Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen | Staatscourant 2011, 3843 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen | Staatscourant 2011, 3843 | beleidsregel |
De normbedragen voor voorzieningen, als bedoeld in:
– artikelen 34aen 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,
– artikel 2:22 en 2:23 van de Wet Werk en Arbeidsondersteuning Jonggehandicapten,
– artikel 19a van de Wet overige OCW-subsidies
– artikelen 5,6,7, 13, 14, 15 en 15a van het Reïntegratiebesluit
– artikelen 5, 6 en 8 van het Besluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap
worden vastgesteld op de bedragen, genoemd in de bijlage bij dit besluit.
1. De uurvergoeding met code E17 wordt uitsluitend verstrekt voor feitelijke tolkactiviteit en bij een minimale inzet van de tolk van één kwartier in alle voorkomende situaties.
2. Voor opdrachten in het onderwijs wordt de vergoeding per uur als volgt gedifferentieerd:
– In wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs: 105% van het normbedrag E17-1 en E17-3
– In het middelbaar (beroeps) onderwijs: 100% van het normbedrag E 17-1 en E 17-3
– In het lager onderwijs: 95% van het normbedrag E 17-1 en E 17-3.
3. De in lid 2 genoemde percentages worden alleen gewijzigd na overleg met het ministerie van OCW.
4. De uurvergoeding met code E17 en de daarop gebaseerde vergoedingen als bedoeld in lid 2 worden als volgt verhoogd in geval van buitengewone werktijden:
a. 120% op maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 en 08.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur;
b. 130% op zaterdag tussen 06.00 en 22.00 uur;
c. 140% op maandag tot en met zaterdag tussen 22.00 en 06.00 uur;
d. 145% op zondagen en algemeen erkende feest- of gedenkdagen.
Opdrachten die in het buitenland plaatsvinden worden steeds op basis van 100% vergoed.
5. De werkelijk getolkte tijd, vergoed volgens het eerste tot en met vierde lid, komt niet voor dubbele vergoeding in aanmerking.
6. Voor groepsgewijze toepassingen en opdrachten in het buitenland wordt afgeweken van de vergoedingen, bedoeld in het eerste en derde lid, en wordt op basis van maatwerk een passende vergoeding verstrekt.
7. In andere bijzondere gevallen kan worden afgeweken van het bepaalde in het vierde en het vijfde lid.
8. Voor de toepassing van het zevende lid is een nadere beslissing door UWV noodzakelijk, voorafgaand aan de uitvoering van de desbetreffende tolkopdracht.
1. Onder kilometervergoeding of reisvergoeding wordt verstaan de vergoeding van de reistijd die als werktijd van de tolk wordt beschouwd.
2. De kilometervergoedingen volgens de codes C11, C13, C22 en C25 worden verstrekt op basis van de aantallen kilometers afgerond naar boven, verkregen volgens de ANWB-methode ‘snelste route’ en op basis van volledige postcodes.
3. De aftrek, als bedoeld onder de codes C26-I en C26-II, wordt vastgesteld op basis van de aantallen kilometers afgerond naar boven, verkregen volgens de ANWB-methode ‘snelste route’ en op basis van volledige postcodes.
4. De kilometervergoedingen volgens de codes E17-A1, E17-A3 en E17-C2 en S1-R worden verstrekt op basis van de aantallen werkelijk gereisde kilometers afgerond naar boven, verkregen volgens de ANWB-methode ‘snelste route’ en op basis van volledige postcodes.
5. De vergoeding, bedoeld in het tweede lid, wordt verstrekt bij een reisafstand van minimaal één verschil in postcode en van maximaal 220 kilometer v.v.
1. Opdrachten die binnen 24 uur voor het afgesproken tijdstip van uitvoering worden geannuleerd worden voor 50% van het geldende uurtarief vergoed, tenzij de annulering aan de dienstverlener moet worden toegeschreven in welk geval geen vergoeding verstrekt wordt.
2. Onder geannuleerde tijd wordt ook verstaan de tijd die de opdracht korter heeft geduurd dan oorspronkelijk was geboekt. Dit verschil moet tenminste 15 minuten hebben bedragen.
3. De reisvergoeding van geannuleerde opdrachten wordt niet vergoed, ook niet in de situatie dat het bericht van de annulering de tolk te laat of geheel niet heeft bereikt.
