Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 24 februari 2011, nr. MEVA/ABA-3051040, houdende regels voor subsidiëring van ziekenhuisopleidingen (Subsidieregeling ziekenhuisopleidingen)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

b. CZO:

stichting College Zorg Opleidingen statutair gevestigd te Utrecht;

c. instelling:

rechtspersoon die een algemeen ziekenhuis, academisch ziekenhuis, radiotherapeutisch instituut of dialysecentrum in stand houdt;

d. studiejaar:

tijdvak dat aanvangt op 1 augustus en eindigt op 31 juli in het daarop volgende kalenderjaar;

e. ziekenhuisopleiding:

opleiding, genoemd in bijlage bij deze regeling, die door de CZO is erkend en die niet geheel of gedeeltelijk wordt bekostigd op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of de Wet educatie en beroepsonderwijs;

f. instromer:

natuurlijke persoon die voor de eerste keer aanvangt met een volledige ziekenhuisopleiding waarvoor op het moment van aanvang door de natuurlijke persoon een erkenning door de CZO is afgegeven;

g. gediplomeerde:

natuurlijke persoon die blijkens een diploma van de CZO met goed gevolg heeft voltooid een volledige ziekenhuisopleiding waarvoor op het moment van voltooiing door de natuurlijke persoon een erkenning door de CZO is afgegeven.

Artikel 2

  • 1. De minister kan met ingang van het studiejaar 2010/2011 aan een instelling een subsidie verstrekken ten behoeve van het verzorgen van een ziekenhuisopleiding.

  • 2. De subsidie wordt per studiejaar verstrekt.

Artikel 3

  • 1. De subsidie wordt op aanvraag verleend.

  • 2. Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 3. De aanvraag wordt uiterlijk voor aanvang van het studiejaar ontvangen.

  • 4. Indien er bij aanvang van het studiejaar geen enkele erkenning door CZO is afgegeven voor een ziekenhuisopleiding van de instelling, wordt de aanvraag in afwijking van het vorige lid uiterlijk op de laatste dag van het studiejaar ontvangen.

  • 5. Een aanvraag die na de termijn, bedoeld in het derde of vierde lid, wordt ontvangen, blijft buiten behandeling.

  • 6. De aanvraag wordt ondertekend door een persoon die bevoegd is de instelling te vertegenwoordigen.

  • 7. Op verzoek van de minister legt de instelling over:

    • a. een afschrift van de oprichtingsakte van de instelling dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

    • b. de laatst opgemaakte jaarrekening dan wel de balans en de staat van kosten en opbrengsten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de instelling op het moment van de aanvraag.

  • 8. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van de beschikking stelt de minister de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag binnen drie weken aan te vullen. De minister besluit de aanvraag niet te behandelen indien de aanvraag binnen die termijn niet of niet voldoende is aangevuld.

Artikel 4

  • 1. De minister besluit binnen dertien weken na aanvang van het studiejaar of, indien het een aanvraag als bedoeld in artikel 3, vierde lid, betreft, binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag over de verlening van de subsidie.

  • 2. Het besluit tot verlening van de subsidie vermeldt de wijze waarop het bedrag van de subsidie wordt bepaald.

  • 3. De minister kan bij de verlening van de subsidie verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 5

  • 1. Indien de aanvraag van de subsidie voor aanvang van het studiejaar is ontvangen, verleent de minister bij het besluit tot verlening van de subsidie ambtshalve tevens een voorschot.

  • 2. Het voorschot wordt bepaald aan de hand het aantal instromers en gediplomeerden in het voorafgaande studiejaar bij de instelling zoals opgenomen in de registratie van de CZO op 31 augustus na het voorafgaande studiejaar.

  • 3. Voor het verlenen van voorschotten is per studiejaar een budget beschikbaar van € 46.500.000.

  • 4. Artikel 7, derde lid, onderdelen a, b en c, zijn van overeenkomstige toepassing op de verdeling van het budget voor het verlenen van voorschotten.

Artikel 6

  • 1. De instelling zorgt ervoor dat:

    • a. daadwerkelijk volledige ziekenhuisopleidingen worden gevolgd,

    • b. de erkenningen van de CZO voor de zorgopleidingen behouden blijven en de ziekenhuisopleidingen worden verzorgd in overeenstemming met de voorwaarden die aan de erkenningen van CZO verbonden zijn,

    • c. een doelmatige wijze van verzorgen van de zorgopleidingen wordt nagestreefd,

    • d. het verzorgen van zorgopleidingen op verantwoorde wijze wordt bestuurd en

    • e. de voor de uitvoering van de zorgopleidingen benodigde middelen op verantwoorde wijze worden beheerd.

  • 2. De instelling houdt een deugdelijke registratie bij van het aantal instromers en gediplomeerden.

Artikel 7

  • 1. De minister besluit binnen dertien weken na afloop van het studiejaar ambtshalve over de vaststelling van een verleende subsidie.

  • 2. De subsidie wordt vastgesteld aan de hand van het aantal instromers en gediplomeerden in het studiejaar bij de instelling zoals opgenomen in de registratie van de CZO op 31 augustus na het studiejaar.

  • 3. Voor het vaststellen van subsidies is per studiejaar een budget beschikbaar van € 111.700.000 dat als volgt wordt verdeeld:

    • a. 82% van het budget wordt zodanig verdeeld naar het aantal gediplomeerden bij instellingen waaraan subsidie is verleend dat het subsidiebedrag per gediplomeerde een gelijk percentage, doch niet meer dan 100%, is van het maximale subsidiebedrag per gediplomeerde dat in bijlage is genoemd bij de desbetreffende ziekenhuisopleiding;

    • b. 18% van het budget wordt zodanig verdeeld naar het aantal instromers bij instellingen waaraan subsidie is verleend dat het subsidiebedrag per instromer een gelijk percentage, doch niet meer dan 100%, is van het maximale subsidiebedrag per instromer dat in bijlage is genoemd bij de desbetreffende ziekenhuisopleiding;

    • c. uitsluitend indien één van beide onder a of b genoemde deelbudgetten niet volledig kan worden verdeeld, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het andere deelbudget. Het verhoogde deelbudget wordt opnieuw verdeeld volgens dezelfde verdeelregel als uit hoofde van onderdeel a of b geldt voor het oorspronkelijk deelbudget.

Artikel 8

  • 1. De instelling doet onverwijld aan de minister schriftelijk melding zodra:

    • a. het tijdens de periode waarin de subsidiabele activiteiten worden uitgevoerd aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet zullen worden verricht,

    • b. het aannemelijk is dat niet of niet geheel aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan of

    • c. zich andere omstandigheden zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • 2. Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, worden de relevante stukken overgelegd en wordt de oorzaak toegelicht.

  • 3. De instelling werkt, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoekingen die erop zijn gericht de minister inlichtingen te verschaffen:

    • a. die van belang zijn voor het geven van een beschikking met betrekking tot het verstrekken van de subsidie;

    • b. ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid van de minister;

    • c. ten behoeve van het opstellen van landelijke en regionale ramingen van ziekenhuisopleidingen.

  • 4. De instelling bevordert dat de gegevens over de instromers en de gediplomeerden bij de instelling in de registratie van de CZO compleet, accuraat en actueel zijn.

Artikel 9

  • 1. In afwijking van artikel 3, derde lid, wordt de aanvraag van de subsidie ten behoeve van het studiejaar 2010/2011 uiterlijk 31 mei 2011 ontvangen.

  • 2. In afwijking van artikel 4, eerste lid, besluit de minister uiterlijk 30 juni 2011 op de aanvraag van de subsidie ten behoeve van het studiejaar 2010/2011.

  • 3. Ten behoeve van het studiejaar 2010/2011 wordt geen voorschot verstrekt.

  • 4. In afwijking van artikel 7, derde lid, is voor het vaststellen van subsidies ten behoeve van het studiejaar 2010/2011 het beschikbare budget € 65.200.000 en bedraagt het subsidiebedrag per gediplomeerde of instromer niet meer dan zeventwaalfde deel van het desbetreffende maximale subsidiebedrag.

Artikel 10

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling ziekenhuisopleidingen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers.

BIJLAGE

Ziekenhuisopleiding

Maximale subsidie per instromer

Maximale subsidie per gediplomeerde

IC-verpleegkundige

€ 65.000

IC-neonatologie verpleegkundige

€ 40.000

IC-kinderverpleegkundige

€ 40.000

kinderverpleegkundige

€ 35.000

dialyseverpleegkundige

€ 50.000

oncologieverpleegkundige

€ 40.000

SEH-verpleegkundige

€ 40.000

obstetrieverpleegkundige

€ 40.000

operatieassistent

€ 44.000

€ 88.000

anesthesiemedewerker

€ 44.000

€ 88.000

radiodiagnostisch laborant

€ 33.000

€ 66.000

radiotherapeutisch laborant

€ 33.000

€ 66.000

klinisch perfusionist

€ 44.000

€ 88.000

TOELICHTING

Algemeen

Met deze subsidieregeling wordt gestimuleerd dat instellingen in de zorg opleidingen verzorgen tot functies waarvoor tekorten ontstaan of dreigen te ontstaan. De achtergronden van dit stimuleringsbeleid zijn geschetst in de brief van 16 augustus 2010 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, in de gezamenlijke verklaring van NVZ vereniging van ziekenhuizen (NVZ), Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en de toenmalige Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport alsmede in de brief behorende bij die gezamenlijke verklaring (Kamerstukken II 29 282, nr. 104). In de gezamenlijke verklaring is voorzien in een jaarlijks evaluatiemoment van dit stimuleringsbeleid. Het beleid betreft voornamelijk medisch ondersteunend personeel en gespecialiseerde verpleegkundigen in ziekenhuizen, waaronder universitair medisch centra, maar ook in radiotherapeutische instellingen en dialysecentra. Bij het verzorgen van de desbetreffende opleidingen speelt de stichting College Zorg Opleidingen (hierna: het CZO) een centrale rol. Het CZO accrediteert de opleidingen en registreert de studenten en gediplomeerden.

De hoofdlijnen van de subsidieverstrekking zijn als volgt. Er wordt per studiejaar gesubsidieerd. Elk jaar is € 111,7 mln beschikbaar (prijspeil 2010). De subsidie wordt op aanvraag verleend. Aan het begin van het studiejaar wordt € 46,5 mln aan voorschotten verstrekt. Na afloop van het studiejaar wordt het beschikbare budget over de instellingen definitief verdeeld aan de hand van het werkelijk aantal instromers en gediplomeerden. Daarna wordt de subsidie, onder aftrek van het voorschot, betaald. De definitieve verdeling geschiedt ambtshalve. De subsidie per instromer of gediplomeerde is overigens wel gemaximeerd. Voor het studiejaar 2010/2011 zijn enkele afwijkingen van deze systematiek noodzakelijk om te zorgen voor aansluiting op bekostiging per kalenderjaar in 2010.

De administratieve lasten voor de instellingen zijn beperkt tot het indienen van één standaard aanvraagformulier en tot het controleren van de aantallen instromers en gediplomeerden. Meer concreet verloopt de procedure van subsidieverstrekking doorgaans als volgt:

  • 1. een instelling met een door het CZO erkende zorgopleiding ontvangt uiterlijk zes weken voor aanvang van het studiejaar een standaard aanvraagformulier van VWS (15 juni);

  • 2. de instelling zorgt er voor dat VWS het ondertekende aanvraagformulier vóór aanvang van het studiejaar weer terug heeft (31 juli). Er hoeven geen aantallen instromers of gediplomeerden dan wel subsidiebedragen ingevuld te worden;

  • 3. direct na aanvang van het studiejaar ontvangt de instelling een opgave van het CZO van het aantal instromers en gediplomeerden in het voorgaande studiejaar (uiterlijk 7 augustus);

  • 4. de instelling controleert de opgave en geeft eventuele correcties uiterlijk binnen een maand na aanvang van het studiejaar door aan het CZO (31 augustus);

  • 5. het CZO stuurt binnen een week daarna een overzicht van het aantal instromers van opleidingen van twee jaar of langer en van alle gediplomeerden in het voorafgaande studiejaar aan VWS (7 september);

  • 6. VWS verleent binnen drie maanden na aanvang van het studiejaar een subsidie en een voorschot (31 oktober);

  • 7. gedurende het studiejaar ontvangt de instelling van het CZO driemaal ter controle een opgave van het aantal instromers en gediplomeerden tijdens het studiejaar;

  • 8. direct na afloop van het studiejaar ontvangt de instelling een opgave van het CZO van het totaal aantal instromers en gediplomeerden in het studiejaar (7 augustus);

  • 9. de instelling controleert de opgave en geeft eventuele correcties uiterlijk binnen een maand na afloop van het studiejaar door aan het CZO (31 augustus);

  • 10. het CZO stuurt binnen een week daarna de definitieve opgave van het totaal aantal instromers en gediplomeerden in het studiejaar aan VWS (7 september);

  • 11. VWS stelt binnen drie maanden na afloop van het studiejaar de subsidie vast (31 oktober).

De stappen 7 tot en met 10 overlappen met de procedure voor de subsidieverstrekking ten behoeve van het daaropvolgende studiejaar. Immers, de gegevens die gebruikt worden voor het besluit over de vaststelling van de subsidie voor het studiejaar, worden ook gebruikt voor het besluit over de verlening en de bevoorschotting van de subsidie voor het daaropvolgende studiejaar. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat tegen deze besluiten ingevolge de artikelen 7:1 en 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bezwaar en beroep mogelijk is.

De procedure voor de subsidieverstrekking ten behoeve van het studiejaar 2010/2011 verloopt anders (zie de toelichting op artikel 9).

Deze wijze van subsidiëren wijkt af van de Subsidieregeling VWS-subsidies. Om die reden is op basis van de Kaderwet VWS-subsidies deze afzonderlijke subsidieregeling vastgesteld.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De opleidingen die op dit moment in aanmerking komen voor subsidie staan vermeld in de bijlage bij de regeling. Het zijn de opleidingen tot IC-verpleegkundige, IC-neonatologie verpleegkundige, IC-kinderverpleegkundige, kinderverpleegkundige, dialyseverpleegkundige, oncologieverpleegkundige, SEH-verpleegkundige, obstetrieverpleegkundige, operatieassistent, anesthesiemedewerker, radiodiagnostisch laborant, radiotherapeutisch laborant en klinisch perfusionist. Het moet gaan om volledige opleidingen die door het CZO zijn erkend. Een volledige opleiding voldoet aan de eisen van een erkenning, bijvoorbeeld ten aanzien van de studiebelasting en de verhouding tussen theorie en praktijk. Indien in beperkte mate gebruik wordt gemaakt van vrijstellingen, is nog steeds sprake van een volledige opleiding. Het mag niet gaan om opleidingen die reeds (deels) gefinancieerd worden uit hoofde van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of de Wet educatie en beroepsonderwijs. Indien het opleidingsinstituut of de deelnemer aan de opleiding voor het volgen van de opleiding op grond van één van de genoemde wetten wordt bekostigd, is subsidie op grond van deze regeling uitgesloten.

Zoals in de – hierboven onder ‘Algemeen’ genoemde – gezamenlijke verklaring aangegeven, zullen met ingang van 2012 ook andere opleidingen in aanmerking kunnen komen voor subsidie. In dat geval zal deze regeling worden aangepast.

Alleen algemene ziekenhuizen, academisch ziekenhuizen, radiotherapeutisch instituten en dialysecentra komen voor subsidie in aanmerking. De theorieaanbieders die bij de opleidingen betrokken zijn, komen niet voor subsidie in aanmerking.

De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van het aantal studenten. Daarbij wordt voor opleidingen die twee of meer jaar duren een onderscheid gemaakt tussen studenten die beginnen met de opleiding en studenten die de opleiding hebben afgerond. Bij opleidingen die niet langer dan twee jaar duren, wordt de subsidie uitsluitend berekend op basis van het aantal studenten dat de opleiding met een diploma heeft afgerond. Zoals hierboven al aangeven, betreft het enkel door het CZO erkende opleidingen. Alleen studenten aan opleidingen waarvan de erkenning reeds is afgegeven op het moment van aanvang respectievelijk voltooiing van de opleiding door de student, tellen mee voor het bepalen van de hoogte van het voorschot en de subsidie. Aldus blijven erkenningen die met terugwerkende kracht zijn verleend, buiten beschouwing.

Vanzelfsprekend wordt er per student maar één keer een subsidie verstrekt voor de aanvang van een zorgopleiding. Studenten die een zorgopleiding afbreken en later opnieuw beginnen of studenten die de zorgopleiding bij een andere instelling voortzetten, tellen niet voor een tweede keer als instromer mee voor de subsidiëring op grond van deze regeling. Dat geldt ook als de student verandert van zorgopleiding.

Uiteraard wordt er per student ook maar één keer een subsidie verstrekt voor het voltooien van een bepaalde zorgopleiding. Indien een student een tweede diploma behaalt voor een andere zorgopleiding, telt dat wel mee voor de subsidiëring op grond van deze regeling.

Artikel 2

De subsidie wordt verstrekt per studiejaar. Met de subsidie kunnen de instellingen in het desbetreffende studiejaar opleidingen verzorgen. De subsidie wordt het eerst verstrekt ten behoeve van het studiejaar 2010/2011.

Artikel 3

De verstrekking van de subsidie start met een aanvraag van de instelling. Het is een eenvoudig aanvraagformulier waarop de instelling slechts te kennen hoeft te geven in aanmerking te willen komen voor een subsidie op grond van deze regeling. Het te verwachten aantal instromers en gediplomeerden of het beoogde subsidiebedrag hoeft niet te worden opgegeven. Immers, het voorschot wordt bepaald aan de hand van het subsidiebedrag ten behoeve van het voorafgaande jaar en de subsidie wordt na afloop van het studiejaar definitief bepaald aan de hand van het werkelijk aantal instromers en gediplomeerden. De instelling hoeft het aanvraagformulier alleen maar te ondertekenen, de stukken er bij te voegen waaruit blijkt dat de ondertekenaar bevoegd is de aanvraag namens de instelling te doen en te zorgen voor een tijdige indiening. Indien er twijfels bestaan over de identiteit van de instelling of over diens financiële situatie, kunnen er in aanvulling op de aanvraag nadere stukken opgevraagd worden.

Het is alleen mogelijk de aanvraag voorafgaand aan het studiejaar te doen. In verband met de verdeling van het beschikbare budget over de instellingen en de beschikbare middelen in een begrotingsjaar van het Rijk, is dit een fatale termijn. Aanvragen die later worden ontvangen, worden niet in behandeling genomen.

Op deze aanvraagtermijn bestaat één uitzondering. Een instelling die bij aanvang van het studiejaar over geen enkele erkenning van het CZO beschikt, kan gedurende het studiejaar alsnog een erkenning verkrijgen en daarna uiterlijk op de laatste dag van het studiejaar subsidie aanvragen. In verband met een tijdige afhandeling van alle aanvragen, is ook deze aanvraagtermijn fataal. Het completeren van eventuele onvolledige aanvragen is eveneens aan strikte termijnen gebonden.

Artikel 4

Op de aanvraag wordt binnen dertien weken beslist. Evenmin als in de aanvraag, worden in de verleningsbeschikking de aantallen instromers en gediplomeerden of het bedrag van de subsidie vermeld. In een besluit tot verlening van de subsidie wordt aangegeven dat het bedrag van de subsidie zal worden berekend overeenkomstig de bepalingen van deze regeling, in het bijzonder artikel 7.

Het derde lid stelt buiten twijfel dat er aanvullend op de verplichtingen in deze regeling en die van artikel 4:37 Awb, bij de subsidieverlening ook andere verplichtingen opgelegd kunnen worden die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. De tekst is ontleend aan artikel 4:38 Awb.

Voorst is op verleende subsidies ingevolge het vierde lid altijd het begrotingsvoorbehoud van toepassing. Voor strekking en inhoud van het begrotingsvoorbehoud zij hier kortheidshalve verwezen naar artikel 4:34 van de Awb en de toelichting daarop.

Artikel 5

Aan het begin van het studiejaar worden de voorschotten op verleende subsidies verstrekt. De instellingen hoeven dat niet afzonderlijk aan te vragen; de voorschotten worden vanzelf verleend. In verband met een tijdige uitkering van de middelen die voor het verstrekken van voorschotten beschikbaar zijn, wordt uitsluitend een voorschot verstrekt aan instellingen die vóór aanvang van het studiejaar subsidie hebben aangevraagd. De hoogte van het voorschot is gerelateerd aan de subsidie voor het vorige studiejaar. Het beschikbare budget voor voorschotten wordt verdeeld over de instellingen evenredig naar het aantal gediplomeerden en instromers per instelling in het vorige studiejaar. Het voorschot wordt in één keer betaald (vgl. art. 4:87 Awb).

Artikel 6

De instelling waaraan een subsidie is verleend, wordt geacht de volledige, erkende zorgopleidingen te verzorgen en dat doeltreffend en doelmatig te doen. Daartoe is het nodig de activiteiten weloverwogen aan te sturen en de personele, materiële en financiële middelen verstandig in te zetten.

Artikel 7

Voor het verstrekken van subsidies is jaarlijks € 111,7 mln (prijspeil 2010) beschikbaar. Dit budget, alsmede de maximum subsidies per instromer en gediplomeerde, kunnen met ingang van het studiejaar 2010/2011 worden geïndexeerd voor de gangbare loon- en prijsontwikkeling, waarbij uitgegaan wordt van 70% loongevoelig en 30% prijsgevoelig. Na afloop van het studiejaar worden de definitieve subsidies berekend door dat budget te verdelen onder de instellingen waaraan subsidie is verleend.

Het CZO registreert welke studenten welke opleiding bij welke instelling in enig studiejaar hebben aangevangen of afgerond. Op basis van die gegevens wordt de definitieve subsidie berekend. De registratie bij het CZO op 31 augustus na afloop van het studiejaar is bepalend; dat biedt instellingen voldoende tijd om in samenwerking met het CZO de gegevens over het studiejaar te completeren en eventueel te corrigeren. Weliswaar is het de student die zich registreert bij het CZO, maar de instelling wordt geacht er op te kunnen toezien dat correcte registratie daadwerkelijk plaatsvindt.

De subsidie per instromer of gediplomeerde is wel gemaximeerd; de maximumbedragen zijn vermeld in de bijlage bij deze regeling. Deze bedragen zijn gebaseerd op de kostprijsberekening die de NZa in 2006 voor deze opleidingen heeft uitgevoerd (Bron: NZa, 30-05-2007 kenmerk EGES/pere/CI/07/520). Vervolgens is de gebruikelijke indexatie toegepast waarmee de bedragen op prijspeil 2010 zijn gebracht. Uiteraard wordt daar bij de verdeling van het beschikbare budget rekening mee gehouden.

De verdeling van het budget verloopt in een aantal stappen. Ten eerste is een deel van de beschikbare middelen, te weten 18%, gereserveerd voor de instroom bij opleidingen van twee jaar of langer; dit zijn de ‘instromers’. De rest, 82%, is bestemd voor succesvolle uitstroom bij alle opleidingen; dit zijn de ‘gediplomeerden’. De verdeling 18%–82% is gebaseerd op de gemiddelde verdeling in de jaren 2006 tot en met 2008.

Ten tweede wordt elk van deze beide deelbudgetten verdeeld. Daartoe wordt per deelbudget berekend welk uniform percentage van de maximumsubsidie per student kan worden verstrekt.

Ten derde wordt per deelbudget bezien of dat percentage hoger is dan 100%. Als dat het geval is, wordt het desbetreffende deelbudget zo verdeeld dat er voor elke student de maximale subsidie wordt verstrekt. De resterende middelen worden toegevoegd aan het andere deelbudget, tenzij met dat andere deelbudget ook de maximale subsidie al is bereikt.

Ten vierde wordt, na eventuele overheveling van de resterende middelen, het nieuwe, verhoogde deelbudget opnieuw verdeeld. Daartoe worden de tweede en de derde stap wederom doorlopen.

Ter illustratie een voorbeeld in vier stappen.

  • 1. Het totale budget bedraagt € 111,7 mln. Daarvan is 82% beschikbaar voor de gediplomeerden van alle 13 opleidingen: € 91,6 mln. En 18% is beschikbaar voor de instromers van de vijf opleidingen die langer dan 2 jaar duren: € 20,1 mln.

  • 2. Als het aantal gediplomeerden bij elk van de 13 opleidingen 135 is, dan is er € 100,7 mln nodig om de maximale subsidie per gediplomeerde te verstrekken. Het beschikbare budget voor gediplomeerden bedraagt echter € 91,6 mln. Dit is 91% van € 100,7 mln. Dat betekent dat voor elke gediplomeerde van alle 13 opleidingen een subsidie verstrekt wordt van 91% van de maximale subsidie. Daarmee wordt het volledige beschikbare budget van € 91,6 mln verdeeld.

  • 3. Als het aantal instromers voor elk van de relevante vijf opleidingen 90 is, dan is er € 17,8 mln nodig om de maximale subsidie per instromer te verstrekken. Dit past binnen het beschikbare budget van € 20,1 mln. Dat betekent dat voor elke instromer de in bijlage 1 opgenomen maximale subsidie toegekend wordt.

  • 4. Het overschot van € 2,3 mln voor de instromers wordt toegevoegd aan het budget voor de gediplomeerden dat daarmee op € 93,9 mln komt. Dat is 93,3% van de € 100,7 mln die nodig zou zijn om de maximale subsidie per gediplomeerde te verstrekken. Dat betekent dat voor elke gediplomeerde niet 91% van de maximale subsidie toegekend kan worden, maar 93,3%.

De subsidie wordt in één keer binnen 6 weken na de vaststelling betaald (artikel 4:86 Awb). Vanzelfsprekend wordt de subsidie verrekend met de voorschotten (artikel 4:95 Awb).

Artikel 8

In beginsel is de beoordeling van een subsidieaanvraag, het verstrekken van voorschotten en de definitieve verdeling van het budget eenvoudig. De identiteit van de instelling, het bedrag van de ten behoeve van het voorafgaande studiejaar vastgestelde subsidie en de registratie bij CZO op 31 augustus zijn immers bepalend. Toch kan er aanleiding zijn geen gebruik te maken van de bevoegdheid een voorschot of subsidie te verstrekken. Zo kunnen er aanwijzingen zijn dat een instelling geen opleidingen heeft verzorgd of zal verzorgen dan wel dat de opleidingen geheel of gedeeltelijk worden bekostigd uit hoofde van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of de Wet educatie en beroepsonderwijs. Ook is het mogelijk dat de instelling niet voldoet aan de voorwaarden die verbonden zijn aan de erkenning van het CZO of dat de instelling de registratie van het CZO betwist. In dit verband is van belang dat in de administratie van de instelling of door middel van ander onderzoek nagegaan kan worden aan wie welke opleidingen gegeven zijn of worden en wanneer aan wie een diploma is uitgereikt. Vanwege de centrale rol van het register van het CZO zijn instellingen verplicht datgene te doen wat redelijkerwijze verlangd kan worden om de registratie op orde te houden. Dit houdt onder meer in dat de instelling studenten stimuleert om zich te laten registreren. Ook behelst deze verplichting adequaat te reageren op de periodieke informatie die de instelling van het CZO ontvangt om de juistheid en volledigheid van de registratie te controleren.

Ten behoeve van de transparantie van de inspanningen die verricht worden voor het geven van ziekenhuisopleidingen, wordt informatie over de subsidieverstrekking met inachtneming van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) openbaar gemaakt. Daarnaast worden instellingen geacht mee te werken aan beleidsonderzoek en gegevens aan te leveren voor ramingen van ziekenhuisopleidingen.

Artikel 9

Aangezien deze regeling in de loop van het studiejaar 2010/2011 in werking is getreden kan bij wijze van uitzondering de subsidieaanvraag voor dit studiejaar ingediend worden tot uiterlijk 31 juli 2011. Tot en met 2010 werden de zorgopleidingen gefinancierd uit de premies. Het studiejaar 2010/2011 valt deels in die periode. Mede daardoor – en omdat het studiejaar 2010/2011 reeds is aangevangen – wordt de subsidie voor het studiejaar 2010/2011 op een iets andere manier verstrekt dan gebruikelijk. Ten eerste is het voorschot aan het begin van het studiejaar niet meer nodig. Ten tweede is het totale budget voor het studiejaar 2010/2011 verlaagd tot 7/12 van het reguliere budget omdat het deel van de zorgopleidingen dat in het kalenderjaar 2010 valt, te weten de 5 maanden augustus tot en met december, reeds is bekostigd. Ten derde is – om dezelfde reden – het maximale subsidiebedrag per instromer en gediplomeerde verlaagd tot 7/12 van het reguliere maximum dat in de bijlage is opgenomen.

De procedure voor het verstrekken van de subsidie ten behoeve van het studiejaar 2010/2011 verloopt als volgt:

  • 1. een instelling met een door het CZO erkende zorgopleiding ontvangt uiterlijk 31 maart 2011 een standaard aanvraagformulier van VWS;

  • 2. de instelling zorgt er voor dat VWS het ondertekende aanvraagformulier uiterlijk op 31 mei 2011 weer terug heeft. Er hoeven geen aantallen instromers of gediplomeerden dan wel subsidiebedragen ingevuld te worden;

  • 3. VWS verleent uiterlijk 30 juni 2011 een subsidie ten behoeve van het studiejaar 2010/2011;

  • 4. de instelling ontvangt van het CZO na afloop van het eerste kwartaal van 2011 ter controle een opgave van het aantal instromers en gediplomeerden tijdens het studiejaar 2010/2011;

  • 5. uiterlijk 7 augustus 2011 ontvangt de instelling een opgave van het CZO van het totaal aantal instromers en gediplomeerden in het studiejaar 2010/2011;

  • 6. de instelling controleert de opgave en geeft eventuele correcties uiterlijk 31 augustus 2011 door aan het CZO;

  • 7. het CZO stuurt uiterlijk 7 september 2011 de definitieve opgave van het totaal aantal instromers en gediplomeerden in het studiejaar 2010/2011 aan VWS;

  • 8. VWS stelt uiterlijk 31 oktober 2011 de subsidie ten behoeve van het studiejaar 2010/2011 vast.

Artikel 10

Deze bepaling bevat een hardheidsclausule. Er zal met grote terughoudendheid gebruik van worden gemaakt. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen voordoen die noodzaken tot afwijken van deze regeling. Het dient dan wel te gaan om onbillijkheden van overwegende aard. Bovendien mag in die gevallen het belang van de bepaling die buiten toepassing wordt gelaten of waarvan wordt afgeweken, niet opwegen tegen de gesignaleerde onbillijkheden.

Artikel 11

In afwijking van de vaste verandermomenten treedt deze regeling direct in werking. Deze regeling heeft immers betrekking op het lopende studiejaar.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers.

Naar boven