Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Veiligheid en Justitie | Staatscourant 2011, 22603 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Veiligheid en Justitie | Staatscourant 2011, 22603 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Gelet op artikel 4, tweede lid, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven;
Besluit:
De bedragen, die ten hoogste uit het fonds kunnen worden uitgekeerd aan de personen, bedoeld in artikel 3 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven, worden als volgt vastgesteld:
a. indien de uitkering betrekking heeft op vermogensschade:
€ 25 000;
b. indien de uitkering betrekking heeft op andere dan vermogensschade:
€ 10 000.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven.
De wet van 6 juni 2011 tot aanpassing van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in verband met uitbreiding van de categorieën van personen die recht hebben op een uitkering uit het fonds en verruiming van de gevallen waarin men aanspraak kan maken op een dergelijke uitkering, aanpassing aan de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en enkele andere aanpassingen (Stb. 2011, 276) (verder: de wijzigingswet) treedt op 1 januari 2012 in werking (Stb. 2011, 501). Artikel 4, tweede lid, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (verder: de wet) wordt hierdoor zodanig gewijzigd dat bij ministeriële regeling kan worden bepaald welke bedragen uit het fonds ten hoogste kunnen worden uitgekeerd. Voor de wetswijziging dienden de maximumbedragen bij algemene maatregel van bestuur bepaald te worden, hetgeen was uitgewerkt in artikel 2 van het Besluit schadefonds geweldsmisdrijven. Door middel van de wetswijziging is het mogelijk om op eenvoudiger wijze de hoogte van de bedragen aan te passen. Met deze regeling wordt invulling gegeven aan het gewijzigde artikel 4, tweede lid, van de wet. Daarnaast worden de maximumbedragen van de uitkeringen verhoogd. De bedragen zijn voor het laatst geïndexeerd in 1994. Met de verhoging van de maximumbedragen wordt gevolg gegeven aan de toezegging die de toenmalige Minister van Justitie in zijn brief van 26 maart 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 31101, nr. 1) heeft gedaan.
In dit artikel worden de bedragen vastgesteld die ten hoogste uit het fonds kunnen worden uitgekeerd. Een uitkering die betrekking heeft op vermogensschade bedraagt maximaal € 25 000 en een uitkering die betrekking heeft op andere dan vermogensschade (hierna: immateriële schade) beloopt maximaal een bedrag van € 10 000. Op grond van artikel 3, eerste lid, onder a en b, en artikel 4, eerste lid, van de wet kunnen slachtoffers aanspraak maken op een uitkering, die betrekking heeft op vermogensschade of immateriële schade. Nabestaanden van slachtoffers kunnen op grond van artikel 3, eerste lid, onder c, en artikel 4, eerste lid, van de wet aanspraak maken op een uitkering die enkel betrekking heeft op vermogensschade. Na inwerkingtreding van de wijzigingswet kan een bredere kring van nabestaanden aanspraak maken op een uitkering uit het fonds, zoals bepaald in het gewijzigde artikel 3, tweede lid, van de wet en wordt in het gewijzigde artikel 4, eerste lid, van de wet niet langer als voorwaarde gesteld dat nabestaanden financieel afhankelijk van de overledene moeten zijn. Bovendien maakt het gewijzigde artikel 4, eerste lid, van de wet het mogelijk voor nabestaanden om aanspraak te maken op een uitkering in verband met immateriële schade. Aan artikel 3, eerste lid, van de wet, wordt onder d toegevoegd dat anderen dan nabestaanden, die de kosten van lijkbezorging van het slachtoffer voor hun rekening hebben genomen, in aanmerking kunnen komen voor een vergoeding van deze kosten uit het fonds.
In artikel 2 van het Besluit schadefonds geweldsmisdrijven, stond vermeld dat onder vermogensschade ook de kosten van lijkbezorging worden begrepen. Deze vermelding is in deze regeling achterwege gelaten, nu expliciet op grond van het huidige burgerlijk recht onder vermogensschade ook de kosten van lijkbezorging worden begrepen (vgl. artikel 6:108 BW).
In dit artikel is bepaald dat deze regeling in werking treedt op 1 januari 2012, het moment waarop ook de wijzigingswet in werking treedt. De onderhavige regeling heeft onmiddellijke werking. Dit betekent dat de in artikel 2 genoemde maximumbedragen vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling niet alleen van toepassing zijn op nieuwe aanvragen die op of na de datum van inwerkingtreding worden ingediend bij het fonds, maar ook op alle aanvragen en bezwaren die op het moment van inwerkingtreding van de regeling bij het fonds in behandeling zijn. Door de nieuwe maximumbedragen op bestaande verhoudingen van toepassing te laten zijn, wordt tegemoet gekomen aan het voornemen, dat al enige jaren bestond, om de uitkeringen van slachtoffers en nabestaanden te verhogen. Door deze regeling onmiddellijke werking te laten hebben, kunnen slachtoffers en nabestaanden direct na de inwerkingtreding in aanmerking komen voor een hogere uitkering. Gelet op de in de wijzigingswet opgenomen overgangsbepaling zijn de uitbreiding van de categorieën van personen die in aanmerking kunnen komen voor een uitkering en de verruiming van de gevallen waarin men aanspraak kan maken op een uitkering slechts van toepassing op aanvragen die betrekking hebben op schade die het gevolg is van geweldsmisdrijven die gepleegd zijn op of na 1 januari 2012.
Op grond van het systeem van vaste verandermomenten (VVM) geldt een minimale invoeringstermijn van twee maanden voor de vaste tijdstippen voor inwerkingtreding van een ministeriële regeling, te weten 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober. Omdat deze regeling minder dan twee maanden voor inwerkingtreding is gepubliceerd, is de minimale invoeringstermijn niet in acht genomen. Afwijken van de minimale invoeringstermijn is op grond van het Kabinetsbeleid mogelijk, onder andere indien doelgroepen gebaat zijn bij een spoedige inwerkingtreding (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Slachtoffers en nabestaanden zijn gebaat bij een spoedige inwerkingtreding van deze regeling, omdat zij hierdoor eerder in aanmerking kunnen komen voor een hogere uitkering uit het fonds. Deze verhoging is reeds bij brief van 26 maart 2007 (Kamerstukken II 2006/07 31101, nr. 1) toegezegd, maar nog niet geëffectueerd. Daarnaast moeten de maximumbedragen die kunnen worden uitgekeerd uit het fonds vanaf de inwerkingtreding van de wijzigingswet op 1 januari 2012 op grond van artikel 4, tweede lid (nieuw), geregeld worden bij ministeriële regeling. Afwijking van de minimale invoeringstermijn is noodzakelijk om hieraan te kunnen voldoen.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011-22603.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.