Overdrachtsbelasting. Belastbaar feit

14 december 2011

Nr. BLKB/2011/1803M

Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio’s, Brieven en beleidsbesluiten

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit bevat het beleid over het belastbaar feit in de overdrachtsbelasting. Dit besluit vervangt het besluit van 29 juni 2011, nr. BLKB2011/137M. In onderdeel 5.3 is een voorwaarde gewijzigd voor de goedkeuring bij verdeling van de huwelijksgemeenschap of nalatenschap na een herverkaveling. De onderdelen 7, 8 en 9 zijn nieuw. In de onderdelen 7, 8 en 9 zijn nieuwe goedkeuringen opgenomen voor gevallen waarbij binnen de situatie van een huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenwoning onder omstandigheden sprake kan zijn van de verkrijging van economische eigendom. Dit als gevolg van het ontstaan van vergoedingsvorderingen in de zin van artikel 1:87 van het BW dan wel het aangaan van een verrekenbeding. Verder zijn enkele redactionele wijzigingen aangebracht waarmee geen beleidswijziging is beoogd. Het besluit van 29 juni 2011, nr. BLKB2011/137M, wordt ingetrokken.

1. Inleiding

Dit besluit bevat het geldende beleid over het belastbaar feit in de overdrachtsbelasting.

In onderdeel 5.3 is een voorwaarde aangepast voor de goedkeuring bij verdeling van een huwelijksgemeenschap na herverkaveling. De herverkaveling moet voortaan plaatsvinden binnen vijf jaar na de ontbinding van de huwelijksgemeenschap of de verkrijging krachtens erfrecht. Hierdoor valt een scheiding van tafel en bed ook onder de goedkeuring.

Als gevolg van de inwerkingtreding per 1 januari 2012 van de Wet tot wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het BW, wordt het huwelijksvermogensrecht aangepast. De aanpassing leidt onder meer tot de invoering van een regeling betreffende vergoedingsvorderingen in het nieuwe artikel 1:87 van het BW.

In onderdeel 7 is een nieuwe goedkeuring opgenomen in verband met de invoering van artikel 1:87 van het BW. Het betreft de situatie waarin door het ontstaan van een vergoedingsvordering sprake kan zijn van de verkrijging van economische eigendom in de zin van artikel 2, tweede lid, van de WBR.

In onderdeel 8 is een nieuwe goedkeuring opgenomen voor het aangaan van een verrekenbeding binnen een huwelijk of geregistreerd partnerschap waardoor sprake kan zijn van de verkrijging van economische eigendom.

Onderdeel 9 is een nieuwe goedkeuring voor ongehuwd samenwoners die in het samenlevingscontract afspraken maken analoog aan de regeling van artikel 1:87 van het BW dan wel verrekenbedingen aangaan.

De onderdelen 2, 3, 4, 5, 5.1, 5.2 en 6 bevatten het beleid zoals opgenomen in de onderdelen van het besluit van 29 juni 2011, nr. BLKB2011/137M. Hierin zijn enkele redactionele wijzigingen aangebracht waarmee geen beleidswijziging is beoogd. Het genoemde besluit wordt ingetrokken.

1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen

AVVE:

Algemene veilingvoorwaarden voor executieveilingen 2006

AWR:

Algemene wet inzake rijksbelastingen

BV:

Besloten vennootschap

BW:

Burgerlijk Wetboek

NV:

Naamloze vennootschap

Ozl:

Onroerende-zaaklichaam in de zin van artikel 4 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Rv:

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

WBR:

Wet op belastingen van rechtsverkeer

WILG:

Wet inrichting landelijk gebied

2. Misverstand bij tenaamstelling

Het is mogelijk dat door een misverstand bij een levering de onroerende zaak niet op naam is gesteld van de persoon aan wie bedoeld was over te dragen. Als in een dergelijke situatie de tenaamstelling wordt gecorrigeerd door een nieuwe levering, is het niet wenselijk dat opnieuw overdrachtsbelasting wordt geheven. Daarom keur ik het volgende goed met toepassing van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule).

