Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 december 2011, nr. BV/P&O/T1/2011/22731, tot vaststelling van de Regeling Raadsman SZW 2011

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Besluit:

Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. SZW:

het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

b. Awb:

de Algemene wet bestuursrecht;

c. medewerker van SZW:

de rijksambtenaar werkzaam bij SZW alsmede de persoon die daarmee gelijk gesteld kan worden en werkzaamheden verricht bij SZW;

d. oud-medewerker van SZW:

de rijksambtenaar die bij SZW werkzaam is geweest alsmede de persoon die daarmee gelijk gesteld kan worden en bij SZW werkzaamheden heeft verricht;

e. Raadsman SZW:

de persoon, bedoeld in artikel 2;

f. bevoegd gezag:

de autoriteit onder wiens verantwoordelijkheid degene werkzaam is tegen wie de klacht zich richt. Indien onduidelijk is onder wiens verantwoordelijkheid degene tegen wie de klacht zich richt werkzaam is, wordt de Secretaris-Generaal als bevoegd gezag aangemerkt;

g. minister:

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 2. Aanwijzing Raadsman SZW

  • 1. Er is een Raadsman SZW.

  • 2. De Raadsman SZW is belast met de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:14 van de Awb.

Artikel 3. Benoeming en benoemingsduur

  • 1. De minister benoemt de Raadsman SZW. Voor de benoeming van de Raadsman wordt de Departementale Ondernemingsraad gehoord.

  • 2. De benoeming geschiedt voor een periode van maximaal vier jaar. De Raadsman SZW is eenmaal herbenoembaar voor een periode van maximaal vier jaar.

Artikel 4. Vergoeding

  • 1. Voor zover de Raadsman SZW niet in dienst is bij SZW wordt hem een vergoeding per vergadering toegekend volgens de regels van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies respectievelijk het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies.

  • 2. De vergoeding per vergadering bedraagt 1,75% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, waarbij als vergadering tevens wordt aangemerkt: a) een tijdvak van tenminste drie uur waarin de Raadsman SZW werkzaamheden verricht in het kader van zijn benoeming en b) twee of meer vergaderingen die op dezelfde dag vallen.

De behandeling van klachten als bedoeld in Titel 9.1 van de Awb

Artikel 5. Indienen en behandelen van klachten

  • 1. Iedere medewerker van SZW kan bij de Raadsman SZW een klacht indienen als bedoeld in artikel 9:1 van de Awb over aangelegenheden met betrekking tot het werk of de werkomstandigheden waaronder begrepen de wijze waarop SZW, of een medewerker van SZW, hem of een ander heeft bejegend.

  • 2. Iedere oud-medewerker van SZW kan binnen een jaar na beëindiging van het dienstverband bij SZW bij de Raadsman SZW een klacht indienen als bedoeld in artikel 9:1 van de Awb over aangelegenheden met betrekking tot het werk of de werkomstandigheden waaronder begrepen de wijze waarop SZW, of een medewerker van SZW, hem of een ander heeft bejegend gedurende het dienstverband.

  • 3. Onder het begrip bejegening worden in ieder geval de ongewenste omgangsvormen, bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Regeling opvang en klachtenprocedure ongewenste omgangsvormen SZW begrepen.

  • 4. De Raadsman SZW onderzoekt de klacht en adviseert het bevoegd gezag met inachtneming van Titel 9.1 van de Awb. Afdeling 9.1.3 van de Awb is van toepassing.

  • 5. De Raadsman SZW adviseert het bevoegd gezag over het al dan niet in behandeling nemen van de klacht op grond van artikel 9:8 van de Awb.

  • 6. De Raadsman SZW wijst in zijn advies het bevoegd gezag erop dat het indienen van de klacht als zodanig niet mag leiden tot benadeling van klager in zijn positie als ambtenaar als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van deze regeling.

  • 7. De Raadsman SZW neemt geen klacht in behandeling die eerder is ingediend bij de klachtencommissie, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Regeling opvang en klachtenprocedure ongewenste omgangsvormen SZW.

  • 8. Indien de klacht wordt ingediend bij het bevoegd gezag dan zendt het bevoegd gezag de klacht ter behandeling door aan de Raadsman SZW. Het bevoegd gezag stelt de indiener van de klacht schriftelijk in kennis van de doorzending naar de Raadsman SZW.

