TOELICHTING
Algemeen
In verband met de crisis in Libië heeft de Minister van Buitenlandse Zaken besloten tot evacuatie van in dat landwonende Nederlanders.
Het betreft hier een groep Nederlandse paspoorthouders, die veelal reeds gedurende geruime tijd inLibië wonen en geen woonstede
meer in Nederland hebben.
Het kabinet heeft voor deze situatie een geheel van maatregelen getroffen, die zijn vastgelegd in het zogenoemde Draaiboek opvang in Nederland van evacués uit het buitenland, dat voorziet in registratie, eerste opvang, opvang van zieken, huisvesting en de onderhavige financiële regeling. De regeling
is toegesneden op de huidige crisissituatie en heeft een tijdelijk karakter; de geldigheidsduur bedraagt drie maanden. Indien
de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, zullen op de kortst mogelijke termijn nadere maatregelen worden genomen.
Op grond van deze Tijdelijke regeling verstrekkingen gerepatrieerden Libiëkunnen de gerepatrieerde Nederlanders die over onvoldoende
middelen, zijnde inkomen en vermogen, beschikken gedurende een tijdelijk verblijf in Nederland in aanmerking komen voor een
eenmalige tegemoetkoming voor de aanloopkosten, een financiële toelage en een vergoeding voor buitengewone kosten. Gerepatrieerden
komen zonodig tevens in aanmerking voor een ziektekostenverzekering en een WA-verzekering.
De regeling is gebaseerd op de Kaderwet SZW-subsidies en, omdat de regeling wordt uitgevoerd door de Sociale verzekeringsbank
(SVB), mede op enige artikelen van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
De regeling kent geen subsidieplafond. De Minister van Financiën heeft hiermee ingestemd.
De regeling geldt als passende en toereikende voorliggende voorziening voor de Wet werk en bijstand en de Wet investeren in
jongeren.
Artikelsgewijs
Artikel 1
In het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is omschreven wie als repatriant in de zin van deze regeling wordt aangemerkt. Het
betreft hier de Nederlander en de eerstegraads verwanten en kleinkinderen tot 21 jaar van een Nederlander die in Libië wonen
en die gevolg hebben gegeven aan de oproep van de Minister van Buitenlandse Zaken om in verband met de ontwikkelingen in Libië
tijdelijk naar Nederland te komen. Voor de vorenbedoelde eerstegraads verwanten en kleinkinderen tot 21 jaar geldt dat zij
ook als repatriant worden aangemerkt als de Nederlander zelf niet met hen naar Nederland is gekomen.
Er wordt op gewezen dat het recht op de verstrekkingen niet is gebonden aan gebruikmaking van de opvang waarin het hiervoor
genoemde draaiboek voorziet. Ook degene die zelf onderdak heeft geregeld, bijvoorbeeld bij familie, kan een beroep op de regeling
doen.
Artikel 2
De SVB bepaalt op aanvraag het recht van gerepatrieerde op een eenmalige tegemoetkoming voor de aanloopkosten, een financiële
toelage en/of een vergoeding voor buitengewone kosten. De noodzaak voor verstrekkingen in de vorm van verzekeringen tegen
ziektekosten en wettelijke aansprakelijkheid wordt door de SVB ambtshalve vastgesteld. In beginsel heeft de gerepatrieerde
recht op laatstbedoelde verstrekkingen, tenzij deze bij de registratie na aankomst in Nederland heeft aangegeven in Nederland
reeds over de betreffende verzekeringen(en) te beschikken.
Artikel 3
In dit artikel worden de verstrekkingen genoemd waarop de regeling recht geeft. De verstrekkingen worden hierna toegelicht
bij de artikelen waarin zij zijn uitgewerkt (artikelen 6, 7 en 8). De verstrekkingen zijn onbelast.
Artikel 4
Het eerste lid geeft de SVB de bevoegdheid om verstrekkingen te onthouden als de gerepatrieerde niet desgevraagd de gegevens
verstrekt die nodig zijn om het recht daarop te kunnen vaststellen.
