Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 december 2011, nr. MEVA/BO-3096332, houdende wijziging van de Regeling vacatiegelden tuchtcolleges voor de gezondheidszorg 2009

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 62, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling vacatiegelden tuchtcolleges voor de gezondheidszorg 2009 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van onderdeel b tot onderdeel c wordt na onderdeel a een onderdeel ingevoegd luidende:

  • b. tuchtcollege: regionaal tuchtcollege of het centrale tuchtcollege;

2. Onderdeel c (nieuw), wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. Onderdeel 1 komt te luiden:

    • 1. de bij het tuchtcollege ingediende klacht wordt afgedaan, daaronder niet begrepen een beslissing na intrekking van de klacht;.

2. aan het slot van onderdeel 2 wordt ‘, of’ vervangen door een puntkomma.

3. In onderdeel 3 wordt onder de vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, na ‘intrekking van de klacht’ toegevoegd: op of na de terechtzitting.

4. Na onderdeel 3, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • 4. een wrakingverzoek wordt afgehandeld, of

  • 5. wordt beslist op een verzoek tot herziening op grond van artikel 52 van de wet.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Aan de leden van een tuchtcollege, de secretarissen en plaatsvervangend secretarissen wordt vacatiegeld toegekend.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het vacatiegeld bedraagt voor het bijwonen van een of meerdere terechtzittingen van het tuchtcollege per eindbeslissing voor:

    • a. een voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter: € 230,–;

    • b. een rechtsgeleerd lid of een plaatsvervangend rechtsgeleerd lid, niet zijnde een voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter: € 180,–;

    • c. een lid-beroepsgenoot of een plaatsvervangend lid-beroepsgenoot: € 180,–;

    • d. een secretaris of een plaatsvervangend secretaris: € 180,–.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Voor de personen, bedoeld in het tweede lid, onder b en d, die zijn belast met het schrijven van de eindbeslissing na een terechtzitting, wordt het vacatiegeld verhoogd met € 50,–.

4. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Indien een zaak na het horen van partijen ter terechtzitting is aangehouden en overeenkomstig artikel 10, tweede lid, van het Tuchtrechtbesluit BIG, de samenstelling van het tuchtcollege is gewijzigd, is het tweede lid van dit artikel onverminderd van toepassing op de personen, bedoeld in het eerste lid die hebben deelgenomen aan die terechtzitting.

5. Er worden zes leden toegevoegd, luidende:

  • 6. Indien het centrale tuchtcollege toepassing heeft gegeven aan artikel 74, eerste lid, van de wet, bedraagt het vacatiegeld voor de personen, bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met d, € 50,–.

  • 7. Indien een bij een tuchtcollege aanhangig gemaakte zaak vijf werkdagen of minder voorafgaand aan de terechtzitting wordt ingetrokken, wordt aan de personen als bedoeld in het eerste lid een vacatiegeld toegekend volgens de tarieven genoemd in onderscheidenlijk het vijfde en tiende lid, tenzij de behandeling wordt voortgezet volgens artikel 65, tiende lid, van de wet. Bij voortzetting van de behandeling ter terechtzitting is het tweede lid van toepassing.

  • 8. Aan personen als bedoeld in het eerste lid tegen wie vijf werkdagen of minder voorafgaand aan de terechtzitting een wrakingverzoek wordt ingediend, wordt een vacatiegeld toegekend volgens de tarieven genoemd in onderscheidenlijk het vijfde en tiende lid indien het wrakingverzoek wordt toegewezen.

  • 9. Aan personen als bedoeld in het eerste lid tegen wie op of na de terechtzitting een wrakingverzoek wordt ingediend, wordt een vacatiegeld toegekend volgens de tarieven genoemd in het tweede lid indien het wrakingverzoek wordt toegewezen.

  • 10. Het vacatiegeld, bedoeld in het zevende en achtste lid, bedraagt voor:

    • a. de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter van het centrale tuchtcollege: € 115,–;

    • b. een rechtsgeleerd lid of een plaatsvervangend rechtsgeleerd lid van het centrale tuchtcollege, niet zijnde de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter: € 90,–;

    • c. een lid-beroepsgenoot of een plaatsvervangend lid-beroepsgenoot van het centrale tuchtcollege: € 90,–;

    • d. een secretaris of een plaatsvervangend secretaris van het centrale tuchtcollege: € 90,–.

  • 11. Het vijfde en tiende lid zijn voor de toekenning van vacatiegeld van overeenkomstige toepassing op de leden van een tuchtcollege dat een advies uitbrengt als bedoeld in artikel 50, derde lid, van de wet.