4. Het derde lid is niet van toepassing in de in lid 2 beschreven situatie.
1. Het normbedrag C31 wordt verstrekt als de cliënt niet méér dan 100 meter kan lopen en voor iedere verplaatsing buitenshuis gebruik moet maken van een taxi.
2. De combinatievergoeding C34 wordt verstrekt als men voor het leefvervoer niet uitsluitend is aangewezen op een taxi.
Het besluit Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen 2011, zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 11 februari 2011 (nr. 2348), wordt ingetrokken.
Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.
J.M. Linthorst,
voorzitter Raad van bestuur UWV.
Code | Beschrijving | Oud t/m 31-12-2010 | Nieuw per 1-1-2011 |
---|---|---|---|
Drempelbedrag voorzieningen | |||
B11 | drempelbedrag, waar beneden geen vergoeding wordt verleend (kostenbedrag inclusief BTW) | € 120,– | € 121,– |
Kilometervergoeding motorinvalidenwagen | |||
C11 | – in bruikleen | € 0,09 | € 0,10 |
C13 | – in eigen bezit | € 0,40 | € 0,42 |
Afweging taxivervoer t.o.v. (bruikleen)auto | |||
C18-IA | normbedrag (inclusief BTW) | € 24.800,– | € 25.100,– |
Referentieauto | |||
C18-II | normbedrag referentieauto (aanschafbedrag inclusief BTW) | € 16.900,– | € 16.800,– |
C18-III | eigen bijdrage verzekeringskosten eigen auto (bij vergoeding aanschaf boven referentiewaarde) per maand | € 32,35 | € 32,35 |
C18-IV | eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting eigen auto (bij vergoeding aanschaf boven referentiewaarde) per maand | € 27,65 | € 29,35 |
Inkomensgrenzen vervoersvoorziening | |||
C20-I | inkomensgrens werk- en leefvervoer | € 34.100,– | € 34.100,– |
C20-III | inkomensgrens tweede auto | € 51.200,– | € 51.200,– |
Kilometervergoeding bruikleenauto’s | |||
C22-BA | brandstof benzine, automatische transmissie, bedrag per km. | € 0,10 | € 0,10 |
C22-BS | brandstof benzine, handgeschakeld, bedrag per km. | € 0,08 | € 0,09 |
C22-D | brandstof dieselolie, bedrag per km. | € 0,08 | € 0,10 |
Reparaties vervoersvoorziening – eigen bijdrage c.q. risico bedragen inclusief BTW | |||
C24-I | eigen bijdrage bij schade: (bruikleencontract volgens model 1994 t/m 2004) | € 70,– | € 71,– |
C41 | eigen risico bij frequent voorkomende aanrijdingschade: | € 138,– | € 140,– |
Kilometervergoeding voor auto’s in eigen bezit | |||
C25-I | personenauto | € 0,40 | € 0,42 |
C25-V | bestelauto | € 0,50 | € 0,53 |
Aftrek algemeen gebruikelijke kosten per kilometer | |||
C26-I | beneden inkomensgrens C20-I, resp. C 20-III | € 0,10 | € 0,10 |
C26-II | boven inkomensgrens C-20-I, resp. C20-III | € 0,40 | € 0,42 |
Taxikostenvergoeding leefvervoer (maximaal) | |||
C31 | algemeen | € 3.650,– | € 3.600,– |
C32 | gehalveerd (visueel gehandicapten) | € 1.850,– | € 1.800,– |
C33 | rolstoeltaxikosten | € 4.500,– | € 4.400,– |
C34 | combinatievergoeding | € 1.600,– | € 1.600,– |
Rijles | |||
C51 | vaste leskilometervergoeding bij het lesrijden in een eigen auto | € 0,30 | € 0,32 |
Begeleidingskosten | |||
C71 | maximale vergoeding reiskosten van de begeleider per jaar | € 805,– | € 790,– |
Communicatievoorziening voor doven en slechthorenden in werk- en onderwijssituaties bedragen exclusief BTW | |||
uurvergoeding voor: | |||
E17-I | – doventolk (geregistreerd) | € 49,95 | € 50,00 |
E17-III | – communicatieassistent, tolk in opleiding bij Hogeschool Utrecht (HU) | € 18,05 | € 18,25 |
