Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatscourant 2011, 22838 | Interne regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatscourant 2011, 22838 | Interne regelingen |
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011 en op de artikelen 10:3, 10:9, eerste lid, 10:11 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
minister of staatssecretaris;
een onderdeel van het ministerie, genoemd in artikel 2, tweede lid;
degene die overeenkomstig dit besluit, dan wel overeenkomstig overige wet- en regelgeving, is belast met de leiding van een dienst;
een onderdeel van een dienst;
degene die overeenkomstig dit besluit, dan wel overeenkomstig overige wet- en regelgeving, is belast met de leiding van een dienstonderdeel;
degene die als ambtenaar is aangesteld bij het ministerie, of degene die krachtens overeenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is bij het ministerie;
de Minister van Infrastructuur en Milieu;
het Ministerie van Infrastructuur en Milieu;
secretaris of algemeen secretaris van een adviesorgaan of overlegorgaan, genoemd in artikel 2, derde lid;
de secretaris-generaal van Infrastructuur en Milieu; en
de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.
1. Het ministerie bestaat uit de secretaris-generaal, de diensten en de secretariaten van de adviesorganen en overlegorganen.
2. Diensten van het ministerie zijn:
a. het directoraat-generaal Bereikbaarheid;
b. het directoraat-generaal Milieu en Internationaal;
c. het directoraat-generaal Ruimte en Water;
d. de hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
e. de directie Bestuursondersteuning;
f. de directie Communicatie;
g. het Centrum Publieksparticipatie;
h. de departementale Auditdienst;
i. de hoofddirectie Financiën, Management en Control;
j. de Shared Services Organisatie;
k. de directie Concern Informatievoorziening;
l. de directie Kennis, Innovatie en Strategie;
m. het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid;
n. het Planbureau voor de Leefomgeving, bedoeld in het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving;
o. het Stafbureau deltacommissaris, het bureau bedoeld in het Instellingsbesluit deltacommissaris;
p. het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, bedoeld in de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut;
q. de directie Nederlandse emissieautoriteit;
r. de Inspectie Leefomgeving en Transport, bedoeld in het Instellingsbesluit Inspectie Leefomgeving en Transport; en
s. het directoraat-generaal Rijkswaterstaat, bedoeld in het Instellingsbesluit directoraat-generaal Rijkswaterstaat.
3. Secretariaten van adviesorganen of overlegorganen van het ministerie zijn:
a. het secretariaat van de Raden voor Leefomgeving en Infrastructuur, dat het secretariaat vormt van de Raad voor verkeer en waterstaat, bedoeld in de Wet advies en overleg verkeer en waterstaat, de VROM-raad, bedoeld in de Wet op de VROM-raad, en de Raad voor het Landelijk Gebied, bedoeld in de Wet op de raad voor het landelijk gebied;
b. het secretariaat van de Overlegorganen Verkeer en Waterstaat, bedoeld in de Wet advies en overleg verkeer en waterstaat;
c. het secretariaat van de Adviescommissie Water, bedoeld in het Instellingsbesluit Adviescommissie Water, dat dienstonderdeel is van het directoraat-generaal Ruimte en Water;
d. het secretariaat van de Commissie van advies inzake de waterstaatswetgeving, bedoeld in artikel 10:3 van de Waterwet;
e. het secretariaat van de Technische commissie bodem, bedoeld in de Wet bodembescherming;
f. het secretariaat van de Raad voor de Wadden, bedoeld in de Wet op de Raad voor de Wadden, dat dienstonderdeel is van het directoraat-generaal Ruimte en Water; en
g. het secretariaat van de Adviesraad gevaarlijke stoffen, bedoeld in de Wet Adviesraad gevaarlijke stoffen.
1. De secretaris-generaal is overeenkomstig het Besluit houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal belast met de ambtelijke leiding van al hetgeen het ministerie betreft.
2. Bij afwezigheid of verhindering van de secretaris-generaal zijn de directeuren-generaal Bereikbaarheid, Milieu en Internationaal en Ruimte en Water, bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6, bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
3. Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de secretaris-generaal.
1. Het directoraat-generaal Bereikbaarheid staat onder leiding van de directeur-generaal Bereikbaarheid.
2. Het directoraat-generaal Bereikbaarheid bestaat uit de volgende dienstonderdelen:
a. de directie Luchtvaart;
b. de directie Maritieme Zaken;
c. de directie Openbaar Vervoer en Spoor;
d. de directie Wegen en Verkeersveiligheid;
e. de programmadirectie Beter Benutten;
f. de unit Strategie; en
g. het team Staf directoraat-generaal Bereikbaarheid.
3. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met e, staan onder leiding van een directeur. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder f en g, staan onder leiding van een afdelingshoofd. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met d bestaan uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd.
4. Bij afwezigheid of verhindering van de directeur-generaal Bereikbaarheid zijn de directeuren-generaal Milieu en Internationaal en Ruimte en Water, bedoeld in de artikelen 5 en 6, en de directeuren bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
5. Bij afwezigheid of verhindering van een directeur zijn de overige directeuren en de afdelingshoofden binnen de directie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
6. Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd binnen een directie zijn de overige afdelingshoofden binnen de directie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
7. Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur-generaal Bereikbaarheid.
