Besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 23 februari 2011, nr. WJZ / 11025778, houdende instelling van de Adviescommissie bezwaren personele aangelegenheden van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Inovatie (Besluit instelling Adviescommissie bezwaren personele aangelegenheden EL&I)

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Overwegende de wenselijkheid van het instellen van de Adviescommissie bezwaren personele aangelegenheden van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie in verband met de opheffing van de ministeries van Economische Zaken en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de instelling van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Besluit:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de minister:

de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

b. het ministerie:

het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de daaronder ressorterende diensten;

c. medewerker:

personeelslid van het ministerie, aangesteld krachtens het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

d. bezwaarde:

medewerker die een bezwaarschrift heeft ingediend;

e. commissie:

Adviescommissie bezwaren personele aangelegenheden EL&I.

Paragraaf 2. De commissie

Artikel 2

  • 1. Er is een Adviescommissie bezwaren personele aangelegenheden EL&I.

  • 2. De commissie heeft tot taak:

    • a. de minister te adviseren over de te nemen beslissingen op haar door de minister voorgelegde bezwaren van medewerkers tegen besluiten die jegens hen als zodanig zijn genomen door, namens of op voordracht van de minister, waarbij hun rechtspositioneel belang rechtstreeks is betrokken;

    • b. de directeur van Staatsbosbeheer te adviseren over de te nemen beslissingen op haar door de directeur voorgelegde bezwaren van personeelsleden van Staatsbosbeheer, aangesteld krachtens het Algemeen Rijksambtenarenreglement, tegen besluiten die jegens hen als zodanig zijn genomen door, namens of op voordracht van de directeur, waarbij hun rechtspositioneel belang rechtstreeks is betrokken.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing als ingevolge enig wettelijk voorschrift een andere commissie over het betrokken bezwaar adviseert.

  • 4. Desgevraagd adviseert de commissie de minister ook over andere onderwerpen op personeelsgebied dan bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel a.

Artikel 3

  • 1. De commissie bestaat uit twee kamers: Kamer I en Kamer II.

  • 2. Kamer I adviseert in de bezwaren van medewerkers die zijn aangesteld bij een (dienst)onderdeel van het voormalige Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en in de bezwaren van personeelsleden van Staatsbosbeheer, aangesteld krachtens het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

  • 3. Kamer II adviseert in de bezwaren van medewerkers die zijn aangesteld bij een (dienst)onderdeel van het voormalige Ministerie van Economische Zaken.

Artikel 4

  • 1. Kamer I bestaat uit drie door de minister benoemde leden.

  • 2. Leden van Kamer I zijn:

    • a. een door de minister aangewezen voorzitter, niet werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de minister;

    • b. een door de minister aangewezen lid, tevens secretaris werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de minister;

    • c. een door de minister aangewezen lid op voordracht van het Departementaal Georganiseerd Overleg.

  • 3. Aan Kamer I wordt een adjunct-secretaris, niet zijnde lid toegevoegd die werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van de minister.

  • 4. Voor ieder lid van Kamer I en voor de adjunct-secretaris benoemt de minister ten minste één plaatsvervanger. Het bepaalde in het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

  • 1. Kamer II bestaat uit drie door de minister benoemde leden.

  • 2. Leden van Kamer II zijn:

    • a. een door de minister aangewezen voorzitter, niet werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de minister;

    • b. een door de minister aangewezen medewerker;

    • c. een lid, aangewezen door het Departementaal Georganiseerd Overleg van het ministerie.

  • 3. Kamer II wordt bijgestaan door een secretaris, niet zijnde lid, die een medewerker is van het Expertisecentrum Arbeidsjuridisch van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 4. Voor ieder lid van Kamer II benoemt de minister ten minste één plaatsvervanger. Het bepaalde in het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

  • 1. De voorzitter en de leden worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaar.

  • 2. De leden en de plaatsvervangende leden van de commissie kunnen worden herbenoemd.

Artikel 7

  • 1. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de commissie ontvangen een vergoeding per vergadering ter hoogte van de maximaal toegestane vergoeding per vergadering voor de voorzitter als bedoeld in artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies.

  • 2. De niet-ambtelijke leden en niet-ambtelijke plaatsvervangende leden van de commissie ontvangen een vergoeding per vergadering ter hoogte van de maximaal toegestane vergoeding per vergadering voor de andere leden als bedoeld in artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies.

Artikel 8

  • 1. De samenstelling per bezwaarbehandeling van Kamer I wordt bepaald door de secretaris van Kamer I.

  • 2. De samenstelling per bezwaarbehandeling van Kamer II wordt bepaald door de voorzitter van Kamer II met dien verstande dat, naast de voorzitter of zijn plaatsvervanger in ieder geval deelnemen:

    • a. een lid als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, of een plaatsvervanger en

    • b. een lid als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel c, of een plaatsvervanger.