Artikel 6. Termijnen

  • 1. De Raadsman SZW brengt over elke in behandeling genomen klacht binnen zes weken schriftelijk advies uit aan het bevoegd gezag. De Raadsman SZW stelt klager er schriftelijk van in kennis dat hij zijn advies heeft uitgebracht en wijst klager op het bepaalde in artikel 7, eerste tot en met vierde lid, van deze regeling.

  • 2. Het bevoegd gezag handelt de klacht af binnen vier weken na ontvangst van het advies van de Raadsman SZW, in ieder geval binnen tien weken nadat de klacht is ingediend. Klager wordt door het bevoegd gezag schriftelijk geïnformeerd over de afhandeling van de klacht. Hierbij wijst het bevoegd gezag klager erop dat deze zich kan wenden tot de Nationale ombudsman.

  • 3. Het bevoegd gezag kan de afhandeling voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan klager.

  • 4. Het bevoegd gezag informeert de Raadsman SZW over de afhandeling van de klacht door toezending van afschriften van de stukken, genoemd in dit artikel.

Artikel 7. Victimisatie

  • 1. Het indienen van een klacht als zodanig bij de Raadsman SZW mag niet leiden tot benadeling van de indiener in zijn positie als ambtenaar.

  • 2. De Secretaris-Generaal draagt er zorg voor dat de in het eerste lid bedoelde benadeling niet plaatsvindt.

  • 3. Indien klager van mening is dat het indienen van een klacht als zodanig heeft geleid tot benadeling van zijn positie als ambtenaar dan kan hij dit schriftelijk melden aan de Raadsman SZW.

  • 4. De Raadsman SZW brengt een melding als bedoeld in het derde lid direct ter kennis van de Secretaris-Generaal.

  • 5. De Secretaris-Generaal onderzoekt de melding. Hiertoe vraagt hij in ieder geval per ommegaande aan klager en het bevoegd gezag om binnen zes weken hun schriftelijke zienswijze bij hem in te dienen.

  • 6. De Secretaris-Generaal stelt klager en het bevoegd gezag binnen zes weken na ontvangst van de zienswijzen, bedoeld in het vijfde lid, schriftelijk in kennis van zijn bevindingen.

Bemiddelingsverzoeken

Artikel 8. Bemiddeling

  • 1. Medewerkers van SZW kunnen de Raadsman SZW verzoeken om bemiddeling in kwesties waarvoor Titel 9.1 van de Awb toegepast zou kunnen worden; in dat geval zijn de artikelen 5 en 6 van deze regeling niet van toepassing.

  • 2. De Raadsman SZW is niet verplicht aan een bemiddelingsverzoek gevolg te geven.

Aanvullende bepalingen Raadsman SZW

Artikel 9. Klachtregistratie en verslag

De Raadsman SZW draagt zorg voor registratie van de bij hem ingediende schriftelijke klachten en brengt jaarlijks verslag uit aan de Secretaris-Generaal over het aantal behandelde klachten, de aard van de klachten en zijn adviezen terzake. Het verslag wordt ter informatie gezonden aan de Departementale Ondernemingsraad. De Secretaris-Generaal bespreekt het verslag met de Raadsman SZW. In dit gesprek komen tevens meldingen als bedoeld in artikel 7, derde lid, aan de orde.

Artikel 10. Faciliteiten

  • 1. Voor zover de Raadsman SZW in dienst is bij SZW wordt hij in de gelegenheid gesteld de uit deze taak voortvloeiende werkzaamheden naast zijn normale werkzaamheden en binnen zijn normale werktijden te verrichten.

  • 2. Aan de Raadsman SZW wordt administratieve ondersteuning geboden.

Artikel 11. Benadeling

  • 1. Een (gewezen) Raadsman SZW, voor zover deze in dienst is bij SZW, mag niet uit hoofde van zijn activiteiten als zodanig worden benadeeld in zijn positie als ambtenaar.

  • 2. De Secretaris-Generaal draagt er zorg voor dat de in het eerste lid bedoelde benadeling niet plaatsvindt.

Artikel 12. Evaluatie

De Raadsman SZW brengt periodiek, om de drie jaar, verslag uit aan de Secretaris-Generaal over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk. Het (evaluatie-)verslag wordt ter informatie gezonden aan de Departementale Ondernemingsraad.

Slotbepalingen

Artikel 13. Intrekking

De Regeling Raadsman SZW 2007 wordt ingetrokken.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Raadsman SZW 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 december 2011

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.G.J. Kamp.

TOELICHTING

Inleiding

Op 14 februari 2007 is de Regeling Ombudsman SZW 2005 gewijzigd in de Regeling Raadsman SZW 2007. Aanleiding daarvoor was dat in de eerstgenoemde regeling onvoldoende was vastgesteld hoe de Secretaris-Generaal invulling geeft aan de victimisatiebepaling. Ook was in die regeling niet vastgelegd hoe het bevoegd gezag dient te handelen als klager een schriftelijke klacht bij het bevoegd gezag indient en op welke wijze klager wordt geïnformeerd over de afhandeling van de klacht door de Raadsman SZW en het bevoegd gezag.

Na voornoemde wijziging is gebleken dat de Regeling Raadsman SZW 2007 aanpassing behoeft, omdat er een expliciete regeling ontbrak waaruit bleek dat er daadwerkelijk een persoon, te weten de Raadsman SZW, wordt belast met de afhandeling van klachten. De Regeling Raadsman SZW 2011 voorziet hierin.

Artikelsgewijs

Artikel 1, onderdeel c

Op grond van de Regeling Raadsman SZW 2011 kunnen medewerkers van SZW (ambtenaren met een publiekrechtelijke aanstelling) maar ook personen die bij het ministerie werkzaam zijn en met medewerkers van SZW gelijk gesteld kunnen worden een klacht indienen bij de Raadsman SZW. Met de categorie ‘personen die bij het ministerie werkzaam zijn’ wordt gedoeld op medewerkers van de beveiliging, catering, receptie, telefooncentrale en op uitzendkrachten, stagiaires en gedetacheerden.

Artikel 1, onderdeel d

Dit onderdeel geeft de omschrijving van het begrip oud-medewerker. De huidige regeling stelt ook oud-medewerkers in staat een klacht in te dienen bij de Raadsman SZW.

Artikel 1, onderdeel f

Het bevoegd gezag is de autoriteit onder wiens verantwoordelijkheid de gedraging valt. Het is ook de autoriteit aan wie de Raadsman SZW advies uitbrengt. Dat betekent derhalve dat indien het gaat over een klacht over een medewerker van een directie, het advies wordt uitgebracht aan de desbetreffende Directeur. Richt de klacht zich tegen een Directeur dan wordt advies uitgebracht aan de Directeur-Generaal onder wiens gezag de Directeur staat. Indien de klacht zich richt tegen de Directeur-Generaal of plv. Secretaris-Generaal dan wordt advies uitgebracht aan de Secretaris-Generaal. Indien de klacht zich richt tegen de Secretaris-Generaal dan wordt het advies uitgebracht aan de Minister of de Staatssecretaris. Indien onduidelijk is wie als bevoegd gezag kan worden aangemerkt dan treedt de Secretaris-Generaal als bevoegd gezag op.

Artikel 2

Dit artikel bevat de expliciete aanwijzing van de Raadsman SZW als de persoon, die met klachtenbehandeling wordt belast.

Artikel 3

De Raadsman SZW wordt benoemd door de minister. Uit het verslag van de overlegvergadering blijkt dat de Departemenale Ondernemingsraad door de bestuurder van SZW is gehoord.

De Departementale Ondernemingsraad heeft aangedrongen op verlenging van de benoemingsperiode van drie tot vier jaar; dit advies is overgenomen. Voorts is geregeld dat de Raadsman SZW op grond van deze regeling eenmaal kan worden herbenoemd.

Artikel 4

Voor zover de Raadsman SZW niet in dienst is bij SZW wordt hem een vergoeding toegekend volgens de regels van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies. Voor zover de Raadsman SZW bij SZW in dienst is wordt in beginsel geen vergoeding toegekend vanwege de in artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies neergelegde hoofdregel dat personen die – kort gezegd – uit openbare kas worden betaald en uit hoofde van hun functie betrokken zijn bij de werkzaamheden van adviescolleges en commissies, niet in aanmerking komen voor een vergoeding. Voor de Raadsman SZW die in dienst is bij SZW is in ieder geval de Reiskostenregeling van het Rijk van toepassing.

Artikel 5, eerste lid

De regeling geldt niet voor klachten over seksuele intimidatie. Voor dit type klachten geldt de Klachtenregeling seksuele intimidatie burgerlijk rijkspersoneel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Regeling opvang en klachtenprocedure ongewenste omgangsvormen SZW.

De Raadsman SZW dient zorg te dragen voor een behoorlijke afhandeling van mondelinge en schriftelijke klachten. Alleen schriftelijke klachten die voldoen aan artikel 9:4 van de Awb worden volgens de procedure van afdeling 9.1.2 en 9.1.3 van de Awb behandeld. Indien het klaagschrift niet voldoet aan de gestelde eisen, of indien het zich niet richt op een gedraging jegens de klager, bestaat er geen verplichting voor de Raadsman SZW om de klacht volgens de procedure van de afdeling 9.1.2 en/of 9.1.3 van de Awb te behandelen. Dat laat onverlet dat indien de klacht niet voldoet aan de gestelde eisen of mondeling wordt ingediend, de Raadsman SZW deze behoorlijk dient af te handelen (artikel 9:2 van de Awb). Dat kan ertoe leiden dat de klager in de gelegenheid wordt gesteld om zijn klaagschrift aan te vullen, respectievelijk dat de klager in de gelegenheid wordt gesteld zijn klacht schriftelijk in te dienen. Indien daarna aan alle vereisten is voldaan, geldt onverkort de behandelingsplicht.

Het advies van de Raadsman SZW is niet bindend en is geen besluit in de zin van de Awb. Het bevoegd gezag hoeft het advies dus niet over te nemen. Op grond van het bepaalde in artikel 9:15 van de Awb wordt klager er bij het bericht van ontvangst van op de hoogte gesteld dat een persoon over de klacht zal adviseren. Indien de conclusies van het bestuursorgaan afwijken van het advies wordt op grond van het bepaalde in artikel 9:16 van de Awb in de conclusies de reden voor die afwijking vermeld en tevens wordt het advies meegezonden met de kennisgeving.

Op grond van artikel 2:1 van de Awb kan een ieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Dit geldt dus ook voor klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft. Bij de behandeling van een klacht in het kader van deze regeling geldt wel een beperking ten aanzien van de vertegenwoordiging door een gemachtigde waarbij de klager en/of de beklaagde zelf niet verschijnt. Voor de behandeling van een klacht zal het voor de Raadsman SZW immers vrijwel altijd noodzakelijk zijn om betrokkenen en eventuele getuigen zelf te spreken om tot een goede beoordeling van de klacht te komen.

Artikel 5, tweede lid

Ook de oud-medewerker van SZW kan een klacht indienen bij de Raadsman SZW. Op grond van het tweede lid moet de klacht worden ingediend binnen een jaar na beëindiging van het dienstverband bij SZW. De termijn van een jaar sluit aan bij de regelingen van het intern en extern klachtrecht in de Awb. Reden is dat een onderzoek naar de feiten die lange tijd geleden hebben plaatsgevonden lastiger is uit te voeren dan naar meer recente gebeurtenissen.

Artikel 5, vijfde lid

Niet iedere klacht, ook al voldoet die aan de gestelde eisen, schept voor het bestuursorgaan de plicht om de klacht te behandelen. In artikel 9:8 van de Awb staat in welke situaties het bestuurorgaan niet verplicht is om een klacht te behandelen. Voor de goede orde, ook hier geldt dat het advies van de Raadsman SZW om een klacht niet behandelen, niet bindend is.

Artikel 5, zevende lid

Het werkterrein van de Raadsman SZW strekt zich ook uit tot het terrein waarop de klachtencommissie als bedoeld in de Regeling opvang en klachtenprocedure ongewenste omgangsvormen SZW bevoegd is. Dit betekent dat een medewerker zich met een klacht met betrekking tot ongewenste omgangsvormen als omschreven in voornoemde regeling zowel kan wenden tot de klachtencommissie als tot de Raadsman SZW. Om die reden is in deze regeling opgenomen dat de Raadsman SZW geen klacht in behandeling neemt die eerder is ingediend bij de klachtencommissie.

Artikel 6

De termijnen waarin een klacht dient te worden afgehandeld zijn in artikel 9:11 van de Awb dwingend voorgeschreven. Hierin is bepaald dat het bevoegd gezag binnen tien weken na ontvangst van het klaagschrift de klacht dient te hebben afgehandeld. Door de Raadsman SZW (maximaal) zes weken de tijd te geven, blijven er ‘vier weken over’ voor het bevoegd gezag om de klacht af te handelen. De ervaring leert dat deze termijn ruim voldoende is. Overigens heeft het bevoegd gezag nog de mogelijkheid om de afhandeling voor ten hoogste vier weken te verdagen. Het bevoegd gezag stelt hiervan zowel klager als de Raadsman SZW schriftelijk op de hoogte.

Het bevoegd gezag stelt klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht en de eventuele conclusies die hij daaraan verbindt. Als het bevoegd gezag in zijn oordeel afwijkt van het advies van de Raadsman SZW dan dient het bevoegd gezag de reden daarvoor te vermelden en het advies van de Raadsman SZW mee te zenden met zijn beslissing (artikel 9:16 van de Awb). Ook de Raadsman SZW wordt, door toezending van een kopie van hiervoor genoemde kennisgeving, geïnformeerd over de afhandeling van de klacht.

Bij de afhandeling van de klacht dient het bevoegd gezag klager tevens te wijzen op de mogelijkheid zich te wenden tot de Nationale ombudsman door het opnemen van de volgende passage in de brief aan klager: ‘Indien u het niet eens bent met de wijze waarop uw klacht is afgehandeld dan kunt u een klacht indienen bij de Nationale ombudsman. Indien u overweegt een klacht in te dienen bij de Nationale ombudsman dan adviseer ik u om over uw klacht eerst telefonisch contact op te nemen met de Nationale ombudsman. U kunt hiervoor het gratis nummer 0800-3355555 bellen.’ De Raadsman SZW attendeert in zijn advies het bevoegd gezag op hiervoor genoemde verplichting.

Artikel 7

Artikel 7 en artikel 11 vormden in de Regeling Raadsman SZW 2007 één artikel te weten artikel 10. Het eerste en derde lid van het oude artikel 10 waren van toepassing op de (gewezen) Raadsman SZW. De rest van het artikel had betrekking op de indiener van een klacht. Om die reden is het artikel gesplitst en is datgene wat betrekking heeft op de indiener van een klacht thans neergelegd in artikel 7. De bepalingen die betrekking hebben op de (gewezen) Raadsman SZW zijn neergelegd in artikel 11.

Artikel 7, eerste lid, bepaalt dat het indienen van een klacht als zodanig bij de Raadsman SZW niet mag leiden tot benadeling van de indiener in zijn positie als ambtenaar. Dit behelst tevens dat de indiener van een klacht zich zonder tegenwerking van diens leidinggevende moet kunnen wenden tot de Raadsman SZW.

Met de term ‘zodanig’ in het eerste lid, wordt de reikwijdte van de victimisatiebepaling beperkt tot de klacht zelf. Dit betekent dat de Secretaris-Generaal onder meer zal onderzoeken of er een causaal verband is tussen het feit dat klager een klacht heeft ingediend en de door klager ervaren benadeling.

Artikel 7 treedt niet in de plaats van de mogelijkheid om binnen zes weken na dagtekening van een besluit van het bevoegd gezag tegen dat besluit bezwaar aan te tekenen.

Artikel 8

De situatie kan zich voordoen dat een medewerker op grond van deze regeling een klacht zou kunnen indienen, doch daarvan afziet omdat het indienen van een klacht als een ‘te zwaar’middel wordt ervaren. Op grond van artikel 8 kan de medewerker SZW in dat geval de Raadsman SZW verzoeken om te bemiddelen. Hiermee wordt in aanvulling op artikel 9:2 van de Awb een laagdrempelige mogelijkheid geboden om op meer informele wijze de kwestie op te lossen.

De voorgestelde proceduremogelijkheid sluit overigens aan bij de reeds bestaande werkwijze van de Raadsman SZW. De poging tot bemiddeling tast het recht om later alsnog een klacht in te dienen niet aan.

Artikel 9

In het (geanonimiseerde) jaarverslag wordt expliciet tot uitdrukking gebracht hoeveel ingebrachte klachten betrekking hadden op discriminatie en onheuse bejegening (pestgedrag). De Raadsman SZW completeert zijn jaarverslag aan de SG met conclusies en aanbevelingen. Op die manier kan het jaarverslag worden benut om de situatie op het ministerie met betrekking tot discriminatie dan wel pestgedrag in kaart te brengen en te volgen en kunnen maatregelen worden getroffen om discriminatie en pestgedrag tegen te gaan. Het verslag wordt ter informatie (vertrouwelijke inzage) gezonden aan de Departementale Ondernemingsraad.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.G.J. Kamp.

Naar boven