twintig uur per week kan wel een stimuleringssubsidie worden aangevraagd indien de aanvrager tenminste vier jaar professioneel werkzaam is geweest als kunstenaar dan wel tenminste twee jaar een HBO-of een TU opleiding aan een opleidingsinstituut voor beeldende kunsten, vormgeving of bouwkunst/bouwkunde heeft gevolgd.

    De in dit lid bedoelde subsidie kan niet worden verstrekt voor het volgen van deze opleiding.

  • 4. Uitgezonderd deelnemers aan het Europees Keramisch Werkcentrum en het Berlage Instituut kan geen subsidie worden verstrekt voor deelname of tijdens de periode dat een kunstenaar deelnemer is aan postacademische instellingen, zoals de Rijksakademie van Beeldende Kunsten, de Jan van Eyck Academie, de Ateliers of het NIAF.

  • 5. Indien deelname aan een van de in het tweede of derde lid van dit artikel genoemde instellingen aanvangt in hetzelfde jaar waarin een of meerdere subsidies zijn verstrekt, heeft het bestuur het recht om deze geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.

  • 6. Honoraria van aanvragers worden niet gesubsidieerd.

Artikel 6

Aan de verstrekking van de subsidie kan het bestuur nadere verplichtingen verbinden terzake van de uitvoering van het plan, de presentatie van de resultaten, de verslaglegging en de afrekening van de subsidie.

Artikel 7

Geen subsidie kan worden verstrekt aan

  • rechtspersonen;

  • leden van het bestuur;

  • een lid dan wel plaatsvervangend lid van de Commissie Stimuleringssubsidie indien de aanvraag beoordeeld dient te worden door een werkgroep of een subcommissie van de Commissie Stimuleringssubsidie;

  • een lid dan wel plaatsvervangend lid van een speciale commissie indien de aanvraag beoordeeld dient te worden door de speciale commissie waarvan de aanvrager lid is;

  • medewerkers van het fonds.

Artikel 8

Subsidie wordt verleend onder de verplichting dat de aanvrager de documentatie, behorende bij de subsidieaanvraag, het verslag en de documentatie behorende bij dit verslag aan het bestuur in eigendom overdraagt en aan het bestuur het recht toekent om het verslag of delen daarvan alsmede de documentatie te publiceren of anderszins openbaar te maken.

HOOFDSTUK IV DE SUBSIDIES

A. Startstipendium

Artikel 9
  • 1. Een startstipendium kan worden verstrekt aan kunstenaars.

  • 2. De aanvrager van een startstipendium dient korter dan vier jaar voor het indienen van een aanvraag tenminste twee jaar een eerste HBO-opleiding aan een instituut voor beeldende kunsten, vormgeving of bouwkunst te hebben gevolgd.

  • 3. Indien de aanvrager van een startstipendium in de vier jaar na het verlaten van een eerste fase/bachelor opleiding aan een HBO-instituut een tweede fase/master opleiding heeft gevolgd, wordt de in het tweede lid genoemde periode van vier jaar vermeerderd met het aantal maanden dat deze opleiding aan de tweede fase/master heeft geduurd.

  • 4. Indien de aanvrager van een startstipendium gedurende de periode waarop hij een tweede fase opleiding volgt, een aanvraag voor een bijdrage werkbudget op basis van artikel 19 lid 6 heeft ingediend, wordt de in het tweede lid genoemde periode van vier jaar vermeerderd met het aantal maanden dat de opleiding aan de tweede fase tot het indienen van deze aanvraag heeft geduurd.

  • 5. Het in het derde lid van dit artikel gestelde geldt niet voor die master opleidingen die door het Fonds gesubsidieerd kunnen worden.

  • 6. Indien de aanvrager een opleiding aan een Academie van Bouwkunst heeft gevolgd kan tot twee jaar na het verlaten van deze opleiding een aanvraag voor een startstipendium worden ingediend.

Artikel 10
  • 1. Startstipendia kunnen slechts worden verstrekt voorzover het belastbaar inkomen van de aanvrager in het jaar of de jaren waarin de periode valt waarover de subsidie zich uitstrekt naar verwachting lager zal zijn dan een door het bestuur vast te stellen bedrag.

  • 2. Startstipendia worden voor een periode van maximaal 12 maanden verstrekt.

  • 3. Startstipendia kunnen aan dezelfde kunstenaar maximaal twee keer worden verstrekt.

Artikel 11 Inhoudelijke beoordeling
  • 1. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een startstipendium dient het bevoegd adviesorgaan een oordeel te geven over de in artikel 2 bedoelde artistieke prestaties. Indien het bevoegd adviesorgaan twijfelt over de artistieke prestaties kunnen aspecten van het cultureel ondernemerschap in positieve zin in de beoordeling worden betrokken.

