Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 februari 2011, nr. WJZ/275511 (2754), houdende regels voor het vaststellen van de bekostiging personeel primair onderwijs in Caribisch Nederland voor de laatste zeven maanden van het schooljaar 2010–2011 (Regeling bekostiging personeel PO BES 2010–2011)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 103, eerste lid, 164, vierde lid, en 166 van de Wet primair onderwijs BES en de artikelen 17, 18, 19, 20, 21 en 22 van het Besluit bekostiging WPO BES;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet:

Wet primair onderwijs BES;

b. besluit:

Besluit bekostiging WPO BES;

c. school:

school als bedoeld in artikel 1 van de wet;

d. bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de wet.

Artikel 2. Vaststelling bedragen

Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 164, eerste lid, van de wet bedraagt USD 1,542.40.

Artikel 3. Aanvullende bekostiging schoolleiding

Het bedrag, bedoeld in artikel 20, van het besluit, is voor scholen met een aantal leerlingen op de teldatum dat niet hoger is dan 97 leerlingen USD 9,537.46 en voor scholen met een aantal leerlingen op de teldatum dat hoger is dan 97 leerlingen USD 17,293.69.

Artikel 4. Vaststelling aanvullende bekostiging (zeer) kleine scholen

Het bedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het besluit, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom bij het desbetreffende artikel:

Artikel

bedrag

18 (zeer kleine scholen)

USD 92,078.46

19, tweede lid (kleine scholen voet)

USD 65,929.74

19, tweede lid (kleine scholen verminderingsbedrag)

USD 456.65

Artikel 5. Aanvullende bekostiging voor zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte

Het percentage, bedoeld in artikel 22, van het besluit is 10,5% van de bekostiging bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4.

Artikel 6. Aanvullende bekostiging voor de bestrijding van onderwijsachterstanden

Het percentage, bedoeld in artikel 21, van het besluit is 8% van de bekostiging bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4.

Artikel 7. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid

De grondslag voor de omvang van de bekostiging, bedoeld in artikel 166, van de wet is 13% van de bekostiging bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4.

Artikel 8. Bijzondere bekostiging: het overgangsbudget

  • 1. Het bevoegd gezag ontvangt voor zijn school of scholen bijzondere bekostiging indien de bekostiging, berekend met in achtneming van de artikelen 2 tot en met 7, minder bedraagt dan 64,33% van de personele uitgaven van het jaar 2009 van die school of scholen zoals deze naar het zijn van de Minister worden vastgesteld.

  • 2. De bijzondere bekostiging bedraagt het verschil tussen 64,33% van de personele uitgaven van het jaar 2009 van de school, zoals deze naar het oordeel van de Minister zijn vastgesteld en het totaal van de voor de school berekende bekostiging berekend met inachtneming van de artikelen 2 tot en met 7.

Artikel 9. Bijzondere bekostiging: verhoging met 5%

De bijzondere bekostiging bedraagt 5% van de bekostiging, berekend met in achtneming van de artikelen 2 tot en met 8.

Artikel 10. Betaalritme

De maandelijkse betaling van de bekostigingsbedragen voor personeelskosten, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 9, vindt plaats op grond van de volgende percentages:

januari

14,43%

februari

14,43%

maart

14,43%

april

14,43%

mei

14,43%

juni

14,43%

juli

13,42%

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2011 in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bekostiging personeel PO BES 2010–2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

Algemeen

Met deze regeling worden de reguliere personele bekostigingsbedragen vastgesteld voor de laatste zeven maanden van het schooljaar 2010–2011. De rekenregels zijn gebaseerd op een vereenvoudigde versie van de regels zoals die in het Europese deel van Nederland gelden. De regels zijn vereenvoudigd omdat op dit moment de onderbouwing van de bekostiging niet kan worden vastgesteld; hiertoe is een gedegen onderzoek noodzakelijk. Mede gelet op de beschikbare middelen zijn de bedragen in de rekenregels gebaseerd op de bedragen die gelden in het Europese deel van Nederland, vermenigvuldigd met een budgetfactor in verband met het lagere prijspeil op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Caribisch Nederland). De budgetfactor is bepaald door het totale budget voor het onderwijs op in Caribisch Nederland in 2009, zoals opgetekend door de auditdienst van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: ministerie) te vergelijken met het budget dat de scholen zouden krijgen op basis van de bedragen die gelden in het Europese deel van Nederland. Op basis hiervan is de budgetfactor 59,90%.