C

Artikel 3 komt te vervallen.

D

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

Voor het beoordelen of een zaak in raadkamer kan worden behandeld of naar een terechtzitting van een tuchtcollege moet worden verwezen, dan wel voor het geven van een advies aan de voorzitter of diens plaatsvervanger, bedraagt het vacatiegeld € 150,– per schriftelijk gemotiveerd advies, indien dit is verricht door een lid-beroepsgenoot, een plaatsvervangend lid-beroepsgenoot, een rechtsgeleerd lid of een plaatsvervangend rechtsgeleerd lid en deze niet deelneemt aan de behandeling van de zaak ter terechtzitting.

E

Na artikel 5 wordt een artikel toegevoegd luidende:

Artikel 5a

  • 1. Degene die in aanmerking komt voor vacatiegeld op grond van deze regeling, dient daarvoor een declaratie in binnen zes maanden na de datum van de eindbeslissing of het advies als, bedoeld in artikel 50, derde lid, van de wet.

  • 2. Bij wijziging van de samenstelling van het tuchtcollege als bedoeld in artikel 2, vierde lid, worden de betreffende declaraties ingediend binnen zes maanden na de datum van de beslissing tot wijziging.

  • 3. Bij staking van de behandeling als bedoeld in artikel 2, zevende lid, worden de betreffende declaraties ingediend binnen zes maanden na de datum van de beslissing tot staking.

  • 4. Bij een wrakingverzoek als bedoeld in artikel 2, achtste of negende lid, worden de betreffende declaraties ingediend binnen zes maanden na de datum van de beslissing op het wrakingverzoek.

  • 5. Declaraties die niet binnen de termijnen, bedoeld in het eerste, tweede, derde of vierde lid zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen.

F

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

  • 1. Deze regeling is niet van toepassing op leden van tuchtcolleges, secretarissen en plaatsvervangend secretarissen die op grond van enige benoeming bij een tuchtcollege, daarvoor uit andere hoofde dan deze regeling een bezoldiging of tegemoetkoming ontvangen.

  • 2. Onverminderd artikel 5a en in afwijking van het eerste lid hebben leden van tuchtcolleges, secretarissen en plaatsvervangend secretarissen die buiten het kader van hun benoeming werkzaamheden verrichten bij een ander tuchtcollege dan het tuchtcollege bedoeld in het eerste lid en aan wie voor 1 december 2011 vacatiegelden voor dergelijke werkzaamheden zijn toegekend, aanspraak op vacatiegeld op basis van deze regeling, voor zover het werkzaamheden betreft:

    • a. die zijn verricht voor 1 januari 2014, en

    • b. waarvoor zij niet reeds uit andere hoofde aanspraak hebben op een bezoldiging of tegemoetkoming.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers.

TOELICHTING

Algemeen

Op 6 november 2009 is de Regeling vacatiegelden tuchtcolleges voor de gezondheidzorg (hierna: Regeling) in werking getreden. Deze Regeling is, in overleg met de tuchtcolleges, na een jaar geëvalueerd. Uit de evaluatie is gebleken dat de Regeling op zowel inhoudelijke als wetstechnische punten enkele verbeteringen kon ondergaan. Deze punten worden nader toegelicht in de artikelsgewijze toelichting.

De wijziging van de Regeling houdt geen systeemwijziging in maar inhoudelijke en wettechnische verduidelijkingen en verbeteringen. Daarmee brengt zij geen wezenlijke financiële en administratieve veranderingen met zich mee.

In de Regeling zijn de voorzitters en de secretarissen opgenomen. Opgemerkt zij dat de Regeling alleen op hen van toepassing is indien zij niet reeds op grond van enige benoeming bij een tuchtcollege uit andere hoofde dan de Regeling een bezoldiging of tegemoetkoming ontvangen. Ik verwijs naar de toelichting bij artikel 7, eerste lid. Met uitzondering van de voorzitter van het regionale tuchtcollege te Den Haag, zijn alle voorzitters en secretarissen in hun functie bij een tuchtcollege in dienst bij het Rijk. Zij ontvangen aldus een bezoldiging voor hun werkzaamheden. Behoudens de overgangsregeling van artikel 7, tweede lid, komen zij niet in aanmerking voor vacatiegeld op grond van de Regeling.

Voor zover in deze toelichting wordt gesproken over ‘collegeleden’ of ‘leden’ worden daarmee ook de secretarissen en plaatsvervangend secretarissen bedoeld. Voorzitters zijn uit hoofde van hun functie lid van het tuchtcollege.

