TOELICHTING
Algemeen
Op 6 november 2009 is de Regeling vacatiegelden tuchtcolleges voor de gezondheidzorg (hierna: Regeling) in werking getreden.
Deze Regeling is, in overleg met de tuchtcolleges, na een jaar geëvalueerd. Uit de evaluatie is gebleken dat de Regeling op
zowel inhoudelijke als wetstechnische punten enkele verbeteringen kon ondergaan. Deze punten worden nader toegelicht in de
artikelsgewijze toelichting.
De wijziging van de Regeling houdt geen systeemwijziging in maar inhoudelijke en wettechnische verduidelijkingen en verbeteringen.
Daarmee brengt zij geen wezenlijke financiële en administratieve veranderingen met zich mee.
In de Regeling zijn de voorzitters en de secretarissen opgenomen. Opgemerkt zij dat de Regeling alleen op hen van toepassing
is indien zij niet reeds op grond van enige benoeming bij een tuchtcollege uit andere hoofde dan de Regeling een bezoldiging
of tegemoetkoming ontvangen. Ik verwijs naar de toelichting bij artikel 7, eerste lid. Met uitzondering van de voorzitter
van het regionale tuchtcollege te Den Haag, zijn alle voorzitters en secretarissen in hun functie bij een tuchtcollege in
dienst bij het Rijk. Zij ontvangen aldus een bezoldiging voor hun werkzaamheden. Behoudens de overgangsregeling van artikel
7, tweede lid, komen zij niet in aanmerking voor vacatiegeld op grond van de Regeling.
Voor zover in deze toelichting wordt gesproken over ‘collegeleden’ of ‘leden’ worden daarmee ook de secretarissen en plaatsvervangend
secretarissen bedoeld. Voorzitters zijn uit hoofde van hun functie lid van het tuchtcollege.
Artikelsgewijs
A
Artikel 1
Een onderscheid is aangebracht ten aanzien van het recht op vacatiegeld voor de situatie dat een tuchtcollege een klacht na
intrekking niet verder behandelt op grond van artikel 65, tiende lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
(hierna: Wet BIG). Het onderscheid is ingegeven door het moment waarop intrekking van de klacht plaatsvindt; kort vóór de
terechtzitting, dan wel op of na de terechtzitting. Volgens artikel 1, sub c, onder 3, wordt staking van de behandeling van
een klacht in verband met intrekking op of na de terechtzitting aangemerkt als een eindbeslissing en bestaat recht op vacatiegeld
conform artikel 2, tweede lid. Voor staking van de behandeling van een klacht in verband met intrekking kort vóór de terechtzitting
verwijs ik naar de artikelsgewijze toelichting van artikel 2, zevende lid.
Indien een klacht tijdens de procedure door de klager wordt ingetrokken, kan het tuchtcollege, gelet op artikel 65, tiende
lid, van de Wet BIG, de zaak niettemin verder behandelen indien de aangeklaagde schriftelijk verklaart dit te verlangen, als
het algemeen belang voortzetting van de behandeling vereist of als het tuchtcollege het onderzoek in de zaak op de terechtzitting
reeds heeft beëindigd. In zo’n geval kan vacatiegeld worden gedeclareerd vanwege het (moeten) nemen van een inhoudelijke eindbeslissing.
Geen eindbeslissing in de zin van de Regeling is de beslissing dat een zaak na intrekking moet worden voortgezet en de beslissing
dat de behandeling van de klacht wordt gestaakt in verband met de intrekking van de klacht meer dan vijf dagen voor de zitting.
Ook de beslissing van een tuchtcollege waarmee een wrakingverzoek wordt afgehandeld is aangemerkt als eindbeslissing (artikel
1, sub c, onder 4). Tegen leden van een tuchtcollege kan een wrakingverzoek worden ingediend. De behandeling van een wrakingverzoek
is een aparte procedure. De leden van het college dat het wrakingverzoek behandelt kunnen een vacatiegeld declareren voor
het voorbereiden, bijwonen en afhandelen van een wrakingzaak.