De regeling heeft een complementair karakter; de belanghebbende komt voor verstrekkingen als bedoeld in artikel 3, aanhef
en onderdelen a tot en met c, in aanmerkingvoor zover de eigen middelen niet toereikend zijn om in de betreffende kosten te
voorzien. Om de regeling uitvoeringstechnisch zo eenvoudig mogelijk te houden, is de toets op de eigen middelen van de gerepatrieerde
beperkt gehouden. In aanmerking worden genomen de middelen waarover de gerepatrieerde hier te lande kan beschikken, bijvoorbeeld
meegenomen contanten, saldi van bank- of girorekeningen die hier te lande kunnen worden opgenomen of verzekeringsuitkeringen.
Middelen die niet in aanmerking worden genomen zijn bijvoorbeeld vermogen dat belichaamd is in onroerende zaken buiten Nederland
en dat in de gegeven situatie niet te gelde kan worden gemaakt, tegoeden op geblokkeerde rekeningen of gelden waarover onder
de gegeven omstandigheden niet hier te lande kan worden beschikt. De middelen worden in aanmerking genomen gedurende het tijdsbestek
dat de gerepatrieerde daarover hier te lande beschikt. Indien de middelen waarover de gerepatrieerde bij aankomst in Nederland
beschikt na verloop van tijd zijn ingeteerd, komt de gerepatrieerde aansluitend in aanmerking voor de verstrekking, mits aan
de overige voorwaarden van de regeling wordt voldaan.
Artikel 5
Dit artikel bevat de gronden waarop de verstrekkingen een einde nemen. ‘In ieder geval’ brengt tot uitdrukking dat het hier
geen limitatieve opsomming betreft. Zo is er naast de in dit artikel genoemde gronden ook de beëindigingsgrond van het vervallen
van de regeling (zie artikel 13). Ook het overlijden van de gerepatrieerde leidt tot beëindiging van de verstrekkingen. De
beëindiging bij het verlaten van Nederland sluit aan bij doel en strekking van deze regeling, die alleen van toepassing is
bij verblijf in Nederland. In Nederland (tijdelijk) achterblijvende familieleden in de eerste graad van de gerepatrieerde
die Nederland verlaat, behouden het recht op verstrekkingen.
Indien de gerepatrieerde bij aankomst in Nederland of enige tijd nadien aantoonbaar besluit zich blijvend in Nederland te
vestigen, zijn de huisvesting waarin het draaiboek voorziet en deze regeling niet (meer) op gerepatrieerde van toepassing.
In dat geval kan de gerepatrieerde een beroep doen op de reguliere voorzieningen voor huisvesting en sociale zekerheid.
Artikel 6
De eenmalige tegemoetkoming voor de aanloopkosten, zijnde de eerste kosten waarmee de gerepatrieerde hier te lande geconfronteerd
kan worden, bedraagt € 44,–.
Het tweede lid regelt de hoogte van de financiële toelage, die bestemd is voor voedsel, kleding en andere persoonlijke uitgaven.
De hoogte is afgestemd op het tijdelijke karakter van het verblijf, alsmede op het feit dat de gerepatrieerde beschikking
heeft over onderdak en verzekerd is voor ziektekosten en wettelijke aansprakelijkheid.
Het derde lid geeft de SVB de bevoegdheid om het beschikbaar stellen van de financiële toelage en de eenmalige tegemoetkoming
voor de aanloopkosten te bepalen. Deze bevoegdheid betreft zowel het moment en de wijze waarop de beschikbaarstelling plaatsvindt
als - voor wat de financiële toelage betreft- de periode waarover die toelage wordt uitbetaald.
Het vierde lid bepaalt imperatief dat de financiële toelage en de eenmalige tegemoetkoming voor de aanloopkosten voor minderjarigen
niet aan die minderjarigen beschikbaar wordt gesteld, maar aan zijn repatrieerde ouder of verzorger.
Artikel 7
Het onderhavige artikel voorziet er in gerepatrieerden aanspraak te geven op vergoeding van buitengewone kosten. De bepaling
strekt ertoe te voorkomen dat een gerepatrieerde door buitengewone kosten in een financiële achterstandsituatie komt te staan
ten opzichte van andere gerepatrieerden die deze kosten niet hoeven te maken. De bepaling strekt nadrukkelijk niet tot een
algemene verbetering van financiële situatie van de gerepatrieerde.
Een gerepatrieerde heeft aanspraak op vergoeding van buitengewone kosten ingeval:
1. het noodzakelijke kosten betreft;
2. deze kosten onvermijdbaar zijn;
3. in Nederland dienen te worden gemaakt, en
4. in die kosten niet op andere wijze kan worden voorzien (zie voorts artikel 4, tweede lid).
Ad 1. Het moet gaan om kosten waarvan in redelijkheid geoordeeld kan worden dat zij noodzakelijk zijn, bezien in het licht
van het tijdelijke karakter van het verblijf in Nederland van de gerepatrieerde en het sobere, humane karakter van de voorzieningen
in het meergenoemde draaiboek. De noodzaak betreft zowel de aard van de kosten als de hoogte van de kosten. De SVB zal deze
kosten in alle redelijkheid als buitengewoon moeten kunnen aanmerken.
Ad 2. De noodzakelijke kosten dienen onvermijdbaar te zijn. Onvermijdbaar houdt in dat het maken van de kosten niet te voorkomen
is en geen uitstel duldt.
Ad 3. Kosten die de gerepatrieerde buiten Nederland maakt, behoren niet tot de buitengewone kosten.
Ad 4. Bij ‘op andere wijze in de kosten voorzien’ kan gedacht worden aan betaling van de kosten uit de financiële toelage.
Andere voorbeelden zijn vergoedingen vanuit de verzekeringen waarin de regeling voorziet en vergoedingen vanuit door gerepatrieerde
zelf afgesloten verzekeringen. Voorts valt te denken aan verstrekkingen die ontvangen worden uit hoofde van een (voormalige)
dienstbetrekking. Uit artikel 4, tweede lid, volgt dat de middelen waarover de gerepatrieerde kan beschikken mede bepalend
zijn bij de beoordeling van het recht op verstrekkingen voor buitengewone kosten.
Voorbeelden van kosten die als buitengewoon zijn aan te merken zijn reiskosten van de gerepatrieerde voor bezoek aan een medicus
of voor het voldoen aan een juridische verplichting (niet van begeleiders, tenzij voor de begeleiding een medische noodzaak
aanwezig is) en kosten voortvloeiend uit een op voorschrift van een arts te volgen dieet. Geen buitengewone kosten zijn onder
meer de kosten van reizen in verband met een sociaal of recreatief doel, kosten in verband met vervanging dan wel herstel
van goederen die door eigen toedoen of nalatigheid verloren zijn gegaan of beschadigd, kosten in verband met het aanhouden
van de woonsituatie in het woonland, kosten in verband met reizen naar en van Nederland, kosten voor de aanschaf van huisraad
en telefoonkosten.
Voor de hoogte van de buitengewone kosten wordt aangesloten bij hetgeen noodzakelijk en onvermijdbaar is. Zo zal bijvoorbeeld
voor noodzakelijke reiskosten een vergoeding worden verstrekt tot het bedrag van de goedkoopste wijze van openbaar vervoer,
ook al heeft de gerepatrieerde per taxi of huurauto gereisd.
Naast de hiervoor genoemde voorwaarden geldt voor de vergoeding van buitengewone kosten de in het tweede en derde lid geregelde
toestemming van de SVB voor het maken van de kosten. De toestemming dient vooraf te worden gevraagd. Dit draagt ertoe bij
dat zowel de gerepatrieerde als de SVB tot een juiste, tijdige beslissing kunnen komen met betrekking tot de te maken kosten.
