Regeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van 7 februari 2011, nr. BJZ2011036072, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2003 (wijzigingen in verband met het niveau van constructieve veiligheid bij verbouw van een bouwwerk geen gebouw zijnde)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 1.11, 2.2 en 2.4a van het Bouwbesluit 2003;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Bouwbesluit 2003 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de definitie van ‘hoge spanning’ worden twee definities ingevoegd, luidende:

hoofdweg:

hoofdweg als bedoeld in de Tracéwet;

hoofdvaarweg:

hoofdvaarweg als bedoeld in de Tracéwet;.

2. Na de definitie van ‘lage spanning’ wordt een definitie ingevoegd, luidende:

landelijke spoorweg:

landelijke spoorweg als bedoeld in de Tracéwet;.

B

Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt: – onderdeel 714: elektrische installaties voor buitenverlichting;.

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. In onderdeel 714.1.1 is de bepaling dat rubriek 714 niet geldt voor openbare verlichting als bedoeld onder 1) van dat onderdeel, niet van toepassing.

C

Na artikel 4.14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.14a NEN 6700

Bij verbouw van een bouwwerk geen gebouw zijnde als bedoeld in artikel 2.4a van het besluit, geldt het volgende:

  • a. Onderdeel 5.2.2 wordt als volgt gelezen: Als referentieperiode voor de bepaling van zowel de grootte van de belastingen als de sterkte geldt voor veiligheidsklasse 1 en 2 ten minste een referentieperiode van 15 jaar en voor veiligheidsklasse 3 een referentieperiode van 25 jaar.

  • b. Tabel 1, behorende bij onderdeel 5.3.4, wordt als volgt gelezen:

    Tabel 1 Veiligheidsklassen voor bouwconstructies met betrekking tot bezwijken

    Tabel 1 Veiligheidsklassen voor bouwconstructies met betrekking tot bezwijken

D

Artikel 4.15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Boven de tekst wordt geplaatst:

  • 1. Bij de toepassing van NEN 6702 geldt het volgende:.

2. De cijfers ‘ 1.’, ‘2.’ en ‘3.’ worden vervangen door respectievelijk: ‘a.’, ‘b.’ en ‘c.’.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, geldt bij verbouw van een bouwwerk geen gebouw zijnde als bedoeld in artikel 2.4a van het besluit, het volgende:

    • a. Tabel 2, behorende bij onderdeel 5.2.1 van deze norm, wordt als volgt gelezen:

      Tabel 2 Belastingsfactoren uiterste grenstoestand

      Tabel 2 Belastingsfactoren uiterste grenstoestand

    • b. Bijzondere belastingen behoeven niet hoger te worden gekozen dan die welke bij het oorspronkelijke ontwerp van het bouwwerk geen gebouw zijnde in de beschouwing zijn betrokken.

E

Artikel 4.24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de aanhef wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij verbouw van een bouwwerk geen gebouw zijnde als bedoeld in artikel 2.4a van het besluit, is artikel 4.14a van toepassing.

F

Artikel 4.25 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de aanhef wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij verbouw van een bouwwerk geen gebouw zijnde als bedoeld in artikel 2.4a van het besluit, is artikel 4.15, tweede lid, van toepassing.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 februari 2011

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.P.H. Donner.

TOELICHTING

Algemeen

Met deze wijzigingsregeling wordt voor de constructieve veiligheid van bouwwerken geen gebouw zijnde, waaronder bruggen, een verbouwniveau vastgelegd. In de praktijk bleek dat de eerdere wijziging van het Bouwbesluit 2003 (niveau constructieve veiligheid bij verbouw van een bouwwerk geen gebouw zijnde) waarmee artikel 2.4a werd ingevoerd, tot vragen leidde met betrekking tot het bij verbouw van met name bruggen gewenste veiligheidsniveau. Om te voorkomen dat de in artikel 2.4a van het besluit opgenomen afwijking tot het niveau van de voorschriften voor een bestaand bouwwerk bij de verlening van de omgevingsgunning tot een mogelijkerwijs als onvoldoende te ervaren veiligheidsniveau zou kunnen leiden wordt voortaan bij de constructieve veiligheid van bouwwerken geen gebouw zijnde behalve een nieuwbouwniveau en een niveau bestaande bouw een hiertussen gelegen verbouwniveau onderscheiden. Dit verbouwniveau is in deze regeling geformuleerd als een aanpassing van de NEN-normen 6700 en 6702.Verder bevat deze wijzigingsregeling een geringe wijziging van het toepassingsbereik van NEN 1010.