Voor recht op een vacatiegeld voor gewraakte collegeleden verwijs ik naar de toelichting bij artikel 2, achtste en negende
lid.
Ten slotte is de beslissing van het centrale tuchtcollege op een verzoek tot herziening op grond van artikel 52 van de Wet
BIG aangemerkt als eindbeslissing (artikel 1, sub c, onder 5). Het verzoek wordt behandeld op een openbare terechtzitting,
waar een door het college benoemde rapporteur verslag uitbrengt en verzoeker en oorspronkelijk klager worden gehoord. De leden
van het college kunnen een vacatiegeld conform artikel 2, tweede lid declareren voor het voorbereiden, bijwonen en afhandelen
van een herzieningsverzoek.
Als het centrale tuchtcollege het verzoek gegrond acht, verwijst het de zaak naar een regionaal tuchtcollege dat van de zaak
nog niet eerder kennis heeft genomen. De beslissing van het regionale tuchtcollege in de herzieningsprocedure is een eindbeslissing.
B
De Regeling kende een artikel met bepalingen voor de regionale tuchtcolleges en een artikel met bepalingen voor het centrale
tuchtcollege. Beide artikelen zijn samengevoegd in het nieuwe artikel 2. Deze samenvoeging heeft niet geleid tot inhoudelijke
wijzigingen.
Artikel 2, derde lid
Plaatsvervangende secretarissen van de regionale tuchtcolleges konden al een schrijversvergoeding van € 50,– declareren per
door hen geschreven eindbeslissing na een terechtzitting. Nieuw is dat nu eveneens plaatsvervangende secretarissen van het
centrale tuchtcollege daarvoor een schrijversvergoeding van € 50,– kunnen declareren.
Ook leden-juristen en plaatsvervangend leden-juristen schrijven soms de eindbeslissing na een terechtzitting. De Regeling
bevatte geen bepaling op grond waarvan zij daarvoor een schrijversvergoeding kunnen declareren.
Op grond van artikel 2, derde lid, kunnen nu eveneens leden-juristen en plaatsvervangend leden-juristen een schrijversvergoeding
van € 50,– declareren per door hen geschreven eindbeslissing na een terechtzitting.Het betreft hier de inhoudelijk meer ingewikkelde
beslissingen die na de terechtzitting door het college zijn genomen en door een plaatsvervangend secretaris, lid-jurist of
plaatsvervangend lid-jurist worden geschreven. De schrijversvergoeding wordt niet ingevoerd voor het schrijven van eindbeslissingen
na raadkamer zonder dat een terechtzitting heeft plaatsgevonden. De vergoeding voor het schrijven van een beslissing na raadkamer
wordt voldoende gedekt door de daarvoor vastgestelde vacatiegelden, bedoeld in het vijfde en zesde lid.
Artikel 2, vierde lid
Het vierde lid regelt de declaratiemogelijkheden indien zaken tussentijds worden aangehouden en de samenstelling van het college
wijzigt. Deze bepaling gold in de Regeling alleen voor het centrale tuchtcollege. Echter ook leden van een regionaal tuchtcollege
dienen na aanhouding van een zaak recht te hebben op vacatiegeld bij wijziging van de samenstelling.
Indien een zaak na het horen van partijen ter terechtzitting is aangehouden en er dientengevolge geen sprake is van een eindbeslissing,
gelden de bedragen genoemd in het tweede lid ook voor de leden die betrokken zijn bij de eerste behandeling van de zaak ter
zitting. Dit houdt in dat zij voor hun werk in die zaak kunnen declareren ook al is er op dat moment nog geen sprake van een
eindbeslissing. Dit kan echter alleen in het geval zij niet deelnemen aan de vervolgbehandeling van de zaak. Nemen zij wel
deel aan de vervolgbehandeling, dan kunnen zij uiteraard niet op grond van dit artikel voor dezelfde zaak twee keer het vacatiegeld
declareren.