  • 3. Bij ontstentenis van een aangewezen lid of diens plaatsvervanger kan de secretaris van Kamer I respectievelijk de voorzitter van Kamer II een ander lid of plaatsvervanger in diens plaats aanwijzen.

Paragraaf 3. Verschoning en wraking

Artikel 9

  • 1. De leden van de commissie verschonen zich van de behandeling van zaken waarbij zij in enig opzicht betrokken zijn geweest.

  • 2. De leden van de commissie kunnen worden gewraakt om aan de behandeling van in het eerste lid bedoelde zaken deel te nemen.

  • 3. De leden van de commissie, met uitzondering van de gewraakte leden, beslissen of de wraking wordt toegestaan. Bij staken van stemmen is de wraking toegestaan.

Paragraaf 4. Bijzondere bepalingen over de werkwijze van de commissie

Artikel 10

De commissie kan daarvoor in aanmerking komende derden oproepen voor het verkrijgen van inlichtingen die zij behoeft. Iedere als zodanig opgeroepen medewerker of personeelslid van Staatsbosbeheer, aangesteld krachtens het Algemeen Rijksambtenarenreglement, is verplicht aan een oproep van de commissie gevolg te geven en desgevraagd alle inlichtingen naar waarheid en zonder voorbehoud te verstrekken.

Artikel 11

  • 1. De commissie kan zich door deskundigen van advies en verslag laten dienen.

  • 2. De commissie kan overlegging vorderen van ter zake dienende bescheiden.

  • 3. De commissie is bevoegd een onderzoek ter plaatse in te stellen of te doen instellen.

Artikel 12

  • 1. De bij de behandeling van een zaak betrokken leden van de commissie stellen het advies van de commissie vast bij meerderheid van stemmen. Geen der betrokken leden onthoudt zich van stemming.

  • 2. De secretaris bereidt het schriftelijk advies van de commissie voor.

  • 3. De bij de behandeling van een zaak fungerend voorzitter en fungerende secretaris van de commissie ondertekenen het advies.

  • 4. Indien advies wordt uitgebracht als bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel a, dan zendt de secretaris of zijn plaatsvervanger het advies en het verslag van de hoorzitting aan de minister.

  • 5. Indien advies wordt uitgebracht als bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel b, dan zendt de secretaris of zijn plaatsvervanger het advies en het verslag van de hoorzitting aan de directeur van Staatsbosbeheer.

Artikel 13

Het is de leden en de secretaris van de commissie en hun plaatsvervangers verboden:

  • a. hetgeen zij als zodanig te weten zijn gekomen verder bekend te maken dan voor de uitoefening van hun functie gevorderd wordt;

  • b. de gevoelens te openbaren, die tijdens de beraadslaging over het bezwaar zijn geuit;

  • c. over een aan hen voorgelegde zaak of over een zaak die, naar zij weten of kunnen vermoeden, aan hen zal worden voorgelegd zich uit te laten in enig onderhoud of gesprek met:

    • de bezwaarde, zijn raadsman of gemachtigde;

    • in gevallen waarin het een bezwaar betreft als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het Beoordelingsvoorschrift Burgerlijk Rijkspersoneel 1985, de betrokken beoordelaar of beoordelaars, de desbetreffende beoordelingsautoriteit of de door deze aangewezen vertegenwoordiger; dan wel,

    • in andere gevallen, degene die het betrokken besluit heeft genomen of de door deze aangewezen vertegenwoordiger;

  • d. enige schriftelijke informatie in ontvangst te nemen van de in onderdeel c bedoelde personen of dezen in de gelegenheid te stellen anderszins hierover mededelingen aan hen te doen, met uitzondering van informatie of mededelingen aan de secretaris in het kader van de normale secretariaatswerkzaamheden.

Paragraaf 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14

  • 1. De benoeming van de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit zittende leden en plaatsvervangende leden van de Adviescommissie bezwaren personele aangelegenheden LNV blijft, behoudens tussentijds ontslag, van kracht tot 1 januari 2013. Deze leden worden geacht benoemd te zijn als leden van Kamer I als bedoeld in artikel 4.

  • 2. De benoeming van de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit zittende leden en plaatsvervangende leden van de commissie advisering bezwaarschriften personeelsleden EZ blijft, behoudens tussentijds ontslag, van kracht tot 1 januari 2013. Deze leden worden geacht benoemd te zijn als leden van Kamer II als bedoeld in artikel 5.

Artikel 15

1. De Regeling bezwarenprocedure personele aangelegenheden LNV, P&O 96.2023 wordt ingetrokken.

2. Het Besluit instelling commissie advisering bezwaarschriften personeelsleden EZ wordt ingetrokken.

Artikel 16

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 17

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit instelling Adviescommissie bezwaren personele aangelegenheden EL&I.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 februari 2011

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.

Naar boven