Omdat deze regeling van toepassing is op de laatste 7 maanden van het schooljaar 2010–2011 zijn de bedragen teruggebracht tot dat gedeelte van de bekostiging dat voor deze 7 maanden benodigd is, te weten 64,33%. Dit percentage is de uitkomst van 7 x 1/12 deel vermeerderd met 6% in verband met de uitbetaling van het vakantiegeld in de maand juni.

Artikel 16 van het Besluit bekostiging WPO BES schrijft voor dat jaarlijks voor 15 april de scholen de beschikkingen met daarin de reguliere personele bekostigingsbedragen voor het komende schooljaar ontvangen. Voor het schooljaar 2011-2012 zal in de loop van 2011 een regeling worden vastgesteld die het mogelijk maakt om aan deze verplichting te voldoen.

Handhaving en uitvoering

Bij de uitvoeringstoets van DUO is gebleken dat DUO geen uitvoerings- en handhavingsproblemen voorziet.

Artikelsgewijs

Artikel 3

Met de zinsnede ‘een aantal leerlingen op de teldatum dat niet hoger is dan 97’ wordt bedoeld: een aantal leerlingen dat gelijk is aan 97 of lager is dan 97.

Artikelen 5 tot en met 7

De bekostigingspercentages in deze artikelen zijn gebaseerd op de verhouding van de bedragen die in het Europese deel van Nederland worden verstrekt voor respectievelijk 'zorg', 'onderwijsachterstandenbeleid' en personeels- en arbeidsmarktbeleid.

Artikelen 8 en 9

Proces

Dit artikel geeft voor de laatste zeven maanden van het schooljaar 2010–2011 uitwerking aan de toezegging die aan de scholen voor basisonderwijs in Caribisch Nederland is gedaan, dat zij er in de jaren 2011 tot en met 2013 financieel niet op achteruit zullen gaan. Om dit te kunnen garanderen, is het volgende proces doorlopen voor het vaststellen van de personele en materiële uitgaven in 2009. In juni 2010 hebben alle scholen voor basisonderwijs in Caribisch Nederland bezoek gehad van de auditdienst van het ministerie. De auditdienst heeft per school het financiële beeld van 2009 opgetekend. De bevoegde gezagsorganen van de scholen hebben deze opgave vervolgens ondertekend. Voor elk bevoegd gezag is een brief met schoolspecifieke toelichting opgesteld, waarin onder voorbehoud van goedkeuring door de Tweede Kamer een toelichting is gegeven op de (voorlopige) financiële consequenties per bevoegd gezag. Medewerkers van het ministerie hebben in augustus 2010 elk van de bevoegde gezagsorganen bezocht om het nieuwe bekostigingsstelsel en de schoolspecifieke inhoud van de brief toe te lichten. De bevoegde gezagsorganen hebben hierop schriftelijk gereageerd. Op basis van de reacties van de bevoegde gezagsorganen is besloten de bekostiging met 5% te verhogen. Tevens is besloten in 2011 een bekostigingsonderzoek te doen. Dit onderzoek heeft tot doel vast te stellen of het geboden bekostigingsniveau toereikend is en op welke punten zich eventueel knelpunten zullen voordoen. De bevoegde gezagsorganen zijn hierover in oktober 2010 per brief geïnformeerd.

Overgangsbudget

Scholen die op basis van de rekenregels zoals opgenomen in de artikelen 2 tot en met 7 een lager bekostigingsbedrag zouden krijgen dan het bedrag dat door de auditdienst is opgetekend, krijgen voor de periode 2011 tot en met 2013 een extra bedrag, het zogenoemde ‘overgangsbudget’. Het overgangsbudget dat naar door de minister bij beschikking zal worden vastgesteld, geldt zowel voor het personele deel van de lumpsum als voor de materiële instandhouding. Op beide deelbudgetten zullen scholen er de eerste drie jaar na de transitie financieel niet op achteruit gaan.

Bij het bevoegd gezag van de Rooms Katholieke scholen op Bonaire heeft de auditdienst de financiële gegevens voor 2009 op het niveau van het bevoegd gezag opgetekend en niet voor elk van de vier scholen afzonderlijk. Het overgangsbudget wordt daarom in dit geval op bestuursniveau vastgesteld.

Verhoging met 5%

Om te voorkomen dat er financiële problemen ontstaan door onvolkomenheden in de berekening van de auditdienst, door kosten die in de gehanteerde grondslag onvoldoende terugkomen of door noodzakelijke prijsbijstellingen die eerder niet zijn doorgevoerd, wordt de bekostiging verhoogd met 5%.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Naar boven