vergoeding reizen, bedrag per kilometer, voor: | |||
E17-A1 | – doventolk (geregistreerd) | € 0,90 | € 0,61 |
E17-A3 | – tolk in opleiding HU, communicatieassistent | € 0,37 | € 0,28 |
vergoeding mentor (via HU): | |||
E17-C1 | – uurvergoeding mentor (= gediplomeerde tolk) | € 49,95 | € 50,00 |
E17-C2 | – vergoeding reizen mentor, per kilometer | € 0,90 | € 0,61 |
Technische apparatuur (maximaal) aanschafprijzen inclusief BTW | |||
G21 | daisyspeler | € 475,– | € 475,– |
G22-I | PC-configuratie (exclusief aanpassingen), één maal per drie jaar | € 1.415,– | € 750,– |
G22-II | eenmalige bijdrage verzekering PC-configuratie voor drie jaar | € 200,– | € 200,– |
G23 | hoortoestel | € 700,– | € 700,– |
Voorzieningen met beheersaspecten | |||
I-11 | verstrekkingen in eigendom, kosten minder dan: | € 3.250,– | € 3.300,– |
I-12 | eenvoudige verklaring voor bruikleen, indien hogere kosten tot: | € 6.550,– | € 6.600,– |
I-13 | bruikleencontract, indien kosten gelijk zijn aan of meer dan: | € 6.550,– | € 6.600,– |
Persoonlijke ondersteuning gehandicapten bedrag vergoeding per uur, exclusief BTW | |||
Q1 | persoonlijke ondersteuning (jobcoach) | € 78,70 | € 78,70 |
Intermediaire activiteiten bedrag vergoeding per uur, exclusief BTW | |||
S1 | uurvergoeding | € 18,05 | € 18,15 |
S1-R | vergoeding reizen, bedrag per kilometer | € 0,37 | € 0,28 |
Voorzieningen voor startende zelfstandigen | |||
Z-1 | omzet norm startende zelfstandige | € 76.500,– | € 77.600,– |
Z-2 | begeleiding van startende zelfstandige vòòr en na de start (bedrag vergoeding inclusief BTW) | € 3.417,– | € 3.450,– |
Op grond van de in artikel 1 van dit besluit genoemde wetsartikelen is UWV bevoegd voorzieningen te verstrekken tot behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid, alsook het onder voorwaarden subsidie verstrekken voor meerkosten die gemaakt zijn voor het aanbrengen van voorzieningen. Voor de verstrekking van de voorzieningen worden normbedragen gehanteerd die periodiek worden vastgesteld. In dit besluit zijn de desbetreffende normbedragen opgenomen, zoals deze gelden met ingang van 1 januari 2011.
Gelet op gerechtelijke uitspraken zijn de normbedragen C31 tot en met C33 (taxikostenvergoeding leefvervoer) in 2010 aangepast. Grondslag voor deze normbedragen is, dat maximaal 1500 km wordt gereisd en dat een prijs per km voor een (rolstoel)taxi wordt vastgesteld. Deze prijs is gebaseerd op een onderzoek uit 2006 en vervolgens geïndexeerd.
Nieuw is de zogenaamde combinatievergoeding (C34), waarbij de rechthebbende gebruik kan maken van eigen auto (1000km) in combinatie met taxivervoer (500km) (zie de toelichting op het normbedrag C34).
Aanpassing van de normbedragen, met uitzondering van de normen die zijn gebaseerd op het wettelijk minimumloon, is geen automatisme, maar een beleidsmatige keuze van UWV binnen de context van kostenbeheersing en het doelmatige gebruik van voorzieningen.
Voor 2011 zijn de meeste normbedragen aangepast met de relevante indices over de periode oktober 2009 tot en met september 2010.
Indien besloten wordt om een normbedrag aan te passen, dan wordt gebruik gemaakt van de hieronder genoemde consumentenprijsindexcijfers van het CBS (zie www.cbs.nl – StatLine). De berekeningen die tot de in de bijlage bij dit besluit genoemde bedragen hebben geleid worden afgerond op vier decimalen en als basis voor een volgende indexatie gehanteerd.