Indien de samenstelling van het college na de aanhouding is gewijzigd door een beroep te doen op artikel 10, tweede lid, van
het Tuchtrechtbesluit BIG, dan kunnen de nieuw deelnemende leden declareren volgens de tarieven van het tweede lid van artikel
2. Na aanhouding van de zaak zal er na de vervolgzitting immers gewoon een eindbeslissing volgen. Het vierde lid bepaalt daarom
dat zowel de leden die hebben deelgenomen aan de eerste behandeling, als de leden die betrokken zijn bij de tweede behandeling
van de zaak na aanhouding ieder een vacatiegeld volgens artikel 2, tweede lid, kunnen declareren.
Deze bepaling vindt geen toepassing indien een zaak eerst in de raadkamer wordt behandeld en vervolgens wordt verwezen naar
zitting. In dat geval kan alleen een vacatiegeld worden gedeclareerd voor de behandeling ter terechtzitting en niet ook voor
de behandeling in de raadkamer.
Artikel 2, zevende lid
Wanneer een zaak kort voor de terechtzitting wordt ingetrokken wordt ervan uitgegaan dat collegeleden al voorbereidend werk
hebben verricht. Als de zaak vijf werkdagen of minder voorafgaand aan de terechtzitting wordt ingetrokken, dan kunnen de collegeleden
van het regionale tuchtcollege de zaak declareren volgens het raadkamertarief van de regionale tuchtcolleges. Voor de collegeleden
van het centrale tuchtcollege is voor dit vacatiegeld aansluiting gezocht bij het raadkamertarief van de regionale tuchtcolleges.
Ik verwijs naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2, tiende lid.
Artikel 2, achtste lid
Wanneer tegen een collegelid kort voor de terechtzitting met succes een wrakingverzoek wordt ingediend, wordt ervan uitgegaan
dat hij al voorbereidend werk heeft verricht. Als het wrakingverzoek vijf werkdagen of minder voorafgaand aan de terechtzitting
is ingediend, dan kan het gewraakte collegelid van het regionale tuchtcollege de zaak declareren volgens het raadkamertarief
van de regionale tuchtcolleges . Voor het gewraakte collegelid van het centrale tuchtcollege is voor dit vacatiegeld aansluiting
gezocht bij het raadkamertarief van de regionale tuchtcolleges. Ik verwijs naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel
2, tiende lid.
Artikel 2, negende lid
Wanneer tegen een collegelid op of na de terechtzitting met succes een wrakingverzoek wordt ingediend, heeft hij voorbereidend
werk verricht en deelgenomen aan de terechtzitting. Als het wrakingverzoek op of na de terechtzitting is ingediend, dan kan
het gewraakte collegelid de zaak declareren als een zittingszaak.
Artikel 2, tiende lid
Omdat raadkamerzaken bij het centrale tuchtcollege weinig bewerkelijk en weinig arbeidsintensief zijn bedraagt het betreffende
vacatiegeld voor leden van het centrale tuchtcollege € 50. Dat is een lager tarief dan het tarief voor leden van de regionale
tuchtcolleges voor wie raadkamerzaken meer bewerkelijk en arbeidsintensief zijn. Vanwege dit verschil zou het aansluiten bij
de tussen de regionale tuchtcolleges en het centrale tuchtcollege verschillende raadkamertarieven tot een ongewenste ongelijkheid
leiden voor de situaties bedoeld in artikel 2, zevende, achtste en elfde lid. De vacatiegeldtarieven voor zaken die op terechtzitting
worden behandeld zijn gelijk voor leden van de regionale tuchtcolleges en leden van het centrale tuchtcollege. Dit is zo omdat
zaken die op terechtzitting worden behandeld voor de regionale tuchtcolleges en het centrale tuchtcollege even bewerkelijk
en arbeidsintensief zijn. Aangezien artikel 2, zevende, achtste en elfde lid, zien op de voorbereidende werkzaamheden ten
behoeve van zaken die op terechtzitting worden behandeld, moet dus ook geen verschil bestaan in het vacatiegeldtarief voor
die werkzaamheden.
