Kennisgeving van de aanvangsbeslissing op grond van artikel 2 van de Tracéwet en van het voornemen op grond van artikel 7.27 van de Wet milieubeheer inzake Goederenroutering Oost Nederland

De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 9 december 2011 (kenmerk: IENM/BSK-2011/161472) de beslissing genomen de procedure op basis van de Tracéwet te starten om een wijziging in het landelijke spoorwegnet door te voeren. Het betreft de corridor tussen Elst en Oldenzaal/grens. Het voornemen heeft betrekking op het mede geschikt maken van de sporen in deze corridor voor meer goederenvervoer en de inpassing van de sporen in de omgeving. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft het voornemen opgevat voor dit project een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Het doel van deze procedure is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming.

Waar gaat het om?

Het project is de uitwerking van de Voorkeursbeslissing over het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) van de minister van Verkeer en Waterstaat (Kamerstuk 32 404, nr. 1) over de routering van goederentreinen tussen Elst en Oldenzaal/grens. In overeenstemming met de Voorkeursbeslissing wordt een pakket aan inpassingsmaatregelen uitgewerkt die nodig zijn om de verwachte groei van het goederenvervoer op de bestaande spoorlijnen tussen Elst en Oldenzaal/grens mogelijk te maken. Tevens wordt een keuze voorbereid uit vier tracévarianten tussen Zutphen en Hengelo. Als ondersteuning voor de besluitvorming wordt de mer-procedure in twee fasen gevoerd. De spoorvarianten die worden bestudeerd in het MER 1e fase zijn:

  • de aanleg van een lange verbindingsboog bij Deventer en westelijk van Bathmen;

  • de aanleg van een lang-lange verbindingsboog bij Deventer en oostelijk van Bathmen;

  • kopmaken te Deventer (waarbij de rijrichting van een goederentrein wordt gewijzigd);

  • het opwaarderen van de Twentekanaallijn (Zutphen–Lochem–Hengelo).

Het MER 1e fase wordt medio 2013 afgesloten met de keuze door de minister van Infrastructuur en Milieu van een tracévariant tussen Zutphen en Hengelo. In het MER 2e fase wordt vervolgens een studie verricht naar een optimale inpassing van de bestaande spoorlijnen van Elst tot Oldenzaal/grens, inclusief de spoorvariant tussen Zutphen en Hengelo waarover de minister dan een besluit heeft genomen. Dit wordt nader uitgewerkt in een Tracébesluit.

Tracéwetprocedure

Op het genoemde project is de Tracéwet van toepassing. De genomen aanvangsbeslissing betekent dat de procedure op basis van de Tracéwet wordt gestart. Na de aanvangsbeslissing volgt het ontwerp-tracébesluit. De minister van Infrastructuur en Milieu is het bevoegd gezag voor het vaststellen van het ontwerp-tracébesluit. De lokale besturen worden bij de voorbereiding van het ontwerp-tracébesluit betrokken. Tevens zijn informatiemomenten voorzien om ook de omgeving bij de voorbereiding te betrekken. Het opstellen van het tracébesluit en het voeren van overleg met de bestuurlijke omgeving zijn opgedragen aan ProRail.

Mer-procedure

De minister van Infrastructuur en Milieu zal voor dit project een MER laten opstellen. De mer-procedure start met deze kennisgeving van het voornemen en het uitbrengen van een Ontwerp Notitie Reikwijdte en Detailniveau (ontwerpnotitie R&D). Hierin wordt het project nader beschreven en aangegeven welke varianten in het MER worden onderzocht, en met welke diepgang.

Mogelijkheden voor inspraak

Eenieder wordt in de gelegenheid gesteld te reageren op de ontwerpnotitie R&D. Daarnaast worden de adviseurs en bestuursorganen, die bij de voorbereiding van het tracébesluit moeten worden betrokken, geraadpleegd over de ontwerpnotitie R&D. De ontwerpnotitie R&D wordt voor advies voorgelegd aan de Commissie voor de milieueffectrapportage. Mede naar aanleiding van de inspraakreacties en reacties van de genoemde instanties wordt de definitieve notitie R&D vastgesteld. Op basis van deze definitieve notitie R&D worden de feitelijke milieuonderzoeken uitgevoerd.

De ontwerpnotitie R&D zal gedurende een periode van 12 weken vanaf 22 december 2011 tot en met 15 maart 2012 ter inzage worden gelegd op de volgende locaties:

  • de bibliotheek van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu in Den Haag;

  • de gemeentehuizen (en diverse bibliotheken) van Oldenzaal, Dinkelland, Losser, Hengelo, Borne, Almelo, Wierden, Rijssen-Holten, Deventer, Hof van Twente, Lochem, Zutphen, Brummen, Rheden, Arnhem, Overbetuwe en Renkum;

  • de provinciehuizen van Overijssel en Gelderland;

  • de waterschapshuizen van Groot Salland, Veluwe, Rijn en IJssel en Regge en Dinkel.

Gedurende deze termijn kunt u op de genoemde locaties naast de ontwerpnotitie R&D ook de letterlijke tekst van de aanvangsbeslissing inzien. Beide documenten zijn ook te raadplegen en te downloaden op: www.prorail.nl/PHS en op www.rijksoverheid.nl/PHS.

Gedurende de periode waarin de ontwerpnotitie R&D ter inzage ligt worden langs de corridor tussen Elst en Oldenzaal grens diverse inloopavonden georganiseerd. De data en locaties van de inloopavonden kunt u vinden op www.prorail.nl/phs.

Hoe kunt u uw zienswijze geven?

U kunt gedurende de gehele zienswijzeperiode schriftelijk of mondeling uw reactie geven op de ontwerpnotitie R&D GON. Uw schriftelijke reactie kunt u sturen naar:

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

T.a.v. mevrouw C. van Schaik

Kamer D03.13

Postbus 20901

2500 EX Den Haag

Indien u mondeling wilt reageren, kan dit via het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Mevrouw C. van Schaik, telefoon 070 456 7374.

Wat gebeurt er met uw reactie?

De minister van Infrastructuur en Milieu betrekt de ingediende zienswijzen en reacties van de adviseurs en bestuursorganen bij de vaststelling van de definitieve notitie R&D, die de basis zal vormen voor het op te stellen MER.

De definitieve notitie R&D zal in het voorjaar van 2012 worden gepubliceerd.

Naar boven