8. Het directoraat-generaal Bereikbaarheid heeft als doel de netwerkkwaliteit van luchtwegen, vaarwegen, spoorwegen, havens en het wegennet verder te ontwikkelen en het veilige en duurzame gebruik daarvan te waarborgen. Daarmee hebben het directoraat-generaal Bereikbaarheid en zijn dienstonderdelen de volgende taken:
a. de directie Luchtvaart: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:
i. de aansluiting op het mondiale luchtvaartnetwerk;
ii. luchthavens;
iii. veiligheid en beveiliging in de luchtvaart; en
iv. de inrichting en het gebruik van het luchtruim, alsmede de luchtverkeersdienstverlening;
b. de directie Maritieme Zaken: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:
i. zeehavens en zeevaart, waaronder de maritieme toegang tot zeehavens;
ii. vervoer over water en de Nederlandse binnenvaart;
iii. instandhouding en gebruik van het hoofdvaarwegennet; en
iv. maritieme veiligheid en beveiliging;
c. de directie Openbaar Vervoer en Spoor: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:
i. het hoofdspoornet, het openbaar vervoer en het goederenvervoer per spoor;
ii. beheer en gebruik van het hoofdspoornet en infrastructuurprojecten; en
iii. vervoer en infrastructuur in relatie tot markt en omgeving;
d. de directie Wegen en Verkeersveiligheid: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:
i. de aanleg van het hoofdwegennet;
ii. gebruik en onderhoud van het hoofdwegennet en goederenvervoer over de weg;
iii. inpassing van wegen in relatie tot milieu en natuur alsmede bereikbaarheid;
iv. veilig verkeer en vervoer; en
v. sturing en toezicht op zelfstandige bestuursorganen;
e. de programmadirectie Beter Benutten: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot maatregelen die zijn gericht op betere benutting van het hoofdwegen- en hoofdspoornet;
f. de unit Strategie: het waarborgen van integrale beleidsvorming van het directoraat-generaal Bereikbaarheid; en
g. het team Staf directeur-generaal Bereikbaarheid: het administratief en facilitair ondersteunen van het directoraat-generaal Bereikbaarheid.
1. Het directoraat-generaal Milieu en Internationaal staat onder leiding van de directeur-generaal Milieu en Internationaal.
2. Het directoraat-generaal Milieu en Internationaal bestaat uit de volgende dienstonderdelen:
a. de directie Duurzaamheid;
b. de directie Internationaal;
c. de directie Klimaat, Lucht en Geluid;
d. de directie Veiligheid en Risico’s; en
e. de unit Coördinerend Opdrachtgeverschap en Strategie.
3. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met d, staan onder leiding van een directeur. Het dienstonderdeel, genoemd in het tweede lid, onder e, staat onder leiding van een afdelingshoofd. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met d, bestaan uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd.
4. Bij afwezigheid of verhindering van de directeur-generaal Milieu en Internationaal zijn de directeuren-generaal Bereikbaarheid en Ruimte en Water, bedoeld in de artikelen 4 en 6, en de directeuren bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
5. Bij afwezigheid of verhindering van een directeur zijn de overige directeuren en de afdelingshoofden binnen de directie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
6. Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd binnen een directie zijn de overige afdelingshoofden binnen de directie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
7. Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur-generaal Milieu en Internationaal.
8. Het directoraat-generaal Milieu en Internationaal heeft tot doel de zorg voor een gezonde en veilige leefomgeving alsmede het beheer van schaarse hulpbronnen en milieuruimte. Daarmee hebben het directoraat-generaal Milieu en Internationaal en zijn dienstonderdelen de volgende taken:
a. de directie Duurzaamheid: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:
i. duurzaamheid, waaronder duurzaam inkopen, duurzame productketens en duurzame landbouw;
ii. afvalbeheer;
iii. kaderstelling en preventie van emissies ten behoeve van de kwaliteit van bodem en water;
iv. biodiversiteit en ecosysteemdiensten; en
v. biociden en gewasbeschermingsmiddelen;
b. de directie Internationaal:
i. advisering ten behoeve van de bewindspersoon en de ambtelijke leiding op het terrein van internationale strategie en beleidsvorming;
ii. het waarborgen van de kwaliteit en coherentie van het internationale optreden van het ministerie; en
iii. het vertegenwoordigen van de bewindspersoon bij internationale en Europese aangelegenheden;
c. de directie Klimaat, Lucht en Geluid: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:
i. klimaatverandering;
ii. luchtkwaliteit en geluidhinder;
iii. luchtemissies industrie en verhandelbare emissierechten; en
iv. verkeersemissies en biobrandstoffen;
d. de directie Veiligheid en Risico’s: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot veiligheid en risico’s op het gebied van:
i. vervoer van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor en buisleidingen;
ii. gevaarlijke stoffen en nieuwe risico’s, waaronder chemische stoffen, nanodeeltjes, genetisch gemodificeerde organismen, elektromagnetische velden en asbest;
iii. gevaarlijke stoffen in bedrijven en inrichtingen; en
iv. nationale veiligheid en bescherming van de vitale infrastructuur; en
e. de unit Coördinerend Opdrachtgeverschap en Strategie: het waarborgen van integrale beleidsvorming en het ondersteunen van het directoraat-generaal Milieu en Internationaal.