In artikel 2, tiende lid, zijn voor de situaties bedoeld in artikel 2, zevende, achtste en elfde lid, de vacatiegeldtarieven
ten behoeve van de leden van het centrale tuchtcollege opgenomen.
Artikel 2, elfde lid
Als een beroepsbeoefenaar een verzoek tot herstel in de hem ontzegde bevoegdheid indient, wint de minister alvorens op het
verzoek te beslissen advies in van het tuchtcollege dat de bevoegdheidsbeperkende maatregel heeft opgelegd. Voor het uitbrengen
van het advies kan een vacatiegeld worden gedeclareerd.
D
Artikel 5
Leden-juristen en plaatsvervangend leden-juristen schrijven soms interne adviezen terwijl zij geen zitting hebben in het behandelende
college. De Regeling bevatte echter geen bepaling op grond waarvan zij daarvoor een vacatiegeld kunnen declareren.
Artikel 5 bepaalt nu dat eveneens leden-juristen en plaatsvervangend leden-juristen voor interne adviezen € 150,– per schriftelijk
gemotiveerd advies kunnen declareren.
Indien er binnen een college dat een zaak behandelt onvoldoende juridische expertise aanwezig is om een klacht juridisch inhoudelijk
goed te kunnen beoordelen, kan het college advies vragen aan een collega-lid-jurist van het eigen tuchtcollege (die niet is
ingedeeld voor de zitting van het college).
E
Artikel 5a
In dit artikel is een termijn van zes maanden gesteld voor het indienen van declaraties op grond van de regeling. In de leden
twee tot en met vier is aangegeven wanneer de termijn ingaat bij de beslissing tot wijziging van de samenstelling van het
tuchtcollege, de beslissing tot staking van de behandeling in verband met de intrekking van de klacht, respectievelijk de
beslissing tot wraking.
Declaraties die niet binnen zes maanden zijn ingediend worden niet in behandeling genomen.
F
Artikel 7, eerste lid
Personen die in hun functie bij het tuchtcollege zijn aangesteld in dienst bij het Rijk komen niet in aanmerking voor vacatiegeld.
Zij ontvangen immers voor hun werkzaamheden ten behoeve van de tuchtcolleges een bezoldiging op grond van die dienstbetrekking.
Sommige leden van de tuchtcolleges zijn echter wel in dienst bij het Rijk, maar niet als lid van een tuchtcollege. Zij zijn
bijvoorbeeld aangesteld als rechter en vervullen hun lidmaatschap van het college als nevenfunctie. Zij moeten uiteraard
op basis van de Regeling kunnen declareren.
Artikel 7, tweede lid
Dit artikellid bevat een overgangsbepaling voor personen die in hun functie bij het tuchtcollege zijn aangesteld in dienst
bij het Rijk en buiten het kader van die aanstelling werkzaamheden verrichten bij een ander tuchtcollege. Het gaat bijvoorbeeld
om een in dienst bij het Rijk aangestelde voorzitter die voor een ander tuchtcollege is benoemd als plaatsvervangend voorzitter
en als zodanig voor dat andere tuchtcollege werkzaamheden verricht.
Voor zover aan deze personen vóór 1 december 2011 voor de werkzaamheden die zij voor het andere tuchtcollege verrichten vacatiegelden
zijn toegekend, kunnen zij nog aanspraak maken op vacatiegeld op basis van deze regeling voor zover het werkzaamheden betreft
die worden verricht voor 1 januari 2014, en waarvoor zij niet reeds uit andere hoofde aanspraak hebben op een bezoldiging
of tegemoetkoming.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers.