TOELICHTING
Inleiding
Op 14 februari 2007 is de Regeling Ombudsman SZW 2005 gewijzigd in de Regeling Raadsman SZW 2007. Aanleiding daarvoor was
dat in de eerstgenoemde regeling onvoldoende was vastgesteld hoe de Secretaris-Generaal invulling geeft aan de victimisatiebepaling.
Ook was in die regeling niet vastgelegd hoe het bevoegd gezag dient te handelen als klager een schriftelijke klacht bij het
bevoegd gezag indient en op welke wijze klager wordt geïnformeerd over de afhandeling van de klacht door de Raadsman SZW en
het bevoegd gezag.
Na voornoemde wijziging is gebleken dat de Regeling Raadsman SZW 2007 aanpassing behoeft, omdat er een expliciete regeling
ontbrak waaruit bleek dat er daadwerkelijk een persoon, te weten de Raadsman SZW, wordt belast met de afhandeling van klachten.
De Regeling Raadsman SZW 2011 voorziet hierin.
Artikelsgewijs
Artikel 1, onderdeel c
Op grond van de Regeling Raadsman SZW 2011 kunnen medewerkers van SZW (ambtenaren met een publiekrechtelijke aanstelling)
maar ook personen die bij het ministerie werkzaam zijn en met medewerkers van SZW gelijk gesteld kunnen worden een klacht
indienen bij de Raadsman SZW. Met de categorie ‘personen die bij het ministerie werkzaam zijn’ wordt gedoeld op medewerkers
van de beveiliging, catering, receptie, telefooncentrale en op uitzendkrachten, stagiaires en gedetacheerden.
Artikel 1, onderdeel d
Dit onderdeel geeft de omschrijving van het begrip oud-medewerker. De huidige regeling stelt ook oud-medewerkers in staat
een klacht in te dienen bij de Raadsman SZW.
Artikel 1, onderdeel f
Het bevoegd gezag is de autoriteit onder wiens verantwoordelijkheid de gedraging valt. Het is ook de autoriteit aan wie de
Raadsman SZW advies uitbrengt. Dat betekent derhalve dat indien het gaat over een klacht over een medewerker van een directie,
het advies wordt uitgebracht aan de desbetreffende Directeur. Richt de klacht zich tegen een Directeur dan wordt advies uitgebracht
aan de Directeur-Generaal onder wiens gezag de Directeur staat. Indien de klacht zich richt tegen de Directeur-Generaal of
plv. Secretaris-Generaal dan wordt advies uitgebracht aan de Secretaris-Generaal. Indien de klacht zich richt tegen de Secretaris-Generaal
dan wordt het advies uitgebracht aan de Minister of de Staatssecretaris. Indien onduidelijk is wie als bevoegd gezag kan worden
aangemerkt dan treedt de Secretaris-Generaal als bevoegd gezag op.
Artikel 2
Dit artikel bevat de expliciete aanwijzing van de Raadsman SZW als de persoon, die met klachtenbehandeling wordt belast.
Artikel 3
De Raadsman SZW wordt benoemd door de minister. Uit het verslag van de overlegvergadering blijkt dat de Departemenale Ondernemingsraad
door de bestuurder van SZW is gehoord.
De Departementale Ondernemingsraad heeft aangedrongen op verlenging van de benoemingsperiode van drie tot vier jaar; dit advies
is overgenomen. Voorts is geregeld dat de Raadsman SZW op grond van deze regeling eenmaal kan worden herbenoemd.
Artikel 4
Voor zover de Raadsman SZW niet in dienst is bij SZW wordt hem een vergoeding toegekend volgens de regels van de Wet vergoedingen
adviescolleges en commissies. Voor zover de Raadsman SZW bij SZW in dienst is wordt in beginsel geen vergoeding toegekend
vanwege de in artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies neergelegde hoofdregel dat personen
die – kort gezegd – uit openbare kas worden betaald en uit hoofde van hun functie betrokken zijn bij de werkzaamheden van
adviescolleges en commissies, niet in aanmerking komen voor een vergoeding. Voor de Raadsman SZW die in dienst is bij SZW
is in ieder geval de Reiskostenregeling van het Rijk van toepassing.
Artikel 5, eerste lid
De regeling geldt niet voor klachten over seksuele intimidatie. Voor dit type klachten geldt de Klachtenregeling seksuele
intimidatie burgerlijk rijkspersoneel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Regeling opvang
en klachtenprocedure ongewenste omgangsvormen SZW.
De Raadsman SZW dient zorg te dragen voor een behoorlijke afhandeling van mondelinge en schriftelijke klachten. Alleen schriftelijke
klachten die voldoen aan artikel 9:4 van de Awb worden volgens de procedure van afdeling 9.1.2 en 9.1.3 van de Awb behandeld.
Indien het klaagschrift niet voldoet aan de gestelde eisen, of indien het zich niet richt op een gedraging jegens de klager,
bestaat er geen verplichting voor de Raadsman SZW om de klacht volgens de procedure van de afdeling 9.1.2 en/of 9.1.3 van
de Awb te behandelen. Dat laat onverlet dat indien de klacht niet voldoet aan de gestelde eisen of mondeling wordt ingediend,
de Raadsman SZW deze behoorlijk dient af te handelen (artikel 9:2 van de Awb). Dat kan ertoe leiden dat de klager in de gelegenheid
wordt gesteld om zijn klaagschrift aan te vullen, respectievelijk dat de klager in de gelegenheid wordt gesteld zijn klacht
schriftelijk in te dienen. Indien daarna aan alle vereisten is voldaan, geldt onverkort de behandelingsplicht.
Het advies van de Raadsman SZW is niet bindend en is geen besluit in de zin van de Awb. Het bevoegd gezag hoeft het advies
dus niet over te nemen. Op grond van het bepaalde in artikel 9:15 van de Awb wordt klager er bij het bericht van ontvangst
van op de hoogte gesteld dat een persoon over de klacht zal adviseren. Indien de conclusies van het bestuursorgaan afwijken
van het advies wordt op grond van het bepaalde in artikel 9:16 van de Awb in de conclusies de reden voor die afwijking vermeld
en tevens wordt het advies meegezonden met de kennisgeving.
Op grond van artikel 2:1 van de Awb kan een ieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen
laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Dit geldt dus ook voor klager en degene op wiens gedraging
de klacht betrekking heeft. Bij de behandeling van een klacht in het kader van deze regeling geldt wel een beperking ten aanzien
van de vertegenwoordiging door een gemachtigde waarbij de klager en/of de beklaagde zelf niet verschijnt. Voor de behandeling
van een klacht zal het voor de Raadsman SZW immers vrijwel altijd noodzakelijk zijn om betrokkenen en eventuele getuigen zelf
te spreken om tot een goede beoordeling van de klacht te komen.
Artikel 5, tweede lid
Ook de oud-medewerker van SZW kan een klacht indienen bij de Raadsman SZW. Op grond van het tweede lid moet de klacht worden
ingediend binnen een jaar na beëindiging van het dienstverband bij SZW. De termijn van een jaar sluit aan bij de regelingen
van het intern en extern klachtrecht in de Awb. Reden is dat een onderzoek naar de feiten die lange tijd geleden hebben plaatsgevonden
lastiger is uit te voeren dan naar meer recente gebeurtenissen.
Artikel 5, vijfde lid
Niet iedere klacht, ook al voldoet die aan de gestelde eisen, schept voor het bestuursorgaan de plicht om de klacht te behandelen.
In artikel 9:8 van de Awb staat in welke situaties het bestuurorgaan niet verplicht is om een klacht te behandelen. Voor de
goede orde, ook hier geldt dat het advies van de Raadsman SZW om een klacht niet behandelen, niet bindend is.
Artikel 5, zevende lid
Het werkterrein van de Raadsman SZW strekt zich ook uit tot het terrein waarop de klachtencommissie als bedoeld in de Regeling
opvang en klachtenprocedure ongewenste omgangsvormen SZW bevoegd is. Dit betekent dat een medewerker zich met een klacht met
betrekking tot ongewenste omgangsvormen als omschreven in voornoemde regeling zowel kan wenden tot de klachtencommissie als
tot de Raadsman SZW. Om die reden is in deze regeling opgenomen dat de Raadsman SZW geen klacht in behandeling neemt die eerder
is ingediend bij de klachtencommissie.
Artikel 6
De termijnen waarin een klacht dient te worden afgehandeld zijn in artikel 9:11 van de Awb dwingend voorgeschreven. Hierin
is bepaald dat het bevoegd gezag binnen tien weken na ontvangst van het klaagschrift de klacht dient te hebben afgehandeld.
Door de Raadsman SZW (maximaal) zes weken de tijd te geven, blijven er ‘vier weken over’ voor het bevoegd gezag om de klacht
af te handelen. De ervaring leert dat deze termijn ruim voldoende is. Overigens heeft het bevoegd gezag nog de mogelijkheid
om de afhandeling voor ten hoogste vier weken te verdagen. Het bevoegd gezag stelt hiervan zowel klager als de Raadsman SZW
schriftelijk op de hoogte.
Het bevoegd gezag stelt klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht en
de eventuele conclusies die hij daaraan verbindt. Als het bevoegd gezag in zijn oordeel afwijkt van het advies van de Raadsman
SZW dan dient het bevoegd gezag de reden daarvoor te vermelden en het advies van de Raadsman SZW mee te zenden met zijn beslissing
(artikel 9:16 van de Awb). Ook de Raadsman SZW wordt, door toezending van een kopie van hiervoor genoemde kennisgeving, geïnformeerd
over de afhandeling van de klacht.
Bij de afhandeling van de klacht dient het bevoegd gezag klager tevens te wijzen op de mogelijkheid zich te wenden tot de
Nationale ombudsman door het opnemen van de volgende passage in de brief aan klager: ‘Indien u het niet eens bent met de wijze
waarop uw klacht is afgehandeld dan kunt u een klacht indienen bij de Nationale ombudsman. Indien u overweegt een klacht in
te dienen bij de Nationale ombudsman dan adviseer ik u om over uw klacht eerst telefonisch contact op te nemen met de Nationale
ombudsman. U kunt hiervoor het gratis nummer 0800-3355555 bellen.’ De Raadsman SZW attendeert in zijn advies het bevoegd gezag
op hiervoor genoemde verplichting.
Artikel 7
Artikel 7 en artikel 11 vormden in de Regeling Raadsman SZW 2007 één artikel te weten artikel 10. Het eerste en derde lid
van het oude artikel 10 waren van toepassing op de (gewezen) Raadsman SZW. De rest van het artikel had betrekking op de indiener
van een klacht. Om die reden is het artikel gesplitst en is datgene wat betrekking heeft op de indiener van een klacht thans
neergelegd in artikel 7. De bepalingen die betrekking hebben op de (gewezen) Raadsman SZW zijn neergelegd in artikel 11.
Artikel 7, eerste lid, bepaalt dat het indienen van een klacht als zodanig bij de Raadsman SZW niet mag leiden tot benadeling
van de indiener in zijn positie als ambtenaar. Dit behelst tevens dat de indiener van een klacht zich zonder tegenwerking
van diens leidinggevende moet kunnen wenden tot de Raadsman SZW.
Met de term ‘zodanig’ in het eerste lid, wordt de reikwijdte van de victimisatiebepaling beperkt tot de klacht zelf. Dit betekent
dat de Secretaris-Generaal onder meer zal onderzoeken of er een causaal verband is tussen het feit dat klager een klacht heeft
ingediend en de door klager ervaren benadeling.
Artikel 7 treedt niet in de plaats van de mogelijkheid om binnen zes weken na dagtekening van een besluit van het bevoegd
gezag tegen dat besluit bezwaar aan te tekenen.
Artikel 8
De situatie kan zich voordoen dat een medewerker op grond van deze regeling een klacht zou kunnen indienen, doch daarvan afziet
omdat het indienen van een klacht als een ‘te zwaar’middel wordt ervaren. Op grond van artikel 8 kan de medewerker SZW in
dat geval de Raadsman SZW verzoeken om te bemiddelen. Hiermee wordt in aanvulling op artikel 9:2 van de Awb een laagdrempelige
mogelijkheid geboden om op meer informele wijze de kwestie op te lossen.
De voorgestelde proceduremogelijkheid sluit overigens aan bij de reeds bestaande werkwijze van de Raadsman SZW. De poging
tot bemiddeling tast het recht om later alsnog een klacht in te dienen niet aan.
Artikel 9
In het (geanonimiseerde) jaarverslag wordt expliciet tot uitdrukking gebracht hoeveel ingebrachte klachten betrekking hadden
op discriminatie en onheuse bejegening (pestgedrag). De Raadsman SZW completeert zijn jaarverslag aan de SG met conclusies
en aanbevelingen. Op die manier kan het jaarverslag worden benut om de situatie op het ministerie met betrekking tot discriminatie
dan wel pestgedrag in kaart te brengen en te volgen en kunnen maatregelen worden getroffen om discriminatie en pestgedrag
tegen te gaan. Het verslag wordt ter informatie (vertrouwelijke inzage) gezonden aan de Departementale Ondernemingsraad.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H.G.J. Kamp.