Het vierde lid bepaalt expliciet dat kosten die samenhangen met een door de gerepatrieerde gepleegde onrechtmatige daad, gepleegd
misdrijf of begane overtreding in ieder geval geen buitengewone kosten zijn.
Artikel 8
Gerepatrieerden zullen zonodig verzekerd worden tegen de in artikel 10 van de Zorgverzekeringswet en artikel 6 van de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekostenverzekering bedoelde risico’s. Dit betreft de verstrekkingen die op grond van de wettelijk verplichte
basisverzekering worden vergoed. Voorts zullen gerepatrieerden zonodig verzekerd worden tegen de financiële gevolgen van wettelijke
aansprakelijkheid jegens een derde voor een som van maximaal € 1.000.000,– per gebeurtenis. De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid sluit ten behoeve hiervan collectieve verzekeringen af en zal de daaraan verbonden kosten dragen. De SVB
zal, na vaststelling van het recht op een verzekering als bedoeld in deze regeling, de naam van de betrokken gerepatrieerde
doorgeven aan de verzekeraar.
Artikel 9
Dit artikel geeft de SVB een terugvorderingsbevoegdheid indien een gerepatrieerde in strijd met de waarheid gegevens heeft
verstrekt of verzwegen, waardoor hij of anderen ten onrechte, of tot een te hoog bedrag, verstrekkingen heeft ontvangen. Het
betreft hier alle in artikel 3 genoemde verstrekkingen, dus ook de kosten van de verzekeringen. De SVB zal bij de uitoefening
van deze bevoegdheid rekening houden met alle feiten en omstandigheden van het betreffende geval, alsmede met de doelmatigheid
van de terugvordering. Ten overvloede zij opgemerkt dat op de terugvordering niet de bepalingen van de Wet boeten, maatregelen
en terug- en invordering sociale zekerheid van toepassing zijn.
Artikel 10
In dit artikel is bepaald dat de lasten van deze regeling (uitvoeringskosten van de SVB, verstrekkingen minus terugvorderingen)
worden bekostigd met een Rijksbijdrage ten laste van de begroting. De SVB kan de lasten van deze regeling in de bestaande
rekening-courant met de Minister van Financiën verrekenen (zoals is bepaald in artikel 120 van de Wet financiering sociale
verzekeringen). De verantwoording vindt plaats via de jaarrekening van de SVB, waarin een overzicht wordt gegeven van de uitgaven
door de SVB op grond van deze regeling. De termijnen waarbinnen dit overzicht moet worden verstrekt en voor de vaststelling
door de Minister zijn in overeenstemming met de gebruikelijke verantwoording van de uitvoering door de SVB van dergelijke
Tijdelijke regelingen. Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 49 van de Wet SUWI is ook in de accountantscontrole
voorzien.
Artikel 11
Toezicht op de uitvoering van deze regeling door de SVB vindt plaats door de Inspectie werk en inkomen.
Artikel 12
De Algemene Regeling SZW-subsidies is niet van toepassing nu de onderhavige regeling een geheel eigen kader kent.
Artikel 13
Tegen de achtergrond van het feit dat de eerste gerepatrieerden op 22 februari 2011 in Nederland zijn aangekomen, werkt de
regeling tot en met die datum terug.
Zoals is aangegeven in de algemene toelichting heeft deze regeling een tijdelijk karakter. In verband hiermee eindigt deze
regeling na 13 weken.
Het tweede lid biedt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de mogelijkheid om de regeling binnen de vorenbedoelde
periode van 13 weken in te trekken, indien ontwikkelingen in land(en) waarvoor de Minister van Buitenlandse Zaken fase 4 heeft
afgekondigd, daartoe aanleiding geeft. Hierbij gaat de Minister af op het oordeel van de Minister van Buitenlandse Zaken.
Bij de toepassing van deze bepaling zal worden betrokken dat de gerepatrieerden enige tijd nodig hebben om hun terugkeer voor
te bereiden. Op grond van het derde lid kan de Minister de regeling ook verlengen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H.G.J. Kamp.