Mededeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 9 december 2011, nr. 244122, betreffende het doen van een aanvraag voor een ontheffing voor het winnen van mosselzaad of het kweken van mosselen op de Noordzee

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Deelt het volgende mede:

In het ‘Convenant transitie mosselsector en natuurherstel Waddenzee’ uit 2008 is overeengekomen dat de Nederlandse mosselsector de visserij op bodemzaad gaandeweg zal vervangen door alternatieve methoden om aan mosselzaad te komen. Het huidige alternatief bestaat uit mosselzaad-invanginstallaties (MZI’s), in de beschutte delen van de Waddenzee, Oosterschelde en Voordelta. Om niet alleen van deze estuaria afhankelijk te zijn is tevens overeengekomen om – onder meer – de mogelijkheden tot mosselinvang en/of -kweek op de Noordzee (hiermee wordt bedoeld: de onbeschutte wateren op de Noordzee) te onderzoeken. In het recent verschenen Imares rapport ‘Mogelijkheden voor mosselteelt op de Noordzee’ zijn wereldwijde initiatieven op het gebied van mosselinvang- en kweek op open zee in kaart gebracht. Op diverse plaatsen in de Noordzee lijkt dit technisch en economisch mogelijk.

Ingevolge artikel 17 van de Uitvoeringsregeling visserij is het verboden in de in dat artikel genoemde wateren, waaronder de Noordzee, te vissen met een vistuig, geschikt voor het vangen van schelpdieren. Dat geldt ook voor het invangen van mosselzaad. Ingevolge artikel 19 van de Uitvoeringsregeling visserij is het verboden schelpdieren uit te zaaien in de visserijzone, het zeegebied en de kustwateren. Op grond van artikel 6d van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 kan de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een ontheffing verlenen van dat verbod. Ook op grond van de Waterwet en de Natuurbeschermingswet 1998 zijn, afhankelijk van de locatie en de uitvoering van een dergelijk experiment, mogelijk vergunningen vereist. In deze mededeling wordt uiteengezet hoe de voor een experiment benodigde ontheffing op grond van de Uitvoeringsregeling visserij kan worden aangevraagd en welke criteria worden gehanteerd bij de beoordeling van een dergelijke aanvraag.

Ten behoeve van de voortgang van het transitieproces van de mosselsector worden ontheffingen verleend voor ten hoogste vijf kleinschalige tijdelijke experimenten in onbeschutte delen van de Noordzee, waarmee mosselinvang en/of kweek in de praktijk getoetst kan worden. Geen ontheffing wordt verleend voor experimenten in de beschutte gebieden en de uitgezonderde gebieden en installaties. Deze gebieden en installaties zijn aangegeven op de kaart in de bijlage bij deze mededeling. Een ontheffing wordt op aanvraag verleend voor maximaal 3 jaar.

Doel van deze experimenten is drieledig:

  • 1. het onderzoeken van de technische haalbaarheid (de robuustheid van de systemen);

  • 2. beantwoording van de visserij- en kweektechnische vragen die aan de technische haalbaarheid zijn verbonden (onderhoud, oogst e.d.);

  • 3. het in kaart brengen van de potentiële geschiktheid van geschikte kweeklocaties (voldoende aanbod van mossellarven en afdoende groeicondities).

Indien uit de experimenten blijkt dat de mosselinvang en -kweek op de Noordzee technisch haalbaar is, doordat de hieraan verbonden visserij- en kweektechnische vragen positief zijn beantwoord en doordat helderheid is verkregen over de geschiktheid van locaties, zal ruimte geboden worden om de economische haalbaarheid verder te onderzoeken. In dat geval zal, voor een periode van 5 jaar, de mogelijkheid worden geboden om te experimenteren, waarbij zal worden onderzocht of deze vormen van mosselinvang en -kweek ook economisch haalbaar zijn. Daarbij zal in eerste instantie worden gedacht aan de voortzetting van experimenten in het kader van deze mededeling, die met succes zijn afgerond.

Vereisten voor een aanvraag:

De aanvraag dient in ieder geval te voorzien in:

  • de onderzoeksvragen die met het beoogde experiment worden onderzocht;

  • een omschrijving van de te beproeven methoden of technieken;

  • de beoogde onbeschutte locaties (in coördinaten met bijbehorend coördinatenstelsel en oppervlak), e.e.a. in vooroverleg met het bevoegd gezag vanwege de laatste stand van zaken m.b.t. de overige gebruiksfuncties op de Noordzee;

  • de onderbouwing van het - voor het beproeven van technische haalbaarheid - benodigde oppervlak (maximaal 3 ha. effectief te benutten ruimte);

  • de duur van de uit te voeren experimenten (indien minder dan 3 jaar);

  • een omschrijving van de wijze waarop de projectactiviteiten worden uitgevoerd;

  • een planning voor de projectactiviteiten;

  • de wijze waarop de monitoring/rapportage plaatsvindt.