Codes | Gehanteerde index |
---|---|
B11, E17-II (loondeel), S1 (loondeel) | Wet minimumloon |
C20-I; C20-III, | Maximum dagloon SV |
E17-1, E17-C1, E17-II (overhead), S1 (overhead), E17-A1 (loondeel), E17-A3, (loondeel), Q1 (loondeel), E17-C2 (loondeel) S1-R (loondeel) | CAO-lonen sector 85 excl. Bijzondere beloningen, totaal cao-sectoren |
Q1 (indirect deel) | CPI alle huishoudens 00000 Totaal huishoudens |
C18-II | CPI 07111 nieuwe autos |
C13, C25-I, C25-V, C26-II | CPI 07200 gebruik prive voertuigen |
C22BA, C22BS, | CPI 07221 benzine |
C22D | CPI 07222 dieselolie |
C24-1; C41 | CPI 07230 onderhoud |
C26-I; C31 tm C 34; C71 | CPI 07300 vervoersdiensten |
C18-III | CPI 12541 autoverzekering |
C18-IV | Tarief normauto in goedkoopste provincie |
Eind september 2009 is een extern onderzoek gestart naar de opbouw van de structuur van de vergoeding van doventolkdiensten. Doelstelling van dit onderzoek was om een zo rechtvaardig en evenwichtig mogelijke vergoedingsstructuur op te zetten, waarbij de uitgangspunten voor werk-, onderwijs- en leefsfeer gelijk zijn. Dit onderzoek is in april 2010 voltooid. Uitgangspunt is, dat de basisvergoedingen voor tolkdienstverlening in de werksfeer, onderwijssfeer en leefsfeer in wezen gelijk blijven. Feitelijke verschillen kunnen ontstaan door de afwijkende methodiek van vergoedingen in onderwijsopdrachten.
Alle vergoedingen met code E-17 betreffen maximale normen. Er mogen daarnaast geen kosten apart worden vergoed, tenzij in dit besluit uitdrukkelijk anders is bepaald. Bij een declaratie voor een lager bedrag dan de normering aangeeft, wordt het lagere bedrag vergoed.
De vergoedingen per getolkt uur met code E17-I en E17-C1 zijn vastgesteld inclusief een overhead- en risico-opslag, die in de loop van enkele jaren is verhoogd tot 43% van het loon- of inkomensgedeelte in de norm. Deze opslag is bedoeld als tegemoetkoming in de door de werkgever van de tolk danwel door de zelfstandig werkende tolk te maken kosten, zoals onder meer (tussen haakjes de vastgestelde verdeling van de 43 procentpunten):
− registratie en onderhoud deskundigheid (8);
− werkgeverslasten en verzekeringen (7);
− ondernemersrisico en acquisitie opdrachten (8);
− kantoor- en administratiekosten (7);
− inconveniënte tijd, waaronder onder meer te verstaan: pauzes en wachttijd tijdens en tussen opdrachten, alsmede de vrijval als gevolg van te laat geannuleerde opdrachten (totaal 13, inclusief 8 voor annuleringsschade);
− en voor schrijftolken bovendien: kosten apparatuur, incl. opbouw- en afbraaktijd (maakt onderdeel uit van het inkomensgedeelte van de norm).
• Om in aanmerking te kunnen komen voor de hoge vergoedingen (E17-I en E17-C1) dient de tolk geregistreerd te zijn in het register van de Stichting Register Tolken Gebarentaal.
• De vergoedingen met code E17-III en S1 zijn gebaseerd op het wettelijk minimumloon, verhoogd met de premies sociale verzekeringen, zoals deze beiden gelden per 1 januari 2011. De totale opslag voor bedoelde premies bedraagt 19,09%. Bij de bepaling van de norm is hierbij franchise buiten beschouwing gelaten. Vervolgens is de vergoedingsnorm verhoogd met een opslag voor de kosten van de werkgever danwel de door de zelfstandig werkende communicatieassistent noodzakelijk te maken kosten, overeenkomstig hetgeen voor de geregistreerde tolk is aangegeven. De verhoging betreft een gedeelte van het opslagbedrag, toegepast bij de norm met code E17-I, aangezien:
− de sociale premies opgenomen zijn in het loongedeelte van de normen E17-III en S1;
− de annuleringsafspraak nimmer heeft gegolden voor studenttolken.
De blokkenmethodiek voor vergoedingen in het onderwijs , die medio 2007 in werking is getreden, heeft niet de eenvoud opgeleverd, die er aanvankelijk van werd verwacht. Zowel bij de tolken als bij de uitvoerende medewerkers van UWV heeft deze methodiek tot een groot aantal vragen geleid. Van beide zijden is aangedrongen op een vervangende methodiek.
In het onderzoek naar de tariefstructuur doventolken is het voorstel gedaan om de verdiscontering van pauzes en andere niet daadwerkelijk getolkte perioden uit te voeren op basis van een factor, die wordt bepaald op ervaringsgegevens. Aannemelijk is dat in het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs de intensiteit van het onderwijs hoger is dan in alle overige vormen van onderwijs. In overleg met het ministerie van OCW is daarom besloten om voor vergoedingen van opdrachten in het HBO en WO een iets hogere factor te hanteren dan voor alle overige vormen van onderwijs.
