Mededeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 februari 2011, nr. 2011-0000047145, DCB/CZW/WBI, van het gemiddelde belastbare loon van ministers over 2010

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 8, eerste lid, van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens;

Deelt mede:

Enig artikel

Het gemiddelde belastbare loon van ministers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens, over het jaar 2010 bedraagt € 193.000.

Deze mededeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.P.H. Donner.

TOELICHTING

Het gemiddelde belastbare jaarloon van ministers, bedoeld in artikel 8 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens, is over 2010 – na toepassing van de correcties overeenkomstig artikel 2 van de Regeling berekening gemiddelde belastbare loon ministers – berekend op € 193.000. Opgemerkt zij dat dit bedrag een ander bedrag is dan het bruto jaarsalaris van ministers. Het bruto jaarsalaris van ministers bedraagt, inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering, over 2010 € 144.108. Het verschil tussen € 144.108 en € 193.000 wordt onder meer verklaard door de fictieve pensioenbijdrage (€ 29.445) en de fictieve bijtelling voor de dienstauto (€ 17.600) alsmede door individuele belastbare onkostenvergoedingen die ministers ontvangen op basis van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen. De berekening wordt hieronder verder toegelicht.

Omdat er in 2010 sprake is geweest van een kabinetswisseling en een periode met een demissionair kabinet waarin sommige bewindspersonen deels als staatssecretaris en deels als minister zijn bezoldigd, is gekozen voor de volgende berekening van het belastbare loon van de ministers in 2010. Gebaseerd op de ministers die zitting hebben in het kabinet eind 2010 zijn berekeningen gemaakt van het jaartotaal van het belastbare loon door de gegevens van de voorgangers van die ministers in het jaar 2010, of het nu de afgetreden ministers van 22 februari waren en/of de demissionaire ministers tussen 22 februari en 14 oktober te herleiden tot één fictieve minister. De belastbare lonen in 2010 van deze fictieve ministers is opgeteld en gedeeld door het aantal ministerposten. Het aldus verkregen gemiddelde van het belastbare loon van de ministers in 2010 bedraagt € 196.170.

Dit bedrag is, overeenkomstig artikel 2, derde lid, van de Regeling berekening gemiddelde belastbare loon ministers, verhoogd met een bedrag van € 29.445 als fictieve pensioenbijdrage. Dit bedrag is voor alle ministers gelijk, omdat dit bedrag wordt berekend over een vaste grondslag. Het bedrag is berekend overeenkomstig de door het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) gehanteerde berekening van de pensioenbijdrage voor ambtenaren in de sector Rijk op basis van de aanspraken krachtens de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

De pensioenbijdrage is gebaseerd op een pensioengrondslag van € 132.816. Vanwege de premiewijziging op 1 augustus 2010 is voor het premiepercentage een gewogen gemiddelde berekend. De premie was vanaf 1 januari 2010 20,3%, deze werd per 1 augustus 2010 21,3%. Dat betekent dat de pensioenbijdrage is gebaseerd op een premie van 20,72% ouderdomspensioen/nabestaandenpensioen en van 1,45% partnerpensioen met een franchise van € 10.500 en een vermenigvuldigingsfactor van 2/2,05 (97,56%) wegens het verschil tussen de pensioenopbouw op grond van de Appa en de opbouw zoals het ABP die hanteert (2 jaar tegen 2,05 jaar).

Vervolgens is, overeenkomstig artikel 2, vierde lid, van de Regeling berekening gemiddelde belastbare loon ministers, op het gemiddelde belastbare jaarloon in mindering gebracht: de gemiddelde loonbelasting voor het verplichte privé-gebruik van de dienstauto en de gemiddelde vergoeding van de loonbelasting voor het verplichte privé-gebruik van de dienstauto. Deze gemiddelden bedragen respectievelijk € 24.185 en € 25.683.

Vervolgens is het gemiddeld belastbare loon van ministers verhoogd met een forfaitair bedrag van € 17.600 voor het gebruik van een dienstauto. Het gemiddelde belastbare jaarloon van ministers bedraagt als gevolg van de correcties € 193.347.

Op grond van artikel 8 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens wordt dit bedrag afgerond op € 193.000.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.P.H. Donner.

Naar boven