De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Gelet op artikel 58, derde lid, van de Mijnbouwwet;
Besluit:
Artikel 1
Het tarief over 2011, bedoeld in artikel 58, eerste, juncto derde lid, van de Mijnbouwwet, voor het houden van een opsporingsvergunning
voor de zeezijde bedraagt voor:
a. het 1e tot en met 6e tijdvak € 235 per vierkante kilometer,
b. het 7e tot en met 9e tijdvak € 470 per vierkante kilometer, en
c. de volgende tijdvakken € 703 per vierkante kilometer.
Artikel 2
Het tarief over 2011, bedoeld in artikel 58, tweede, juncto derde lid, van de Mijnbouwwet, voor het houden van een winningsvergunning
bedraagt € 703 per vierkante kilometer.
Artikel 3
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 4
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling oppervlakterechten Mijnbouwwet 2011.
Den Haag, 15 februari 2011
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M.J.M. Verhagen.
TOELICHTING
1. Algemeen
Met deze regeling wordt uitvoering gegeven aan artikel 58, derde lid, van de Mijnbouwwet. Op grond van dit artikel stelt de
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie jaarlijks de voor dat jaar geldende tarieven vast voor de oppervlakterechten
die worden geheven van houders van een opsporingsvergunning voor de zeezijde, alsmede van houders van een winningsvergunning.
De in het genoemde artikel bedoelde indexcijfers, aan de hand waarvan de tarieven over 2011 zijn berekend, zijn door het Centraal
Bureau voor de Statistiek bekendgemaakt in het Statistisch Bulletin, 67e jaargang, no. 1, 6 januari 2011 en zijn te raadplegen
op http://www.cbs.nl. Het percentage waarmee de tarieven over 2011 zijn verhoogd, is gelijk aan het op één tiende van een
procent afgeronde procentuele verschil tussen het indexcijfer der lonen per 31 december 2009 (125,9) en het indexcijfer der lonen per 31 december
2010 (127,4), dus 1,2. In het belang van de administratieve eenvoud zijn de tarieven over 2011 afgerond op hele euro’s.
2. Administratieve lasten
De regeling bevat geen informatieverplichtingen voor bedrijven en veroorzaakt geen administratieve lasten.
3. Vaste verandermomenten
Met betrekking tot de inwerkingtreding en bekendmaking van deze regeling wordt met toepassing van de eerste uitzonderingsgrond
genoemd in het Kabinetsplan aanpak administratieve lasten (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 515, nr. 309) afgeweken van de voorgeschreven vier vaste verandermomenten die gelden voor ministeriële regelingen. Ingevolge artikel 58,
derde lid, van de Mijnbouwwet dienen aan het begin van elk kalenderjaar de voor dat jaar geldende tarieven voor de oppervlakterechten
te worden vastgesteld. Deze tarieven worden berekend aan de hand van het indexcijfer der lonen, zoals dat gold op 31 december
van het voorafgaande jaar. Daarom is het niet mogelijk deze tarieven reeds aan het einde van het voorafgaande jaar te berekenen
zoals dat bij jaarlijks veranderende tarieven gebruikelijk is. Vanuit een oogpunt van rechtszekerheid is het nodig dat de
mijnbouwondernemingen zo spoedig mogelijk na 1 januari van een nieuw jaar zekerheid krijgen over de tarieven die dat jaar
betaald moeten worden. Dit geldt te meer nu artikel 59, tweede lid, van de Mijnbouwwet voorschrijft dat betrokken mijnbouwondernemingen
uiterlijk op 1 april aangifte moeten doen. Het betrokken bedrijfsleven en de met de heffing en invordering belaste inspecteur
en ontvanger van de belastingdienst zijn sinds de inwerkingtreding van de Mijnbouwwet op 1 januari 2003 bekend en vertrouwd
met deze jaarlijks terugkerende procedure.
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M.J.M. Verhagen.