Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 15 december 2011, nr. 5720038/Justis/11, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij het Inspectoraat-Generaal VROM.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelezen het verzoek van de directie Bedrijfsvoering/Afdeling P&O van de VROM-Inspectie van 18 november 2011;

Gelet op:

  • artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

  • artikel 85 van de Huisvestingswet;

  • artikel 15, derde lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden;

  • artikel 34, eerste lid, van de Wet op de openluchtrecreatie;

  • artikel 63 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

  • artikel 49, eerste en tweede lid, van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing;

  • artikel 113, eerste lid, aanhef en onder ten eerste, en tweede lid, van de Woningwet;

  • artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2°, van de Wet op de economische delicten.

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2;

Artikel 2

De bezoldigde ambtenaren werkzaam bij het Inspectoraat-Generaal VROM als toezichthoudende ambtenaar die door de inspecteur-generaal van het Inspectoraat-Generaal VROM zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

  • 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten genoemd in domein II Milieu, welzijn en infrastructuur, van bijlage A-I van de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar.

  • 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken;

  • 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het domein waarin hij is aangesteld.

Artikel 4

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 100 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar beëdigd worden.

Artikel 5

  • 1. Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen dehoofdofficier van justitie bij het Functioneel Parket te Den Haag.

  • 2. Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Haaglanden.

Artikel 6

  • 1. De inspecteur-generaal van het Inspectoraat-Generaal VROM brengt jaarlijks, vóór 1 april, verslag uit over:

    • a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;

    • b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

    • c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

  • 2. Dit verslag wordt toegezonden aan in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie, dienst Justis, afdeling BTR, postbus 20300, 2500 EH Den Haag

Artikel 7

  • 1. Aan de buitengewoon opsporingsambtenaar die belast is met het opmaken van technische processen-verbaal, waarbij hij geen verklaringen van verdachten of getuigen behoeft op te nemen, wordt op grond van het gestelde in het onderdeel beperkte opsporingsbevoegdheden van bijlage B-IV van de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar, ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.

  • 2. Aan de buitengewoon opsporingsambtenaar, niet zijnde de in het eerste lid genoemde buitengewoon opsporingsambtenaar, wordt ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, onder de voorwaarden gesteld in het onderdeel Semi-permanente ontheffing van de bijlage B-IV van de Circulaire buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 8

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het besluit van 13 december 2006, nr. 5458995/06/CBK, worden voor de duur van hun geldigheid geacht mede te zijn afgegeven op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012 en vervalt met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Inpsectoraat-Generaal VROM 2012.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 15 december 2011

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

namens deze:

J. Gankema,

Teammanager BTR

Bezwaar maken

Belanghebbenden kunnen tegen dit besluit bezwaar maken bij de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. U doet dit door schriftelijk een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen binnen zes weken na dagtekening van dit besluit. U kunt uw bezwaarschrift sturen naar het volgende adres:

Dienst Justis

Team BTR

Postbus 20300

2500 EH Den Haag

U kunt uw bezwaarschrift ook door uw gemachtigde in laten dienen. Als de gemachtigde geen advocaat is, voeg dan een machtiging bij uw bezwaarschrift.

Zorg ervoor dat uw bezwaarschrift in elk geval het volgende bevat:

  • uw naam en adres;

  • de dagtekening;

  • een kopie van het besluit;

  • de gronden van uw bezwaar;

  • uw handtekening of de handtekening van uw gemachtigde.

TOELICHTING

Bij brief van 18 november 2011 heeft de directie Bedrijfsvoering/Afdeling P&O van de VROM-Inspectie mij verzocht om een categoriaal besluit buitengewoon opsporingsambtenaar te vervaardigen.

Conform het advies van de toezichthouder, te weten de hoofdofficier van justitie van het Functioneel Parket en het advies van de direct toezichthouder, te weten de korpschef van de regiopolitie Haaglanden, acht ik de noodzaak tot verlening van het categoriaal besluit aanwezig.

Artikel 8 brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven akten.

Naar boven