  • 2. Indien het bevoegde adviesorgaan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde prestaties van de aanvrager niet van voldoende belang acht, komt zij tot een negatief advies over de aanvraag.

  • 3. Indien het bevoegde adviesorgaan de in het eerste lid bedoelde prestaties van de aanvrager wèl van voldoende belang acht dan brengt zij een positief advies uit.

  • 4. Het bestuur kan het bevoegd adviesorgaan in verband met het beperkte budget verzoeken de positieve adviezen in volgorde van prioriteit te rangschikken op basis van het oordeel zoals bedoeld in lid een van dit artikel. Bij deze prioritering kan een afweging van de aanvragen onderling tot uitdrukking komen.

B. Basisstipendium

Artikel 12

Bij het basisstipendium wordt verstaan onder:

1. Verlening:

een beslissing van het bestuur, gehoord het bevoegd adviesorgaan, waarbij voor de aanvrager het recht ontstaat om, onder in deze regeling aangegeven voorwaarden, door middel van verstrekkingen gebruik te maken van een basissubsidie.

2. Verstrekking:

een op schriftelijk verzoek van de aanvrager uitbetaald deel van een basisstipendium.

3. Periode:

de tijd waarvoor op basis van een verlening een of meerdere verstrekkingen, al dan niet aansluitend, plaatsvinden.

4. Restantbedrag:

het bedrag dat nog resteert van het toegekende basissubsidie, na aftrek van reeds opgenomen verstrekkingen.

Artikel 13
  • 1. Een basisstipendium kan worden verstrekt aan beeldend kunstenaars en vrije vormgevers.

  • 2. De aanvrager van een basisstipendium dient tenminste acht jaar professioneel als beeldend kunstenaar of vrije vormgever werkzaam te zijn. Indien de aanvrager een HBO-opleiding aan een opleidingsinstituut voor beeldende kunsten of vormgeving heeft gevolgd kan acht jaar na het verlaten van die opleiding een basisstipendium worden aangevraagd.

  • 3. Basisstipendia worden aan dezelfde beeldend kunstenaar of vrije vormgever maximaal eenmaal in de vier jaar toegekend.

  • 4. Een basisstipendium kan slechts worden aangevraagd indien de aanvrager geen rechten meer kan ontlenen aan een eerdere verlening van een basisstipendium, een standaard bijdrage werkbudget dan wel aan een andere subsidie van het Fonds die naar het oordeel van het bestuur in dezelfde dekking van kosten voorziet als het basisstipendium.

Artikel 14 Verlening
  • 1. Een basisstipendium kan slechts worden toegekend voor zover het belastbaar inkomen van de aanvrager, exclusief een uitkering op grond van de Algemene Bijstandswet, daaronder ook een Wwik uitkering begrepen ofeen verstrekking op basis van een eerder toegekende stimuleringssubsidie in de twee kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin het basissubsidie wordt toegekend, gelijk of lager is dan een door het bestuur vast te stellen bedrag.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bepaalde wordt getoetst aan de hand van de aangiftebiljetten inkomstenbelasting van de twee voorafgaande kalenderjaren.

  • 3. Indien het inkomen in de twee voorafgaande kalenderjaren hoger is dan het in het eerste lid van dit artikel bepaalde zal de aanvraag niet in behandeling worden genomen tenzij sprake is van van tevoren voorziene tijdelijke omstandigheden.

  • 4. Indien het inkomen van de aanvrager in de twee kalenderjaren voorafgaand aan zijn subsidieaanvraag door van tevoren voorziene omstandigheden hoger is dan het in het eerste lid van dit artikel bepaalde, of indien de aanvrager in de twee kalenderjaren voorafgaand aan zijn subsidieaanvraag geen aangifte inkomstenbelasting in Nederland heeft gedaan, dient het inkomen van de aanvrager in het jaar van verlening en in het daaropvolgende jaar gelijk of lager te zijn dan het krachtens het eerste lid van dit artikel door het bestuur vastgestelde bedrag.

    Dit zal getoetst worden aan de hand van de definitieve aanslagen inkomstenbelasting over het jaar van verlening en het daaropvolgende jaar. Deze opgaaf dient zo spoedig mogelijk na afloop van dat jaar doch uiterlijk vóór 15 juli van het daar opvolgende jaar te geschieden.

Artikel 15 Verstrekking
  • 1. Verstrekkingen op grond van een toegekend basisstipendium vinden uitsluitend plaats op schriftelijk verzoek van degene aan wie het basisstipendium is toegekend.

  • 2. Verstrekkingen op basis van een verlening van een basisstipendium bedragen maximaal 90% van de verlening. (zie artikel 35 lid 3).