Goedkeuring

Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat bij een correctie van de tenaamstelling van een onroerende zaak, op verzoek een tegemoetkoming wordt verleend ten bedrage van de door die correctie verschuldigde overdrachtsbelasting.

Voorwaarden

Voor deze goedkeuring gelden de volgende twee voorwaarden:

  • De verkrijger toont aan dat de verkrijging onder de onjuiste tenaamstelling uitsluitend het gevolg is van een misverstand.

  • Het verzoek wordt ingediend binnen vijf jaar na de verkrijging onder de onjuiste tenaamstelling.

3. Verkrijging door NV of BV in oprichting

De oprichter van een NV of BV kan vooruitlopend op de oprichting, namens de op te richten vennootschap, onroerende zaken in eigendom verkrijgen. De oprichter is daarbij overdrachtsbelasting verschuldigd. Na oprichting is de NV of BV pas gebonden aan deze verkrijging op het moment waarop de vennootschap deze verkrijging bekrachtigt (artikel 2:203 (93) van het BW). De oprichter levert daarna de onroerende zaken door aan de opgerichte NV of BV. Het is dan niet in alle gevallen wenselijk dat opnieuw overdrachtsbelasting wordt geheven. Daarom keur ik het volgende goed met toepassing van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule).

Goedkeuring

Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat aan de oprichter van een NV of BV die vooruitlopend op de oprichting onroerende zaken verkrijgt en deze vervolgens doorlevert aan de later tot stand gekomen vennootschap, op verzoek een tegemoetkoming wordt verleend ten bedrage van de bij de doorlevering verschuldigde overdrachtsbelasting.

Voorwaarden

Voor deze goedkeuring gelden de volgende vier voorwaarden.

  • Er wordt (per saldo) niet minder overdrachtsbelasting geheven over de verkrijging door de oprichter dan wanneer de NV of BV de onroerende zaken onmiddellijk zou hebben verkregen.

  • De onroerende zaken zijn geleverd aan de oprichter, uitsluitend vanwege het feit dat de NV of BV ten tijde van de eigendomsverkrijging in oprichting was.

  • De oprichter verkrijgt de onroerende zaken ten behoeve van en voor rekening van de NV of BV in oprichting.

  • De doorlevering vindt plaats binnen één jaar na oprichting van de NV of BV.

4. Economische eigendom bij executoriale verkoop

Een hypotheekhouder kan een onroerende zaak verkopen van een hypotheekgever die niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan en daardoor in verzuim is. De hypotheekhouder maakt daarbij gebruik van zijn bevoegdheid tot het uitoefenen van het recht van parate executie. De verkoop gebeurt per openbare executoriale veiling, dan wel per onderhandse executoriale verkoop (artikel 3:268 van het BW). Op de openbare executoriale veiling zijn van toepassing de veilingvoorwaarden die de notaris in overleg met de hypotheekhouder of beslaglegger heeft vastgesteld. In de regel zijn dit de AVVE, opgesteld door het Contactorgaan Hypothecair Financiers, eventueel aangevuld met bijzondere veilingvoorwaarden.

Ter gelegenheid van de openbare executoriale veiling maakt de notaris voor de koper een akte van gunning op. De geveilde onroerende zaak komt vanaf de gunning voor risico van de koper (artikel 18, eerste lid, van de AVVE). Op grond hiervan zou het standpunt kunnen worden ingenomen dat de koper op dit moment de economische eigendom van de onroerende zaak verkrijgt (artikel 2, tweede lid, van de WBR). Ik ben evenwel van mening dat dit niet het geval is. De bepaling in artikel 18, eerste lid, van de AVVE heeft het doel te voorkomen dat de executant door de koper aansprakelijk kan worden gesteld voor schade aan de zaak die na de veiling ontstaat. De bepaling regelt aldus uitsluitend de rechtsverhouding tussen de executerende hypotheekhouder en de koper. Niet kan worden gesteld dat enkel door of bij de akte van gunning een zodanig samenstel van rechten en verplichtingen overgaat op de koper dat sprake is van een verkrijging van de economische eigendom.

Bij een onderhandse executoriale verkoop geldt in veel gevallen een vergelijkbare bepaling met artikel 18, eerste lid, van de AVVE. Het risico van het verkochte gaat over op het moment dat de voorzieningenrechter van de rechtbank de koopovereenkomst goedkeurt. Ook dan verkrijgt de koper niet de economische eigendom van de onroerende zaak. De verkoop gebeurt weliswaar onderhands maar behoudt haar executoriale karakter.

4.1 Verkrijging juridische eigendom

De verkrijging van de juridische eigendom bij een openbare executoriale veiling vindt plaats op het tijdstip waarop de notaris de verklaring van betaling (akte van kwijting) opmaakt.

Een onderhandse executoriale verkoop wordt behandeld als een reguliere koopovereenkomst. De verkrijging voor de overdrachtsbelasting bij een onderhandse executoriale verkoop is het tijdstip waarop de notaris de akte van levering opmaakt (artikel 8 van de WBR). Als gevolg van de verkrijging wordt op dat moment de overdrachtsbelasting verschuldigd (artikel 2, eerste lid, van de WBR).

4.2 Veilingen onder de AVVE

De standpunten in dit onderdeel van het besluit betreffen executieveilingen die worden gehouden onder de AVVE of bepalingen van gelijke strekking. In andere situaties is het denkbaar dat de koper wel de economische eigendom verkrijgt op een moment voorafgaande aan de juridische eigendomsverkrijging. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als de koper met toestemming van de eigenaar en de executerende hypotheekhouder de onroerende zaak in bezit neemt vóór het opmaken van de notariële verklaring van betaling.

4.3 Beslagexecuties

De onderdelen 4 tot en met 4.2 van dit besluit zien tevens op de situatie dat een openbare executoriale veiling plaatsvindt door een beslaglegger (artikel 514 en verder van het Rv).

5. Uitgezonderde verkrijgingen

Voor de overdrachtsbelasting is een aantal vormen van verkrijging van onroerende zaken uitgezonderd voor de heffing. Niet als verkrijgingen worden onder andere aangemerkt die krachtens erfrecht en die krachtens verdeling van een nalatenschap (artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b, van de WBR).

5.1 Afgifte onroerende zaak aan legataris ter voldoening van legaat in geld

Als een erflater bij testament een onroerende zaak heeft gelegateerd, dan is de legataris bij de afgifte van dit legaat geen overdrachtsbelasting verschuldigd. Het is mogelijk dat een erflater aan iemand een bedrag in geld heeft gelegateerd. Bij de afgifte van het legaat kunnen de erfgenamen en de legataris vervolgens overeenkomen dat aan de legataris niet een bedrag in geld maar een onroerende zaak wordt afgegeven. Er is dan sprake van een inbetalinggeving (artikel 6:45 van het BW). De legataris neemt genoegen met een andere zaak dan het aan hem gelegateerde. Hij heeft die andere onroerende zaak dan niet krachtens erfrecht verkregen en is over zijn verkrijging overdrachtsbelasting verschuldigd.

5.2 Verdeling nalatenschap afwijkend van de ouderlijke boedelverdeling

Onder het tot 1 januari 2003 geldende erfrecht was het mogelijk om bij testament een ouderlijke boedelverdeling te maken (artikel 4:1167 van het BW oud). De erfgenamen konden dan bij de verdeling van de boedel niet afwijken van de bepalingen in het testament (artikel 4:1170 van het BW oud). Wel bestond voor hen de mogelijkheid om in onderling overleg de nalatenschap op andere wijze te verdelen.

Een testament met ouderlijke boedelverdeling is onder het erfrecht vanaf 1 januari 2003 niet meer mogelijk. De op 1 januari 2003 reeds bestaande testamenten worden op grond van het overgangsrecht geëerbiedigd. Ook kunnen er nog onverdeelde nalatenschappen zijn welke onder het oude erfrecht zijn opengevallen. Voor zover nalatenschappen worden verdeeld in afwijking van de ouderlijke boedelverdeling, is er geen sprake van een verdeling in de zin van artikel 3 van de WBR. Over de verkrijging van een onroerende zaak is dan overdrachtsbelasting verschuldigd.

5.3 Verdeling huwelijksgemeenschap of nalatenschap na herverkaveling

De verkrijging bij een toedeling op grond van een herverkaveling vormt een originaire verkrijging. Dit betekent dat de titel van de eerdere verkrijging door degene die de onroerende zaak in de herverkaveling heeft ingebracht, zijn betekenis heeft verloren (titelzuiverende werking van art 82, tweede lid, van de WILG).

Deze titelzuiverende werking heeft gevolgen voor een onroerende zaak die op het moment van herverkaveling behoort tot een nog niet verdeelde huwelijksgemeenschap of nalatenschap. De verdeling kan immers niet meer worden aangemerkt als een verdeling van een huwelijksgemeenschap of nalatenschap. Hierdoor is het bepaalde in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de WBR niet van toepassing. Dit acht ik niet in alle gevallen gewenst. Daarom keur ik het volgende goed met toepassing van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule).

Goedkeuring

Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de WBR, ook van toepassing is als de onroerende zaak of recht waaraan deze is onderworpen behoort tot een nalatenschap of ontbonden huwelijksgemeenschap die na herverkaveling wordt verdeeld.

Voorwaarden

Voor deze goedkeuring gelden de volgende twee voorwaarden.

  • Er is sprake van een herverkaveling als bedoeld in Hoofdstuk 8, Titel 3, van de WILG. De goedkeuring geldt dus niet voor een ruilverkaveling bij overeenkomst als bedoeld in Hoofdstuk 9, van de WILG.

  • De toedeling krachtens herverkaveling vindt plaats binnen vijf jaar na de ontbinding van de huwelijksgemeenschap of de verkrijging krachtens erfrecht.

6. Aandelen in onroerende-zaaklichamen

6.1 Certificeren van aandelen

De verkrijging van een of meer aandelen in een Ozl kan een belastbaar feit zijn voor de overdrachtsbelasting. Dit geldt ook voor het onderbrengen van de bedoelde aandelen in een stichting administratiekantoor tegen uitreiking van certificaten. De heffing van overdrachtsbelasting bij certificering kan echter onder omstandigheden leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Daarom keur ik het volgende goed met toepassing van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule).

Goedkeuring

Bij certificering van aandelen keur ik onder de volgende voorwaarden goed dat op verzoek een tegemoetkoming wordt verleend ten bedrage van de ten gevolge van de certificering verschuldigde overdrachtsbelasting.

Voorwaarden

Voor deze goedkeuring gelden de volgende twee voorwaarden:

  • Alle aandelen van het Ozl worden gecertificeerd en ondergebracht in een administratiekantoor. Het is ook toegestaan dat alle aandelen van het Ozl worden ondergebracht in één administratiekantoor per aandeelhouder.

  • Bij de certificering wordt voldaan aan de voorwaarden van onderdeel 6.4 van het besluit van 23 november 2006, nr. CPP2006/2674M.

6.2 Ongedaan maken van certificering

De verkrijging van een of meer certificaten van aandelen in een Ozl kan een belastbaar feit zijn voor de overdrachtsbelasting. Dit geldt ook voor de situatie waarin alle certificaten worden (terug) omgewisseld voor de onderliggende aandelen.

De heffing van overdrachtsbelasting kan bij het ongedaan maken van de certificering leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Daarom keur ik het volgende goed met toepassing van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule).

Goedkeuring

Bij het ongedaan maken van certificering van aandelen, door middel van omwisseling van alle certificaten, keur ik onder voorwaarden goed dat op verzoek een tegemoetkoming wordt verleend ten bedrage van de door de ongedaanmaking verschuldigde overdrachtsbelasting.

Voorwaarden

Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden:

  • De eerdere certificering van de aandelen voldeed aan alle onder punt 6.1 van dit besluit gestelde voorwaarden. Bij certificering voor de inwerkingtreding van het besluit CPP2006/2674M geldt voor voorwaarde 2 dat,afhankelijk van het tijdstip van certificering, isvoldaan aan de voorwaarden vermeld in de resolutie van 23 maart 1962, no. B2/3678 of het besluit van 14 november 2000, nr. CPP2000/1943M.

  • Alle certificaten worden omgewisseld voor de onderliggende aandelen.

  • De aandelen geven dezelfde rechten die aan de certificaten en de certificaathouders toekomen.

6.3 Inkoop en uitgifte van eigen aandelen

De inkoop van eigen aandelen, dan wel de uitgifte van aandelen door een Ozl kan een belastbaar feit vormen voor de overdrachtsbelasting. Ik acht het niet in alle gevallen wenselijk dat overdrachtsbelasting wordt geheven. Daarom keur ik het volgende goed met toepassing van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule).

Goedkeuring

Ik keur in de volgende gevallen en onder de volgende voorwaarden goed dat op verzoek een tegemoetkoming wordt verleend voor het bedrag van de verschuldigde overdrachtsbelasting:

  • Verkrijging door een Ozl van eigen aandelen als gevolg van een inkoop, direct gevolgd door intrekking van de ingekochte aandelen

  • Uitgifte (toekenning) van aandelen door een Ozl.

Voorwaarden

Voor deze goedkeuring gelden de volgende twee voorwaarden:

  • De onderlinge gerechtigdheid van de aandeelhouder(s) tot het vermogen wijzigt niet. Met de term 'gerechtigdheid' wordt bedoeld het materiële belang bij de vermogensbestanddelen, waaronder de onroerende zaken, dat door de aandelen wordt vertegenwoordigd. Als er in de onderlinge gerechtigdheid wel een wijziging optreedt, dan is belast hetgeen meer wordt verkregen ten opzichte van de oorspronkelijke verhouding.

  • Bij een uitgifte van aandelen blijft het lichaam kwalificeren als een Ozl.

7. Economische eigendom. Vergoedingsvorderingen

Per 1 januari 2012 bevat Boek 1 van het BW een regeling voor vergoedingsvorderingen tussen echtgenoten (artikel 1:87 van het BW). De regeling ziet op vergoedingsvorderingen die ontstaan wanneer de ene echtgenoot uit zijn vermogen aan de andere echtgenoot gelden ter beschikking stelt voor de verwerving van of de voldoening of aflossing van een schuld ter zake van goederen die behoren tot het vermogen van de andere echtgenoot. De echtgenoot die het geld ter beschikking stelt heeft dan recht op vergoeding. De hoogte van de vergoedingsvordering wordt mede bepaald door de waardeontwikkeling van de betreffende goederen. De regeling geldt ook voor geregistreerd partners.

Als het goed een onroerende zaak of daarop gevestigd beperkt recht betreft, kan het ontstaan van de vergoedingsvordering een verkrijging zijn van economische eigendom in de zin van artikel 2, tweede lid, van de WBR. Het is dan niet in alle gevallen wenselijk dat er overdrachtsbelasting wordt geheven. Daarom keur ik het volgende goed met toepassing van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule).

Goedkeuring

Ik keur goed dat de heffing van overdrachtsbelasting achterwege blijft in de situatie waarin het ontstaan van een vergoedingsrecht als bedoeld in artikel 1:87, eerste, tweede en derde lid, van het BW leidt tot een verkrijging van economische eigendom in de zin van artikel 2, tweede lid, van de WBR.

Toelichting

Deze goedkeuring geldt alleen als de verkrijging van economische eigendom rechtstreeks voortvloeit uit het ontstaan van een vergoedingsrecht als bedoeld in artikel 1:87, eerste, tweede en derde lid, van het BW. Echtgenoten/partners kunnen op grond van artikel 1:87, vierde lid, van het BW bij overeenkomst afwijken van de bepalingen van artikel 1:87, eerste, tweede of derde lid, van het BW. Aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden (samenstel van rechten en verplichtingen) wordt dan beoordeeld of er sprake is van de verkrijging van economische eigendom in de zin van artikel 2, tweede lid, van de WBR. In dat geval geldt de goedkeuring niet.

8. Economische eigendom. Verrekenbeding

Echtgenoten die niet zijn gehuwd in wettelijke gemeenschap van goederen kunnen binnen de huwelijksvoorwaarden een verrekenbeding overeenkomen (afdeling 2 van Titel 8 van Boek 1 van het BW). Hetzelfde geldt voor geregistreerd partners. Als een dergelijk verrekenbeding (mede) ziet op de waardeontwikkeling van een onroerende zaak, kan het aangaan dan wel de ontbinding van een verrekenbeding een verkrijging zijn van economische eigendom in de zin van artikel 2, tweede lid, van de WBR. Het is dan niet in alle gevallen wenselijk dat er overdrachtsbelasting wordt geheven. Daarom keur ik het volgende goed met toepassing van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule).

Goedkeuring

Ik keur goed dat de heffing van overdrachtsbelasting achterwege blijft als het aangaan of het ontbinden van een verrekenbeding als onderdeel van huwelijks- of partnerschapsvoorwaarden leidt tot een verkrijging van economische eigendom in de zin van artikel 2, tweede lid, van de WBR.

Toelichting

De goedkeuring geldt alleen als de verkrijging van economische eigendom rechtstreeks voortvloeit uit het aangaan of ontbinden van een verrekenbeding als onderdeel van huwelijks- of partnerschapsvoorwaarden. Als de ene echtgenoot op een andere wijze een belang verkrijgt in een tot het vermogen van de andere echtgenoot behorende onroerende zaak, kan er overdrachtsbelasting zijn verschuldigd. Dit zal aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden (samenstel van rechten en verplichtingen) moeten worden beoordeeld. De goedkeuring geldt dan niet.

9. Economische eigendom. Samenlevingscontract

Ongehuwd samenwoners kunnen in hun samenlevingscontract een clausule opnemen analoog aan de regeling van artikel 1:87, eerste, tweede of derde lid, van het BW. Ook kunnen samenwoners een zogenoemde meerwaardeclausule opnemen in hun samenlevingscontract waardoor één van de partners een vergoedingsvordering verkrijgt met betrekking tot de waardeontwikkeling van een onroerende zaak die eigendom is van de andere partner. Dit bijvoorbeeld vanaf het moment van aangaan van het samenlevingscontract of vanaf de aankoop van de onroerende zaak. Daarnaast is het mogelijk dat samenwoners in hun samenlevingscontract een onderling verrekenbeding overeenkomen.

Als de in het samenlevingscontract opgenomen clausule of verrekenbeding (mede) betrekking heeft op de waardeontwikkeling van een onroerende zaak, kan onder omstandigheden bij het aangaan dan wel bij ontbinding van deze clausule of dit verrekenbeding sprake zijn van een verkrijging van economische eigendom in de zin van artikel 2, tweede lid, van de WBR. Het is dan niet in alle gevallen wenselijk dat er overdrachtsbelasting wordt geheven. Daarom keur ik het volgende goed met toepassing van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule).

Goedkeuring

Ik keur goed dat de heffing van overdrachtsbelasting achterwege blijft als het aangaan of het ontbinden van een meerwaardeclausule of verrekenbeding in een samenlevingscontract leidt tot een verkrijging van economische eigendom in de zin van artikel 2, tweede lid, van de WBR.

Toelichting

De goedkeuring geldt alleen als de verkrijging van economische eigendom rechtstreeks voortvloeit uit het aangaan of ontbinden van een meerwaardeclausule of verrekenbeding als onderdeel van het samenlevingscontract. Als de ene partner op andere wijze een belang verkrijgt in een tot het vermogen van de andere partner behorende onroerende zaak, kan er overdrachtsbelasting zijn verschuldigd. Dit zal aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden (samenstel van rechten en verplichtingen) moeten worden beoordeeld. De goedkeuring geldt dan niet.

10. Voorbehoud aan goedkeuringen

De in dit besluit opgenomen goedkeuringen worden verleend als volgens de wettelijke bepalingen overdrachtsbelasting verschuldigd is. Door deze wettelijke verschuldigdheid kan de verkrijger bij een volgende overdracht van de verkregen onroerende zaken, onder omstandigheden, formeel gezien aanspraak maken op een vermindering van overdrachtsbelasting op grond van artikel 9, vierde lid, of artikel 13 van de WBR. Voor zover een toekomstige verkrijger een beroep doet op één van de genoemde bepalingen, vervalt de verleende goedkeuring.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 14 december 2011

De Staatssecretaris van Financiën,

F.F.H. Weekers.

Naar boven