De verwachting is dat hiermee de verdiscontering van pauzes etc. op een eenvoudige en billijke wijze is opgelost.
De moeilijkheidsgraad van opdrachten is bij de vaststelling van deze factoren buiten aanmerking gelaten.
Vergoedingen op basis van de blokkenmethodiek vinden alleen nog plaats indien en voor zover de opdracht heeft plaatsgevonden vòòr datum van inwerkingtreding van dit besluit.
In geval van samenloopsituaties dient de tolk cq de communicatieassistent/studenttolk de desbetreffende declaraties op zodanige wijze in te richten of naar beneden bij te stellen, dat de optelsom niet uitkomt boven hetgeen voor werkopdrachten en/of gereisde tijd gedurende de verlopen tijd had mogen worden gedeclareerd.
Dubbele vergoeding wordt voorkomen, mede in overleg met Menzis, uitvoerder van deze voorziening in de leefsfeer.
De vastgestelde percentages worden gehandhaafd zolang zij overeenstemmen net de onderwijspraktijk. Als er signalen zijn dat deze overeenstemming er niet meer is, zullen de genoemde percentages in overleg met het ministerie van OCW worden heroverwogen. Naar verwachting is het niet noodzakelijk dat deze heroverweging jaarlijks plaatsvindt.
Voor de bepaling van de verhoging van de uurvergoeding in geval van buitengewone werktijden is aansluiting gezocht bij de CAO Welzijn. Deze verhoging is uitsluitend van toepassing op de normen met codes E-17-I, E17-III en E17-C1.
Voor alle normvergoedingen met code E-17 geldt dat deze uitsluitend mogen worden gedeclareerd over feitelijk getolkte tijd. Dit is thans ook als bepaling opgenomen in het besluit. Alleen feitelijk getolkte tijd wordt in mindering gebracht op het aan de aanvrager toegekende recht. Tot de feitelijk getolkte tijd behoren in geen geval de tijd, waarin onder meer vallen de pauzes en tussenuren in het onderwijs, lunchpauzes en geplande koffie- en theepauzes van een kwartier of langer. Feitelijk getolkte tijd is niet gelijk aan de geboekte tijd. Duurt de opdracht korter, dan is de kortere tijd declarabel. Daartegenover is bij het uitlopen van de opdracht de langere tijd declarabel.
Voor één en dezelfde opdracht kan slechts één maal een van de uurvergoedingen met de code E-17 worden toegekend, tenzij vooraf door UWV of Menzis een andere beslissing is genomen.
Voor groepsgewijze toepassingen en toepassingen in het buitenland kunnen, uitsluitend voorafgaand, aparte afspraken worden gemaakt, waarbij onder meer op basis van het uitgangspunt goedkoopst adequate oplossing naar beneden kan worden afgeweken van de bepalingen in dit besluit. Hierbij geldt dat zonder voorafgaande toestemming van vergoeding zal worden afgezien.
Tevens kunnen bij groepstoepassingen op de situatie toegesneden vergoedingen worden afgesproken voor de werkelijke reis- en verblijfkosten. Met name in geval van buitenlandse toepassing in individuele gevallen kan besloten worden van het vergoeden van reis- en verblijfkosten af te zien.
Tolkdiensten in het buitenland hebben vaak een gemengd karakter van onderwijs/leef of werk/leef voorziening. Daarom hebben UWV als uitvoerder voor onderwijs- en werkvoorziening en Menzis als uitvoerder voor de AWBZ-leefvoorziening nadere afspraken gemaakt voor de vergoeding van communicatiediensten in het buitenland. Deze afspraken luiden als volgt:
– per dag wordt aan iedere ‘buitenland’-aanvrager een vergoeding verstrekt van in totaal maximaal acht tolkuren. Deze vergoeding wordt door UWV en het zorgkantoor van Menzis gezamenlijk verstrekt.
– Reis-en verblijfkosten van de tolk, voorzover deze betrekking hebben op het buitenland, worden in het geheel niet vergoed.
UWV wil bevorderen dat voor een tijdelijk verblijf in het buitenland zoveel mogelijk van ter plaatse beschikbare dienstverlening bijv. een schrijftolk gebruik wordt gemaakt. Hiervoor kan een maximale vergoeding worden verstrekt met inachtneming van de bepalingen van dit besluit.