  • 3. Degene aan wie een basisstipendium is toegekend, kan hiervannaar behoeven een deel of delen opnemen, met dien verstande dat op jaarbasis maximaal de helft van het toegekende basisstipendium kan worden verstrekt, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

  • 4. Tijdens de periode waarin een beeldend kunstenaar of vrije vormgever gebruik maakt van een andere subsidie van het Fonds die, naar het oordeel van het bestuur, in dezelfde dekking van kosten voorziet als het basisstipendium kunnen geen verstrekkingen op grond van een reeds toegekend basisstipendium plaatsvinden. Indien de gebruikmaking van de in dit artikel bedoelde subsidie aanvangt in hetzelfde jaar als waarin een of meerdere verstrekkingen hebben plaats gevonden, heeft het bestuur het recht om deze verstrekkingen geheel of gedeeltelijk terug te vorderen c.q. te verrekenen met de andere subsidie. Deze terugvordering of verrekening laat onverlet het recht om het desbetreffende bedrag op een later tijdstip alsnog, conform het in deze Regeling ten aanzien van verstrekkingen bepaalde, op te nemen.

  • 5. Tijdens de periode, waarin een beeldend kunstenaar of vrije vormgever deelnemer is aan de Rijksakademie van beeldende kunsten, de Jan van Eyck Academie, de Ateliers, of aan onderwijs aan instellingen die krachtens de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek bekostigd worden, kunnen geen verstrekkingen op grond van een reeds toegekend basisstipendium plaatsvinden. Indien deelname aan een van de hierboven genoemde instellingen aanvangt in hetzelfde jaar waarin een of meerdere verstrekkingen hebben plaatsgevonden, heeft het bestuur het recht om deze verstrekkingen geheel of gedeeltelijk terug te vorderen. Deze terugvordering laat onverlet het recht om het desbetreffende bedrag op een later tijdstip alsnog, conform het in deze Regeling ten aanzien van verstrekkingen bepaalde, op te nemen.

  • 6. Degene aan wie een basisstipendium is toegekend, dient, op het moment dat hij/zij een deel van het basissubsidie opneemt, in Nederland of in de Nederlandse Antillen gevestigd te zijn en indien hij/zij niet de Nederlandse nationaliteit bezit, te beschikken over een geldige verblijfstitel op grond van de Vreemdelingenwet. Bij het verzoek tot verstrekking kan het bestuur verzoeken om een afschrift van het document, waaruit blijkt dat de aanvrager beschikt over een geldige verblijfstitel.

Artikel 16
  • 1. Indien vier jaar na verlening van het basissubsidie niet het volledige bedrag, waarop de aanvrager krachtens de verlening met inachtneming van artikel 15 lid 2 recht heeft, is verstrekt kan de aanvrager slechts aanspraak op verstrekking van het restant maken indien hij/zij uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de vier jaar daartoe een aanvraag op een door het Fonds te verstrekken aanvraagformulier heeft ingediend en het bestuur, gehoord het bevoegd adviesorgaan, besluit deze aanvraag te honoreren. Daarbij vindt formele toetsing van de aanvraag plaats conform de bepalingen van de nieuwe regeling stimuleringssubsidie en inhoudelijke beoordeling conform het bepaalde in artikel 18.

  • 2. Indien de aanvraag als bedoeld in het eerste lid van dit artikel niet binnen de in dat lid gestelde termijn door het Fonds is ontvangen of indien het bestuur negatief beslist op de aanvraag, komt het recht op verstrekking van het restant te vervallen.

Artikel 17

Indien een vrije vormgever gedurende een periode waarin hij gebruik maakt van een praktijksubsidie een basisstipendium krijgt toegekend, zal het basisstipendium met de reeds voor die periode toegekende praktijksubsidie worden verrekend naar evenredigheid van het aantal kalendermaanden.

Artikel 18 Inhoudelijke beoordeling
  • 1. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een basisstipendium of een aanvraag als bedoeld in artikel 16 lid 1 dient het bevoegd adviesorgaan te beoordelen of de artistieke prestaties van de aanvrager van belang zijn voor de hedendaagse beeldende kunst of vrije vormgeving.

  • 2. Bij de advisering dient het bevoegd adviesorgaan, in onderlinge samenhang, de volgende aspecten te betrekken in haar oordeel over het belang van de artistieke prestaties van de aanvrager.

    • de kwaliteit van het werk van de aanvrager;

    • de erkenning van het kunstenaarschap van de aanvrager als aspect van het cultureel ondernemerschap;

    • andere aspecten van het cultureel ondernemerschap worden in positieve zin in de beoordeling betrokken.

  • 3. Indien het bevoegde adviesorgaan de in het tweede lid van dit artikel bedoelde prestaties van de aanvrager niet van voldoende belang acht, komt zij tot een negatief advies over de aanvraag.

  • 4. Indien het bevoegde adviesorgaan de in het tweede lid bedoelde prestaties van de aanvrager wèl van voldoende belang acht dan brengt zij een positief advies uit.

  • 5. Het bestuur kan het bevoegd adviesorgaan in verband met het beperkte budget verzoeken de positieve adviezen in volgorde van prioriteit te rangschikken op basis van het oordeel zoals bedoeld in lid een en twee van dit artikel. Bij deze prioritering kan een afweging van de aanvragen onderling tot uitdrukking komen.

C. Bijdrage Werkbudget

Artikel 19
  • 1. Een bijdrage werkbudget kan worden verstrekt aan kunstenaars en bemiddelaars.

  • 2. Een kunstenaar aan wie een bijdrage werkbudget wordt verstrekt dient tenminste vier jaar professioneel werkzaam te zijn geweest als kunstenaar dan wel tenminste twee jaar een HBO-of een TU opleiding aan een opleidingsinstituut voor beeldende kunsten, vormgeving of bouwkunst/bouwkunde te hebben gevolgd.

  • 3. Een bemiddelaar die een bijdrage werkbudget aanvraagt dient tenminste twee jaar professioneel werkzaam te zijn geweest als bemiddelaar op het gebied van de beeldende kunsten, vormgeving of bouwkunst. Dit moet worden aangetoond aan de hand van publicaties, tentoonstellingen, onderzoeken en/of geïnitieerde projecten.

  • 4. Indien de aan een kunstenaar of bemiddelaar toegekende bijdrages werkbudget, exclusief de projectkosten, in een periode van 48 kalendermaanden gedurende 24 maanden een bijdrage in de kosten van levensonderhoud is verstrekt, kan gedurende die periode uitsluitend nog een bijdrage in de projectkosten worden aangevraagd.

  • 5. Indien bij een aanvraag voor een bijdrage werkbudget een andere partij is betrokken zoals een museum, een galerie, of een bedrijf dient de financiële bijdrage die deze bij het project betrokken partijen leveren in een aanvaardbare verhouding te staan tot de bijdrage van het Fonds.

  • 6. In afwijking van artikel 5 lid 2 kan een bijdrage werkbudget worden aangevraagd door studenten van het Tweede Fase/master onderwijs en deelnemers aan postacademische opleidingen, zoals de Rijksakademie van Beeldende Kunsten, de Jan van Eyck Academie, het NIAF en de Ateliers indien het plan waarvoor de aanvraag wordt ingediend buiten de opleiding of de werkplaats valt en wordt uitgevoerd op uitnodiging van een andere instelling. Dit dient te worden gestaafd door verklaringen van de opleiding dan wel de werkplaats en de uitnodigende instelling.

  • 7. Tentoonstellingen en andere presentaties van werk van beeldend kunstenaars en vormgevers zijn niet subsidiabel.

  • 8. Geen bijdrage werkbudget wordt verstrekt voor productie van een publicatie, voor reguliere werkzaamheden, voor reguliere tentoonstellingskosten en voor reguliere beroepskosten.

  • 9. Aan beoefenaren van de bouwkunst kan een bijdrage werkbudget worden verstrekt als bijdrage in de kosten van presentatie van eigen werk in het buitenland of een bijdrage van maximaal 50% in de kosten van een bij een dergelijke presentatie behorende catalogus.

Artikel 20 Standaardbijdrage werkbudget
  • 1. De aanvraag voor een standaard bijdrage werkbudget dient vergezeld te gaan van een plan, een motivering, en indien van toepassing toezeggingen.

  • 2. Standaard bijdrages werkbudget worden voor een periode van maximaal zes maanden verstrekt.

  • 3. Het bestuur heeft de vrijheid wegens zwaarwegende redenen gehoord het bevoegd adviesorgaan, aan een kunstenaar een standaard bijdrage werkbudget voor een langere periode te verstrekken dan de in het tweede lid van dit artikel bedoelde periode.

  • 4. Geen standaardbijdrage werkbudget kan worden toegekend aan een kunstenaar aan wie korter dan vier jaar geleden een basisstipendium is toegekend of nog rechten aan een eerder verstrekt basisstipendium kan ontlenen.

  • 5. Een standaard bijdrage werkbudget kan niet worden verstrekt aan een kunstenaar aan wie korter dan een jaar geleden een startstipendium is toegekend.

Artikel 21 Flexibele bijdrage werkbudget
  • 1. De aanvraag voor een flexibele bijdrage werkbudget dient vergezeld te gaan van een plan, een motivering, een begroting met offertes en, indien van toepassing, toezeggingen.

  • 2. Flexibele bijdrages werkbudget worden voor een periode van maximaal 12 maanden verstrekt.

