Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 januari 2011, nr. DMO/OHW-U-3039123, houdende wijziging van de Algemene bij- en toeslagregeling AOR 2002 in verband met de aanpassing van de indexeringssystematiek per 1 januari 2011

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Besluit:

ARTIKEL I

De Algemene bij- en toeslagregeling AOR 2002 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De uitkeringen, voor zover deze worden genoten buiten het grondgebied van Indonesië, worden aangepast overeenkomstig de normen en voorwaarden waarmee het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag ingevolge artikel 14 van die wet wordt herzien.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘voor de periode vanaf 1 januari 2002’ vervangen door ‘voor de periode van 1 januari 2002 tot 1 januari 2011’ en wordt ‘overeenkomstig artikel 2, tweede lid.’ vervangen door: overeenkomstig artikel 2, tweede lid, zoals dat luidde tot 1 januari 2011;

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. voor de periode vanaf 1 januari 2011 wordt de uitkering berekend door het overeenkomstig de onder b genoemde artikelen voor betrokkene berekende bedrag per 31 december 2010 aan te passen overeenkomstig artikel 2, tweede lid.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner.

TOELICHTING

Met deze regeling is de wijze van indexeren van de uitkeringen ingevolge de Algemene oorlogsongevallenregeling (AOR) in overeenstemming gebracht met de systematiek die sinds 1 januari 2009 voor de indexering van de buitengewone pensioenen en uitkeringen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen geldt.

Op 1 januari 2009 is de wet van 20 november 2008 tot wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, ter vereenvoudiging van de uitvoering, alsmede tot het aanbrengen van wijzigingen van andere en ondergeschikte aard, in werking getreden. Met deze wet is de uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen vereenvoudigd.

Een van de elementen van deze vereenvoudigingswet is de aanpassing van de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen opgenomen indexeringssystematiek. Tot aan de inwerkingtreding van de wet van 20 november 2008 was de indexering van de buitengewone pensioenen en uitkeringen ingevolge de voornoemde wetten gekoppeld aan de indexeringvan de pensioenen van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds (ABP). In de jaren voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet is er veel kritiek geweest op de gehanteerde indexeringssystematiek. Deze kritiek richtte zich op de ondoorzichtige wijze waarop het ABP de index vaststelten vooral op het feit dat er een aantal jaren niet volledig was geïndexeerd vanwegede financiëlepositie van het ABP. Er is gezocht naar een methode van indexeringdie tegemoet komt aan de geuite kritiek. Deze methodiek moest transparant en objectief zijn (niet gekoppeld aan de financiële positie van de organisatie die de index vaststelt). Omdat de indexering voor de meeste belanghebbenden de enige factor is die tot een stijging van het buitengewoon pensioen of uitkering leidt, is het voorts van belang dat de welvaartsontwikkeling zonder het vertragende effect van het bekritiseerde systeem wordt verwerkt. De systematiek die aan de vorengenoemde eisen voldoet is die welke in de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag wordt gehanteerd voor de indexering van het wettelijke minimumloon. De index van het bruto minimumloon volgt de algemene loonontwikkeling, dat wil zeggen de gemiddelde loonontwikkeling in de marktsector, de gepremieerde en gesubsidieerde sector en de sector overheid. Daarmee is deze op cijfers van het Centraal Planbureau (CPB) gebaseerde index een zeer brede maatstaf voor de welvaartsontwikkeling. Deze verbreding heeft als bijkomend voordeel dat er niet alleen indexcijfers beschikbaar komen over voorbije maanden maar, op basis van ramingen van het CPB, ook voor de toekomst. Dit biedt de mogelijkheid om de buitengewone pensioenen en uitkeringen de (geraamde) loonontwikkeling in de economie als geheel te laten volgen.

Om bovenstaande redenen is besloten het volgen van de ontwikkelingen van het minimumloon als indexeringssystematiek in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen op te nemen ter vervanging van de koppeling aan de indexering van de ABP-pensioenen.

De indexering van de AOR-uitkeringen was echter nog wel gekoppeld aan de ontwikkelingen van de ambtelijke salarissen en pensioenen voor de sector Rijk. Omdat het in de vorige alinea gestelde ook voor de AOR geldt, achtte ik het onwenselijk dat de AOR-uitkering alsenige uitkering voor door de Tweede Wereldoorlog getroffenen gekoppeld zou blijvenaan de indexering van de pensioenen van het ABP. Met de onderhavige regeling isaan deze niet te rechtvaardigen ongelijkheid een einde gemaakt.

Met de financiële gevolgen is al rekening gehouden in de begrotingssystematiek; het Ministerie van Financiën gaat reeds voor het jaar 2011 uit van een aan de ontwikkeling van het minimumloon gekoppelde indexering.

Per 1 januari 2010 is de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) uitgebreid naar ministeriële regelingen (brief van de Minister van Justitie en de Staatssecretarissen van Economische Zaken, Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 december 2009, TK 2009–2010, 29 515, nr. 309). Het in het kader van VVM gehanteerde uitgangspunt dat een invoeringstermijn van twee maanden vereist is tussen de publicatie van een regeling en de feitelijke inwerkingtreding ervan is op de onderhavige regeling niet van toepassing. Gelet op de strekking van deze regeling, te weten het opheffen van de niet te rechtvaardigen ongelijkheid tussen de indexeringssystematiek in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen en die in de AOR, is de in het kader van VVM gehanteerde uitzonderingsgrond ‘Reparatiewetgeving’ van toepassing. Derhalve treedt deze regeling met terugwerkende kracht op 1 januari 2011 in werking. Deze terugwerkende kracht heeft geen nadelige gevolgen voor de uitkeringsgerechtigden ingevolge de AOR.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner.

Naar boven