Notificatie

De ontwerpregeling is op 27 september 2010 gemeld aan de Commissie van de Europese gemeenschappen (notificatienummer 2010/0637) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217).

Het besluit bevat mogelijk technische voorschriften in de zin van deze richtlijn (notificatierichtlijn). De gelijkwaardigheidsbepaling staat in artikel 1.5 van het Bouwbesluit 2003.

Door de Commissie zijn geen opmerkingen gemaakt die leiden tot wijziging van deze regeling.

Administratieve lasten

Deze wijzigingsregeling leidt tot eenmalige administratieve lasten voor die bedrijven en overheden die kennis moeten nemen van de inhoud van deze regeling. Het gaat om circa 600 partijen, te weten gemeenten, grote adviesbureaus, installateurs en aannemers. Deze partijen zullen gemiddeld eenmaal een uur besteden ter waarde van gemiddeld € 50. De totale lasten bedragen hiermee circa € 30.000. De vraag of er voldoende aandacht is besteed aan alternatieven die mogelijk minder lasten met zich meebrengen is hier niet relevant. Het gaat in deze regeling alleen om het uitwerken van normen die in het Bouwbesluit 2003 zijn aangewezen. Om die reden kan er ook geen sprake zijn van keuzes voor minst belastende alternatieven en uitvoering en toezicht met minimale administratieve lasten.

Artikelgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Het opnemen van deze nieuwe begripsbepalingen is een gevolg van de in de nieuwe tabellen (onderdelen C en D) gebruikte terminologie.

Onderdeel B

De uitbreiding van de reikwijdte van NEN 1010 is een gevolg van gewijzigde inzichten omtrent openbare verlichting. Een lantaarnpaal is een bouwwerk in de zin van de bouwregelgeving, waarvoor eenzelfde niveau van veiligheidsvoorschriften behoort te gelden als voor een ander bouwwerk. Hierbij is het niet relevant of de lantarenpaal direct of indirect op het netwerk van de netbeheerder is aangesloten. In beide gevallen moet tenslotte eenzelfde mate van veiligheid voor de omgeving worden gewaarborgd. Om die reden vervalt het buiten toepassing blijven van onderdeel 714, elektrische installaties voor buitenverlichting.

Onderdelen C t/m F

Met deze wijzigingen is het veiligheidsniveau van constructies bij verbouw van bouwwerken geen gebouw zijnde, met name bruggen, verder uitgewerkt. Hierbij is gebruikgemaakt van het TNO rapport ‘Veiligheidsbeoordeling bestaande bouw’ (2004-CI-R0159). Voor verbouw is in dat rapport namelijk een afzonderlijk verbouwniveau opgenomen dat ligt tussen het niveau voor nieuwbouw en het niveau voor bestaande bouw.

Verder heeft TNO voor de verbouw van bruggen en viaducten over hoofdwegen, hoofdvaarwegen en landelijke spoorwegen in haar rapport ‘Veiligheidseisen bij verbouw bestaande bruggen’ (034-DTM-2010-01104) een specifiek veiligheidsniveau opgesteld.

Op basis van bovenstaande rapporten is in samenspraak met TNO, de betreffende NEN-commissie en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat in de artikelen 4.14a ,4.15,4.24 en 4.25 een verbouwniveau opgenomen.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2011. Hiermee is rekening gehouden met het systeem van de vaste verandermomenten.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.P.H. Donner.

Naar boven