TOELICHTING
Algemeen
Met deze subsidieregeling wordt gestimuleerd dat instellingen in de zorg opleidingen verzorgen tot functies waarvoor tekorten
ontstaan of dreigen te ontstaan. De achtergronden van dit stimuleringsbeleid zijn geschetst in de brief van 16 augustus 2010
aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, in de gezamenlijke verklaring van NVZ vereniging van ziekenhuizen
(NVZ), Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en de toenmalige Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport alsmede in de brief behorende bij die gezamenlijke verklaring (Kamerstukken II 29 282, nr. 104). In de gezamenlijke verklaring is voorzien in een jaarlijks evaluatiemoment van dit stimuleringsbeleid. Het beleid betreft
voornamelijk medisch ondersteunend personeel en gespecialiseerde verpleegkundigen in ziekenhuizen, waaronder universitair
medisch centra, maar ook in radiotherapeutische instellingen en dialysecentra. Bij het verzorgen van de desbetreffende opleidingen
speelt de stichting College Zorg Opleidingen (hierna: het CZO) een centrale rol. Het CZO accrediteert de opleidingen en registreert
de studenten en gediplomeerden.
De hoofdlijnen van de subsidieverstrekking zijn als volgt. Er wordt per studiejaar gesubsidieerd. Elk jaar is € 111,7 mln
beschikbaar (prijspeil 2010). De subsidie wordt op aanvraag verleend. Aan het begin van het studiejaar wordt € 46,5 mln aan
voorschotten verstrekt. Na afloop van het studiejaar wordt het beschikbare budget over de instellingen definitief verdeeld
aan de hand van het werkelijk aantal instromers en gediplomeerden. Daarna wordt de subsidie, onder aftrek van het voorschot,
betaald. De definitieve verdeling geschiedt ambtshalve. De subsidie per instromer of gediplomeerde is overigens wel gemaximeerd.
Voor het studiejaar 2010/2011 zijn enkele afwijkingen van deze systematiek noodzakelijk om te zorgen voor aansluiting op bekostiging
per kalenderjaar in 2010.
De administratieve lasten voor de instellingen zijn beperkt tot het indienen van één standaard aanvraagformulier en tot het
controleren van de aantallen instromers en gediplomeerden. Meer concreet verloopt de procedure van subsidieverstrekking doorgaans
als volgt:
1. een instelling met een door het CZO erkende zorgopleiding ontvangt uiterlijk zes weken voor aanvang van het studiejaar een
standaard aanvraagformulier van VWS (15 juni);
2. de instelling zorgt er voor dat VWS het ondertekende aanvraagformulier vóór aanvang van het studiejaar weer terug heeft (31 juli).
Er hoeven geen aantallen instromers of gediplomeerden dan wel subsidiebedragen ingevuld te worden;
3. direct na aanvang van het studiejaar ontvangt de instelling een opgave van het CZO van het aantal instromers en gediplomeerden
in het voorgaande studiejaar (uiterlijk 7 augustus);
4. de instelling controleert de opgave en geeft eventuele correcties uiterlijk binnen een maand na aanvang van het studiejaar
door aan het CZO (31 augustus);
5. het CZO stuurt binnen een week daarna een overzicht van het aantal instromers van opleidingen van twee jaar of langer en van
alle gediplomeerden in het voorafgaande studiejaar aan VWS (7 september);
6. VWS verleent binnen drie maanden na aanvang van het studiejaar een subsidie en een voorschot (31 oktober);
7. gedurende het studiejaar ontvangt de instelling van het CZO driemaal ter controle een opgave van het aantal instromers en
gediplomeerden tijdens het studiejaar;
8. direct na afloop van het studiejaar ontvangt de instelling een opgave van het CZO van het totaal aantal instromers en gediplomeerden
in het studiejaar (7 augustus);
9. de instelling controleert de opgave en geeft eventuele correcties uiterlijk binnen een maand na afloop van het studiejaar
door aan het CZO (31 augustus);
10. het CZO stuurt binnen een week daarna de definitieve opgave van het totaal aantal instromers en gediplomeerden in het studiejaar
aan VWS (7 september);
11. VWS stelt binnen drie maanden na afloop van het studiejaar de subsidie vast (31 oktober).
De stappen 7 tot en met 10 overlappen met de procedure voor de subsidieverstrekking ten behoeve van het daaropvolgende studiejaar.
Immers, de gegevens die gebruikt worden voor het besluit over de vaststelling van de subsidie voor het studiejaar, worden
ook gebruikt voor het besluit over de verlening en de bevoorschotting van de subsidie voor het daaropvolgende studiejaar.
Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat tegen deze besluiten ingevolge de artikelen 7:1 en 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht
(Awb) bezwaar en beroep mogelijk is.
De procedure voor de subsidieverstrekking ten behoeve van het studiejaar 2010/2011 verloopt anders (zie de toelichting op
artikel 9).
Deze wijze van subsidiëren wijkt af van de Subsidieregeling VWS-subsidies. Om die reden is op basis van de Kaderwet VWS-subsidies
deze afzonderlijke subsidieregeling vastgesteld.
Artikelsgewijs
Artikel 1
De opleidingen die op dit moment in aanmerking komen voor subsidie staan vermeld in de bijlage bij de regeling. Het zijn de
opleidingen tot IC-verpleegkundige, IC-neonatologie verpleegkundige, IC-kinderverpleegkundige, kinderverpleegkundige, dialyseverpleegkundige,
oncologieverpleegkundige, SEH-verpleegkundige, obstetrieverpleegkundige, operatieassistent, anesthesiemedewerker, radiodiagnostisch
laborant, radiotherapeutisch laborant en klinisch perfusionist. Het moet gaan om volledige opleidingen die door het CZO zijn
erkend. Een volledige opleiding voldoet aan de eisen van een erkenning, bijvoorbeeld ten aanzien van de studiebelasting en
de verhouding tussen theorie en praktijk. Indien in beperkte mate gebruik wordt gemaakt van vrijstellingen, is nog steeds
sprake van een volledige opleiding. Het mag niet gaan om opleidingen die reeds (deels) gefinancieerd worden uit hoofde van
de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of de Wet educatie en beroepsonderwijs. Indien het opleidingsinstituut
of de deelnemer aan de opleiding voor het volgen van de opleiding op grond van één van de genoemde wetten wordt bekostigd,
is subsidie op grond van deze regeling uitgesloten.
Zoals in de – hierboven onder ‘Algemeen’ genoemde – gezamenlijke verklaring aangegeven, zullen met ingang van 2012 ook andere
opleidingen in aanmerking kunnen komen voor subsidie. In dat geval zal deze regeling worden aangepast.
Alleen algemene ziekenhuizen, academisch ziekenhuizen, radiotherapeutisch instituten en dialysecentra komen voor subsidie
in aanmerking. De theorieaanbieders die bij de opleidingen betrokken zijn, komen niet voor subsidie in aanmerking.
De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van het aantal studenten. Daarbij wordt voor opleidingen die twee of meer
jaar duren een onderscheid gemaakt tussen studenten die beginnen met de opleiding en studenten die de opleiding hebben afgerond.
Bij opleidingen die niet langer dan twee jaar duren, wordt de subsidie uitsluitend berekend op basis van het aantal studenten
dat de opleiding met een diploma heeft afgerond. Zoals hierboven al aangeven, betreft het enkel door het CZO erkende opleidingen.
Alleen studenten aan opleidingen waarvan de erkenning reeds is afgegeven op het moment van aanvang respectievelijk voltooiing
van de opleiding door de student, tellen mee voor het bepalen van de hoogte van het voorschot en de subsidie. Aldus blijven
erkenningen die met terugwerkende kracht zijn verleend, buiten beschouwing.
Vanzelfsprekend wordt er per student maar één keer een subsidie verstrekt voor de aanvang van een zorgopleiding. Studenten
die een zorgopleiding afbreken en later opnieuw beginnen of studenten die de zorgopleiding bij een andere instelling voortzetten,
tellen niet voor een tweede keer als instromer mee voor de subsidiëring op grond van deze regeling. Dat geldt ook als de student
verandert van zorgopleiding.
Uiteraard wordt er per student ook maar één keer een subsidie verstrekt voor het voltooien van een bepaalde zorgopleiding.
Indien een student een tweede diploma behaalt voor een andere zorgopleiding, telt dat wel mee voor de subsidiëring op grond
van deze regeling.
Artikel 2
De subsidie wordt verstrekt per studiejaar. Met de subsidie kunnen de instellingen in het desbetreffende studiejaar opleidingen
verzorgen. De subsidie wordt het eerst verstrekt ten behoeve van het studiejaar 2010/2011.
