Besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 9 december 2011, nr. OWB/349288, houdende instelling van de Landelijke Commissie Valorisatie (Instellingsbesluit Landelijke Commissie Valorisatie)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

b. commissie:

commissie als bedoeld in artikel 2;

c. valorisatieagenda:

de op 3 december 2008 door vijftien partijen onderschreven overeenkomst ter stimulering en professionalisering van valorisatie getiteld ‘Kennis moet circuleren’;

d. valorisatiepartijen:

de vijftien partijen die de valorisatieagenda hebben onderschreven.

Artikel 2 Instelling en taak

  • 1. Er is een Landelijke Commissie Valorisatie.

  • 2. De commissie heeft tot taak:

    • a. de visie en de doelstelling van valorisatie door en voor de valorisatiepartijen verder te ontwikkelen;

    • b. de samenhang van de afspraken en acties voortvloeiend uit de valorisatieagenda te coördineren en te bewaken;

    • c. de voortgang van de valorisatieagenda te monitoren;

    • d. de voortgang van de valorisatieagenda te evalueren;

    • e. gevraagd en ongevraagd voorstellen te doen aan de valorisatiepartijen om valorisatie te bevorderen.

Artikel 3 Instellingsduur

  • 1. De commissie wordt met terugwerkende kracht ingesteld met ingang van 1 augustus 2009 en wordt opgeheven op 1 januari 2016.

  • 2. De minister kan, in overeenstemming met zijn ambtsgenoot van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de instellingsduur van de commissie verlengen.

Artikel 4 Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen.

Artikel 5 Leden

  • 1. Tot leden van de commissie worden per 1 december 2011 benoemd:

    • a. de heer prof. dr. ir. A.W. Veenman, te Laren, tevens voorzitter, benoemd per 1 augustus 2009;

    • b. de heer prof. dr. P.M.G. Apers, te Hengelo namens de Technologiestichting STW;

    • c. de heer dr. B. Leeftink, te Amsterdam, namens de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    • d. de heer ir. H.M. le Clercq, te ’s-Gravenhage, namens de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra;

    • e. de heer prof. dr. R.H. Dijkgraaf, te Amsterdam, namens de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen;

    • f. de heer prof. dr. ir. A.A. Dijkhuizen, te Wijk bij Duurstede, namens Wageningen UR;

    • g. de heer prof. dr. J.J. Engelen, te Muiderberg, namens de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijke Onderzoek;

    • h. mevrouw dr. C.M. Hooymans, te Ede, namens TNO;

    • i. de heer prof. mr. dr. H. de Jong, te Hengelo, namens de HBO-raad;

    • j. de heer dr. ir. W. Jouwsma, te Lochem, namens MKB-Nederland;

    • k. de heer A. Kraaijeveld, te Haarlem, namens de Grote Technologische Instituten;

    • l. de heer dr.ir. A.J.H.M. Peels te Wijchen, namens de Vereniging van Universiteiten;

    • m. de heer dr. L.J. Roborgh, te Moergestel, namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

    • n. de heer dr. R.M. Smit, te Monster;

    • o. de heer prof. dr. M. Waas, te Zeist;

    • p. vacature, namens VNO-NCW.

  • 2. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris, de heer drs. N.G. Klaasen, te Oegstgeest, ambtenaar bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De secretaris is geen lid van de commissie.

  • 3. De benoeming van de leden geschiedt voor de duur van de commissie.

  • 4. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de minister, in overleg met zijn ambtsgenoot van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, een ander lid benoemen.

Artikel 6 Werkwijze

  • 1. De commissie vergadert maximaal tweemaal per jaar.

  • 2. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 3. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is, waaronder, op persoonlijke titel, ambtelijke deskundigen.

Artikel 7 Kerncommissie

  • 1. Ten behoeve van de voorbereiding van advisering en besluitvorming van de commissie wordt een kerncommissie ingesteld.

  • 2. Deze kerncommissie bestaat tenminste uit vertegenwoordigers van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de Vereniging van Universiteiten, de HBO-raad en VNO-NCW en wordt voorgezeten respectievelijk ondersteund door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

  • 3. De leden van de kerncommissie worden aangewezen door de commissieleden uit genoemde organisaties en handelen waar nodig in mandaat namens deze commissieleden.

Artikel 8 Werkgroep

  • 1. De kerncommissie wordt bijgestaan door een werkgroep. De leden van deze werkgroep worden door de leden van de kerncommissie aangewezen.

  • 2. De secretaris van de commissie zit de werkgroep voor, één der leden voert het secretariaat.

Artikel 9 Vergoeding

  • 1. Aan de voorzitter van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 6/36.

  • 2. De voorzitter en de andere leden van de commissie ontvangen een vergoeding van reis- en verblijfkosten op de voet van het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland. Deze vergoeding wordt door de secretaris van de commissie afgehandeld.

Artikel 10 Kosten van de commissie

  • 1. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en

    • c. de kosten voor publicatie van rapportages.

  • 2. De commissie biedt jaarlijks een begroting en een planning aan de minister aan.

Artikel 11 Verantwoording

De commissie biedt de minister jaarlijks een verslag aan waarin wordt gerapporteerd over de activiteiten van het voorafgaande jaar.

Artikel 12 Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Concernondersteuning van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 2009.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 14 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Landelijke Commissie Valorisatie

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra.

TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

Nederland streeft ernaar zich te ontwikkelen tot een op kennis en creativiteit gebaseerde economie en maatschappij. Welvaart en welzijn worden in toenemende mate bepaald door de mate waarin innovatie succesvol is. Het gaat om het ontwikkelen van nieuwe kennis en ideeën en deze te vertalen in producten, diensten, processen, oplossingen, nieuwe bedrijvigheid en nieuwe vragen. Bij deze vertaalslag spelen het proces en de competenties van kennisvalorisatie een grote rol.

Kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties zijn de afgelopen jaren volop met valorisatie aan de slag gegaan. De overheid heeft initiatieven genomen om valorisatie te ondersteunen. Toch worden kansen nog niet optimaal benut. Als geheel is het economische en maatschappelijk rendement van de investeringen in wetenschap en innovatie nog onvoldoende. Voor een innovatieve samenleving moet kennis circuleren, over de grenzen van organisaties en landen heen. De inzet en ervaring van afgelopen jaren geven een stevige basis om nu een grote stap te zetten. Hiervoor is een heldere visie op valorisatie essentieel, waarin heldere doelstellingen zijn gesteld en met alle betrokken partijen een plan van aanpak is ontwikkeld.

Voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken heeft het voormalig kabinet in het kader van het project Nederland Ondernemend Innovatieland de benutting van kennis en vernieuwend ondernemerschap hoog op de agenda geplaatst. In dat kader werd op 3 december 2008 de valorisatieagenda ‘Kennis moet circuleren’ gepresenteerd. Deze valorisatieagenda wordt onderschreven door alle bij valorisatie betrokken partijen1. In de agenda geven deze partijen aan individueel en gezamenlijk 12 concrete acties te nemen om kennisvalorisatie in Nederland verder te stimuleren en te professionaliseren.

Uitvoering van de in de valorisatieagenda genoemde actiepunten vergt regie. In de valorisatieagenda werd als slotbepaling overeengekomen naar Brits model een commissie in het leven te roepen, bestaande uit vertegenwoordigers van de ondertekenaars, die tot taak heeft de voortgang van de valorisatieagenda te monitoren en de voortgang ervan te laten evalueren. De commissie kan ook met nieuwe voorstellen komen om valorisatie te bevorderen.

2. Taak en samenstelling

De commissie opereert onafhankelijk van de overheid. De onafhankelijkheid van de commissie als geheel is gewaarborgd door de brede samenstelling.

De voorstellen en adviezen die de commissie doet zijn gericht aan de partijen vertegenwoordigd in de commissie. Onder monitoring en evaluatie wordt verstaan dat de voortgang en de resultaten van de acties uit de valorisatieagenda in kaart worden gebracht en dat de commissie regie voert op de samenhang van deze acties. De voorstellen en adviezen van de commissie kunnen betrekking hebben op alle aspecten van valorisatie die de commissie relevant acht om kennisbenutting te bevorderen. Een belangrijke taak van de commissie is verder het zijn van een overlegplatform waar de valorisatiepartijen aspecten van valorisatie in samenhang kunnen bespreken.

De commissie heeft een wisselende positie binnen de driehoek overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven. Centraal staat de verankering van valorisatie in het kennisstelsel. De beleidslijnen ten aanzien van valorisatie neergelegd/neer te leggen in het Topsectorenbeleid/Bedrijfslevenbrief en de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap vormen een belangrijke basis voor het werk van de commissie.

De commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen die de valorisatieagenda hebben ondertekend. Met die samenstelling is in de commissie zowel gezaghebbendheid als representatie van bedrijven, kennisinstellingen en overheden gewaarborgd.

De leden – met uitzondering de voorzitter – zijn op grond van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies uitgezonderd van de toekenning van een vergoeding voor hun werkzaamheden voor de commissie behoudens eventuele vergoeding van reis- en verblijfkosten. De actuele lijst met namen van de leden is terug te vinden op de rijkswebsite, deze lijst wordt actueel gehouden door de secretaris van de commissie.

De commissie stelt haar eigen werkwijze vast. Dat wordt vastgelegd in een huishoudelijk reglement. In dat reglement wordt in ieder geval de regels voor vervanging van leden bij afwezigheid vastgelegd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra.


X Noot
1

De agenda is ondertekend door de ministers van EZ, OCW, LNV en VWS, de HBO-raad, de VSNU, VNO-NCW, MKB-Nederland, de KNAW, de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra, NWO, Technologiestichting STW, de Grote Technologische Instituten, TNO en de Dienst Landbouwkundig Onderzoek binnen Wageningen UR.

Naar boven