De bepalingen in het vijfde of zesde lid kunnen alleen in andere bijzondere situaties en na voorafgaande toestemming van UWV en/of Menzis worden overschreden.
Behoudens gevallen als bedoeld in artikel 3, zesde lid, kunnen er andere situaties zijn waarin er reden is om af te wijken van artikel 2, vierde en zevende lid, bijvoorbeeld in het geval van calamiteiten.
Uitgangspunt is dat voor gereisde kilometers uitsluitend toestemming kan worden gegeven ten aanzien van het overschrijden van het bepaalde maximum. Kilometers kunnen nimmer dubbel worden vergoed. Toekenning van aanvullende vergoedingen, bijvoorbeeld voor parkeer- en veergelden, is uitgesloten. De fiscaal vrijgestelde vergoeding van € 0,19 per kilometer omvat conform de bepalingen van de Belastingdienst alle kosten die betrekking hebben op vervoer.
UWV en Menzis kunnen ieder een eigen beleid hanteren inzake de vergoeding van teamtolken. Om deze reden is het UWV-beleid opgenomen in het UWV-besluit beleidsregels intermediaire activiteiten.
Voorts kan uit hoofde van kostenbeheersing in geen geval de tijd, waarvoor kan worden gedeclareerd of waarvoor in de normvergoeding compensatie is opgenomen, elders nogmaals voor vergoeding in aanmerking komen. Dit geldt voor zowel getolkte tijd als voor gereisde tijd, indien en voor zo ver voor deze laatste is gedeclareerd.
Een van de bevindingen van het voornoemde onderzoek was dat de vergoedingen voor reistijd onevenredig hoog zijn in verhouding tot de vergoedingen voor het eigenlijke tolken. Besloten is om de vergoeding van de kosten van reistijd te verlagen. Hiermee wordt beoogd dat de tolk zich zoveel mogelijk richt op opdrachten in zijn/haar woonomgeving. Daartegenover staat dat met ingang van 1 januari 2011 ook een reisvergoeding wordt verstrekt voor reisafstanden van 5 kilometer en minder. Een uitzondering geldt als vertrekpunt en locatie van de opdracht zich binnen de zelfde postcode bevinden.
Uit oogpunt van de beheersbaarheid van de uitgaven voor met name de onderwijsvoorzieningen heeft UWV besloten om de reisvergoeding van de geregistreerde tolk vast te stellen op €0,61 en voor de niet-geregistreerde tolk op € 0,28.
In de leefsfeer is er echter nog ruimte om de reisvergoeding op € 0,70 vast te stellen. De genoemde bedragen zijn inclusief de € 0,19 vergoeding van de daadwerkelijke reiskosten).
* De te vergoeden kilometeraantallen mogen alleen worden vergoed wanneer daadwerkelijk per auto is gereisd en worden uitsluitend berekend volgens de ANWB-methode ‘snelste route’ en op basis van volledige postcodes (zie www.anwb.nl). Het gevonden resultaat wordt op de eerstvolgende hele kilometer afgerond.
Omrijden om een cliënt op te halen wordt niet vergoed, tenzij het een doofblinde cliënt betreft. Het maximale aantal declarabele kilometers blijft 220 v.v: (enkele reis = 110 km.).
* De vergoedingen reizen (codes E17-A1, E17-A3, E17-C2 en S1-R) bestaan uit een tegemoetkoming voor alle feitelijke kosten van het reizen (conform de fiscale norm van € 0,19), verhoogd met het inkomensdeel van de desbetreffende (uur)vergoedingen, gedeeld door 60. Daarmee is reistijd ook gewerkte tijd. De rekenfactor inkomensdeel/60 is gebaseerd op de over een geheel etmaal genomen in Nederland haalbare gemiddelde reissnelheid van 60 km/uur. Aan de reisvergoeding wordt geen overheadopslag toegevoegd.
Met ingang van 1 januari 2009 was de mogelijkheid om een vergoeding te krijgen voor opdrachten, die binnen 24 uur voor de geplande uitvoering van de opdracht waren geannuleerd, vervallen. De achterliggende gedachte van deze beleidswijziging was dat annulering van opdrachten vooral moest worden gezien als een aangelegenheid tussen de dienstverlener en de aanvrager. In het voornoemde onderzoek naar de tariefstructuur is echter vastgesteld, dat, wat de onderwijssfeer betreft, in een groot aantal gevallen de annulering van de opdracht wordt veroorzaakt door omstandigheden die aan de onderwijsinstelling moeten worden toegeschreven zoals verhindering van de docent of rooster- of locatiewijzigingen.