Artikel 3
De verstrekking van de subsidie start met een aanvraag van de instelling. Het is een eenvoudig aanvraagformulier waarop de
instelling slechts te kennen hoeft te geven in aanmerking te willen komen voor een subsidie op grond van deze regeling. Het
te verwachten aantal instromers en gediplomeerden of het beoogde subsidiebedrag hoeft niet te worden opgegeven. Immers, het
voorschot wordt bepaald aan de hand van het subsidiebedrag ten behoeve van het voorafgaande jaar en de subsidie wordt na afloop
van het studiejaar definitief bepaald aan de hand van het werkelijk aantal instromers en gediplomeerden. De instelling hoeft
het aanvraagformulier alleen maar te ondertekenen, de stukken er bij te voegen waaruit blijkt dat de ondertekenaar bevoegd
is de aanvraag namens de instelling te doen en te zorgen voor een tijdige indiening. Indien er twijfels bestaan over de identiteit
van de instelling of over diens financiële situatie, kunnen er in aanvulling op de aanvraag nadere stukken opgevraagd worden.
Het is alleen mogelijk de aanvraag voorafgaand aan het studiejaar te doen. In verband met de verdeling van het beschikbare
budget over de instellingen en de beschikbare middelen in een begrotingsjaar van het Rijk, is dit een fatale termijn. Aanvragen
die later worden ontvangen, worden niet in behandeling genomen.
Op deze aanvraagtermijn bestaat één uitzondering. Een instelling die bij aanvang van het studiejaar over geen enkele erkenning
van het CZO beschikt, kan gedurende het studiejaar alsnog een erkenning verkrijgen en daarna uiterlijk op de laatste dag van
het studiejaar subsidie aanvragen. In verband met een tijdige afhandeling van alle aanvragen, is ook deze aanvraagtermijn
fataal. Het completeren van eventuele onvolledige aanvragen is eveneens aan strikte termijnen gebonden.
Artikel 4
Op de aanvraag wordt binnen dertien weken beslist. Evenmin als in de aanvraag, worden in de verleningsbeschikking de aantallen
instromers en gediplomeerden of het bedrag van de subsidie vermeld. In een besluit tot verlening van de subsidie wordt aangegeven
dat het bedrag van de subsidie zal worden berekend overeenkomstig de bepalingen van deze regeling, in het bijzonder artikel 7.
Het derde lid stelt buiten twijfel dat er aanvullend op de verplichtingen in deze regeling en die van artikel 4:37 Awb, bij
de subsidieverlening ook andere verplichtingen opgelegd kunnen worden die strekken tot verwezenlijking van het doel van de
subsidie. De tekst is ontleend aan artikel 4:38 Awb.
Voorst is op verleende subsidies ingevolge het vierde lid altijd het begrotingsvoorbehoud van toepassing. Voor strekking en
inhoud van het begrotingsvoorbehoud zij hier kortheidshalve verwezen naar artikel 4:34 van de Awb en de toelichting daarop.
Artikel 5
Aan het begin van het studiejaar worden de voorschotten op verleende subsidies verstrekt. De instellingen hoeven dat niet
afzonderlijk aan te vragen; de voorschotten worden vanzelf verleend. In verband met een tijdige uitkering van de middelen
die voor het verstrekken van voorschotten beschikbaar zijn, wordt uitsluitend een voorschot verstrekt aan instellingen die
vóór aanvang van het studiejaar subsidie hebben aangevraagd. De hoogte van het voorschot is gerelateerd aan de subsidie voor
het vorige studiejaar. Het beschikbare budget voor voorschotten wordt verdeeld over de instellingen evenredig naar het aantal
gediplomeerden en instromers per instelling in het vorige studiejaar. Het voorschot wordt in één keer betaald (vgl. art. 4:87
Awb).
Artikel 6
De instelling waaraan een subsidie is verleend, wordt geacht de volledige, erkende zorgopleidingen te verzorgen en dat doeltreffend
en doelmatig te doen. Daartoe is het nodig de activiteiten weloverwogen aan te sturen en de personele, materiële en financiële
middelen verstandig in te zetten.
Artikel 7
Voor het verstrekken van subsidies is jaarlijks € 111,7 mln (prijspeil 2010) beschikbaar. Dit budget, alsmede de maximum subsidies
per instromer en gediplomeerde, kunnen met ingang van het studiejaar 2010/2011 worden geïndexeerd voor de gangbare loon- en
prijsontwikkeling, waarbij uitgegaan wordt van 70% loongevoelig en 30% prijsgevoelig. Na afloop van het studiejaar worden
de definitieve subsidies berekend door dat budget te verdelen onder de instellingen waaraan subsidie is verleend.
Het CZO registreert welke studenten welke opleiding bij welke instelling in enig studiejaar hebben aangevangen of afgerond.
Op basis van die gegevens wordt de definitieve subsidie berekend. De registratie bij het CZO op 31 augustus na afloop van
het studiejaar is bepalend; dat biedt instellingen voldoende tijd om in samenwerking met het CZO de gegevens over het studiejaar
te completeren en eventueel te corrigeren. Weliswaar is het de student die zich registreert bij het CZO, maar de instelling
wordt geacht er op te kunnen toezien dat correcte registratie daadwerkelijk plaatsvindt.
