ARTIKEL I
De Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1.1 wordt ‘de Minister van Economische Zaken’ vervangen door: de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
C
Artikel 2.5, tweede lid, vervalt.
D
In artikel 2.8 vervallen het tweede en het derde lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.
E
In de artikelen 3.12e, tweede lid, en 3.12y, tweede lid, wordt ‘€ 150.000.000’ telkens vervangen door: € 50.000.000.
F
In artikel 3.12k wordt in de definitie van curatieve zorg na ‘voor het verlenen van medisch-specialistische zorg’ ingevoegd:
of een zorgcontract heeft met het Zorgverzekeringskantoor BES en die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius
of Saba.
G
Artikel 3.12l, eerste lid, komt te luiden:
H
In artikel 3.12v, vijfde lid, wordt ‘tot uiterlijk eind december 2013’ vervangen door: tot en met 31 december 2014.
I
Bijlage 2.1 wordt vervangen door bijlage 2.1 die is opgenomen in bijlage I van deze regeling.
J
Bijlage 2.2 wordt vervangen door bijlage 2.2 die is opgenomen in bijlage II van deze regeling.
K
In bijlage 3.9 wordt in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, na ‘voor het verlenen van medisch-specialistische zorg’ ingevoegd:
of een zorgcontract heeft met het Zorgverzekeringskantoor BES en die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius
of Saba.
ARTIKEL II
Deze regeling is niet van toepassing op aanvragen voor een bedrijfsborgstellingskrediet indien:
-
a. de kredietofferte in 2011 is uitgebracht,
-
b. de onder a bedoelde kredietofferte binnen 14 dagen door de MKB-ondernemer wordt geaccepteerd, en
-
c. het bedrijfsborgstellingskrediet uiterlijk 35 dagen na acceptatie door de MKB-ondernemer aan de minister is gemeld.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.
BIJLAGE I
Bijlage 2.1. Model overeenkomst als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 2.9, eerste
lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (bedrijfsborgstellingskrediet; één bank)
Model voor een bedrijfsborgstellingskredietovereenkomst met één bank
Overeenkomst tussen:
-
1. De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie;
-
2. ......, hierna noemen: de Bank,
Partijen zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1. Definitiebepalingen
-
1. De begrippen die in het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van
ondernemingen zijn gedefinieerd hebben in deze overeenkomst de in deze regelingen gegeven betekenis.
-
2. Voorts wordt in deze overeenkomst verstaan onder:
- a. bankfaciliteit:
-
krediet of een deel van een krediet waarvoor de Staat niet borg of garant staat:
-
1°. op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997, het Besluit borgstelling MKB-kredieten,
dan wel de Regeling LNV-subsidies; of
-
2°. vanwege de overname van de verplichtingen van Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw;
- b. bank-gelieerde:
-
een rechtspersoon waaraan de Bank direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft of voor het handelen
waarvan de Bank volledig aansprakelijk is, en die als Bank-gelieerde is vermeld in artikel 25 van deze overeenkomst;
- c. bedrijfsborgstellingskrediet:
-
krediet of een deel van een krediet dat overeenkomstig artikel 6 is gemeld;
- d. de-minimissteun:
-
steun van de overheid die voldoet aan de voorwaarden, vastgesteld in verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese
Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun
(PbEU L379), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende
de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337) of verordening
(EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen
87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector (PbEU L 193);
- e. groep:
-
een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:
-
1°. een natuurlijke persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:
-
– meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,
-
– volledig aansprakelijk vennoot is van, of
-
– overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en
-
2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;
- f. innovatieve MKB-ondernemer:
-
een MKB-ondernemer ten aanzien waarvan de Bank beschikt over een gewaarmerkte kopie van een verklaring als bedoeld in artikel
23, eerste lid, of artikel 27, eerste lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
en waarvan het origineel ten hoogste zestien maanden voor de datum waarop de kredietovereenkomst is gesloten is afgegeven,
of een MKB-ondernemer ten aanzien waarvan de Bank beschikt over een advies van de minister waaruit blijkt dat de MKB-ondernemer
is aan te merken als een innovatieve MKB-ondernemer;
- g. krediet:
-
bedrag dat de Bank uit hoofde van een kredietovereenkomst verstrekt of zal verstrekken;
- h. kredietovereenkomst:
-
overeenkomst uit hoofde waarvan:
-
1°. de Bank aan een MKB-ondernemer geld ter leen verstrekt of zal verstrekken, of
-
2°. de MKB-ondernemer tot een bepaald bedrag trekt of zal kunnen trekken op de Bank, of
-
3°. de Bank tegenover een derde, niet zijnde een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden is of een Bank-gelieerde,
onherroepelijk een verplichting is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen,
welke verplichting niet afhankelijk is van voorwaarden op de vervulling waarvan het handelen van de Bank van invloed is;
- i. minister:
-
de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
- j. starter:
-
-
1°. een MKB-ondernemer, die een natuurlijk persoon is en die niet langer dan drie jaar een onderneming in stand houdt;
-
2°. een vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal, tevens MKB-ondernemer, waarvan de bestuurder een natuurlijk persoon
is die ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst direct of indirect de meerderheid van het geplaatst en gestort
kapitaal houdt en deze meerderheid niet langer dan drie jaar houdt;
- k. starters-borgstellingskrediet:
-
bedrijfsborgstellingskrediet dat uitsluitend wordt verstrekt aan een starter;
- l. uitwinning:
-
-
1°. uitwinning door de Bank, naar normaal bankgebruik, van de door de MKB-ondernemer aan de Bank verstrekte zekerheden;
-
2°. onderhandse verkoop met toestemming van de Bank door de MKB-ondernemer van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer,
inning van vorderingen daaronder begrepen; en
-
3°. executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer;
-
4°. indien het faillissement van de MKB-ondernemer is uitgesproken of aan hem surseance van betaling is verleend de onderhandse
of executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer door of met medewerking van de curator of de bewindvoerder.
Artikel 2. Borgstelling
De Staat stelt zich borg ten behoeve van de Bank voor de terugbetaling van bedrijfsborgstellingskredieten die met inachtneming
van het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen
en deze overeenkomst door de Bank worden verstrekt, met dien verstande dat deze borgstelling wordt aangegaan onder de navolgende
bedingen.
Artikel 3. Voorwaarden bedrijfsborgstellingsovereenkomst
-
1. De toepasselijkheid van deze borgstellingsovereenkomst op een krediet of een deel van een krediet kan uitsluitend worden ingeroepen:
-
a. indien het krediet is gemeld als bedoeld in artikel 6;
-
b. indien binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst de door de minister op grond van artikel 2.6 van de Subsidieregeling
starten, groeien en overdragen van ondernemingen vastgestelde provisie door de Bank aan de Staat is betaald;
-
c. indien en voor zover door de melding, bedoeld onder a, de som van de in een kalenderjaar gemelde kredieten of delen daarvan
de door de minister op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen
met betrekking tot dat kalenderjaar vastgestelde meldingslimiet niet is overschreden;
-
d. indien de natuurlijke persoon die direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan de MKB-ondernemer,
niet zijnde een natuurlijke persoon, zich borg heeft gesteld voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen
voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt, tot aan een
bedrag ter grootte van ten minste 25 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet met een minimum van € 5.000;
-
e. indien het bedrijfsborgstellingskrediet niet is bestemd en niet wordt gebruikt voor buitenlandse investeringen in distributiekanalen
in verband met werkzaamheden op het gebied van uitvoer;
-
f. indien het bedrijfsborgstellingskrediet niet meer bedraagt dan het tekort aan zekerheden dat bij de Bank ten tijde van het
sluiten van de kredietovereenkomst bestaat;
-
g. indien de kredietovereenkomst in schriftelijke vorm is aangegaan;
-
h. indien de bank in de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt een verplichting
voor de MKB-ondernemer is opgenomen om alle medewerking te verlenen aan het uitoefenen door de Staat van de in artikel 20,
eerste lid, genoemde bevoegdheden;
-
i. indien de Bank in de door haar gesloten borgstellingsovereenkomst met betrekking tot de nakoming door de MKB-ondernemer van
de verplichtingen voortvloeiende uit de uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend een beding ten behoeve
van de Staat heeft opgenomen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt
ten opzichte van de Staat en de Bank geen bedingen heeft opgenomen, ertoe leidende dat:
-
1°. een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de Staat eerst zou moeten worden aangesproken,
-
2°. een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de Staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk
Wetboek;
-
j. indien door de Bank gelijktijdig met het sluiten van de kredietovereenkomst, uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet
aan de MKB-ondernemer wordt verstrekt, met de MKB-ondernemer een kredietovereenkomst is gesloten uit hoofde waarvan de MKB-ondernemer
over een bankfaciliteit beschikt, die niet bestemd is en niet gebruikt wordt voor de aflossing van bankfaciliteiten waarover
de MKB-ondernemer beschikt bij de Bank of een Bank-gelieerde of aan een rechtspersoon waarmee de Bank in een groep verbonden
is;
-
k. indien de bankfaciliteit, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, ten minste 100 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet,
of,
-
1°. ten minste 33,3 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, indien het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt
aan een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking starter was, of
-
2°. ten minste 50 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet indien het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt
aan een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking innovatieve MKB-ondernemer was;
-
l. indien de looptijd van de onder k bedoelde bankfaciliteit ten minste even lang is als de looptijd van het bedrijfsborgstellingskrediet.
-
2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel k, worden mede in aanmerking genomen de bedragen die een Bank-gelieerde gelijktijdig
met de gesloten kredietovereenkomst aan de MKB-ondernemer worden verstrekt, indien de zekerheden van de Bank-gelieerde ter
zake van die bedragen mede strekken tot zekerheid van de Bank.
Artikel 4. Criteria voor MKB-ondernemer bij verstrekken bedrijfsborgstellingskrediet
Ten tijde van het sluiten van een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet aan een MKB-ondernemer
wordt verstrekt, moet aan de volgende criteria zijn voldaan:
-
a. de MKB-ondernemer:
-
1°. beschikt over onvoldoende financiële middelen om zijn onderneming op economisch verantwoorde wijze te drijven;
-
2°. is in Nederland gevestigd en voert daar een substantieel deel van de activiteiten van de onderneming uit;
-
3°. is geen aanbieder als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet marktordening gezondheidszorg, noch oefent hij het beroep
van dierenarts, notaris, advocaat of gerechtsdeurwaarder uit;
-
4°. houdt geen onderneming in stand waarvan de laatste jaaromzet voor 50 procent of meer is verkregen, of, indien de onderneming
nog geen heel jaar is gedreven, waarvan de omzet naar verwachting voor 50 procent of meer zal worden verkregen, uit:
-
– de beoefening van de land- of de tuinbouw, de vee- of visteelt, de visserij of de teelt van vee- of visvoer,
-
– de uitoefening van het bank-, verzekerings- of beleggingsbedrijf, of het financieren van een of meer andere ondernemingen,
of
-
– het verwerven, vervreemden, beheren of exploiteren van onroerende zaken of het ontwikkelen van onroerende zaakprojecten;
-
5°. beschikt naast het bedrijfsborgstellingskrediet niet over een lening waarvoor de Staat uit hoofde van de Regeling LNV-subsidies
of door overname van de verplichtingen van de Stichting Borgstellingsfonds voor de landbouw borg of garant staat;
-
6°. beschikt niet over een door een andere bank verstrekte kredietfaciliteit, waarvoor de Staat op grond van het Kaderbesluit
EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997 of het Besluit borgstelling MKB-kredieten borg staat.
-
b. er is een tekort aan zekerheden bij de MKB-ondernemer, waardoor de Bank naar normaal bankgebruik het krediet niet geheel voor
eigen rekening en risico kan verstrekken;
-
c. de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de onderneming zijn bevredigend.
Artikel 5. Voorkomen onrechtmatige staatssteun
-
1. Ten tijde van het sluiten van een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet aan een MKB-ondernemer
wordt verstrekt, moet voorts aan de volgende criteria zijn voldaan:
-
a. de verlening van de borgstelling leidt er niet toe dat de MKB-ondernemer een bedrag van meer dan € 200.000 aan de-minimissteun
ontvangt over de periode van het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren. Indien de onderneming actief is in het wegvervoer,
geldt een maximum voor dit totaal van € 100.000. Een bedrijfsborgstellingskrediet wordt aangemerkt als de-minimissteun voor
13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet. Bij de bepaling of de verlening van de borgstelling niet leidt tot overschrijding
van het desbetreffende maximum wordt rekening gehouden met de-minimissteun die is verleend aan ondernemingen die deel uitmaken
van dezelfde groep;
-
b. De Bank heeft er voor zorg gedragen dat:
-
– zij de MKB-ondernemer in kennis heeft gesteld dat hij ingevolge de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet steun
van de overheid ontvangt ter waarde van 13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet, en dat deze steun wordt aangemerkt
als de-minimissteun;
-
– de MKB-ondernemer een schriftelijke verklaring heeft afgelegd over de de-minimissteun die hij of, indien hij deel uitmaakt
van een groep, deze groep heeft ontvangen in het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren en schriftelijk heeft verklaard
dat het totaal van deze de-minimissteun en de de-minimissteun ingevolge de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet
niet meer bedraagt dan € 200.000 of, indien de onderneming actief is in het wegvervoer, niet meer bedraagt dan € 100.000;
-
– de MKB-ondernemer schriftelijk heeft verklaard dat, voor zover het ontvangen van de-minimissteun ingevolge de verstrekking
van het bedrijfsborgstellingskrediet samen gaat met het ontvangen van staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten,
dit niet leidt tot een overschrijding van het maximale percentage van staatssteun dat in dit geval geldt ingevolge de desbetreffende
groepsvrijstellingsverordening of het desbetreffende besluit van de Commissie.
-
2. Dit artikel is niet van toepassing op een kredietovereenkomst die wordt gesloten met een MKB-ondernemer die gevestigd is in
het openbaar lichaam Bonaire, Sint-Eustatius of Saba.
Artikel 6. Kredietmelding
-
1. De bank meldt het krediet of het deel van het krediet waarop deze bedrijfsborgstellingsovereenkomst van toepassing is binnen
35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst aan de Staat onder de gelijktijdige verstrekking van de door de minister
vastgestelde informatie.
-
2. De minister bevestigt de ontvangst van een melding binnen 35 dagen na ontvangst.
-
3. Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, is de volgorde van ontvangst van de meldingen door de minister
bepalend.
Artikel 7. Provisie
-
1. Het tarief van de provisie bedraagt jaarlijks:
-
a. 2 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van niet langer dan
twee jaar,
-
b. 2,4 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan twee
jaar, maar niet langer dan vier jaar,
-
c. 2,8 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan vier
jaar, maar niet langer dan zes jaar,
-
d. 3,2 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan zes
jaar, maar niet langer dan negen jaar en
-
e. 3,6 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan negen
jaar, maar niet langer dan twaalf jaar.
-
2. Indien overeenkomstig artikel 3, onderdeel b, een provisie is betaald met betrekking tot een kredietovereenkomst en indien
het desbetreffende krediet niet is opgenomen vanwege omstandigheden die niet zijn toe te rekenen aan de kredietnemer of aan
de Bank, wordt de provisie door de Staat terugbetaald aan de Bank mits de Bank binnen een jaar na het sluiten van de kredietovereenkomst
daartoe een verzoek aan de Staat heeft gedaan.
Artikel 8. Maximale omvang van de borgstelling
-
1. Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt een bedrijfsborgstellingskrediet slechts in aanmerking genomen
voor zover door de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet het totaal van de bedrijfsborgstellingskredieten, berekend
per MKB-ondernemer of, indien de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, per groep een bedrag van € 1.000.000 niet overschrijdt.
-
2. Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt een starters-borgstellingskrediet slechts in aanmerking genomen
voor zover door de verstrekking van dit krediet het totaal van de starters-borgstellingskredieten, berekend per MKB-ondernemer
of, indien de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, per groep een bedrag van € 200.000 niet overschrijdt.
-
3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt een bedrijfsborgstellingskrediet dat is verstrekt aan een andere MKB-ondernemer
ten behoeve van een onderneming voor het drijven waarvan de MKB-ondernemer volledig aansprakelijk is, geacht aan de MKB-ondernemer
te zijn verstrekt.
-
4. Voor de toepassing van het eerste lid is de toestand op het tijdstip onmiddellijk na het sluiten van de kredietovereenkomst
uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt bepalend.
-
5. Voor de toepassing van het eerste lid worden:
-
a. bedrijfsborgstellingskredieten die op een eerder tijdstip overeenkomstig artikel 6 zijn gemeld, slechts voor het met overeenkomstige
toepassing van de artikelen 9 en 10 berekende gedeelte van die bedrijfsborgstellingskredieten in aanmerking genomen;
-
b. kredieten, voor zover de Staat daarvoor op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten,
of het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997 nog borg staat, als bedrijfsborgstellingskredieten in aanmerking genomen.
Artikel 9. Berekening van de omvang en duur van de borgstelling
-
1. Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt het na toepassing van artikel 8 in aanmerking te nemen bedrijfsborgstellingskrediet
na verloop van ieder kalenderkwartaal verminderd met een zodanig vast bedrag, dat het bedrijfsborgstellingskrediet op de laatste
datum waarop het moet zijn afgelost, maar uiterlijk na verloop van 6 jaar, nihil bedraagt.
-
2. Voor de toepassing van het eerste lid geldt in plaats van een periode van ten hoogste zes jaar een periode van ten hoogste
twaalf jaar indien:
-
a. het bedrijfsborgstellingskrediet uitsluitend is bestemd voor de betaling van de kosten van de stichting, van de aankoop of
van de verbouwing van een onroerende zaak,
-
b. deze onroerende zaak voor ten minste de helft bestemd is te worden gebruikt voor de onderneming van de MKB-ondernemer, en
-
c. de Bank met betrekking tot de onder a bedoelde kosten bankfaciliteiten verstrekt die een bedrag van ten minste 100 procent
van de in onderdeel a bedoelde kosten belopen, dan wel, indien sprake is van een starters-borgstellingskrediet, 33,3 procent
van dit bedrijfsborgstellingskrediet.
-
3. Voor de toepassing van het eerste lid geldt in plaats van een periode van ten hoogste zes jaar een periode van ten hoogste
twaalf jaar indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan een innovatieve MKB-ondernemer.
-
4. Voor de toepassing van het eerste lid vangt het eerste kalenderkwartaal uiterlijk aan op de eerste dag van het tweede kalenderkwartaal
dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten.
-
5. Voor de toepassing van het eerste lid geldt dat, indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan een innovatieve
MKB-ondernemer, het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt uiterlijk aanvangt op de eerste dag van het veertiende
kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten.
-
6. Voor de toepassing van het eerste lid geldt dat, indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt voor de betaling van
de kosten van de stichting of verbouwing van een onroerende zaak, het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt
uiterlijk aanvangt op de eerste dag van het zesde kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst
is gesloten.
-
7. De Bank kan de vermindering, bedoeld in het eerste lid, gedurende een periode van ten minste een kalenderkwartaal opschorten
indien:
-
a. de Bank voor ten minste de duur van de opschorting uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van het bedrijfsborgstellingskrediet,
-
b. de Bank uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van alle bankfaciliteiten gedurende de duur van de opschorting,
dan wel uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van een gedeelte van de bankfaciliteiten, waarbij de som van de
aflossingsbedragen ten minste even groot is als de som van de aflossingsbedragen waarvoor de Bank uitstel verleent als bedoeld
onder a, of, indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan:
-
1°. een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking starter was, ten minste 33,3 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen
waarvoor de Bank uitstel verleent als bedoeld onder a, of
-
2°. een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking innovatief MKB-ondernemer was, ten minste 50 procent bedraagt van de
som van de aflossingsbedragen waarvoor de Bank uitstel verleent als bedoeld onder a, en
-
c. de Bank de opschorting meldt binnen 35 dagen na aanvang van de opschorting onder gelijktijdige verstrekking van de door de
minister vastgestelde informatie. De minister bevestigt de melding binnen 35 dagen na ontvangst.
-
8. De in het zevende lid bedoelde opschorting van de vermindering vindt ten hoogste voor een totaal van acht kalenderkwartalen
plaats. De opschorting van de vermindering vindt ten hoogste voor een totaal van twaalf kalenderkwartalen plaats indien het
bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan een starter.
-
9. Indien een bedrijfsborgstellingskrediet wordt aangewend voor herfinanciering van een bedrijfsborgstellingskrediet, dat eerder
is gebruikt voor de in het tweede lid, onder a en b genoemde doelen, en tevens is voldaan aan het tweede lid, onder b en c,
is de nieuwe periode ten hoogste gelijk aan de periode waarvoor het bedrijfsborgstellingskrediet nog zou hebben gelopen zonder
herfinanciering, indien en voor zover deze restperiode meer bedraagt dan zes jaar.
-
10. Voor de toepassing van het zesde lid wordt onder een onroerende zaak mede begrepen schepen en vliegtuigen, voor zover deze
zijn ingeschreven in de registers als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Kadasterwet, alsmede ieder goederenrechtelijk
recht dat omvat het uitsluitend gebruik van een onroerende zaak, met inbegrip van bovenbedoelde schepen en vliegtuigen.
Artikel 10. Schorsing vermindering borgstelling
-
1. De vermindering van de borgstelling, bedoeld in artikel 9, wordt geschorst met ingang van de dag waarop het bedrijfsborgstellingskrediet
is opgeëist.
-
2. In afwijking van het eerste lid wordt de vermindering van de borgstelling pas geschorst door de aanvang van de uitwinning,
indien met die uitwinning geen aanvang is gemaakt binnen twee maanden na de dag waartegen het bedrijfsborgstellingskrediet
door de Bank is opgeëist.
-
3. De vermindering van de borgstelling wordt tevens geschorst zolang de MKB-ondernemer in staat van faillissement verkeert of
aan hem surseance van betaling is verleend.
Artikel 11. Verzoek om betaling uit hoofde van de bedrijfsborgstellingsovereenkomst
-
1. De Bank dient zo spoedig mogelijk na de voltooiing van de uitwinning of, indien dit eerder is, zo spoedig mogelijk nadat aannemelijk
is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet, maar
in ieder geval binnen negen maanden na de datum waartegen het bedrijfsborgstellingskrediet is opgeëist of, indien dit eerder
is, na de datum van het faillissement, een verzoek in om betaling uit hoofde van de bedrijfsborgstellingsovereenkomst.
-
2. Het verzoek wordt ingediend onder gelijktijdige verstrekking van de door de minister vastgestelde informatie.
-
3. De minister bevestigt de ontvangst van het verzoek om betaling binnen 35 dagen na de ontvangst en reageert op het verzoek
binnen negen maanden na de bevestiging.
Artikel 12. Berekening omvang borgstelling bij uitbetalen
-
1. De omvang van de borgstelling bedraagt per MKB-ondernemer 90 procent van hetgeen de MKB-ondernemer ten tijde van het overeenkomstig
artikel 13 ingediende verzoek uit hoofde van het bedrijfsborgstellingskrediet of de bedrijfsborgstellingskredieten pro resto
verschuldigd is, doch
-
a. ten hoogste 90 procent van de met toepassing van de artikelen 8, 9 en 10 berekende omvang van het bedrijfsborgstellingskrediet
of de bedrijfsborgstellingskredieten, en
-
b. ten hoogste de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte bankfaciliteiten van
de Bank voor de MKB-ondernemer.
-
2. In afwijking van het eerste lid, onder b, bedraagt de omvang van de borgstelling:
-
a. indien sprake is van een starters-borgstellingskrediet: ten hoogste drie maal de som van de ten tijde van de opzegging van
de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte bankfaciliteiten van de Bank voor de MKB-ondernemer;
-
b. indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking een innovatieve
MKB-ondernemer was: ten hoogste twee maal de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en
verstrekte bankfaciliteiten van de Bank voor de MKB-ondernemer.
-
3. Voor de toepassing van het eerste lid en het tweede lid, onderdeel a, worden als bankfaciliteiten mede in aanmerking genomen:
-
a. de bedragen die een Bank-gelieerde uit hoofde van een overeenkomst aan de MKB-ondernemer ter leen verstrekt of zal verstrekken,
en
-
b. de verplichtingen die een Bank-gelieerde tegenover een derde, niet zijnde een andere Bank-gelieerde of een rechtspersoon waarmee
de Bank in een groep verbonden is, onherroepelijk is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan de derde een of meer
betalingen te doen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel g, 3°, indien de zekerheden van de Bank-gelieerde ter zake
van de hiervoor onder a en b bedoelde bedragen en verplichtingen mede strekken tot zekerheid van de Bank.
Artikel 13. Betaling door de Staat
-
1. De minister betaalt hetgeen de Staat uit hoofde van deze overeenkomst met het oog op de door de Bank in haar verzoek bedoelde
bedrijfsborgstellingskrediet verschuldigd is.
-
2. Voor zover de Bank bij haar verzoek om betaling aannemelijk maakt dat er bijzondere omstandigheden waren die het naar normaal
bankgebruik noodzakelijk maakten de andere bankfaciliteiten sterker in omvang terug te brengen dan de bedrijfsborgstellingskredieten,
blijft artikel 12, eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid, buiten toepassing.
-
3. De Staat is niet verplicht tot betaling op het verzoek van de Bank:
-
a. indien niet voldaan is aan een verzoek als bedoeld in artikel 20, eerste lid;
-
b. indien de Bank in het kader van het verzoek gegevens heeft verstrekt, waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist
of onvolledig waren en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beslissing op het verzoek zou hebben geleid.
-
4. Betalingen door de Staat aan de Bank en door de Bank aan de Staat geschieden door debitering respectievelijk creditering door
de Bank van een rekening die de Bank zal aanhouden ten name van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
met vermelding van 'verliesdeclaraties'.
-
5. Over het debet- of creditsaldo van de rekening zal een rente berekend worden gelijk aan de in het Financieele Dagblad gepubliceerde
basisrente.
Artikel 14. Inspanningsverplichting tot uitwinning bedrijfsborgstellingskrediet
-
1. Gedurende vijf jaar nadat de Bank uit hoofde van het bedrijfsborgstellingskrediet door de Staat is betaald, is de Bank gehouden
die pogingen in het werk te stellen om namens de Staat het door de Staat betaalde bedrag in te vorderen, die de Bank in het
werk zou hebben gesteld indien het krediet voor eigen rekening en risico door de Bank zou zijn verstrekt. De Staat machtigt
met het oog hierop de Bank tot invordering bij de kredietnemer van de door deze aan de Staat verschuldigde bedragen.
-
2. De Bank zendt binnen drie maanden na afloop van de in het eerste lid bedoelde periode de minister een overzicht van de door
haar ondernomen activiteiten, waarin de door de minister vastgestelde informatie is opgenomen.
Artikel 15. Verslag voortgang uitwinning bij verzoek om betaling borgstelling
-
1. Indien een verzoek om betaling als bedoeld in artikel 11 is ingediend op een moment, waarop de uitwinning nog niet is voltooid
en ook niet aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet,
brengt de Bank de minister ten minste jaarlijks verslag uit over de voortgang van de uitwinning.
-
2. De minister kan over het verloop van de uitwinning binnen een door hem te stellen termijn nadere gegevens van de Bank verlangen.
Artikel 16. Terugbetalen opbrengsten bij verzoek betaling bedrijfsborgstellingskrediet
-
1. De Bank betaalt de vanaf het moment van de indiening van een verzoek om betaling als bedoeld in artikel 11 ontvangen opbrengsten
die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet binnen twee maanden na ontvangst aan de Staat.
-
2. Voor zover de opbrengsten na de aanvang van de periode, bedoeld in artikel 14, eerste lid, ontvangen zijn wordt de in het
eerste lid bedoelde betalingsverplichting beperkt tot 80 procent van de ontvangen opbrengsten, tenzij opbrengsten niet ontvangen
zijn uit hoofde van uitwinning.
-
3. De Bank zal de rekening, bedoeld in artikel 13, vierde lid, per de datum van verzending van het verzoek, bedoeld in artikel
11, en binnen twee maanden na die datum, debiteren voor het bedrag waarvoor betaling wordt gevraagd, vermeerderd met een rente
als bedoeld in artikel 13, vijfde lid, over de periode die verstreken is sinds de dag waarop de vermindering, bedoeld in artikel
9, op grond van artikel 10 is geschorst.
-
4. De Bank zal de rekening op de datum van de reactie van de minister, bedoeld in artikel 11, derde lid, en binnen twee maanden
na die datum crediteren of debiteren voor respectievelijk het voor de Staat positieve of negatieve verschil tussen het bedrag
waarvoor de rekening ingevolge het derde lid is gedebiteerd en het door de Staat blijkens de reactie, bedoeld in artikel 11,
verschuldigde bedrag, vermeerderd met een over dat verschil te berekenen rente als bedoeld in artikel 13, vijfde lid, over
de periode die is verstreken sinds de creditering of debitering, bedoeld in het derde lid, en de datum waarop de reactie is
ontvangen.
Artikel 17. Voorwaarden schuldregeling bedrijfsborgstellingskrediet
-
1. De Bank treft geen schuldregeling die inhoudt of mede inhoudt een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen
voortvloeiende uit een kredietovereenkomst, uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt, zonder voorafgaande
toestemming van de minister. De minister kan aan zijn toestemming voorwaarden verbinden ten aanzien van de inhoud van een
dergelijke regeling.
-
2. De minister beslist zo spoedig mogelijk op een verzoek om toestemming als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 18. Vervallen verplichtingen van de Staat uit hoofde van deze overeenkomst
-
1. De verplichtingen van de Staat uit hoofde van deze overeenkomst met betrekking tot een bedrijfsborgstellingskrediet vervallen
door schuldvernieuwing, door schuldoverneming en – voor het gedeelte waarin subrogatie plaatsvindt – door subrogatie van derden
in de rechten van de Bank met betrekking tot het bedrijfsborgstellingskrediet, al dan niet voorafgegaan door verpanding van
het bedrijfsborgstellingskrediet.
-
2. In afwijking van het eerste lid blijven de verplichtingen van de Staat met betrekking tot een bedrijfsborgstellingskrediet
van kracht, indien:
-
a. de MKB-ondernemer aan wie het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt de onderneming en alle voor het drijven van de onderneming
bestemde activa en passiva inbrengt of overdraagt aan een door de MKB-ondernemer voor het drijven van die onderneming opgerichte
rechtspersoon,
-
b. de Bank met de onder a bedoelde rechtspersoon een overeenkomst sluit als gevolg waarvan die rechtspersoon bij de kredietovereenkomst
uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend de plaats inneemt van de MKB-ondernemer, en
-
c. de MKB-ondernemer zich naast de onder a bedoelde rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de nakoming door die rechtspersoon
van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst.
-
3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder rechtspersoon mede begrepen twee of meer rechtspersonen, indien die rechtspersonen
gezamenlijk voldoen aan de in het tweede lid genoemde voorwaarden en ieder van die rechtspersonen zich hoofdelijk aansprakelijk
stelt voor de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet
is verstrekt.
Artikel 19. Procedure bij aanleveren onjuiste gegevens door Bank
Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra de minister blijkt dat de Bank
zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat hij op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben
genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft, of dat de Bank de betalingsverplichting, bedoeld in artikel
16, eerste lid, niet is nagekomen.
Artikel 20. Controle bedrijfsborgstellingskrediet
-
1. De Bank, en indien toepassing is gegeven aan de artikelen 3, tweede lid, en 12, derde lid, de Bank-gelieerde, en de MKB-ondernemer
voldoen aan hetgeen door de minister aangewezen bij zijn ministerie werkzame personen wordt verzocht, voor zover dat redelijkerwijs
noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het Kaderbesluit EZ-subsidies, hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten,
groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst, en met het oog op de nakoming door de Staat van op de Staat
rustende internationaalrechtelijke verplichtingen, en voor zover het betrekking heeft op de uit het besluit of deze overeenkomst
voortvloeiende zelfstandige verplichtingen van de Bank of de Bank-gelieerde de MKB-ondernemer aan wie het bedrijfsborgstellingskrediet
is verstrekt of de met deze MKB-ondernemer gesloten kredietovereenkomsten, omtrent:
-
a. het toegang verlenen tot door hen gebruikte plaatsen;
-
b. het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden;
-
c. het maken van kopieën van de onder b bedoelde gegevens en bescheiden;
-
d. het verlenen van medewerking aan het verstrekken van gegevens door anderen en
-
e. het verstrekken van inlichtingen.
-
2. Alleen in daartoe aanleiding gevende gevallen zal aan de Bank, of indien toepassing is gegeven aan de artikelen 3, tweede
lid, en 12, derde lid, aan de Bank-gelieerde, of aan de MKB-ondernemer, gevraagd worden de in het eerste lid bedoelde inlichtingen
ook door haar interne accountant te doen verstrekken.
-
3. Van de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder a, zal alleen gebruik worden gemaakt indien een ernstig vermoeden
bestaat dat de Bank, de Bank-gelieerde of de MKB-ondernemer onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt.
-
4. De Bank stelt de minister binnen 35 dagen na kennisname op de hoogte van de volgende feiten en verstrekt daarbij de door de
minister vastgestelde informatie:
-
a. vervroegde volledige aflossing van het bedrijfsborgstellingskrediet;
-
b. het door de afdeling ....... van de Bank in beheer nemen van het bedrijfsborgstellingskrediet;
-
c. de verlening van surseance van betaling aan of de faillietverklaring van de MKB-ondernemer;
-
d. opeising van het bedrijfsborgstellingskrediet.
-
5. De Bank meldt de Staat de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan de Bank,
dan wel een verzoek tot faillietverklaring van de Bank.
Artikel 21. Beheer
-
1. Tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt en tijdens
de uitwinning zal de Bank waken over de belangen van de Staat als borg.
-
2. De Bank zal er voor zorg dragen dat het bedrijfsborgstellingskrediet niet wordt gebruikt voor de nakoming van verplichtingen
van de MKB-ondernemer aan de Bank die het bedrijfsborgstellingskrediet verstrekt, aan een Bank-gelieerde of aan een rechtspersoon
waarmee de Bank in een groep verbonden is.
-
3. De Bank zal tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verleend
in de door haar te sluiten overeenkomsten met allen, niet zijnde de Staat, die zich borg willen stellen voor de nakoming door
de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet
is verleend, een beding ten behoeve van de Staat opnemen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek 7,
Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de Staat en de Bank zal geen bedingen opnemen, ertoe leidende dat:
-
a. een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de Staat eerst zou moeten worden aangesproken;
-
b. een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de Staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk
Wetboek.
-
4. De Bank draagt er zorg voor dat de relaties tussen haar en de bij haar onderneming betrokkenen enerzijds, en de ondernemer
aan wie een bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt anderzijds transparant zijn.
Artikel 22. Hardheidsclausule
Indien naar het oordeel van de minister de kans dat de toepasselijkheid van deze overeenkomst op een bedrijfsborgstellingskrediet of
een deel van een bedrijfsborgstellingskrediet wordt ingeroepen in belangrijke mate wordt verkleind of indien naar het oordeel
van de minister aannemelijk is dat daardoor het bedrag waarvoor de toepasselijkheid van deze overeenkomst wordt ingeroepen
in belangrijke mate wordt verlaagd, kan de minister voor de toepassing van deze overeenkomst met betrekking tot dat krediet instemmen
met een gemotiveerd verzoek van de Bank om afwijking van deze overeenkomst.
Artikel 23. Communicatie
Waar in deze overeenkomst sprake is van een vorm van communicatie geschiedt deze langs elektronische weg. De aanlevering door
de Bank kan in afwijking en bij wijze van alternatief en ter keuze van de Bank ook geschieden in schriftelijke vorm en door
aanlevering van een fysieke gegevensdrager.
Artikel 24. Overige bepalingen
-
1. De inwerkingtreding van een wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies of hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien
en overdragen van ondernemingen leidt te zelfder tijd tot een gelijke wijziging van deze overeenkomst.
-
2. Deze overeenkomst kan worden gewijzigd door een schriftelijke mededeling van de minister aan de Bank.
-
3. Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en kan door de minister en de Bank schriftelijk worden opgezegd met inachtneming
van een opzegtermijn van drie hele kalendermaanden.
-
4. In afwijking van het derde lid kan deze overeenkomst door de minister met onmiddellijke ingang worden ontbonden, indien de
Bank in strijd heeft gehandeld met het gestelde in deze overeenkomst.
-
5. In afwijking van het derde lid kan de Bank deze overeenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen binnen een termijn van een
maand na publicatie in het Staatsblad van een wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies, publicatie in de Staatscourant
van een wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen of een schriftelijke mededeling
van de minister, inhoudende een wijziging van deze overeenkomst.
-
6. Deze overeenkomst eindigt van rechtswege door de intrekking van het Kaderbesluit EZ-subsidies of door intrekking van artikel
2.3, eerste lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen.
-
7. Wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging van deze overeenkomst heeft geen gevolg ten aanzien van bedrijfsborgstellingskredieten,
welke ten tijde van de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging overeenkomstig artikel 3 zijn
gemeld en ten aanzien van bedrijfsborgstellingskredieten die zijn of zullen worden verstrekt uit hoofde van een kredietovereenkomst
die is aangegaan voor de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging.
-
8. Het zevende lid is niet van toepassing ten aanzien van de wijziging van artikel 5 ingevolge de Regeling van de Minister van
Economische Zaken van 3 september 2009, nr. WJZ/9155298, tot wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen
van ondernemingen ten aanzien van de opschortingsvoorwaarden voor borgstelling van MKB-kredieten (Stcrt. 2009, 13666).
-
9. Als het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 2.3, eerste lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen
van ondernemingen gelijktijdig worden ingetrokken en vervangen door materieel identieke wettelijke voorschriften in een andere
algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling dan is het zesde lid niet van toepassing.
Artikel 25. Bank-gelieerde
Bank-gelieerde in de zin van artikel 1, tweede lid, onder a, van deze overeenkomst is (zijn):
Getekend te ’s-Gravenhage op .....
De
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
(naam en functie vertegenwoordigers Bank)
TOELICHTING
1. Doel en aanleiding
Om de negatieve gevolgen van de kredietcrisis voor de kredietverlening aan het MKB te bestrijden zijn sinds 2008 een aantal
verruimingen in de regeling Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) doorgevoerd. Daarnaast zijn de Tijdelijke Garantie Ondernemingsfinanciering
en Tijdelijke Garantie Ondernemingsfinanciering Cure ingevoerd. Inmiddels zijn niet alle verruimingen meer nodig en kunnen
die beëindigd worden. De aanpassingen dragen bij aan een verdere beheersing van risico’s en kosten voor de overheid, waardoor
meer bedrijven van de regeling gebruik kunnen maken. Tevens wordt de regeling op diverse punten geactualiseerd om optimaal
aan te blijven sluiten op de veranderende bancaire praktijk. Dit heeft onder meer geresulteerd in een nieuw gebruiksvriendelijker
model voor de bedrijfsborgstellingskredietovereenkomst.
2. Veranderingen in regeling
De BMKB wordt op de onderstaande punten aangepast
2.1 Meer evenwicht in risicoverdeling tussen de overheid en banken bij kredieten aan starters (Artikel I, onderdeel D)
Het kabinet vraagt van de banken een groter deel van het benodigde krediet voor eigen risico te verstrekken. Hiermee wordt
de risicoverdeling tussen bank en Staat evenwichtiger. Het borgstellingspercentage voor starters wordt verlaagd van 100% naar
90%. Daarnaast wordt in de modelovereenkomst aangepast dat de bank voortaan een bankfaciliteit verstrekt die ten minste 33,3%
bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, in plaats van 25%. De borgstelling bedraagt daarmee per saldo 67,5% van de
som van bankfaciliteit en bedrijfsborgstellingskrediet.
2.2 Aansluiting van de definitie van ‘starters’ op de bancaire praktijk (Artikel I, onderdeel B)
Bij de BMKB wordt een ondernemer vanaf nu maximaal 3 jaar na de datum van oprichting als ‘starter’ aangemerkt. Deze maatregel
sluit aan op de bancaire praktijk, waardoor de administratie eenvoudiger wordt en de starterskredieten alleen worden verstrekt
aan de meest kwetsbare categorie bedrijven. Hiermee wordt de effectiviteit van het startersluik verhoogd. De definitie ‘starter’
is niet meer nodig in de regeling en wordt daarom enkel nog gebruikt in de overeenkomt.
2.3. De tijdelijk verhoogde garantie op kleine kredieten aan gevestigde bedrijven wordt verlaagd (Artikel I, onderdeel D)
In het voorjaar van 2010 is een tijdelijke verruiming in de BMKB doorgevoerd die het mogelijk maakt alle gevestigde bedrijven
te ondersteunen met een garantie van 80%, met een maximum van € 200.000. Nu de economie sinds het begin van de kredietcrisis
in 2008 herstel heeft vertoond, is deze tijdelijke maatregel niet langer noodzakelijk. Voor deze categorie bedrijven is het
gebruikelijke percentage van per saldo 45% borgstelling voldoende om kredietverlening aan deze categorie bedrijven te faciliteren.
2.4. De ondergrens van een borgstellingskrediet van € 35.000 wordt afgeschaft (Artikel I, onderdeel C)
Met de introductie van microfinanciering door het oprichten van de stichting Qredits in 2009, waarbij een bovengrens van € 35.000
wordt gehanteerd, is besloten een ondergrens bij de BMKB in te voeren teneinde overlap tussen instrumenten te voorkomen. Omdat
gebleken is dat de instrumenten verschillende doelgroepen bedienen, en van overlap geen sprake is, is besloten de ondergrens
bij de BMKB weer af te schaffen. Daarnaast maakt het de BMKB meer toegankelijk voor benutting op Caribisch Nederland, waar
kredietaanvragen beduidend kleiner van omvang zijn. Vanwege het schrappen van de ondergrens wordt het minimum van de persoonlijke
borgstelling verlaagd tot € 5000,–.
3. Herziening modelovereenkomsten voor het bedrijfsborgstellingskrediet
De structuur van de modelovereenkomst voor het bedrijfsborgstellingskrediet is aangepast teneinde deze gebruiksvriendelijker
te maken. Ook zijn de volgende inhoudelijke aanpassingen in de modelovereenkomst opgenomen:
3.1 De bovengrens van een borgstellingskrediet wordt teruggebracht tot € 1 miljoen
Met de tijdelijke maatregel uit 2008 is de maximale omvang van een borgstellingskrediet verhoogd van € 1 miljoen naar € 1,5
miljoen. Afschaffing van deze maatregel beperkt het gebruik van de regeling zonder dat de kredietverstrekking aan het MKB
in gevaar wordt gebracht. Deze aanpassing maakt het mogelijk de beschikbare borgstellingsruimte zo effectief mogelijk in te
zetten.
3.2 Meer evenwicht in risicoverdeling tussen de overheid en banken bij kredieten aan starters
Evenals in de regeling wordt in de modelovereenkomst aangepast dat het borgstellingspercentage voor starters wordt verlaagd
van 100% naar 90%. Daarnaast wordt in de modelovereenkomst aangepast dat de Bank voortaan een bankfaciliteit verstrekt die
ten minste 33,3% bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, in plaats van 25%. De borgstelling bedraagt daarmee per saldo
67,5% van de som van bankfaciliteit en bedrijfsborgstellingskrediet.
