De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 3, vijfde lid, 10, tweede en derde lid, en 11, vierde lid, van de Mediawet BES en artikel 20, eerste
lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
Besluit:
Artikel 1
1. Een aanvraag om toestemming voor het verzorgen van een omroepdienst in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba
wordt ingediend bij het Commissariaat.
2. De aanvraag vermeldt voor welk openbaar lichaam of openbare lichamen de toestemming aangevraagd wordt en of deze voor radio-omroep
of televisieomroep bedoeld is, en de aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:
a. een opgave van naam, feitelijke vestigingsplaats en adres- en contactgegevens, waaronder e-mailadres of internetadres;
b. voor zover de aanvrager een rechtspersoon betreft, een kopie van de oprichtingsakte of laatstelijk gewijzigde statuten van
die rechtspersoon, een overzicht van de organisatorische en juridische structuur van de aanvrager en een overzicht van zijn
bestuurders en aandeelhouders; en
c. de machtiging, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Mediawet BES.
3. Het Commissariaat beslist op een aanvraag binnen dertien weken na ontvangst ervan.
Artikel 2
1. Het Commissariaat wijst jaarlijks op schriftelijke aanvraag van de Minister-president, Minister van Algemene Zaken, een aantal
uren zendtijd op de omroepdiensten toe ten behoeve van overheidsvoorlichting. Een aanvraag wordt ingediend bij het Commissariaat
vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor de zendtijd wordt aangevraagd.
2. Het Commissariaat wijst niet meer dan 0,4 uren per week zendtijd per televisieomroepdienst en niet meer dan 0,8 uren per
week zendtijd per radio-omroepdienst toe ten behoeve van overheidsvoorlichting.
3. Het Commissariaat beslist op een aanvraag binnen dertien weken na ontvangst ervan. De beslissing vermeldt op welke omroepdiensten
en welke dagen en tijdstippen de zendtijd beschikbaar wordt gesteld.
4. De beslissing wordt tevens gezonden aan de omroepinstelling die een omroepdienst verzorgt waarop uren zendtijd zijn toegewezen
ten behoeve van overheidsvoorlichting.
5. In afwijking van het eerste lid wordt een aanvraag als bedoeld in dat lid waarbij zendtijd wordt aangevraagd met betrekking
tot het kalenderjaar 2011 uiterlijk voor 1 juli 2011 ingediend.
Artikel 3
De redelijke vergoeding, bedoeld in artikel 10, derde lid, van de Mediawet BES, bedraagt USD 30 per uur zendtijd voor een
televisieomroepdienst en USD 7.50 per uur zendtijd voor een radio-omroepdienst.
Artikel 4
1. Het Commissariaat wijst jaarlijks op schriftelijke aanvraag van een politieke partij als bedoeld in artikel 11, eerste lid,
van de Mediawet BES een aantal uren zendtijd op de omroepdiensten toe. Een aanvraag wordt ingediend bij het Commissariaat
vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor de zendtijd wordt aangevraagd.
2. Het Commissariaat wijst niet meer dan 0,3 uren per week zendtijd per televisieomroepdienst en niet meer dan 0,5 uren per
week zendtijd per radio-omroepdienst toe aan een politieke partij als bedoeld in het eerste lid.
3. In de periode waarin op grond van artikel 11, tweede lid, van de Mediawet BES uren zendtijd toegewezen zijn aan politieke
partijen, worden geen uren toegewezen op grond van artikel 11, eerste lid, van de Mediawet BES.
4. Artikel 2, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. In afwijking van het eerste lid wordt een aanvraag als bedoeld in dat lid waarbij zendtijd wordt aangevraagd met betrekking
tot het kalenderjaar 2011 uiterlijk voor 1 juli 2011 ingediend.
Artikel 5
Artikel 9 van de Mediawet BES wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd dat luidt:
2. Op degene aan wie zendtijd ter beschikking is gesteld zijn de artikelen 5, eerste lid, 6, 7, tweede lid, en 8, tweede lid,
van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 7
Deze regeling wordt aangehaald als: Mediaregeling BES.
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling werkt onder het toepassingsbereik van de Mediawet BES zoals die was opgenomen in de Tweede Aanpassingswet openbare
lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba – B. De Mediawet BES bevat noodzakelijke regelgeving op het terrein van omroep voor
de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De wet heeft de omroepregulering zoals die onder meer was opgenomen
in de Televisie-landsverordening uit 1971 vervangen. In de Mediawet BES is ook het toezicht op radio- en televisiestations
geregeld. De wet beoogt in hoofdzaak de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting en de afwezigheid van censuur te waarborgen
en de eigen verantwoordelijkheid van exploitanten van radio- en televisiestations voor de inhoud van hun programma’s vast
te leggen.
De Mediawet BES bevat grondslagen op grond waarvan bij ministeriële regeling enkele onderwerpen geregeld moeten of kunnen
worden. De onderhavige ministeriële regeling voorziet daarin. Het gaat daarbij in de eerste plaats om nadere regels over de
wijze waarop een aanvraag voor toestemming voor commerciële omroep moet worden ingediend bij het Commissariaat voor de Media.
In de tweede plaats zijn de regels over het ter beschikking stellen van zendtijd voor politieke partijen en overheidsinformatie
verder uitgewerkt. De aanvraagprocedure voor zendtijd voor politieke partijen en de overheid is geregeld, evenals het maximaal
ter beschikking te stellen uren zendtijd. Daarnaast is de redelijke vergoeding vastgesteld die omroepen moeten ontvangen als
zij zendtijd ter beschikking stellen voor overheidsinformatie.
Tot slot bevat deze regeling een aanpassing van de Mediawet BES. Daarmee wordt toepassing gegeven aan artikel 20, eerste lid,
van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, op basis waarvan gedurende het eerste jaar na de transitie
de Mediawet BES bij regeling kan worden gewijzigd.
De regeling is bezien op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. De regeling ontmoet uit dat oogpunt geen bezwaren. Ook vloeien
uit de regeling geen bijzondere administratieve lasten voort.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Dit artikel bepaalt welke gegevens door een aanvrager voor toestemming als verzorger van een omroepdienst, ingediend moeten
worden. De aanvraag moet vermelden of de toestemming aangevraagd wordt voor een of meerdere openbare lichamen en voor radio
of televisie. Naast de zogenoemde NAW-gegevens van de aanvrager dient de aanvraag tevens vergezeld te gaan van een kopie van
de machtiging die op grond van de Wet telecommunicatievoorzieningen BES noodzakelijk is om een zendinrichting te exploiteren.
Artikel 2
Dit artikel bepaalt dat het Commissariaat voor de Media op schriftelijke aanvraag van de Minister-president zendtijd voor
overheidsvoorlichting toewijst op de omroepdiensten, en bindt die zendtijd aan een maximum per week, zowel voor televisie
als voor radio. De uren worden toegewezen voor het kalenderjaar dat op de aanvraag volgt. Omdat deze regeling lopende het
jaar 2011 in werking treedt, is een afwijkende aanvraagprocedure ten aanzien van overheidsvoorlichting in 2011 geregeld. Een
dergelijke aanvraag dient namelijk voor 1 juli 2011 ingediend te zijn.
Artikel 3
In dit artikel wordt de hoogte van de redelijke vergoeding voor het ter beschikking stellen van zendtijd voor overheidsvoorlichting,
die de gebruiker van die zendtijd aan de omroepinstelling betaalt, vastgesteld. Het bedrag is hoger voor televisie- dan voor
radio-omroep omdat ook de kosten van exploitatie van televisie hoger liggen dan van radio. De bedragen zijn gebaseerd op de
omzet van lokale omroepen in het Europese deel van Nederland. Hiermee zijn de omroepen op de BES het best te vergelijken.
Uit het jaarverslag van het Commissariaat blijkt dat in 2009 282 lokale omroepen (exclusief de omroepen uit de vier grote
steden) samen 17 miljoen omzet hadden. Per omroep komt dit ongeveer neer op een gemiddelde omzet van 150 euro per dag. Een
lokale omroep zendt gemiddeld 3 uur per dag uit. De bedragen voor de redelijke vergoeding per uur zendtijd zijn hiervan afgeleid,
waarbij rekening is gehouden met het feit dat het verzorgingsgebied van de BES-eilanden een stuk kleiner is dan de lokale
omroepen in het Europese deel van Nederland. De verhouding van kosten van radio tot televisie is daarbij 1 op 4.
Artikel 4
Dit artikel bepaalt dat een politieke partij die in aanmerking wil komen voor zendtijd voor politieke partijen een schriftelijke
aanvraag indient bij het Commissariaat in het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor zendtijd wordt aangevraagd. Dit
artikel bindt die zendtijd aan een maximum per week, zowel voor televisie als voor radio. In de periode onmiddellijk voorafgaand
aan verkiezingen worden geen uren toegewezen op grond van een daartoe ingediende aanvraag. De zendtijd wordt in die periode
namelijk ambtshalve door het Commissariaat aan alle politieke partijen toegewezen volgens artikel 11, tweede lid, van de Mediawet
BES.
Artikel 5
Met dit artikel wordt de Mediawet BES zoals die was opgenomen in de Tweede Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba – B, gewijzigd. Artikel 20 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba biedt
namelijk de mogelijkheid om bij regeling de Mediawet BES aan te passen. Deze wijziging herstelt een omissie en voorkomt dat
onaanvaardbare gevolgen ontstaan ingeval van toewijzing van zendtijd aan derden, zoals aan politieke partijen. In de Mediawet
BES ontbrak per abuis de koppeling – die ook in de Mediawet 2008 is opgenomen – dat degene die zendtijd heeft verkregen op
een omroepdienst zelf verantwoordelijk is voor programma’s uitgezonden in de toegewezen tijd en zich dan ook moet houden aan
mediawettelijke bepalingen. Met deze wijziging is zowel de omroepinstelling als degene die zendtijd heeft verkregen verantwoordelijk
voor het programma-aanbod.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.