  • 3. Het bestuur heeft de vrijheid wegens zwaarwegende redenen gehoord het bevoegd adviesorgaan, aan een kunstenaar een flexibele bijdrage werkbudget voor een langere periode te verstrekken dan de in het tweede lid van dit artikel bedoelde periode.

Artikel 22 Inhoudelijke beoordeling
  • 1. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een bijdrage werkbudget dient het bevoegd een oordeel te geven over de in artikel 2 bedoelde artistieke prestaties.

    In het oordeel over de artistieke prestaties wordt de kwaliteit van het werk en het cultureel ondernemerschap betrokken. Daarnaast beoordeelt het bevoegd adviesorgaan of het bij de aanvraag behorende plan in samenhang met de artistieke prestaties van belang is voor de hedendaagse beeldende kunst, vormgeving of bouwkunst.

  • 2. Indien het bevoegde adviesorgaan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde prestaties in samenhang met het plan van de aanvrager niet van voldoende belang acht, komt zij tot een negatief advies over de aanvraag.

  • 3. Indien het bevoegde adviesorgaan op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde prestaties van de aanvrager in samenhang met het plan wèl van voldoende belang acht, dan brengt zij een positief advies uit.

  • 4. In in de toelichting bij het aanvraagformulier genoemde omstandigheden kan het bevoegd adviesorgaan volstaan met de beoordeling van het bij de aanvraag behorende plan. Indien het adviesorgaan dit niet van voldoende belang acht komt zij tot een negatief advies over de aanvraag. Indien het bevoegde adviesorgaan het plan wel van voldoende belang acht, beoordeelt zij de de artistieke prestaties zoals bedoeld in artikel 2 van de kunstenaars waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Daarnaast beoordeelt het bevoegd adviesorgaan of het bij de aanvraag behorende plan in samenhang met de artistieke prestaties van belang is voor de hedendaagse beeldende kunst, vormgeving of bouwkunst. Indien het bevoegde adviesorgaan positief oordeelt over deze prestaties in samenhang met het plan wèl van voldoende belang acht, dan brengt zij een positief advies uit.

  • 5. Een positief advies kan vergezeld worden van een aanbeveling over de hoogte van het toe te kennen subsidiebedrag alsmede de periode waarover de subsidie verstrekt wordt.

D. Praktijksubsidie

Artikel 23
  • 1. Een praktijksubsidie kan worden verstrekt aan (vrije) vormgevers en beoefenaren van de bouwkunst.

  • 2. De aanvrager van een praktijksubsidie dient tenminste vier jaar professioneel werkzaam te zijn geweest als vormgever dan wel beoefenaar van de bouwkunst.

  • 3. Praktijksubsidies kunnen slechts worden verstrekt voorzover het belastbaar inkomen van de aanvrager in het jaar of de jaren waarin de periode valt waarover de subsidie zich uitstrekt naar verwachting lager zal zijn dan een door het bestuur vast te stellen bedrag.

  • 4. Praktijksubsidies kunnen aan dezelfde vormgever of beoefenaar van de bouwkunst maximaal eenmaal in de twee jaar verstrekt worden.

  • 5. Praktijksubsidies worden voor een periode van maximaal 12 maanden verstrekt.

  • 6. Indien aan een aanvrager korter dan vier jaar geleden een basisstipendium is toegekend kan aan hem geen praktijksubsidie worden verstrekt.

  • 7. Tijdens de periode waarin aan een (vrije) vormgever of beoefenaar van de bouwkunst gebruik maakt van een startstipendium, kan aan hem geen praktijksubsidie worden verstrekt.

Artikel 24 Inhoudelijke beoordeling
  • 1. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een praktijksubsidie dient het bevoegd adviesorgaan te beoordelen of de artistieke prestaties van de aanvrager van belang zijn voor de hedendaagse vormgeving of bouwkunst. In het oordeel over de artistieke prestaties wordt de kwaliteit van het werk en het cultureel ondernemerschap betrokken.

  • 2. Indien het bevoegde adviesorgaan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde prestaties niet van voldoende belang acht, komt zij tot een negatief advies over de aanvraag voor een praktijksubsidie.

  • 3. Indien het bevoegde adviesorgaan op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde prestaties van de aanvrager wèl van voldoende belang acht, dan brengt zij een positief advies uit over de aanvraag voor een praktijksubsidie.

E. Publicatiesubsidie

Artikel 25
  • 1. Een publicatiesubsidie kan worden verstrekt aan kunstenaars en bemiddelaars.

  • 2. Een kunstenaar aan wie een publicatiesubsidie wordt verstrekt dient tenminste vier jaar professioneel werkzaam te zijn geweest als kunstenaar dan wel tenminste twee jaar een HBO-of een TU opleiding aan een opleidingsinstituut voor beeldende kunsten, vormgeving of bouwkunst te hebben gevolgd.