Artikelsgewijs

A

Artikel 1

Een onderscheid is aangebracht ten aanzien van het recht op vacatiegeld voor de situatie dat een tuchtcollege een klacht na intrekking niet verder behandelt op grond van artikel 65, tiende lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG). Het onderscheid is ingegeven door het moment waarop intrekking van de klacht plaatsvindt; kort vóór de terechtzitting, dan wel op of na de terechtzitting. Volgens artikel 1, sub c, onder 3, wordt staking van de behandeling van een klacht in verband met intrekking op of na de terechtzitting aangemerkt als een eindbeslissing en bestaat recht op vacatiegeld conform artikel 2, tweede lid. Voor staking van de behandeling van een klacht in verband met intrekking kort vóór de terechtzitting verwijs ik naar de artikelsgewijze toelichting van artikel 2, zevende lid.

Indien een klacht tijdens de procedure door de klager wordt ingetrokken, kan het tuchtcollege, gelet op artikel 65, tiende lid, van de Wet BIG, de zaak niettemin verder behandelen indien de aangeklaagde schriftelijk verklaart dit te verlangen, als het algemeen belang voortzetting van de behandeling vereist of als het tuchtcollege het onderzoek in de zaak op de terechtzitting reeds heeft beëindigd. In zo’n geval kan vacatiegeld worden gedeclareerd vanwege het (moeten) nemen van een inhoudelijke eindbeslissing.

Geen eindbeslissing in de zin van de Regeling is de beslissing dat een zaak na intrekking moet worden voortgezet en de beslissing dat de behandeling van de klacht wordt gestaakt in verband met de intrekking van de klacht meer dan vijf dagen voor de zitting.

Ook de beslissing van een tuchtcollege waarmee een wrakingverzoek wordt afgehandeld is aangemerkt als eindbeslissing (artikel 1, sub c, onder 4). Tegen leden van een tuchtcollege kan een wrakingverzoek worden ingediend. De behandeling van een wrakingverzoek is een aparte procedure. De leden van het college dat het wrakingverzoek behandelt kunnen een vacatiegeld declareren voor het voorbereiden, bijwonen en afhandelen van een wrakingzaak.

Voor recht op een vacatiegeld voor gewraakte collegeleden verwijs ik naar de toelichting bij artikel 2, achtste en negende lid.

Ten slotte is de beslissing van het centrale tuchtcollege op een verzoek tot herziening op grond van artikel 52 van de Wet BIG aangemerkt als eindbeslissing (artikel 1, sub c, onder 5). Het verzoek wordt behandeld op een openbare terechtzitting, waar een door het college benoemde rapporteur verslag uitbrengt en verzoeker en oorspronkelijk klager worden gehoord. De leden van het college kunnen een vacatiegeld conform artikel 2, tweede lid declareren voor het voorbereiden, bijwonen en afhandelen van een herzieningsverzoek.

Als het centrale tuchtcollege het verzoek gegrond acht, verwijst het de zaak naar een regionaal tuchtcollege dat van de zaak nog niet eerder kennis heeft genomen. De beslissing van het regionale tuchtcollege in de herzieningsprocedure is een eindbeslissing.

B

De Regeling kende een artikel met bepalingen voor de regionale tuchtcolleges en een artikel met bepalingen voor het centrale tuchtcollege. Beide artikelen zijn samengevoegd in het nieuwe artikel 2. Deze samenvoeging heeft niet geleid tot inhoudelijke wijzigingen.

Artikel 2, derde lid

Plaatsvervangende secretarissen van de regionale tuchtcolleges konden al een schrijversvergoeding van € 50,– declareren per door hen geschreven eindbeslissing na een terechtzitting. Nieuw is dat nu eveneens plaatsvervangende secretarissen van het centrale tuchtcollege daarvoor een schrijversvergoeding van € 50,– kunnen declareren.

Ook leden-juristen en plaatsvervangend leden-juristen schrijven soms de eindbeslissing na een terechtzitting. De Regeling bevatte geen bepaling op grond waarvan zij daarvoor een schrijversvergoeding kunnen declareren.