Besloten is daarom om in geval van verhindering de tolk voor een vergoeding van 50% van het uurtarief van de gederfde uren in aanmerking te brengen. Deze vergoeding geldt niet alleen in de onderwijssfeer maar ook in de leef- en werksfeer. Een reisvergoeding wordt voor geannuleerde opdrachten in het geheel niet verstrekt. Ook de eigenlijke reiskosten (€ 0,19) worden niet vergoed. De reisvergoeding wordt wel betaald als de annulering betrekking heeft op een kortere opdracht dan oorspronkelijk was afgesproken.
De taxikostenvergoedingen volgens de code C31 t/m C33 zijn na diverse rechtelijke uitspraken gewijzigd. Conform deze jurisprudentie wordt voor het leefvervoer een vergoeding verstrekt waarmee daadwerkelijk een afstand kan worden overbrugd tussen de 1500 en 2000 kilometer op jaarbasis. Normbedrag C31 wordt verstrekt als men niet meer dan 100 meter kan lopen en voor iedere verplaatsing buitenshuis gebruik moet maken van een taxi.
De combinatievergoeding volgens de code C34 is nieuw. De vergoeding wordt verstrekt als men voor het leefvervoer niet uitsluitend is aangewezen op een taxi. Men kan dus, voor het leefvervoer, ook gebruik maken van ander, goedkoper, vervoer.
Gelet op gerechtelijke uitspraken zijn de normbedragen voor taxikosten voor het leefvervoer per 1-1-2010 aangepast. De vergoeding is gebaseerd op een onderzoek naar de kosten van vervoer per taxi in 2006 en vervolgens geïndexeerd. Nieuw is de combinatievergoeding die gebaseerd is op de situatie dat de rechthebbende niet voor iedere rit buitenshuis een taxi nodig heeft maar ook nog gebruik kan maken van ander (collectief) vervoer zoals de belbus of buurttaxi.
Computers in het onderwijs en ten behoeve van het maken van huiswerk zijn de laatste jaren meer en meer algemeen gebruikelijk geworden, Bovendien zijn de prijzen van computers, laptops, notebooks etc. aanmerkelijk gedaald. Een vaststelling van het normbedrag op € 750,– is hiermee gerechtvaardigd. Dit bedrag betreft alleen de kosten van een standaard computer dus niet de specifieke aanpassingen of toepassingsmogelijkheden voor personen met een auditieve, visuele of motorische handicap. Hiervan blijft vergoeding mogelijk.
De motie van de Tweede Kamerleden Biskop, Kraneveldt en Slob (ingediend op 11 december 2008) heeft als uitgangspunt, dat het tijdig en volledig beschikbaar komen van aangepaste studiematerialen (in Braille en/of ingesproken) van belang is voor studenten met een visuele beperking en/of dyslexie. Over het uitvoering geven aan deze motie is nog geen besluit genomen. In afwachting hiervan moet UWV zich op grond van artikel 5 lid 2 sub e van het Besluit onderwijsvoorzieningen aan de regel houden, dat geen voorzieningen worden verstrekt die verband houden met dyslexie.
Voor het normbedrag G-23 per hoortoestel geldt dat, indien de zorgverzekeraar een vergoeding verstrekt, UWV voor het meerdere bedrag van de aanschafprijs van het hoortoestel een aanvullende vergoeding van maximaal deze norm per toestel kan verstrekken. In een intern onderzoek van UWV is vastgesteld dat, ook in de situatie dat de zorgverzekeraar geen vergoeding verstrekt, het normbedrag G23 als toereikend moet worden beschouwd. Achterliggende gedachte hierbij is dat de verantwoordelijkheid voor de verstrekking van hoortoestellen in de eerste plaats bij de zorgverzekeraar ligt en dat de bevoegdheid van UWV slechts van aanvullende aard is. Voorwaarde voor vergoeding door UWV is dat dit betere toestel nodig is in de werksfeer. Vergoeding van hoortoestellen als onderwijsvoorziening is niet toegestaan.
Wegens het feitelijk vervallen van de regeling maken de normen L1 t/m L5 geen onderdeel meer uit van dit besluit. In situaties van na-ijling worden de desbetreffende scholingsinstituten individueel geïnformeerd. Dit is al vanaf 2006 niet meer aan de orde en per 2009 definitief beëindigd.
Met het oog op de enorme stijging van de uitgaven voor de jobcoachvoorziening van de laatste jaren is besloten om in 2011 het jobcoachtarief niet te indexeren. UWV is in overleg met de jobcoachorganisaties en het ministerie van SZW over een effectievere inzet van de jobcoachvoorziening in 2011 hetgeen ook tot uitdrukking moet komen in een (relatieve) beperking van de uitgaven voor deze belangrijke werkvoorziening. Met de bevriezing van de uurvergoeding voor 2011 neemt UWV een concrete stap op het gebied van budgetbeheersing.
Met ingang van 1 januari 2010 geldt een inkomensgrens inzake de voorzieningen die aan startende zelfstandigen zijn toegekend. Volgens de bedoeling van de wetgever zal deze inkomensgrens moeten worden gehanteerd nadat de eerste drie jaar van de zelfstandige vestiging zijn verstreken. Op grond van het overgangsrecht geldt deze inkomensgrens ook ten aanzien van zelfstandigen aan wie reeds vòòr 1 januari 2010 een voorziening is toegekend.
De inkomensgrens geldt voor alle voorzieningen die op grond van art. 14 en 15a van het Reïntegratiebesluit aan startende zelfstandigen worden verstrekt. De inkomensgrens geldt dus niet voor het starterskrediet en de bijbehorende instrumenten. Voor vervoersvoorzieningen geldt vanaf het eerste moment alleen de specifieke inkomensgrens vervoersvoorzieningen, die ook voor werknemers en werkzoekenden geldt.
De formule voor de inkomensgrens is opgenomen in artikel 15 b van het gewijzigde Reïntegratiebesluit (Staatsblad 2009, 591)
Op grond van deze bepaling moet de volgende berekeningswijze worden gehanteerd:
afwijzing of intrekking van de voorziening moet plaatsvinden indien het inkomen van de aanvrager van/gerechtigde op een voorziening als bedoeld in art. 14 of 15b Reïntegratiebesluit méér bedraagt dan 261 x 157% van het bedrag, bedoeld in art. 17 lid 1 van de Wet financiering sociale verzekeringen, met betrekking tot een loontijdvak van een dag.
Ter bevordering van een eenduidige beoordeling door UWV is de uitkomst van deze berekening opgenomen als normbedrag Z1.
Om te voorkomen dat een eenmalige piek in het inkomen van de zelfstandige tot een afwijzing of intrekking van voorzieningen leiden moeten de vastgestelde inkomens van de laatste drie jaren worden gemiddeld. Hiermee kunnen eenmalige uitschieters in het inkomen van de zelfstandige worden genivelleerd (Reïntegratiebesluit artikel 15b lid 2).
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze van vaststelling van het inkomen, dat moet worden gehanteerd voor de inkomensgrens. Hierbij kunnen ook inkomens van partners, echtgenoten of andere gezinsleden worden betrokken. Tot op heden (1 januari 2011) ) zijn deze regels niet gesteld.
Wellicht ten overvloede wordt er op gewezen dat de inkomensgrens voor vervoersvoorzieningen , evenals alle overige aanvragen in de werksfeer, vanaf het eerste moment van toepassing is.
De kosten van begeleiding vòòr en na de start kunnen op grond van art. 15 lid 2 van het Reïntegratiebesluit als voorziening in de zin van van 34a Wet WIA worden vergoed. Deze vergoeding kan worden verstrekt aan alle personen die naar het oordeel van UWV structurele functionele beperkingen hebben en die een zelfstandig beroep of bedrijf willen starten. Bovendien kan deze begeleiding worden verstrekt aan personen, die bij UWV een aanvraag hebben ingediend voor een starterskrediet als bedoeld in artikel 15 van het Reïntegratiebesluit. Om voor deze begeleiding in aanmerking te komen stelt de wetgever als voorwaarde dat de startende zelfstandige niet tegelijkertijd in aanmerking is gebracht voor een re-integratietraject of RO.
Met ingang van 1 januari 2010 heeft de wetgever besloten om de vaststelling van het bedrag aan de gemeenten en aan UWV, ieder voor hun eigen populatie, vast te stellen. Voorheen werd dit bedrag jaarlijks vastgesteld in de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en BBZ 2004.
J.M. Linthorst,
voorzitter Raad van bestuur UWV.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011-3843.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.