  • 3. Een bemiddelaar die een publicatiesubsidie aanvraagt dient tenminste twee jaar professioneel werkzaam te zijn geweest als bemiddelaar op het gebied van de beeldende kunsten, vormgeving of bouwkunst. Dit moet worden aangetoond aan de hand van publicaties, tentoonstellingen, onderzoeken en/of geïnitieerde projecten.

Artikel 26
  • 1. De aanvraag voor een publicatiesubsidie dient vergezeld te gaan van een omschrijving en, zo mogelijk een dummy, gegevens over het formaat, de oplage, de namen van de grafisch ontwerper en de eventuele schrijver(s), de wijze van distributie, de verkoopprijs, een begroting en zo mogelijk, offertes.

  • 2. De publicatiesubsidie bedraagt maximaal 50% van het met de publicatie gemoeide bedrag, tenzij het een kunstenaarsboek betreft.

Artikel 27 Inhoudelijk beoordeling
  • 1. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een publicatiesubsidie dient het bevoegd adviesorgaan een oordeel te geven over de in artikel 2 lid 1 bedoelde artistieke prestaties. Aspecten van het cultureel ondernemerschap worden in positieve zin in de beoordeling betrokken.

  • 2. Indien het bevoegde adviesorgaan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde prestaties van de aanvrager niet van voldoende belang acht, komt zij tot een negatief advies over de aanvraag.

  • 3. Indien het bevoegde adviesorgaan de in het eerste lid bedoelde prestaties van de aanvrager wèl van voldoende belang acht, dan beoordeelt zij het bij de aanvraag behorende plan voor een publicatie.

  • 4. Zo nodig beoordeelt het bevoegd adviesorgaan tevens of de aanvraag een publicatie dan wel een kunstenaarsboek betreft.

  • 5. Bij een positief advies oordeel over het plan dan wel motivering brengt zij een positief advies uit.

    Dit advies kan vergezeld worden van een aanbeveling over de hoogte van het toe te kennen subsidiebedrag alsmede de periode waarover de subsidie verstrekt wordt.

HOOFDSTUK V AANVRAAGPROCEDURE

Artikel 28

Het bestuur maakt tenminste eenmaal per jaar informatie openbaar over de mogelijkheden tot het verkrijgen van een subsidie. Het bestuur vermeldt daarbij de voorwaarden, waaraan een aanvraag voor subsidie dient te voldoen.

Artikel 29

  • 1. Het bestuur legt een aanvraag ter advisering voor aan het hiertoe ingestelde adviesorgaan.

  • 2. Aanvragen die aan de Commissie Stimuleringssubsidies worden voorgelegd kunnen het gehele jaar door worden ingediend, doch steeds minimaal twee maanden en maximaal vier maanden voor de ingang van de periode waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Het bestuur heeft de vrijheid wegens zwaarwegende redenen af te wijken van de in het tweede lid van dit artikel genoemde termijnen.

  • 4. Het bestuur stelt jaarlijks aanvraagrondes voor het aanvragen die worden voorgelegd aan een Speciale Commissie vast.

  • 5. Het bestuur kan voor iedere aanvraagronde, zoals bedoeld in het vorige lid het budget per discipline en per subsidiesoort vaststellen.

Artikel 30

  • 1. Een aanvrager die voor een stimuleringssubsidie in aanmerking wenst te komen, dient bij het bestuur een aanvraag daartoe te doen, met gebruikmaking van een voor dit doel door het bestuur te verstrekken aanvraagformulier.

  • 2. Een beeldend kunstenaar of vrije vormgever die later dan vier jaar na verlening van een basisstipendium aanspraak wil maken op het restantbedrag als bedoeld in artikel 16 eerste lid, dient hiertoe bij het bestuur een aanvraag in, met gebruikmaking van een voor dit doel door het Fonds te verstrekken aanvraagformulier.

  • 3. De in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde aanvraagformulieren dienen volledig en volgens de in de toelichting bij het formulier vermelde richtlijnen te zijn ingevuld en vergezeld te gaan van het in de toelichting bij het aanvraagformulier voorgeschreven documentatie- en informatiemateriaal, zodat aan de hand daarvan de afhandeling volgens de in deze regeling en de in de toelichting gestelde voorwaarden kan plaats hebben.

HOOFDSTUK VI FORMELE TOETSING

Artikel 31

  • 1. Het bestuur beslist een aanvraag op formele gronden niet in behandeling te nemen, als het formulier, bedoeld in artikel 30, niet tijdig, niet volledig, of niet volgens de in de toelichting bij het formulier vermelde richtlijnen is ingevuld, of als dit niet vergezeld gaat van de in de toelichting bij het formulier voorgeschreven documentatie en informatie.

  • 2. Het bestuur toetst aan de hand van het aanvraagformulier of de aanvrager voldoet aan de voorwaarden die deze regeling stelt.

  • 3. Wanneer de aanvrager hieraan niet voldoet, beslist het bestuur de aanvraag op formele gronden niet in behandeling te nemen.

  • 4. Het bestuur beslist op formele gronden een aanvraag voor een startstipendium, bijdrage werkbudget, studiebeurs, publicatiesubsidie of een praktijksubsidie niet in behandeling te nemen indien deze wordt ingediend binnen 12 maanden na de datum waarop het bevoegd adviesorgaan een negatief advies over een eerdere aanvraag voor een subsidie heeft uitgebracht, op grond van artikel 11 lid 2, artikel 22 lid 2, artikel 24 lid 2 of artikel 27 lid 2 tenzij het een aanvraag voor een bijdrage werkbudget betreft met een ander plan dan de aanvraag, waarover het negatieve advies is uitgebracht.

  • 5. Het bestuur beslist op formele gronden een aanvraag voor een basisstipendium niet in behandeling te nemen indien deze wordt ingediend binnen 12 maanden na de datum waarop het bevoegd adviesorgaan een negatief advies als bedoeld in artikel 18 lid 3 heeft uitgebracht.

  • 6. Het bestuur beslist op formele gronden een aanvraag niet in behandeling te nemen voordat het verslag van een over een eerdere periode verstrekte subsidie is goedgekeurd, tenzij er naar het oordeel van het bestuur zwaarwegende omstandigheden zijn.

HOOFDSTUK VII BESLISSING

Artikel 32

  • 1. Geen subsidie wordt verstrekt dan na een voorafgaand positief advies van het bevoegd adviesorgaan.

  • 2. Van het in het eerste lid van dit artikel bepaalde kan worden afgeweken indien het bevoegd adviesorgaan een negatief advies over de aanvraag heeft uitgebracht maar positief adviseerde over de artistieke prestaties van de aanvrager.

  • 3. Over aanvragen die aan de Commissie Stimuleringssubsidies of worden voorgelegd beslist het bestuur zo spoedig mogelijk maar maximaal binnen dertien weken na indiening van de complete aanvraag. Over aanvragen die aan een Speciale Commissie worden voorgelegd beslist het bestuur zo spoedig mogelijk, maar maximaal binnen 13 weken na indiening nadat de Speciale Commissie advies heeft uitgebracht over de aanvraag. De in dit lid genoemde termijn bedraagt 22 weken indien over de aanvraag advies wordt ingewonnen of een nader onderzoek wordt ingesteld.

  • 4. Het bestuur doet van een beslissing schriftelijk mededeling aan de aanvrager op wie de beslissing betrekking heeft.

  • 5. Het bestuur zendt de aanvrager een afschrift van het advies van het bevoegd adviesorgaan tezamen met zijn beslissing op de aanvraag.

  • 6. Aan de verlening van een stimuleringssubsidie kunnen geen rechten worden ontleend met betrekking tot de honorering van een volgende aanvraag.

HOOFDSTUK VIII BEVOORSCHOTTING

Artikel 35

  • 1. Een startstipendium, een bijdrage werkbudget, een studiebeurs, een publicatiesubsidie en een praktijksubsidie worden als voorschot uitgekeerd, binnen zes weken na de positieve beslissing, als bedoeld in artikel 34.

  • 2. Verstrekkingen op grond van een toegekend basisstipendium vinden plaats bij wijze van voorschot.

  • 3. De bij wijze van voorschot verleende subsidie bedraagt maximaal 90% van het subsidiebedrag. De resterende 10% zal na goedkeuring van het in dit artikel bedoelde inhoudelijke en financiële verslag worden uitbetaald.

  • 4. De subsidie wordt verleend onder de verplichting dat de aanvrager de documentatie, behorende bij de subsidieaanvraag, het verslag en de documentatie behorende bij dit verslag aan het bestuur in eigendom overdraagt en aan het bestuur het recht toekent om het verslag of delen daarvan alsmede de documentatie te publiceren of anderszins openbaar te maken.

HOOFDSTUK IX VERSLAGLEGGING EN FINANCIËLE VERANTWOORDING

Artikel 36

  • 1. Degene aan wie een startstipendium of een praktijksubsidie is verstrekt dient opgaaf te doen van zijn genoten inkomen over het jaar of de jaren waarin de periode valt waarover de subsidie is verstrekt. Deze opgaaf dient zo spoedig mogelijk na afloop van het jaar waarin de periode eindigt, doch uiterlijk vóór 15 juli van het daaropvolgende jaar te geschieden.

  • 2. Indien de aanvrager bedoeld in het eerste lid van dit artikel, aangifte doet op grond van de Wet op de Ib 2001dient voor de opgave van het inkomen als bedoeld in het vierde lid een fotokopie van de aangifte(n) te worden verstrekt, alsmede een fotokopie van de aanslag(en), zodra deze door de aanvrager ontvangen is.

  • 3. Indien het belastbaar inkomen van de kunstenaar in het jaar of de jaren waarin de periode valt waarover aan hem het startstipendium of een praktijksubsidie zich uitstrekt hoger blijkt te zijn dan het bedrag bedoeld in artikel 10 eerste lid of artikel 25 derde lid beslist het bestuur het meerdere bedrag van de kunstenaar terug te vorderen.

  • 4. Het bestuur heeft het recht om, indien een verlening van een basisstipendium heeft plaatsgevonden met toepassing van artikel 14 vierde lid en indien de hoogte van het feitelijk inkomen in het jaar van verlening of het daaropvolgende jaar hoger is dan het inkomen zoals bedoeld in artikel 14, eerste lid, de verlening in te trekken en eventueel uitbetaalde verstrekkingen terug te vorderen.

  • 5. Degene aan wie een basisstipendium is toegekend dient, indien het bestuur daarom verzoekt opgaaf te doen van zijn inkomen over het jaar waarin de verlening heeft plaatsgevonden en/of een of meerdere verstrekkingen op grond van de verlening hebben plaatsgevonden. Deze opgaaf dient zo spoedig mogelijk na afloop van dat jaar doch uiterlijk vóór 15 juli van het daar opvolgende jaar te geschieden. Indien de aanvrager aangifte doet op grond van de Wet op de Ib 2001 dient voor de opgave van het inkomen bedoeld in dit artikel een kopie van de aangifte te worden verstrekt alsmede een kopie van de definitieve aanslag, zodra deze door de aanvrager ontvangen is.

  • 6. Indien de opgave als bedoeld in het achtste lid van dit artikel niet tijdig wordt ingediend heeft het bestuur het recht, tot het moment waarop de opgave alsnog is ingediend, verdere verstrekkingen op te schorten en/of reeds uitbetaalde verstrekkingen terug te vorderen.

  • 7. Degene aan wie een flexibele bijdrage werkbudget of een studiebeurs is toegekend dient een overzicht van de gedane uitgaven en de verkregen inkomsten, zoveel mogelijk gestaafd met bewijsstukken in te dienen.

  • 8. Degene aan wie een subsidie is verstrekt dient tevens binnen twee maanden na de door het bestuur gesubsidieerde periode een verslag over de verrichte werkzaamheden in te dienen, voorzien van deugdelijke visuele documentatie.

  • 9. De subsidie wordt definitief vastgesteld na ontvangst van de in de voorgaande leden genoemde bescheiden, voor zover van toepassing.

  • 10. Indien de subsidie niet definitief kan worden vastgesteld, doordat de aanvrager niet voldoet aan de in dit artikel genoemde voorwaarden zal de toekenning worden ingetrokken. Reeds betaalde verstrekkingen kunnen worden verrekend dan wel worden teruggevorderd.

HOOFDSTUK X BEZWAAR

Artikel 37

Tegen een beslissing op grond van artikel 34 en 36 is bezwaar mogelijk, zoals bedoeld in artikel 56 van het huishoudelijk reglement.

HOOFDSTUK XI SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 38

In gevallen waarin de wet, de statuten of dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 39

Het bestuur kan, gehoord het bevoegd adviesorgaan, gemotiveerd van dit reglement afwijken.

Artikel 40

  • 1. De Nieuwe Regeling Basissubsidie wordt met ingang van 1 januari 2009 ingetrokken. Op aanvragen voor een basissubsidie die op grond van de Nieuwe Regeling Basissubsidie voor 1 januari 2009 zijn ingediend blijft voornoemde regeling van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De Nieuwe Regeling Stimuleringssubsidies wordt met ingang van 1 januari 2009 ingetrokken. Op aanvragen voor een stimuleringssubsidie, die op grond van de Nieuwe Regeling Stimuleringssubsidies zijn ingediend voor 1 januari 2009 zijn ingediend blijft voornoemde regeling van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De Regeling Bemiddelaarsubsidies wordt met ingang van 1 januari 2009 ingetrokken. Op aanvragen voor een bemiddelaarsubsidie die op grond van de Regeling Bemiddelaarsubsidies voor 1 januari 2009 zijn ingediend blijft voornoemde regeling van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De wijzigingen in deze regeling treden op 1 januari 2011 in werking. Studiebeurzen kunnen tot 1 maart 2011 worden aangevraagd.

Artikel 41

Deze regeling kan worden aangehaald als de Regeling Stimuleringssubsidies 2 en treedt op 1 januari 2011 in werking.

Deze regeling zal worden gepubliceerd in de Staatscourant.

Naar boven