Op grond van artikel 2, derde lid, kunnen nu eveneens leden-juristen en plaatsvervangend leden-juristen een schrijversvergoeding van € 50,– declareren per door hen geschreven eindbeslissing na een terechtzitting.Het betreft hier de inhoudelijk meer ingewikkelde beslissingen die na de terechtzitting door het college zijn genomen en door een plaatsvervangend secretaris, lid-jurist of plaatsvervangend lid-jurist worden geschreven. De schrijversvergoeding wordt niet ingevoerd voor het schrijven van eindbeslissingen na raadkamer zonder dat een terechtzitting heeft plaatsgevonden. De vergoeding voor het schrijven van een beslissing na raadkamer wordt voldoende gedekt door de daarvoor vastgestelde vacatiegelden, bedoeld in het vijfde en zesde lid.

Artikel 2, vierde lid

Het vierde lid regelt de declaratiemogelijkheden indien zaken tussentijds worden aangehouden en de samenstelling van het college wijzigt. Deze bepaling gold in de Regeling alleen voor het centrale tuchtcollege. Echter ook leden van een regionaal tuchtcollege dienen na aanhouding van een zaak recht te hebben op vacatiegeld bij wijziging van de samenstelling.

Indien een zaak na het horen van partijen ter terechtzitting is aangehouden en er dientengevolge geen sprake is van een eindbeslissing, gelden de bedragen genoemd in het tweede lid ook voor de leden die betrokken zijn bij de eerste behandeling van de zaak ter zitting. Dit houdt in dat zij voor hun werk in die zaak kunnen declareren ook al is er op dat moment nog geen sprake van een eindbeslissing. Dit kan echter alleen in het geval zij niet deelnemen aan de vervolgbehandeling van de zaak. Nemen zij wel deel aan de vervolgbehandeling, dan kunnen zij uiteraard niet op grond van dit artikel voor dezelfde zaak twee keer het vacatiegeld declareren.

Indien de samenstelling van het college na de aanhouding is gewijzigd door een beroep te doen op artikel 10, tweede lid, van het Tuchtrechtbesluit BIG, dan kunnen de nieuw deelnemende leden declareren volgens de tarieven van het tweede lid van artikel 2. Na aanhouding van de zaak zal er na de vervolgzitting immers gewoon een eindbeslissing volgen. Het vierde lid bepaalt daarom dat zowel de leden die hebben deelgenomen aan de eerste behandeling, als de leden die betrokken zijn bij de tweede behandeling van de zaak na aanhouding ieder een vacatiegeld volgens artikel 2, tweede lid, kunnen declareren.

Deze bepaling vindt geen toepassing indien een zaak eerst in de raadkamer wordt behandeld en vervolgens wordt verwezen naar zitting. In dat geval kan alleen een vacatiegeld worden gedeclareerd voor de behandeling ter terechtzitting en niet ook voor de behandeling in de raadkamer.

Artikel 2, zevende lid

Wanneer een zaak kort voor de terechtzitting wordt ingetrokken wordt ervan uitgegaan dat collegeleden al voorbereidend werk hebben verricht. Als de zaak vijf werkdagen of minder voorafgaand aan de terechtzitting wordt ingetrokken, dan kunnen de collegeleden van het regionale tuchtcollege de zaak declareren volgens het raadkamertarief van de regionale tuchtcolleges. Voor de collegeleden van het centrale tuchtcollege is voor dit vacatiegeld aansluiting gezocht bij het raadkamertarief van de regionale tuchtcolleges. Ik verwijs naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2, tiende lid.

Artikel 2, achtste lid

Wanneer tegen een collegelid kort voor de terechtzitting met succes een wrakingverzoek wordt ingediend, wordt ervan uitgegaan dat hij al voorbereidend werk heeft verricht. Als het wrakingverzoek vijf werkdagen of minder voorafgaand aan de terechtzitting is ingediend, dan kan het gewraakte collegelid van het regionale tuchtcollege de zaak declareren volgens het raadkamertarief van de regionale tuchtcolleges . Voor het gewraakte collegelid van het centrale tuchtcollege is voor dit vacatiegeld aansluiting gezocht bij het raadkamertarief van de regionale tuchtcolleges. Ik verwijs naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2, tiende lid.

Artikel 2, negende lid

Wanneer tegen een collegelid op of na de terechtzitting met succes een wrakingverzoek wordt ingediend, heeft hij voorbereidend werk verricht en deelgenomen aan de terechtzitting. Als het wrakingverzoek op of na de terechtzitting is ingediend, dan kan het gewraakte collegelid de zaak declareren als een zittingszaak.

Artikel 2, tiende lid

Omdat raadkamerzaken bij het centrale tuchtcollege weinig bewerkelijk en weinig arbeidsintensief zijn bedraagt het betreffende vacatiegeld voor leden van het centrale tuchtcollege € 50. Dat is een lager tarief dan het tarief voor leden van de regionale tuchtcolleges voor wie raadkamerzaken meer bewerkelijk en arbeidsintensief zijn. Vanwege dit verschil zou het aansluiten bij de tussen de regionale tuchtcolleges en het centrale tuchtcollege verschillende raadkamertarieven tot een ongewenste ongelijkheid leiden voor de situaties bedoeld in artikel 2, zevende, achtste en elfde lid. De vacatiegeldtarieven voor zaken die op terechtzitting worden behandeld zijn gelijk voor leden van de regionale tuchtcolleges en leden van het centrale tuchtcollege. Dit is zo omdat zaken die op terechtzitting worden behandeld voor de regionale tuchtcolleges en het centrale tuchtcollege even bewerkelijk en arbeidsintensief zijn. Aangezien artikel 2, zevende, achtste en elfde lid, zien op de voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van zaken die op terechtzitting worden behandeld, moet dus ook geen verschil bestaan in het vacatiegeldtarief voor die werkzaamheden.

In artikel 2, tiende lid, zijn voor de situaties bedoeld in artikel 2, zevende, achtste en elfde lid, de vacatiegeldtarieven ten behoeve van de leden van het centrale tuchtcollege opgenomen.

Artikel 2, elfde lid

Als een beroepsbeoefenaar een verzoek tot herstel in de hem ontzegde bevoegdheid indient, wint de minister alvorens op het verzoek te beslissen advies in van het tuchtcollege dat de bevoegdheidsbeperkende maatregel heeft opgelegd. Voor het uitbrengen van het advies kan een vacatiegeld worden gedeclareerd.

D

Artikel 5

Leden-juristen en plaatsvervangend leden-juristen schrijven soms interne adviezen terwijl zij geen zitting hebben in het behandelende college. De Regeling bevatte echter geen bepaling op grond waarvan zij daarvoor een vacatiegeld kunnen declareren.

Artikel 5 bepaalt nu dat eveneens leden-juristen en plaatsvervangend leden-juristen voor interne adviezen € 150,– per schriftelijk gemotiveerd advies kunnen declareren.

Indien er binnen een college dat een zaak behandelt onvoldoende juridische expertise aanwezig is om een klacht juridisch inhoudelijk goed te kunnen beoordelen, kan het college advies vragen aan een collega-lid-jurist van het eigen tuchtcollege (die niet is ingedeeld voor de zitting van het college).

E

Artikel 5a

In dit artikel is een termijn van zes maanden gesteld voor het indienen van declaraties op grond van de regeling. In de leden twee tot en met vier is aangegeven wanneer de termijn ingaat bij de beslissing tot wijziging van de samenstelling van het tuchtcollege, de beslissing tot staking van de behandeling in verband met de intrekking van de klacht, respectievelijk de beslissing tot wraking.

Declaraties die niet binnen zes maanden zijn ingediend worden niet in behandeling genomen.

F

Artikel 7, eerste lid

Personen die in hun functie bij het tuchtcollege zijn aangesteld in dienst bij het Rijk komen niet in aanmerking voor vacatiegeld. Zij ontvangen immers voor hun werkzaamheden ten behoeve van de tuchtcolleges een bezoldiging op grond van die dienstbetrekking.

Sommige leden van de tuchtcolleges zijn echter wel in dienst bij het Rijk, maar niet als lid van een tuchtcollege. Zij zijn bijvoorbeeld aangesteld als rechter en vervullen hun lidmaatschap van het college als nevenfunctie. Zij moeten uiteraard op basis van de Regeling kunnen declareren.

Artikel 7, tweede lid

Dit artikellid bevat een overgangsbepaling voor personen die in hun functie bij het tuchtcollege zijn aangesteld in dienst bij het Rijk en buiten het kader van die aanstelling werkzaamheden verrichten bij een ander tuchtcollege. Het gaat bijvoorbeeld om een in dienst bij het Rijk aangestelde voorzitter die voor een ander tuchtcollege is benoemd als plaatsvervangend voorzitter en als zodanig voor dat andere tuchtcollege werkzaamheden verricht.

Voor zover aan deze personen vóór 1 december 2011 voor de werkzaamheden die zij voor het andere tuchtcollege verrichten vacatiegelden zijn toegekend, kunnen zij nog aanspraak maken op vacatiegeld op basis van deze regeling voor zover het werkzaamheden betreft die worden verricht voor 1 januari 2014, en waarvoor zij niet reeds uit andere hoofde aanspraak hebben op een bezoldiging of tegemoetkoming.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers.

Naar boven