1. Het directoraat-generaal Ruimte en Water staat onder leiding van de directeur-generaal Ruimte en Water.
2. Het directoraat-generaal Ruimte en Water bestaat uit de volgende dienstonderdelen:
a. de directie Ruimtelijke Ontwikkeling;
b. de directie Gebieden en Projecten;
c. de directie Algemeen Waterbeleid en Veiligheid;
d. de directie Water en Bodem;
e. de programmadirectie Eenvoudig Beter;
f. het programma Topsector Water/Internationaal;
g. het Rijk-regioprogramma Almere - Amsterdam - Markermeer; en
h. het team Ondersteuning directoraat-generaal Ruimte en Water.
3. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met d, staan onder leiding van een directeur. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder e tot en met g, staan onder leiding van een programmadirecteur. Het dienstonderdeel, genoemd in het tweede lid, onder h, staat onder leiding van een afdelingshoofd. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met e bestaan uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd. Onder het dienstonderdeel, genoemd in het tweede lid, onder a, ressorteren tevens programmamanagers. Onder de dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder b en c, ressorteren tevens programmadirecteuren.
4. Bij afwezigheid of verhindering van de directeur-generaal Ruimte en Water zijn de directeuren-generaal Bereikbaarheid en Milieu en Internationaal, bedoeld in de artikelen 4 en 5, en de directeuren en programmadirecteuren bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
5. Bij afwezigheid van een directeur of programmadirecteur zijn de overige directeuren of programmadirecteuren en de afdelingshoofden binnen de directie of programmadirectie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
6. Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd binnen een directie zijn de overige afdelingshoofden binnen de directie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
7. Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur-generaal Ruimte en Water.
8. Het directoraat-generaal Ruimte en Water heeft tot doel de verdere ontwikkeling van Nederland als een veilige, leefbare, bereikbare en concurrerende delta. Daarmee hebben directoraat-generaal Ruimte en Water en zijn dienstonderdelen de volgende taken:
a. de directie Ruimtelijke Ontwikkeling: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:
i. de coördinatie en uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid;
ii. het doen van onderzoek naar de effecten van maatschappelijk ontwikkelingen op nationale ruimtelijke belangen, het afstemmen van het ruimtelijke beleid op ontwikkelingen in het buitenland alsmede het leveren van een bijdrage op Europese dossiers met een ruimtelijke component;
iii. het ruimtelijke instrumentarium, waaronder de wettelijke en bijbehorende digitale instrumenten en dienstverlening;
iv. de geo-informatie-infrastructuur en de basisregistraties, inclusief de bijbehorende digitale instrumenten en dienstverlening;
v. het ruimtelijk beleid op het Deltaprogramma en op het nationale luchthavenbeleid; en
vi. ruimtelijk ontwerp en geo-analyse in ruimtelijke plannen, programma’s en projecten;
b. de directie Gebieden en Projecten: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:
i. rijkswateren, gebieden van nationaal belang en de gebiedsgerichte deelprogramma’s van het Deltaprogramma IJsselmeergebied en Rijnmond-Drechtsteden;
ii. waterprojecten en ruimteprojecten van nationaal belang alsmede instrumenten voor ruimte en water ter ondersteuning van gebiedsgerichte projecten;
iii. de rijksagenda voor gebieden en fysieke projecten en het integreren van sectorale belangen in gebieden; en
iv. de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de mainport Schiphol in relatie tot de ruimtelijke belangen van de regio, het belang van de bereikbaarheid en het waterbelang;
c. de directie Algemeen Waterbeleid en Veiligheid: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:
i. waterveiligheid en de gebiedsgerichte deelprogramma’s van het Deltaprogramma Rivieren en Kust;
ii. bestuur en instrumentatie van het waterbeheer en de coördinatie van het opdrachtgeverschap van het Deltaprogramma; en
iii. uitvoering van en toezicht op het waterbeleid, alsmede het monitoren en evalueren van het waterbeleid;
d. de directie Water en Bodem: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:
i. het gebruik van de ondergrond, waaronder de infrastructuur van buisleidingen, alsmede het instrumentarium van milieueffectrapportage en de ruimtelijke knelpunten voor de energievoorziening;
ii. waterkwaliteit en waterkwantiteit en zoetwater; en
iii. het instrumentarium van bodembeheer, drinkwatervoorziening en rioleringsbeheer;
e. de programmadirectie Eenvoudig Beter: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot een eenvoudiger en beter omgevingsrecht;
f. het programma Topsector Water/Internationaal: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot kennis en innovatie op het gebied van water, alsmede het leveren van een bijdrage in EU-verband op het gebied van water en klimaatadaptie;
g. het Rijk-regioprogramma Almere - Amsterdam - Markermeer: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot de internationale concurrentiepositie van de Noordelijke Randstad; en
h. het team Ondersteuning directoraat-generaal Ruimte en Water: het administratief en facilitair ondersteunen van het directoraat-generaal Ruimte en Water.
1. De hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken staat onder leiding van de hoofddirecteur Bestuurlijke en Juridische Zaken.
2. Onder de hoofddirecteur Bestuurlijke en Juridische Zaken ressorteert de directeur Bestuurlijke en Juridische Zaken.
3. De hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken bestaat uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd.
4. Bij afwezigheid of verhindering van de hoofddirecteur Bestuurlijke en Juridische Zaken zijn de directeur Bestuurlijke en Juridische Zaken en de afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
5. Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd, zijn de overige afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
6. Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de hoofddirecteur Bestuurlijke en Juridische Zaken.
7. De hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken heeft de volgende taken:
a. het tot stand brengen van de wet- en regelgeving van het ministerie;
b. het in de rol van Chief Legal Officer zorg dragen voor en borgen van de bestuurlijke en juridische kwaliteit van de producten van het ministerie;
c. het behandelen van bezwaarschriften;
d. het vertegenwoordigen van de bewindspersoon in bestuursrechtelijke procedures, met inbegrip van het maken van bezwaar, het instellen van beroep of hoger beroep of het doen van een verzoek om voorlopige voorziening; en
e. het behartigen van algemene bestuurlijke en juridische onderwerpen.
1. De directie Bestuursondersteuning staat onder leiding van de directeur Bestuursondersteuning.
2. De directie Bestuursondersteuning bestaat uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd.
3. Bij afwezigheid of verhindering van de directeur Bestuursondersteuning zijn de afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
4. Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd zijn de overige afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
5. Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Bestuursondersteuning.
6. De directie Bestuursondersteuning heeft de volgende taken:
a. de politiek-bestuurlijke advisering ten behoeve van de bewindspersoon en de ambtelijke leiding; en
b. de zorg voor de stukkenstroom naar de bewindspersoon, ambtelijke leiding en het parlement, alsmede het administratief en facilitair ondersteunen van de bewindspersoon en de ambtelijke leiding.
1. De directie Communicatie staat onder leiding van de directeur Communicatie.
2. De directie Communicatie bestaat uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd.
3. Bij afwezigheid of verhindering van de directeur Communicatie zijn de afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
4. Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd zijn de overige afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
5. Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Communicatie.
6. De directie Communicatie heeft tot taak het ontwikkelen van, adviseren over en toezien op corporate communicatie en interne en externe communicatie op het gebied van de beleidsprioriteiten van het ministerie, alsmede het ondersteunen van de bewindspersoon en de ambtelijke leiding bij woordvoering en de relatie met de pers.
1. Het Centrum Publieksparticipatie staat onder leiding van de directeur Centrum Publieksparticipatie.
2. Bij afwezigheid of verhindering van de directeur Centrum Publieksparticipatie is het afdelingshoofd Centrum Publieksparticipatie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
3. Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Centrum Publieksparticipatie.
4. Het Centrum Publieksparticipatie heeft de volgende taken:
a. het verlenen van advies en ondersteuning bij de inrichting, afbakening, uitvoering en doorwerking van publieksparticipatie als onderdeel van het besluitvormingsproces van plannen en projecten;
b. het coördineren en uitvoeren van vormvrije consultatietrajecten en wettelijke voorbereidingsprocedures; en
c. het bundelen van kennis en ervaring op het gebied van publieksparticipatie en het op basis daarvan ontwikkelen van handvatten op het gebied van publieksparticipatie en het uitdragen en bewaken ervan.
1. De departementale Auditdienst staat onder leiding van de directeur departementale Auditdienst.
2. Bij afwezigheid of verhindering van de directeur departementale Auditdienst is het afdelingshoofd departementale Auditdienst bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
3. Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur departementale Auditdienst.
4. Overeenkomstig artikel 21 en artikel 66 van de Comptabiliteitswet en het Besluit Taak DAD heeft de departementale Auditdienst de volgende taken ten aanzien van de onderdelen, genoemd in artikel 2:
a. het doen van onderzoeken naar de bedrijfsvoering betreffende de kwaliteit van de sturing en beheersing van de primaire en ondersteunende processen;
b. het verschaffen van een bepaalde mate van zekerheid, aan te duiden als assurance, over de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de beleidsvoering;
c. het onderzoeken van de financiële verantwoordingen op de juiste inrichting, op getrouwe weergave en rechtmatigheid, alsmede op het gevoerde financieel en materieel beheer; en
d. het verrichten van bijzondere onderzoeken en het uitvoeren van adviesopdrachten die voortvloeien uit de controle functie.
1. De hoofddirectie Financiën, Management en Control staat onder leiding van de hoofddirecteur Financiën, Management en Control.
2. De hoofddirectie Financiën, Management en Control bestaat uit de volgende dienstonderdelen:
a. de directie Begroting en Beleidscontrol;
b. de directie Bedrijfsvoering, Organisatie en Informatiebeleid; en
c. de directie Human Resource Management.
3. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, staan onder leiding van een directeur en een daaronder ressorterend afdelingshoofd.
4. Bij afwezigheid of verhindering van de hoofddirecteur Financiën, Management en Control zijn de directeuren bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
5. Bij afwezigheid of verhindering van een directeur zijn de overige directeuren en het afdelingshoofd binnen de directie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
6. Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de hoofddirecteur Financiën, Management en Control.
7. De hoofddirectie Financiën, Management en Control en haar dienstonderdelen hebben de volgende taken:
a. de directie Begroting en Beleidscontrol: de ingevolge artikel 27 van de Comptabiliteitwet en het Besluit Taak FEZ aan de directeur FEZ opgedragen zorg voor de begrotingszaken en de daarmee samenhangende administraties;
b. de directie Bedrijfsvoering, Organisatie en Informatiebeleid:
i. de zorg voor de inrichting en de kwaliteit van de bedrijfsvoering in brede zin;
ii. de aan de rol van Chief Information Officer opgedragen zorg voor de departementale strategie voor informatievoorziening en ICT;
iii. de zorg voor organisatie-inrichting en -sturing, governance en het uitvoeringstoezicht op zelfstandige bestuursorganen; en
iv. de zorg voor het beleid met betrekking tot integriteit en beveiliging; en
c. de directie Human Resource Management: het ontwikkelen van beleid met betrekking tot het human resource management.
1. De Shared Services Organisatie staat onder leiding van de algemeen directeur Shared Services Organisatie.
2. De Shared Services Organisatie bestaat uit de volgende dienstonderdelen:
a. de directie Regie en Informatiemanagement;
b. de directie Financiën en Inkoop;
c. de directie Human Resource Management; en
d. de afdeling Directie- en Communicatieadvies.
3. De dienstonderdelen genoemd in het tweede lid, onder a tot en met c, staan onder leiding van een directeur. Het dienstonderdeel, genoemd in het tweede lid, onder d, staat onder leiding van een afdelingshoofd. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met c bestaan uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd.
4. Bij afwezigheid of verhindering van de algemeen directeur Shared Services Organisatie zijn de directeuren bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
5. Bij afwezigheid of verhindering van een directeur zijn de overige directeuren en de afdelingshoofden binnen de directie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
6. Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd binnen een directie zijn de overige afdelingshoofden binnen de directie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
7. Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de algemeen directeur Shared Services Organisatie.
8. De Shared Services Organisatie en haar dienstonderdelen hebben de volgende taken:
a. de directie Regie en Informatiemanagement: het verzorgen van dienstverlening en advies op het gebied van facilitair management, huisvesting en informatiemanagement;
b. de directie Financiën en Inkoop: het verzorgen van dienstverlening en advies op het gebied van financiën en inkoop, waaronder het betaalproces, buitenlandse dienstreizen, Europese aanbestedingen en andere inkooptrajecten;
c. de directie Human Resource Management: het verzorgen van dienstverlening en advies op het gebied van human resource management, waaronder de personeels- en salarisadministratie; en
d. de afdeling Directie- en Communicatieadvies: het ondersteunen van de Shared Services Organisatie op het gebied van besluitvorming en communicatie.
1. De directie Concern Informatievoorziening staat onder leiding van de directeur Concern Informatievoorziening.
2. De directie Concern Informatievoorziening bestaat uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd.
3. Bij afwezigheid of verhindering van de directeur Concern Informatievoorziening zijn de afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
4. Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd zijn de overige afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
5. Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Concern Informatievoorziening.
6. De directie Concern Informatievoorziening heeft tot taak het verzorgen van dienstverlening en advies op het gebied van informatievoorziening en ICT-toepassingen.
1. De directie Kennis, Innovatie en Strategie staat onder leiding van de directeur Kennis, Innovatie en Strategie.
2. Plaatsvervanging geschiedt overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Kennis, Innovatie en Strategie.
3. De directie Kennis, Innovatie en Strategie heeft tot taak de maatschappelijke prestaties van het ministerie te verbeteren door het gebruiken van kennis, het benutten van innovaties en het formuleren van een gezamenlijke strategie.
1. Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid staat onder leiding van de directeur Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid.
2. Bij afwezigheid of verhindering van de directeur Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid zijn de programmamanagers bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
3. Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid.
4. Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid heeft tot taak de strategische kennisbasis van het mobiliteitsbeleid van het ministerie te versterken en te verbreden door het uitvoeren van verkenningen en beleidsanalyses en het inbrengen van kennis in de beleidsprocessen. Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid voert deze taak uit op basis van een door de minister vastgesteld protocol.
1. Het Planbureau voor de Leefomgeving staat overeenkomstig het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving onder leiding van de directeur Planbureau voor de Leefomgeving.
2. Onder de directeur Planbureau voor de Leefomgeving ressorteert overeenkomstig het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving de plaatsvervangend directeur Planbureau voor de Leefomgeving.
3. Het Planbureau voor de Leefomgeving bestaat uit sectoren en stafbureaus die onder leiding staan van sectorhoofden en hoofden stafbureaus.
4. Bij afwezigheid of verhindering van de directeur Planbureau voor de Leefomgeving is de plaatsvervangend directeur Planbureau voor de Leefomgeving bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
5. Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Planbureau voor de Leefomgeving.
6. Het Planbureau heeft de taken, genoemd in het Besluit Planbureau voor de Leefomgeving.
1. Het Stafbureau deltacommissaris staat onder leiding van de directeur Stafbureau Deltacommissaris.
2. Plaatsvervanging geschiedt overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Stafbureau deltacommissaris.
3. Het Stafbureau deltacommissaris heeft overeenkomstig het Instellingsbesluit deltacommissaris tot taak de deltacommissaris bij zijn werkzaamheden te ondersteunen.
1. Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) staat overeenkomstig de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut onder leiding van de hoofddirecteur KNMI.
2. Het KNMI bestaat uit de volgende dienstonderdelen:
a. de sector Weer;
b. de sector Klimaat en Seismologie;
c. de sector Informatie- en Waarneeminfrastructuur, en
d. de sector Staf.
3. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met c, staan onder leiding van een directeur. Het dienstonderdeel, genoemd in het tweede lid, onder d, staat onder leiding van de hoofddirecteur KNMI. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met d bestaan uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd.
4. Bij afwezigheid of verhindering van de hoofddirecteur KNMI zijn de directeuren bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
5. Bij afwezigheid of verhindering van een directeur zijn de overige directeuren en afdelingshoofden binnen de sector bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
6. Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd binnen een sector zijn de overige afdelingshoofden binnen de sector bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
7. Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de hoofddirecteur KNMI.
8. Het KNMI heeft de taken, genoemd in de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut.
1. De directie Nederlandse emissieautoriteit staat onder leiding van de directeur Nederlandse emissieautoriteit.
2. De directie Nederlandse emissieautoriteit bestaat uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd.
3. Bij afwezigheid of verhindering van de directeur Nederlandse emissieautoriteit zijn de afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.
4. Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Nederlandse emissieautoriteit.
5. De directie Nederlandse emissieautoriteit heeft tot taak het bestuur van de Nederlandse emissieautoriteit, bedoeld in artikel 2.1 van de Wet milieubeheer, te ondersteunen bij de uitoefening van de haar ingevolge de Wet milieubeheer opgedragen taken.
1. De secretariaten van de adviesorganen of overlegorganen van het ministerie staan onder leiding van de secretaris van het desbetreffende adviesorgaan of overlegorgaan.
2. De secretariaten van de adviesorganen of overlegorganen hebben tot taak het met instemming van het betreffende adviesorgaan of overlegorgaan administratief en facilitair ondersteunen van het adviesorgaan of overlegorgaan.
1. Aan de secretaris-generaal wordt mandaat verleend voor alle bevoegdheden van de minister ten aanzien van het beleid en de bedrijfsvoering van het ministerie, die behoren bij de uitoefening van zijn taken genoemd in paragraaf 2.2, dan wel in overige wet- en regelgeving, een en ander tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald en onverminderd artikel 26.
2. De secretaris-generaal kan de aan hem verleende bevoegdheden in ondermandaat verlenen aan functionarissen, niet zijnde diensthoofden en rechtstreeks onder diensthoofden ressorterende functionarissen.
1. Aan de diensthoofden wordt mandaat verleend ten aanzien van alle bevoegdheden die behoren bij de uitoefening van de taken van hun dienst genoemd in paragraaf 2.3, dan wel in overige wet- en regelgeving, waaronder mede begrepen het bepalen van beleid, het uitvoeren van het beleid en de bedrijfsvoering van de dienst, een en ander tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald en onverminderd de artikelen 26 tot en met 28.
2. Een diensthoofd kan de aan hem verleende bevoegdheden in ondermandaat verlenen aan:
a. een onder hem ressorterend dienstonderdeelhoofd;
b. een andere onder hem ressorterende functionaris; en
c. een niet onder zijn dienst ressorterend dienstonderdeelhoofd of functionaris, mits de mate waarin en de wijze waarop het toegekende mandaat moet worden uitgeoefend schriftelijk zijn vastgelegd.
3. De directeur-generaal Rijkswaterstaat kan bij het verlenen van ondermandaat, bedoeld in het tweede lid, onder a, bepalen dat het dienstonderdeelhoofd vervolgens ondermandaat kan verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris.
4. De directeur-generaal Bereikbaarheid kan ondermandaat verlenen aan de directeur-generaal Rijkswaterstaat voor zover het de uitvoering van zijn taken met betrekking tot luchthavens betreft, mits de mate waarin en de wijze waarop het toegekende mandaat moet worden uitgeoefend schriftelijk zijn vastgelegd.
Aan de secretarissen van de adviesorganen of overlegorganen van het ministerie wordt mandaat verleend voor alle bevoegdheden die behoren bij de uitoefening van de taken van hun secretariaat genoemd in paragraaf 2.4 dan wel in overige wet- en regelgeving, waaronder mede begrepen de bedrijfsvoering van het secretariaat, een en ander tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald en onverminderd de artikelen 26 tot en met 28.
1. Aan de secretaris-generaal wordt ondertekeningsmandaat verleend voor alle bevoegdheden van de minister, een en ander tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald en onverminderd artikel 26, eerste lid.
2. Aan de directeur Bestuursondersteuning wordt ondertekeningsmandaat verleend ten aanzien van de aan de secretaris-generaal verleende bevoegdheden, een en ander tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
3. Aan de algemeen directeur Shared Services Organisatie wordt ondertekeningsmandaat verleend ten aanzien van de aan de diensthoofden en de secretarissen van adviesorganen en overlegorganen verleende bevoegdheden betreffende de ambtelijke rechtspositie van de onder hen ressorterende functionarissen.
4. Artikel 23, tweede lid, aanhef en onder a en b, is van toepassing op het ondertekeningsmandaat, bedoeld in het derde lid.
1. Aan de bewindspersoon is voorbehouden het afdoen en ondertekenen van stukken gericht tot:
a. de Koningin;
b. de Raad van Ministers van het Koninkrijk, de Raad van Ministers of een daaruit gevormde onderraad of een commissie;
c. een minister of een staatssecretaris;
d. een autoriteit in binnen- of buitenland, gelijk of hoger in rang dan een minister of een staatssecretaris;
e. de voorzitter van de Eerste of de Tweede Kamer der Staten-Generaal of de voorzitter van een uit een van die Kamers gevormde commissie;
f. de vicepresident van de Raad van State; en
g. de president van Algemene Rekenkamer.
2. Het eerste lid geldt niet ten aanzien van handelingen ten opzichte van een van de in het eerste lid, onder f en g genoemden, voor zover het stukken betreft die louter van informatieve aard zijn.
3. Aan de bewindspersoon is voorbehouden de bevoegdheid tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van algemeen verbindende voorschriften.
4. Aan de bewindspersoon is voorbehouden het instellen van beroep tegen een besluit van een ander bestuursorgaan, voor zover de bewindspersoon belanghebbende is op grond van artikel 1:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Aan de secretaris-generaal zijn de volgende bevoegdheden voorbehouden:
a. het nemen van een besluit op een verzoek om informatie, bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur, voor zover dit besluit een afwijzing van dat verzoek betreft op grond van het bepaalde in artikel 10, eerste lid, en tweede lid, onder a tot en met d, f en g, en artikel 11, van die wet;
b. het doen van de mededeling, bedoeld in artikel 9:36, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dat een aanbeveling van de Nationale Ombudsman niet wordt opgevolgd; en
c. bevoegdheden betreffende de hoofdlijnen van de ambtelijke rechtspositie, voor zover het dienstonderdeelhoofden betreft die rechtstreeks ressorteren onder de diensthoofden.
1. Onverminderd artikel 22, eerste lid, wordt mandaat betreffende de volgende bevoegdheden bij uitsluiting verleend aan de volgende diensthoofden:
a. de directeuren-generaal Bereikbaarheid, Milieu en Internationaal, Ruimte en Water en Rijkswaterstaat en de inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport:
i. het vaststellen, wijzigen of intrekken van beleidsregels met betrekking tot de gemandateerde bevoegdheid;
ii. het nemen van een besluit op een verzoek om informatie, bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur;
b. de hoofddirecteur Bestuurlijke en Juridische Zaken: de bevoegdheden inzake het behandelen van bezwaarschriften en het vertegenwoordigen van de bewindspersoon in bestuursrechtelijke procedures, bedoeld in artikel 7, zevende lid, onder c en d, met uitzondering van bezwaarschriften en bestuursrechtelijke procedures die verband houden met de taken van de Inspectie Leefomgeving en Transport en het directoraat-generaal Rijkswaterstaat, alsmede de ambtelijke rechtspositie;
c. de algemeen directeur Shared Services Organisatie:
i. het voeren van de salarisadministratie voor alle onderdelen, genoemd in artikel 2;
ii. het vaststellen van ordeningsplannen, archiefcodes, alsmede vernietigingslijsten voor de onderdelen, genoemd in artikel 2, met uitzondering van het Planbureau voor de Leefomgeving, het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, de directie Nederlandse emissieautoriteit en het directoraat-generaal Rijkswaterstaat;
iii. de zorg voor gebouwgebonden veiligheid, waaronder brandpreventie en bedrijfshulpverlening bij alle gebouwen en vitale objecten van het ministerie, met uitzondering van die gebouwen waarvan het gebouwbeheer onder verantwoordelijkheid staat van het Planbureau voor de Leefomgeving, het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, de directie Nederlandse emissieautoriteit, de Inspectie Leefomgeving en Transport en het directoraat-generaal Rijkswaterstaat; en
iv. het verrichten van dienstoverstijgende Europese aanbestedingen, met uitzondering van goederen en diensten op het gebied van grond-, weg- en waterbouw; en
d. de directeur-generaal Rijkswaterstaat: de inkoop van energie voor gebruik door het ministerie.
2. In afwijking van artikel 23, tweede lid, kan geen ondermandaat worden verleend ten aanzien van de in het eerste lid, onder a, bedoelde bevoegdheden. De vorige zin is niet van toepassing op de directeur-generaal Rijkswaterstaat, voor zover het de in het eerste lid, onder a, sub ii, bedoelde bevoegdheid betreft.
1. Tenzij anders is bepaald, omvat de verlening van mandaat of ondermandaat mede de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaar.
2. In afwijking van het vorige lid mag de beslissing op bezwaar niet in mandaat worden genomen door degene die:
a. het besluit waartegen het bezwaar is gericht, heeft genomen; of
b. in de hiërarchische verhoudingen ressorteert onder degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, heeft genomen.
Tenzij anders is bepaald, omvat de verlening van mandaat of ondermandaat mede de verlening van:
a. volmacht tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen; en
b. machtiging om in naam van de bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
1. De uitoefening van bevoegdheden die bij of krachtens dit besluit zijn verleend, geschiedt met inachtneming van:
a. de door de bewindspersoon, secretaris-generaal, diensthoofden, dienstonderdeelhoofden en secretarissen van de adviesorganen of overlegorganen gegeven algemene of bijzondere instructies;
b. de gestelde kaders ten aanzien van inkoop en aanbesteding;
c. de van toepassing zijnde begrotingswet en de daarbij gegeven financiële ruimte;
d. de toegekende budgetten op basis van het geldende jaarplan;
e. het bepaalde bij of krachtens de Comptabiliteitswet 2001 en de aanwijzingen van de hoofddirecteur Financiën, Management en Control op grond van die wet en de daarop berustende regelgeving, waaronder het Besluit taak FEZ;
f. het Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996; en
g. de overige ter zake geldende wet- en regelgeving en beleidsregels.
2. Een functionaris die krachtens overeenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is bij het ministerie, oefent de aan zijn functie verleende bevoegdheden slechts uit wanneer dat voor een goede functievervulling strikt noodzakelijk is en wanneer in de overeenkomst met de functionaris waarborgen voor een goede uitoefening van bevoegdheden zijn opgenomen.
1. Elke functionaris aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat is verleend, is verplicht de bewindspersoon en de secretaris-generaal te informeren over zwaarwegende en politiek-bestuurlijk gevoelige omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden.
2. Elke functionaris aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat is verleend, is verplicht degene die het mandaat heeft verleend te informeren over de gebruikmaking van de gemandateerde bevoegdheden.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op bevoegdheden die zijn verleend op basis van volmacht en machtiging.
De directeur Bestuursondersteuning houdt een register bij waarin de volgende besluiten zijn opgenomen:
a. dit besluit;
b. alle krachtens dit besluit genomen besluiten waarbij mandaat, volmacht of machtiging wordt verleend;
c. alle door de bewindspersoon genomen besluiten waarbij mandaat, volmacht of machtiging wordt verleend aan niet-ondergeschikten;
d. alle besluiten waarbij onderdelen van het ministerie worden ingesteld; en
e. alle besluiten tot wijziging of intrekking van de onder a tot en met d genoemde besluiten.
1. Het in een document vastleggen van een besluit, een privaatrechtelijke rechtshandeling of een andere handeling, dient te geschieden op briefpapier van het ministerie met het hoofd:
MINISTERIE VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU.
2. In geval van mandaat, dan wel ondermandaat, luidt de ondertekening als volgt:
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,
namens deze,
gevolgd door de aanduiding van de gemandateerde functionaris.
3. In geval van volmacht luidt de ondertekening als volgt:
NAMENS DE STAAT DER NEDERLANDEN
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,
namens deze,
gevolgd door de aanduiding van de gevolmachtigde functionaris.
4. In geval van mandaat, ondermandaat of volmacht voor een aangelegenheid die behoort tot de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris, wordt de in het tweede onderscheidenlijk derde lid voorgeschreven vermelding van de minister vervangen door:
DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU.
5. In geval van ondertekeningsmandaat, bedoeld in artikel 25, wordt vermeld dat het document wordt ondertekend overeenkomstig het door de minister, staatssecretaris, secretaris-generaal of bevoegde functionaris zelf genomen besluit.
6. In geval van plaatsvervanging overeenkomstig dit besluit bevat de ondertekening zowel een aanduiding van de plaatsvervanger als de functionaris die bij afwezigheid of verhindering wordt vervangen.
1. De volgende besluiten worden ingetrokken:
a. het Organisatie- en mandaatbesluit Verkeer en Waterstaat 2010;
b. het Organisatiebesluit VROM 2008;
c. het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2007;
d. de krachtens de onder a tot en met c vastgestelde besluiten, met uitzondering van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2011.
2. Na de inwerkingtreding van dit besluit berusten het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2011, alsmede de krachtens dat besluit vastgestelde besluiten, op artikel 23, tweede en derde lid.
Onder vervanging van een punt door een puntkomma aan het slot van artikel 3, onderdeel e, van het Instellingsbesluit directoraat-generaal Rijkswaterstaat wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de uitvoering van de Belemmeringenwet Privaatrecht en de onteigeningswet.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011-22838.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.