ARTIKEL I
De Regeling voertuigen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 worden in de alfabetische ordening ingevoegd:
- elektrisch aangedreven voertuig:
een motorvoertuig, uitsluitend aangedreven door een elektromotor waarvan de tractie-energie wordt geleverd door een in het
motorvoertuig geïnstalleerde tractiebatterij;
- elektrische aandrijflijn:
het elektrische circuit, bestaande uit:
1. de tractiebatterij;
2. de elektronische omzetters;
3. de tractiemotoren;
4. het laadcircuit;
5. de kabelset en de connectoren; en
6. de elektronische hulpapparatuur;.
- hybride elektrisch voertuig:
een motorvoertuig met ten minste twee verschillende energie-omzetters en ten minste twee verschillende energie-opslagsystemen
aan boord ten behoeve van de mechanische aandrijving van het voertuig, waarbij in ieder geval energie wordt geput uit een
opslagvoorziening voor elektrische energie of kracht;.
B
Aan artikel 3.1 wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:
4. Met een nationale typegoedkeuring, een nationale kleine serie typegoedkeuring of een individuele goedkeuring als bedoeld
in deze regeling wordt gelijkgesteld een verklaring van goedkeuring, afgegeven door een onafhankelijke keuringsinstelling
in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij
is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, welke verklaring is afgegeven op basis
van onderzoekingen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen
wordt nagestreefd.
C
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na ‘met uitzondering van de inbouw van’ ingevoegd: een elektrische aandrijflijn of.
2. In het tweede lid wordt na ‘Op de inbouw van’ ingevoegd: een elektrische aandrijflijn of.
D
Aan artikel 6.3 worden na het vierde lid twee leden toegevoegd, luidende:
5. Een personenauto, bedrijfsauto of bus moet bij wijziging in de constructie tevens voldoen aan artikel 3, onderdeel b, van
bijlage IX, hoofdstuk 3, voor zover dit naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer noodzakelijk is met het oog op het verkeersveilig
gebruik van het voertuig.
6. Voor zover dit naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer noodzakelijk is met het oog op het verkeersveilig gebruik van het
voertuig, moet een motorfiets, bromfiets of driewielig motorrijtuig bij wijziging in de constructie tevens voldoen aan artikel
6 van bijlage IX, hoofdstuk 5, titel 2.
E
Onder vernummering van artikel 1 van bijlage IIIA, behorende bij artikel 3.2, derde lid, tot artikel 2 wordt een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 1
In deze bijlage wordt verstaan onder:
- VN/ECE-reglement 100:
reglement nr. 100 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) inzake uniforme voorschriften
voor de goedkeuring van elektrische voertuigen wat de specifieke voorschriften inzake constructie, functionele veiligheid
en emissie van waterstof betreft.1
F
Artikel 2 (nieuw) van bijlage IIIA, behorende bij artikel 3.2, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Voertuigen van de voertuigcategorieën M en N moeten voor het verkrijgen
van een nationale kleine serie typegoedkeuring tevens voldoen aan artikel 3, onderdeel b, van bijlage IX, hoofdstuk 3, voor
zover dit naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer noodzakelijk is met het oog op het verkeersveilig gebruik van die voertuigen.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Elektrisch aangedreven en hybride elektrische voertuigen van de voertuigcategorieën M en N dienen voor het verkrijgen van
een nationale kleine serie typegoedkeuring tevens te voldoen aan VN/ECE-reglement 100 en bijlage IV, behorende bij artikel
3.7, annex 4.
G
Onder vernummering van artikel 1 van bijlage IIIB, behorende bij artikel 3.3, tweede lid, tot artikel 2 wordt een artikel
ingevoegd, luidende:
Artikel 1
In deze bijlage wordt verstaan onder:
- VN/ECE-reglement 100:
reglement nr. 100 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) inzake uniforme voorschriften
voor de goedkeuring van elektrische voertuigen wat de specifieke voorschriften inzake constructie, functionele veiligheid
en emissie van waterstof betreft.2
H
Artikel 2 (nieuw) van bijlage IIIB, behorende bij artikel 3.3, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Zij moeten voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring
tevens voldoen aan artikel 6, van bijlage IX, hoofdstuk 5, titel 2, voor zover dit naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer
noodzakelijk is met het oog op het verkeersveilig gebruik van die voertuigen.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Elektrisch aangedreven en hybride elektrische voertuigen van de voertuigcategorie L moeten voor het verkrijgen van een nationale
kleine serie typegoedkeuring tevens te voldoen aan VN/ECE-reglement 100 en bijlage IV, behorende bij artikel 3.7, annex 4.
I
Onder vernummering van artikel 1 van bijlage IIID, behorende bij artikel 3.11, tot artikel 2 wordt een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 1
In deze bijlage wordt verstaan onder:
- VN/ECE-reglement 100:
reglement nr. 100 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) inzake uniforme voorschriften
voor de goedkeuring van elektrische voertuigen wat de specifieke voorschriften inzake constructie, functionele veiligheid
en emissie van waterstof betreft.3
J
Artikel 2 (nieuw) van bijlage IIID, behorende bij artikel 3.11, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Voertuigen voor speciale doeleinden van de voertuigcategorieën M en
N moeten voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring tevens voldoen aan artikel 3, onderdeel b, van
bijlage IX, hoofdstuk 3, voor zover dit naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer noodzakelijk is met het oog op het verkeersveilig
gebruik van die voertuigen.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Elektrisch aangedreven en hybride elektrische voertuigen voor speciale doeleinden van de voertuigcategorieën M en N moeten
voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring tevens voldoen aan VN/ECE-reglement 100 en bijlage IV,
behorende bij artikel 3.7, annex 4.
K
Artikel 1 van bijlage IV, behorende bij artikel 3.7, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden voor ‘richtlijn 77/541/EEG’ de volgende richtlijn en de daarbij horende begripsomschrijving ingevoegd:
- richtlijn 72/245/EEG:
richtlijn nr. 72/245/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 juni 1972 betreffende door voertuigen veroorzaakte
radiostoring (elektromagnetische comptabiliteit) (PbEG L 152);.
2. In het eerste lid worden na de begripsomschrijving van ‘richtlijn 77/541/EEG’ de volgende richtlijn en de daarbij horende
begripsomschrijving ingevoegd:
- richtlijn 97/24/EG:
richtlijn nr. 97/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juni 1997 betreffende bepaalde onderdelen
of eigenschappen van motorvoertuigen op twee of drie wielen (PbEG L 226);.
3. In het tweede lid worden na de begripsomschrijving van ‘VN/ECE-reglement 52’ het volgende reglement en de daarbij horende
begripsomschrijving ingevoegd:
- VN/ECE-reglement 100:
reglement nr. 100 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) - Uniforme voorschriften voor
de goedkeuring van elektrische voertuigen wat de specifieke voorschriften inzake constructie, functionele veiligheid en emissie
van waterstof betreft;4.
L
In bijlage IV, behorende bij artikel 3.7, wordt na artikel 7 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8
1. Voertuigen van de voertuigcategorieën M en N moeten voor het verkrijgen van een individuele goedkeuring voor toelating tot
het verkeer op de weg tevens voldoen aan artikel 3, onderdeel b, van bijlage IX, hoofdstuk 3, voor zover dit naar het oordeel
van de Dienst Wegverkeer noodzakelijk is met het oog op het verkeersveilig gebruik van die voertuigen.
2. Voertuigen van de voertuigcategorie L moeten voor het verkrijgen van een individuele goedkeuring voor toelating tot het verkeer
op de weg tevens te voldoen aan artikel 6 van bijlage IX, hoofdstuk 5, titel 2, voor zover dit naar het oordeel van de Dienst
Wegverkeer noodzakelijk is met het oog op het verkeersveilig gebruik van die voertuigen.
3. Elektrisch aangedreven en hybride elektrische voertuigen van de voertuigcategorieën M en N moeten voor het verkrijgen van
een individuele goedkeuring voor toelating tot het verkeer op de weg tevens voldoen aan:
a. richtlijn 72/245/EEG, zoals die luidde op de datum van de aanvraag van de goedkeuring;
b. VN/ECE-reglement 100, zoals dat luidde op de datum van de aanvraag van de goedkeuring, voor wat betreft de elektrische aandrijflijn;
en
c. annex 4, behorende bij bijlage IV.
4. Elektrisch aangedreven en hybride elektrische voertuigen van de voertuigcategorie L moeten voor het verkrijgen van een individuele
goedkeuring voor toelating tot het verkeer op de weg tevens voldoen aan:
a. hoofdstuk 8 van richtlijn 97/24/EG, zoals dat luidde op de datum van de aanvraag van de goedkeuring;
b. VN/ECE-reglement 100, zoals dat luidde op de datum van de aanvraag van de goedkeuring, voor zover het de elektrische aandrijflijn
betreft; en
c. annex 4, behorende bij bijlage IV.
M
Aan bijlage IV wordt een annex toegevoegd, luidende:
Annex 4, behorende bij bijlage IV
Individuele toelatingseisen voor elektrisch aangedreven en hybride elektrische voertuigen van de voertuigcategorie M, N en
L
Artikel 1
Voorafgaand aan het verkrijgen van een goedkeuring voor toelating tot het verkeer op de weg overlegt de aanvrager van de goedkeuring
documentatie over de elektrische aandrijflijn aan de Dienst wegverkeer.
Artikel 2
1. De hoogspanningskabels:
2. De energieopslagsystemen worden niet in het passagierscompartiment geplaatst, tenzij deze goed zijn afgeschermd.
3. Het voertuig moet zijn voorzien van een voorziening waarmee de hoogspanning kan worden uitgeschakeld.
4. De onderdelen van de elektrische aandrijflijn en de bekabeling vormen niet het laagste punt van het voertuig, waarbij de
wielen buiten beschouwing worden gelaten.
5. De tractiebatterij moet deugdelijk bevestigd zijn.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2011.
TOELICHTING
Algemeen
De onderhavige regeling wijzigt de Regeling voertuigen zodanig, dat aan elektrisch aangedreven en hybride elektrische personenauto’s,
bedrijfsauto’s, bussen, motorfietsen, bromfietsen en driewielige motorrijtuigen specifieke aanvullende eisen kunnen worden
gesteld voorafgaand aan de afgifte van een nationale kleine serie typegoedkeuring, een individuele goedkeuring of een goedkeuring
van een wijziging in de constructie van een reeds geregistreerd voertuig.
Met de opkomst van de elektrische auto is in de afgelopen jaren een snelgroeiende nichemarkt ontstaan van bedrijven die elektrisch
aangedreven voertuigen produceren of conventioneel aangedreven voertuigen ombouwen naar voertuigen met een elektrische aandrijving.
Personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen, motorfietsen, bromfietsen en driewielige motorrijtuigen waarvoor geen EG-typegoedkeuring
is afgegeven, dienen te beschikken over een nationale kleine serie typegoedkeuring, een individuele goedkeuring of een goedkeuring
van een wijziging in de constructie, voordat ze kunnen worden toegelaten tot het Nederlandse verkeer.
Voorheen waren de nationale toelatingseisen gericht op voertuigen met verbrandingsmotoren. De Regeling voertuigen bevatte
slechts zeer beperkte eisen ten aanzien van de elektrische installatie en omvatte geen specifieke eisen voor elektrisch aangedreven
of hybride elektrische voertuigen.
Uit een inventarisatie is gebleken dat aan de toelating van elektrisch aangedreven en hybride elektrische voertuigen tot het
verkeer specifieke veiligheidsrisico’s verbonden zijn. Het belangrijkste risico bleek ondeugdelijke en onherkenbare elektrische
bedrading met hoge voltages te zijn. Dergelijke elektrische bedrading vormt een gevaar voor monteurs, verkeersdeelnemers en
hulpverleners die in het wegverkeer werkzaam zijn.
Met de aanvullende toelatingseisen uit de onderhavige regeling is getracht deze veiligheidsrisico’s af te dekken.
Verder verkrijgt de Dienst Wegverkeer op grond van deze wijzigingsregeling de bevoegdheid om te oordelen dat een voertuig
bij de nationale kleine serie typegoedkeuring, de individuele goedkeuring en bij de keuring na een wijziging in de constructie
eveneens moet voldoen aan bepaalde eisen ten aanzien van het weggedrag. Hiertoe is de dienst slechts bevoegd, indien hij dit
onderzoek naar het weggedrag noodzakelijk acht met het oog op het verkeersveilig gebruik van het te keuren (type) voertuig.
De Dienst wegverkeer zal in een beleidsregel het beleid ten aanzien van het gebruik van deze nieuwe bevoegdheid beschrijven.
Bij de ontwikkeling van dit beleid zal in ieder geval de kennis betrokken worden over de invloed die de inbouw van een elektrische
aandrijflijn of een andere grootschalige wijziging kan hebben op het zwaartepunt en de gewichtsverdeling van een voertuig
en daarmee op het weggedrag van dat voertuig.
In de onderhavige regeling wordt verwezen naar VN/ECE-reglement 100. Een Nederlandstalige versie van dit reglement van de
Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) is opgenomen in Publicatieblad L 45 van de Europese Unie
van 14 februari 2009.
Een ontwerp van deze regeling is op 19 oktober 2010 gemeld aan de Europese Commissie ter voldoening aan artikel 8, eerste
lid, van richtlijn nr. 98/34/EG (notificatienummer 2010/0688/NL).
Deze ministeriële regeling heeft bedrijfseffecten voor de 15 grote ‘ombouwbedrijven’ en de naar schatting 35 ‘zelf-ombouwers’.
Naar verwachting bedragen de extra kosten van de nationale goedkeuring als gevolg van de aanvullende eisen uit deze ministeriële
regeling € 750–€ 3000 per (type) motorvoertuig. Ook zullen de bedrijfseffecten voor die grote ombouwbedrijven meevallen, doordat
zij bij de ombouw vaak componenten of systemen gebruiken, die reeds zijn goedgekeurd voor de toelating tot het verkeer.
Verkeersdeelnemers, monteurs en in het wegverkeer werkzame hulpverleners zijn gebaat bij een spoedige inwerkingtreding van
deze regeling, omdat hierdoor de hoogspanningskabels van tot het Nederlandse verkeer toegelaten elektrisch aangedreven en
hybride elektrische voertuigen gemakkelijker herkenbaar worden en daarmee ongevallen zullen kunnen worden voorkomen. Om deze
reden is ervoor gekozen om de onderhavige ministeriële regeling toch in werking te laten treden op het eerste vaste verandermoment
na de publicatie, hoewel de publicatiedatum minder dan twee maanden voor dat eerstvolgende vaste verandermoment ligt.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A (wijziging van artikel 1.1 van de Regeling voertuigen)
Dit onderdeel voegt aan de Regeling voertuigen definities toe van de begrippen ‘elektrisch aangedreven voertuig’, ‘elektrische
aandrijflijn’ en ‘hybride elektrisch voertuig’. De betreffende definities corresponderen met definities uit richtlijn 2007/46/EG1 en VN/ECE-reglement 100.2
Onder het begrip ‘elektronische omzetters’, dat voorkomt in de definitie van ‘elektrische aandrijflijn’, worden onder meer
verstaan: het ingebouwde laadapparaat, de elektronische regeling van de tractiemotor en de DC/DC-omzetter. Met het begrip
‘de elektronische hulpapparatuur’, eveneens uit de definitie van ‘elektrische aandrijflijn’, worden onder meer de voorruitontwaseming
en de stuurbekrachtiging bedoeld.
Artikel I, onderdeel B (wijziging van artikel 3.1 van de Regeling voertuigen)
Dit onderdeel bevat een zogenoemde wederzijdse erkenningsbepaling. Hierin wordt bepaald dat de verklaring van een keuringsinstelling
uit een andere EU-lidstaat dat zij een nationale goedkeuring heeft afgegeven voor een (type) motorvoertuig, op basis van onderzoek
dat van een gelijkwaardig beschermingsniveau is als het onderzoek door de RDW, wordt gelijkgesteld met de Nederlandse nationale
typegoedkeuring, nationale kleine serie typegoedkeuring of individuele goedkeuring. Een dergelijke gelijkstelling heeft tot
gevolg dat motorvoertuigen die reeds op basis van een nationale goedkeuring zijn toegelaten tot het verkeer in een andere
EU-lidstaat, tot het Nederlandse wegverkeer worden toegelaten zonder voorafgaande goedkeuring van de Dienst Wegverkeer.
Artikel I, onderdeel C (wijziging van artikel 6.2, eerste en tweede lid, van de Regeling voertuigen)
Door middel van dit onderdeel is in de Regeling voertuigen bepaald dat de inbouw van een elektrische aandrijflijn in een reeds
gekentekend voertuig dient te voldoen aan de eisen zoals die luidden op de datum van de aanvraag van de goedkeuring om opnieuw
tot het verkeer op de weg te worden toegelaten. Voorheen diende een dergelijke wijziging in de constructie te voldoen aan
de eisen zoals die luidden ten tijde van de ingebruikname van het voertuig. Ter verhoging van de verkeersveiligheid is het
noodzakelijk om de hier bedoelde wijziging van een voertuig aan de meest recente eisen te toetsen.
Deze systematiek komt overeen met die ten aanzien van de toelating tot het verkeer van reeds gekentekende voertuigen waarin
een LPG- of CNG-installatie is gebouwd.
Artikel I, onderdelen D, F, H, J en L
(wijziging van artikel 6.3, wijziging van artikel 1, eerste lid, van bijlage IIIA, behorende bij artikel 3.2, derde lid, wijziging
van artikel 1, eerste lid, van bijlage IIIB, behorende bij artikel 3.3, tweede lid, en wijziging van artikel 1, eerste lid,
van bijlage IIID, behorende bij artikel 3.11, van de Regeling voertuigen en invoeging van artikel 8, eerste en tweede lid,
van bijlage IV, behorende bij artikel 3.7, aan de Regeling voertuigen)
Door middel van deze onderdelen is in de Regeling voertuigen bepaald dat – indien de Dienst Wegverkeer het noodzakelijk acht
met het oog op het verkeersveilig gebruik van het voertuig – voertuigen bij de nationale kleine serie typegoedkeuring, de
individuele goedkeuring en bij de keuring na een wijziging in de constructie eveneens moeten voldoen aan eisen ten aanzien
van het weggedrag.
De Dienst Wegverkeer zal een beleidsregel met betrekking tot deze nieuwe bevoegdheid opstellen.
Artikel I, onderdelen E, G en I
Door middel van deze onderdelen is een begripsomschrijving van VN/ECE-reglement 100 toegevoegd aan de bijlagen IIIA, IIIB
en IIID bij de Regeling voertuigen.
Artikel I, onderdelen F, H, J en L
(wijziging van artikel 1 van bijlage IIIA, behorende bij artikel 3.2, derde lid, wijziging van artikel 1 van bijlage IIIB,
behorende bij artikel 3.3, tweede lid, en wijziging van artikel 1 van bijlage IIID, behorende bij artikel 3.11, van de Regeling
voertuigen en invoeging van artikel 8, derde en vierde lid, van bijlage IV, behorende bij artikel 3.7, aan de Regeling voertuigen)
Door middel van deze onderdelen is in de Regeling voertuigen bepaald dat elektrisch aangedreven en hybride elektrische voertuigen
van de voertuigcategorieën M, N en L voorafgaande aan de toelating tot het verkeer op de weg dienen te voldoen aan bepaalde
eisen. Deze eisen, VN/ECE-reglement 100 en enkele nationale eisen, bieden een minimale waarborg dat een voertuig met een elektrische
aandrijflijn veilig aan het verkeer kan deelnemen.
Artikel I, onderdeel K (wijziging van artikel 1 van bijlage IV, behorende bij artikel 3.7)
Door middel van dit onderdeel zijn de begripsomschrijvingen van ‘richtlijn 72/245/EEG’, ‘97/24/EEG’ en ‘VN/ECE-reglement 100’
aan bijlage IV bij de Regeling voertuigen toegevoegd.
Artikel I, onderdeel M (invoeging van annex 4, behorende bij bijlage IV, aan de Regeling voertuigen)
Door middel van dit onderdeel wordt er bij de nationale kleine serie typegoedkeuring, de individuele goedkeuring en een wijziging
in de constructie van elektrisch aangedreven voertuigen en hybride elektrische voertuigen van de voertuigcategorieën M, N
en L een aantal aanvullende eisen gesteld.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.