Een aanvraag kan schriftelijk worden ingediend bij:

Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

T.a.v. Directeur Agroketens en Visserij

Postbus 20401

2500 EK Den Haag

Criteria voor verlening van een ontheffing

De Noordzee stelt door zijn turbulentie (golfslag, stroming) hoge eisen aan zowel de installaties zelf, als de oogstmethoden en het onderhoud. De vraag is wat dit betekent voor de technische inrichting en de bijbehorende bedrijfsvoering. Bovendien is op voorhand niet duidelijk waar de beste condities heersen voor mosselzaadval en -groei. Het experiment, waarvoor een ontheffing wordt verleend moet in ieder geval op zijn gericht op beantwoording van deze vragen.

De binnengekomen aanvragen worden getoetst aan de volgende criteria:

  • relevantie van de onderzoeksvragen voor mosselinvang en -kweek op de Noordzee;

  • de mate waarin efficiënt wordt omgegaan met de voor het experiment benodigde ruimte;

  • de geschiktheid van de voorgestelde locatie;

  • de inhoudelijke onderbouwing van de aanvragen;

  • de mate waarin samenwerking plaatsvindt tussen verschillende bedrijven.

Verplichtingen voor een ontheffingshouder

De experimenten moeten worden gevolgd door periodieke rapportages. Jaarlijks dient, uiterlijk per 1 maart van het daaropvolgende jaar, ten minste te worden gerapporteerd over:

  • de behaalde invang en/of oogstcijfers;

  • de visserij/kweektechnische ervaringen en het gevoerde management t.b.v. onderhoud, reparaties, teelttechnische maatregelen en oogst;

  • de geschiktheid van de beproefde locaties.

De eindrapportage moet binnen 3 maanden na beëindiging van het experiment beschikbaar zijn.

De kosten van de genoemde rapportages zijn voor de initiatiefnemer.

Aan potentiële aanvragers wordt de mogelijkheid geboden om, voorafgaand aan het indienen van een aanvraag overleg te voeren over het beoogde experiment. Een dergelijk overleg kan de inhoud en de haalbaarheid van aanvragen ten goede komen, hetgeen uiteindelijk het resultaat van het experiment ten goede komt.

Overige benodigde vergunningen

Ook op grond van de Waterwet en de Natuurbeschermingswet 1998 zijn, afhankelijk van de locatie en de uitvoering van een dergelijk experiment, mogelijk vergunningen vereist. Daarnaast wordt door het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf een huurovereenkomst afgesloten met de initiatiefnemer. Een aanvraag voor de benodigde overige vergunningen kan, met de bijbehorende documentatie, gelijktijdig met een ontheffingsaanvraag op grond van de Visserijwet 1963 worden ingediend op het bovengenoemde adres. De verschillende onderdelen worden doorgezonden naar degene die zorg draagt voor de afhandeling ervan.

’s-Gravenhage, 9 december 2011

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.

BIJLAGE 1 GEBIEDEN WAAR GEEN INSTALLATIES GEPLAATST MOGEN WORDEN

Geen MZI’s kunnen worden geplaatst in de Westerschelde, Oosterschelde en in de gesloten gebieden. Daarnaast moet rekening worden gehouden met (cumulatie met) ander gebruik:

Scheepvaart

Internationale scheepvaartroutes (IMO) en (nationale) clearways (obstakelvrije scheepvaartroutes die een verbinding vormen tussen de internationaal vastgestelde verkeersscheidingsstelsels) zijn obstakelvrije zones. Ook daarbuiten zijn installaties in die zin belemmerend voor de scheepvaart, dat schepen een afstand van 500 meter in acht moeten nemen. Een aanvraag zal bovendien worden getoetst op eventuele routewijzigingen die zich in planfase bevinden.

Vaargeulbeheer

In verband met scheepsbewegingen rond het uitdiepen van vaargeulen is het verstandig als MZI’s op enige afstand van vaargeulen gesitueerd worden, ook al omdat MZI’s last kunnen hebben van eventuele slibpluimen. Aangewezen baggerstortgebieden zoals weergegeven op bijgaande tekening, lenen zich niet voor plaatsing van MZI’s.

Rekening houden met toekomstige ontwikkelingen, zoals het mogelijk verleggen van de vaarroute Oostgat naar de Geul van de Walvisstaart in de Vlakte van de Raan.

Zandsuppleties

Geen MZI’s op locaties waar (vooroever)suppleties gepland zijn.

Kabels en leidingen

Aan weerszijden van kabels en leidingen dient een obstakelvrije onderhoudszone van 500 m te worden aangehouden.

In het Nationaal Waterplan zijn zones aangegeven voor de aanlanding van elektriciteit uit toekomstig windparken (bijv. in de Vlakte van de Raan: kabel uit windenergiezoekgebied Borssele).

Windmolenparken

Geen MZI’s in bestaande en vergunde windmolenparken met bijbehorende veiligheidszones.

Defensie

In principe geen MZI’s in gebieden die zijn afgezet om door Defensie te worden gebruikt als oefenterrein. Daarvan kan worden afgeweken indien uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager toestemming heeft verkregen voor het plaatsen van een installatie op het betreffende terrein.

Archeologische vondsten en wrakken

Beleidsregel ontgrondingen: hanteert afstand 100 m van bekende locaties

Meer informatie is ook te vinden op: www.noordzeeloket.nl onder IBN 2015, scheepvaart en zeekaarten.

Naar boven