3.3 Aansluiting van de definitie van ‘starters’ op de bancaire praktijk
Net zoals in de regeling wordt ook in de modelovereenkomst de definitie van een starter gewijzigd zodat deze nu maximaal 3
jaar in plaats van 5 jaar actief mag zijn.
3.4 De tijdelijke verhoogde garantie op kleine kredieten aan gevestigde bedrijven wordt beëindigd
Net zoals in de regeling wordt in de modelovereenkomst het verhoogde borgstellingspercentage voor kredieten tot €250.000 aan
reguliere ondernemers geschrapt.
3.5 Verhoging van borgstellingskredieten voor starters van € 100.000 naar € 200.000
In 2008 is de garantie voor een borgstellingskrediet voor starters verhoogd van € 100.000,– naar € 200.000,–. Deze maatregel
krijgt een structureel karakter. Uit de onderzoeken van de Expertgroep Bedrijfsfinanciering onder leiding van Tom de Swaan
blijkt dat risico’s voor starters moeilijk zijn in te schatten en dat financiers daarom terugvallen op harde zekerheden. Starters
hebben juist vaak te maken met een tekort aan zekerheden en hebben om die reden structureel behoefte aan extra ondersteuning.
Een maximale omvang van de borgstelling van € 200.000 sluit beter aan bij de huidige categorie bedrijven die als starter moeilijk
aan financiering komen.
3.6 Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groepen en overdragen van ondernemingen
In de oorspronkelijke modelovereenkomsten was bepaald dat de bedrijfsborgstellingsovereenkomst van rechtswege eindigt indien
het Kaderbesluit EZ-subsidies of artikel 2.3, eerste lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen
van ondernemingen wordt ingetrokken.
Door de fusie van het voormalige ministerie van Landbouw en het voormalige ministerie van Economische Zaken is denkbaar dat
op termijn een nieuw kaderbesluit zal worden opgesteld en dat daarom het Kaderbesluit EZ-subsidies moet worden ingetrokken.
Indien dit nieuwe kaderbesluit inderdaad wordt opgesteld moet voorkomen worden dat dit onbedoeld leidt tot het van rechtswege
beëindigen van de bedrijfsborgstellingsovereenkomsten. Om dit te voorkomen wordt daarom nu bepaald dat de bedrijfsborgstellingsovereenkomsten
niet van rechtswege worden beëindigd indien het Kaderbesluit EZ-subsidies of artikel 2.3, eerste lid, onderdeel a, van de
Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen gelijktijdig wordt ingetrokken en vervangen door materieel
identieke wettelijke voorschriften in een andere algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling.
4. Overgangsrecht
Deze regeling voorziet in de mogelijkheid om het regime zoals dat gold voor 1 januari 2012 ook na 1 januari 2012 toe te passen.
Bij de toepassing van deze uitzondering moet sprake zijn van een kredietofferte in 2011 waarbij de MKB-ondernemer deze kredietofferte
binnen 14 dagen heeft geaccepteerd. Daarnaast moet het bedrijfsborgstellingskrediet uiterlijk 35 dagen na acceptatie door
de MKB-ondernemer aan de minister worden gemeld.
Voor het overige geldt overgangsrecht op basis van artikel 24, zevende lid, van de bedrijfsborgstellingsovereenkomst op basis
waarvan banken bedrijfsborgstellingen verstrekken. Artikel 24, zevende lid, verzekert dat het oude regime van toepassing blijft
op Borgstellingskredieten die voor 1 januari 2012 door banken zijn gemeld. Deze voorwaarde blijft ongewijzigd gehandhaafd.
5. Verlagen plafond tijdelijke garantieregeling ondernemingsfinanciering
Gebleken is dat deze regeling vooral wordt ingezet voor leningen onder de € 50 mln. Om de risico’s voor de Staat beheersbaar
te houden is besloten het plafond terug te brengen van € 150 mln. naar € 50 mln.
6. Openstellen van de tijdelijke garantieregeling voor ondernemingsfinanciering curatieve zorg voor Bonaire, Sint Eustatius
en Saba
Eind 2010 zijn de eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba (BES) bij Nederland gekomen door een staatkundige hervorming. Het
ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wil de voorzieningen voor gezondheidzorg op de BES verbeteren. Ook is er
door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een zorgverzekering en een zorgkantoor voor de BES ingesteld. De
GO Cure regeling wordt opengesteld voor de BES zodat banken en zorginstellingen gebruik kunnen maken van een garantiefaciliteit
bij bouwfinanciering.
7. Verlengen termijn onderbrengen bankgarantie
Met het verlengen van de tijdelijke garantieregeling ondernemingsfinanciering tot en met eind 2012, wordt ook de uiterste
datum verlengd in artikel 3.12v, vijfde lid, waarop door banken garanties kunnen worden afgegeven onder een GO-bankgarantiefaciliteittot
en met 31 december 2014. Een bankgarantiefaciliteit met een kortere looptijd is namelijk van onvoldoende waarde voor de ondernemer.
8. Vaste verandermomenten
De inwerkingtredingstermijn wijkt af van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Doordat deze regeling samenhangt
met de begroting kan niet aan het beleid inzake de vaste verandermomenten worden voldaan. Het kabinetsbeleid laat afwijking
in zo'n geval toe.
9. Administratieve lasten
De wijzigingen in de regeling leiden tot enkele aanpassingen in de digitale administratie voor de banken die de regeling uitvoeren.
De administratieve lasten hiervan liggen echter volledig bij de overheid. De administratieve lastendruk blijft dus gelijk
op 0,07%.
10. Staatssteun
De wijzigingen in de regelingen leiden niet tot (ongeoorloofde) staatssteun. De ondernemer tekent voor de BMKB een de minimisverklaring
voor 13% van het door de Staat geborgde krediet. Het totaal aan ontvangen steun overschrijdt de toegestane € 200.000,– over
een periode van 3 jaar niet. Aangezien de Europese staatssteunregels niet van toepassing zijn op Bonaire, Sint Eustatius en
Saba wordt voor lokale ondernemers het de minimis vereiste geschrapt.
De
Minister
van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M.J.M. Verhagen.