De subsidie per instromer of gediplomeerde is wel gemaximeerd; de maximumbedragen zijn vermeld in de bijlage bij deze regeling.
Deze bedragen zijn gebaseerd op de kostprijsberekening die de NZa in 2006 voor deze opleidingen heeft uitgevoerd (Bron: NZa,
30-05-2007 kenmerk EGES/pere/CI/07/520). Vervolgens is de gebruikelijke indexatie toegepast waarmee de bedragen op prijspeil
2010 zijn gebracht. Uiteraard wordt daar bij de verdeling van het beschikbare budget rekening mee gehouden.
De verdeling van het budget verloopt in een aantal stappen. Ten eerste is een deel van de beschikbare middelen, te weten 18%,
gereserveerd voor de instroom bij opleidingen van twee jaar of langer; dit zijn de ‘instromers’. De rest, 82%, is bestemd
voor succesvolle uitstroom bij alle opleidingen; dit zijn de ‘gediplomeerden’. De verdeling 18%–82% is gebaseerd op de gemiddelde
verdeling in de jaren 2006 tot en met 2008.
Ten tweede wordt elk van deze beide deelbudgetten verdeeld. Daartoe wordt per deelbudget berekend welk uniform percentage
van de maximumsubsidie per student kan worden verstrekt.
Ten derde wordt per deelbudget bezien of dat percentage hoger is dan 100%. Als dat het geval is, wordt het desbetreffende
deelbudget zo verdeeld dat er voor elke student de maximale subsidie wordt verstrekt. De resterende middelen worden toegevoegd
aan het andere deelbudget, tenzij met dat andere deelbudget ook de maximale subsidie al is bereikt.
Ten vierde wordt, na eventuele overheveling van de resterende middelen, het nieuwe, verhoogde deelbudget opnieuw verdeeld.
Daartoe worden de tweede en de derde stap wederom doorlopen.
Ter illustratie een voorbeeld in vier stappen.
1. Het totale budget bedraagt € 111,7 mln. Daarvan is 82% beschikbaar voor de gediplomeerden van alle 13 opleidingen: € 91,6
mln. En 18% is beschikbaar voor de instromers van de vijf opleidingen die langer dan 2 jaar duren: € 20,1 mln.
2. Als het aantal gediplomeerden bij elk van de 13 opleidingen 135 is, dan is er € 100,7 mln nodig om de maximale subsidie per
gediplomeerde te verstrekken. Het beschikbare budget voor gediplomeerden bedraagt echter € 91,6 mln. Dit is 91% van € 100,7
mln. Dat betekent dat voor elke gediplomeerde van alle 13 opleidingen een subsidie verstrekt wordt van 91% van de maximale
subsidie. Daarmee wordt het volledige beschikbare budget van € 91,6 mln verdeeld.
3. Als het aantal instromers voor elk van de relevante vijf opleidingen 90 is, dan is er € 17,8 mln nodig om de maximale subsidie
per instromer te verstrekken. Dit past binnen het beschikbare budget van € 20,1 mln. Dat betekent dat voor elke instromer
de in bijlage 1 opgenomen maximale subsidie toegekend wordt.
4. Het overschot van € 2,3 mln voor de instromers wordt toegevoegd aan het budget voor de gediplomeerden dat daarmee op € 93,9
mln komt. Dat is 93,3% van de € 100,7 mln die nodig zou zijn om de maximale subsidie per gediplomeerde te verstrekken. Dat
betekent dat voor elke gediplomeerde niet 91% van de maximale subsidie toegekend kan worden, maar 93,3%.
De subsidie wordt in één keer binnen 6 weken na de vaststelling betaald (artikel 4:86 Awb). Vanzelfsprekend wordt de subsidie
verrekend met de voorschotten (artikel 4:95 Awb).
Artikel 8
In beginsel is de beoordeling van een subsidieaanvraag, het verstrekken van voorschotten en de definitieve verdeling van het
budget eenvoudig. De identiteit van de instelling, het bedrag van de ten behoeve van het voorafgaande studiejaar vastgestelde
subsidie en de registratie bij CZO op 31 augustus zijn immers bepalend. Toch kan er aanleiding zijn geen gebruik te maken
van de bevoegdheid een voorschot of subsidie te verstrekken. Zo kunnen er aanwijzingen zijn dat een instelling geen opleidingen
heeft verzorgd of zal verzorgen dan wel dat de opleidingen geheel of gedeeltelijk worden bekostigd uit hoofde van de Wet op
het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of de Wet educatie en beroepsonderwijs. Ook is het mogelijk dat de instelling
niet voldoet aan de voorwaarden die verbonden zijn aan de erkenning van het CZO of dat de instelling de registratie van het
CZO betwist. In dit verband is van belang dat in de administratie van de instelling of door middel van ander onderzoek nagegaan
kan worden aan wie welke opleidingen gegeven zijn of worden en wanneer aan wie een diploma is uitgereikt. Vanwege de centrale
rol van het register van het CZO zijn instellingen verplicht datgene te doen wat redelijkerwijze verlangd kan worden om de
registratie op orde te houden. Dit houdt onder meer in dat de instelling studenten stimuleert om zich te laten registreren.
Ook behelst deze verplichting adequaat te reageren op de periodieke informatie die de instelling van het CZO ontvangt om de
juistheid en volledigheid van de registratie te controleren.
Ten behoeve van de transparantie van de inspanningen die verricht worden voor het geven van ziekenhuisopleidingen, wordt informatie
over de subsidieverstrekking met inachtneming van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) openbaar gemaakt. Daarnaast worden
instellingen geacht mee te werken aan beleidsonderzoek en gegevens aan te leveren voor ramingen van ziekenhuisopleidingen.
Artikel 9
Aangezien deze regeling in de loop van het studiejaar 2010/2011 in werking is getreden kan bij wijze van uitzondering de subsidieaanvraag
voor dit studiejaar ingediend worden tot uiterlijk 31 juli 2011. Tot en met 2010 werden de zorgopleidingen gefinancierd uit
de premies. Het studiejaar 2010/2011 valt deels in die periode. Mede daardoor – en omdat het studiejaar 2010/2011 reeds is
aangevangen – wordt de subsidie voor het studiejaar 2010/2011 op een iets andere manier verstrekt dan gebruikelijk. Ten eerste
is het voorschot aan het begin van het studiejaar niet meer nodig. Ten tweede is het totale budget voor het studiejaar 2010/2011
verlaagd tot 7/12 van het reguliere budget omdat het deel van de zorgopleidingen dat in het kalenderjaar 2010 valt, te weten
de 5 maanden augustus tot en met december, reeds is bekostigd. Ten derde is – om dezelfde reden – het maximale subsidiebedrag
per instromer en gediplomeerde verlaagd tot 7/12 van het reguliere maximum dat in de bijlage is opgenomen.
De procedure voor het verstrekken van de subsidie ten behoeve van het studiejaar 2010/2011 verloopt als volgt:
1. een instelling met een door het CZO erkende zorgopleiding ontvangt uiterlijk 31 maart 2011 een standaard aanvraagformulier
van VWS;
2. de instelling zorgt er voor dat VWS het ondertekende aanvraagformulier uiterlijk op 31 mei 2011 weer terug heeft. Er hoeven
geen aantallen instromers of gediplomeerden dan wel subsidiebedragen ingevuld te worden;
3. VWS verleent uiterlijk 30 juni 2011 een subsidie ten behoeve van het studiejaar 2010/2011;
4. de instelling ontvangt van het CZO na afloop van het eerste kwartaal van 2011 ter controle een opgave van het aantal instromers
en gediplomeerden tijdens het studiejaar 2010/2011;
5. uiterlijk 7 augustus 2011 ontvangt de instelling een opgave van het CZO van het totaal aantal instromers en gediplomeerden
in het studiejaar 2010/2011;
6. de instelling controleert de opgave en geeft eventuele correcties uiterlijk 31 augustus 2011 door aan het CZO;
7. het CZO stuurt uiterlijk 7 september 2011 de definitieve opgave van het totaal aantal instromers en gediplomeerden in het
studiejaar 2010/2011 aan VWS;
8. VWS stelt uiterlijk 31 oktober 2011 de subsidie ten behoeve van het studiejaar 2010/2011 vast.
Artikel 10
Deze bepaling bevat een hardheidsclausule. Er zal met grote terughoudendheid gebruik van worden gemaakt. Het is evenwel niet
op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen voordoen die noodzaken tot afwijken van deze regeling. Het dient
dan wel te gaan om onbillijkheden van overwegende aard. Bovendien mag in die gevallen het belang van de bepaling die buiten
toepassing wordt gelaten of waarvan wordt afgeweken, niet opwegen tegen de gesignaleerde onbillijkheden.
Artikel 11
In afwijking van de vaste verandermomenten treedt deze regeling direct in werking. Deze regeling heeft immers betrekking op
het lopende studiejaar.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers.