ARTIKEL I
De Regeling zorgverzekering wordt als volgt aangepast:
A
In de artikelen 2.12, 2.13, 2.14, 2.15, 2.16, 2.19, 2.22, 2.23, 2.24, 2.26, 2.29, 2.30, 2.31, 2.33, 2.34 en 2.35 wordt ‘artikel
2.6, eerste lid’ telkens vervangen door: artikel 2.6.
B
Artikel 3.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘Het College zorgverzekeringen merkt kHet College van zorgverzekeringen merkt’ vervangen door: Het
College zorgverzekeringen merkt.
2. In het achtste lid wordt ‘bedoeld in artikel 7, onderdeel a’ vervangen door: bedoeld in het zevende lid, onderdeel a.
C
Artikel 6.3.1, zesde lid, vervalt, waarna het zevende tot en met tiende lid worden vernummerd tot zesde tot en met negende
lid.
D
In artikel 6.3.3, eerste lid, wordt ‘het zevende tot en met het negende lid van artikel 6.3.1’ vervangen door: het zesde tot
en met het achtste lid van artikel 6.3.1.
E
In artikel 6.3.7 wordt ‘artikel 96’ vervangen door: artikel 69, derde lid,.
F
In hoofdstuk 6 wordt na paragraaf 4 een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 4a. De bestanden waarmee onverzekerden worden opgespoord
Artikel 6.4a.1
De bestanden, bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet zijn:
a. het bestand van personen die verzekerd zijn op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
b. het bestand met personen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Zorgverzekeringswet;
c. het bestand met personen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet;
d. het bestand van personen die op grond van een zorgverzekering verzekerd zijn.
G
In artikel 6.5.1, eerste lid, wordt na ‘de Toeslagenwet,’ ingevoegd: de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen,.
H
Artikel 6.5.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘artikel 18e, zesde lid, van de Zorgverzekeringswet’ vervangen door ‘artikel 18f, zesde lid, van
de Zorgverzekeringswet’ en wordt ‘deverzekeringnemeruit’ vervangen door: de verzekeringnemer uit.
2. In het tweede lid wordt ‘artikel 18e, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet’ vervangen door: artikel 18f, tweede lid, van
de Zorgverzekeringswet.
I
In artikel 6.5.3 wordt ‘in de artikelen 18e, tweede of zesde lid, van de Zorgverzekeringswet’ vervangen door: in artikel 18f,
tweede of zesde lid, van de Zorgverzekeringswet.
J
In artikel 6.5.4, eerste lid, wordt ‘een wanbetalersbijdrage’ vervangen door: een bijdrage.
K
In artikel 7.1, eerste lid, wordt ‘die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de zorgverzekering of van de Zorgverzekeringswet’
vervangen door: die voor een zorgverzekeraar noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de zorgverzekering of van de Zorgverzekeringswet.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 maart 2011.
TOELICHTING
Algemeen
De Regeling zorgverzekering wordt gewijzigd in verband met de inwerkingtreding van de Wet van 26 februari 2011 tot wijziging
van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Zorgverzekeringswet, houdende maatregelen tot opsporing en verzekering van
personen die ondanks hun verzekeringsplicht geen zorgverzekering hebben en beperking van het aantal zorgverzekeringen tot
één per verzekeringsplichtige (opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering). Deze wet bevat maatregelen om onverzekerden
op te sporen, aan te schrijven, te beboeten en uiteindelijk ambtshalve te verzekeren. Deze taken worden aan het College zorgverzekeringen
(CVZ) opgedragen. Om te voorkomen dat betrokkenen onmiddellijk na ambtshalve verzekering hun premie niet betalen, zal gedurende
het eerste jaar door het CVZ een bestuursrechtelijke premie worden geheven, die in de plaats komt van de nominale premie die
volwassen verzekeringsplichtigen die zichzelf hebben verzekerd, aan hun zorgverzekeraar betalen. De wijze waarop deze premie
wordt geheven en geïnd is vergelijkbaar is met die waarop de bestuursrechtelijke premie van structurele wanbetalers wordt
geheven en geïnd, met dien verstande dat de maandelijkse premie voor ambtshalve verzekerden 100% van de tot een maandbedrag
herleide standaardpremie als bedoeld in de Wet op de zorgtoeslag (Wzt) bedraagt, terwijl wanbetalers 130% van dit bedrag betalen.
Een en ander betekent dat de ambtshalve verzekerde gedurende het eerste jaar van zijn verzekering een bestuursrechtelijke
premie verschuldigd zal zijn die zo mogelijk door middel van bronheffing zal worden geïnd.
Voorliggende regeling bevat technische aanpassingen om dit te realiseren.
Daarnaast wordt in deze regeling bepaald welke bestanden het CVZ vergelijkt om na te gaan welke verzekeringsplichtigen geen
zorgverzekering hebben.
De aangewezen bestanden zijn:
– Het bestand van verzekerden voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Dit bestand wordt opgesteld door de Sociale
verzekeringsbank (SVB). Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet
Suwi), is de SVB ter zake van die verzekerdenadministratie de verantwoordelijke voor de gegevensverwerking in de zin van de
Wet bescherming persoonsgegevens. Ingevolge het zesde lid van dat artikel geschiedt de administratie op basis van het burgerservicenummer
(bsn) van de verzekerden.
– Een bestand afkomstig van het Ministerie van Defensie, waaruit kan worden afgeleid wie militair in werkelijke dienst is en
derhalve op grond van artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Zvw, niet verzekeringsplichtig is. Betrokkenen zijn wel AWBZ-verzekerd,
niet Zvw-verzekeringsplichtig.
– Het ‘Bestand gemoedsbezwaarden’. Dit zijn personen die op grond van de AWBZ en de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv)
door de SVB wegens gemoedsbezwaren op hun verzoek zijn ontheven van de verplichtingen, voortvloeiende uit de AWBZ. Omdat deze
personen desalniettemin wel van rechtswege AWBZ-verzekerd zijn, dienen ze voor de Zvw van de kring van verzekeringsplichtigen
te worden uitgezonderd. Dit gebeurt in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Zvw.
Gemoedsbezwaarden zijn wel AWBZ-verzekerd maar hebben geen rechten en plichten uit die verzekering en zijn niet Zvw-verzekeringsplichtig.
– Het Referentiebestand Verzekerden Zorgverzekeringswet (RBVZ-bestand);
In artikel 3, eerste lid, van de Regeling elektronisch gegevensverkeer Zorgverzekeringswet is bepaald dat de zorgverzekeraar
er zorg voor draagt dat voor elke bij die zorgverzekeraar verzekerde persoon de volgende gegevens worden opgenomen in een
centrale database, die wordt aangeduid als het Referentiebestand Verzekerden Zorgverzekeringswet (RBVZ):
a. het bsn van de verzekerde;
b. het UZOVI-nummer van de betreffende verzekeraar;
c. de begindatum van de verzekering;
d. de einddatum van de verzekering.
Dit bestand bevat dus alle verzekeringsplichtigen die een zorgverzekering hebben.
Door van de groep personen in het AWBZ-bestand de personen, opgenomen in het militairenbestand, het gemoedsbezwaardenbestand
en het RBVZ-bestand ‘af te trekken’, resteert een onverzekerdenbestand. Het opstellen van dit onverzekerdenbestand zal in
de praktijk in opdracht van het CVZ door de SVB worden verricht. Hiertoe zullen deze zelfstandige bestuursorganen een bewerkersovereenkomst
sluiten. Het opstellen van het bestand door de SVB is vanuit privacy-overwegingen minder belastend dan het opstellen van een
dergelijk bestand door het CVZ. In het laatste geval zou de SVB immers het bestand AWBZ-verzekerden (dat structureel overeen
zal komen met ongeveer de gehele bevolking) aan het CVZ moeten verstrekken.
De SVB zal de benodigde gegevens van de onverzekerden aan het CVZ verstrekken. Op basis daarvan verzendt het CVZ aanmaningen
en boetes en verzekert het onverzekerden uiteindelijk ambtshalve.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Met de Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 juli 2008, nr. Z/VU-2864917, houdende wijziging van de Regeling zorgverzekering in verband met de aanpassing van de te verzekeren prestaties
voor het jaar 2009 (Stcrt. 2008, 142), is het tweede lid van artikel 2.6, en daarmee ook de aanduiding ‘1’ voor het overblijvende lid, komen te vervallen. Verzuimd
is echter om in een groot aantal op artikel 2.6 volgende bepalingen, de verwijzing naar artikel 2.6, eerste lid, te vervangen
door een verwijzing naar artikel 2.6. Dit wordt nu alsnog gedaan.
Onderdeel B
Met dit onderdeel worden twee kennelijke verschrijvingen in artikel 3.15 van de Regeling zorgverzekering hersteld.
Onderdelen C en D
Nu de boete voor mensen met verdragsaanspraken die zich te laat bij het CVZ melden, op een vast bedrag is gesteld (zie artikel
69, derde lid), kan artikel 6.3.1, zesde lid, van de Regeling zorgverzekering vervallen.
Onderdeel E
De verwijzing naar artikel 96 Zvw in artikel 6.3.7 wordt, nu dat artikel vervalt, gewijzigd in een verwijzing naar artikel
69, derde lid, Zvw.
Onderdeel F
Verwezen wordt naar het gestelde in het algemene deel van de toelichting.
Onderdeel G
De bestuursrechtelijke premie voor structurele wanbetalers bedraagt 130% van de tot een maandbedrag herleide standaardpremie
als bedoeld in de Wzt. Het CVZ laat een bestuursrechtelijke premie zoveel mogelijk inhouden op het loon, het pensioen of op
de uitkering van de wanbetaler. Inhouden van de gehele wanbetalerspremie op een minimumloongerelateerde uitkering is echter
niet zo verstandig, omdat de uitkeringsgerechtigde daarmee beneden het bestaansminimum zou komen en zich dientengevolge genoopt
zou kunnen zien om voor het bedrag waarmee hij onder het bestaansminimum geraakte (te weten 30% van de tot een maandbedrag
herleide standaardpremie) aanvullende bijstand aan te vragen. Om die reden bevat artikel 6.3.1, eerste lid, van de Regeling
zorgverzekering een opsomming van de (minimumloongerelateerde) uitkeringen waarop het CVZ geen 130% van de tot een maandbedrag
herleide standaardpremie laat inhouden, maar slechts 100% (de resterende 30% wordt met een acceptgiro bij de wanbetaler in
rekening gebracht). Inmiddels is de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen in werking getreden, die in een nieuwe minimumloongerelateerde
uitkering voorziet. Deze wordt met het voorliggende onderdeel aan het rijtje van artikel 6.3.1, eerste lid, toegevoegd.
Onderdelen H en I
Deze wijzigingen zijn het gevolg van het feit dat artikel 18e Zvw met de wet ‘opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering’
is verletterd tot artikel 18f Zvw.
Onderdeel J
Ambtshalve verzekerden zullen op grond van de artikelen 16 en 18e Zvw het eerste verzekeringsjaar geen nominale premie aan
hun zorgverzekeraar verschuldigd zijn, maar een bestuursrechtelijke premie aan het CVZ. Net zoals dat het geval is ten aanzien
van wanbetalers die een bestuursrechtelijke premie betalen, compenseert het CVZ de zorgverzekeraars hiervoor. Een en ander
is uitgewerkt in artikel 6.5.4. Om bovengenoemde redenen dient het in het eerste lid opgenomen woord ‘wanbetalersbijdrage’
vervangen te worden door het woord ‘bijdrage’. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat het derde lid van artikel 6.5.4
slechts voor wanbetalers geldt, terwijl ook de in het zevende lid bedoelde bedragen waarmee de som van de over het kalenderjaar
bevoorschotte bijdragen (i.e. de bijdragen voor wanbetalers èn ambtshalve verzekerden) verhoogd dan wel verlaagd kunnen worden,
slechts betrekking kunnen hebben op wanbetalers.
Onderdeel K
Onder meer ten gevolge van de wet ‘opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering’ krijgt het CVZ ter uitvoering van
de Zvw een aantal taken waarvoor het ook persoonsgegevens dient te verwerken. Door de in onderdeel K voorgestelde toevoeging
wordt geëxpliciteerd dat paragraaf 7.1 eerste lid, van de Regeling zorgverzekering, ziet op de verwerking van persoonsgegevens
door zorgverzekeraars en verstrekking van dergelijke gegevens aan zorgverzekeraars.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers.