Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 5 december 2011, nr. IENM/BSK-2011/158240, tot wijziging van de Regeling markttoezicht registerloodsen

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 27d, derde lid, van de Loodsenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 4 van de Regeling markttoezicht registerloodsen komt te luiden:

Artikel 4. Correctiefactor

De correctiefactor, bedoeld in artikel 27d, derde lid, van de Loodsenwet, die bij de vaststelling van de loodsgeldtarieven in acht wordt genomen, bedraagt met betrekking tot de tarieven voor 2012 ten aanzien van:

  • a. het zeehavengebied Delfzijl/Eemshaven ten minste 4,58%;

  • b. het zeehavengebied Harlingen-Terschelling ten minste 7,62%;

  • c. het zeehavengebied Den Helder ten minste 4,02%;

  • d. het zeehavengebied Amsterdam-IJmond ten minste 0,13%;

  • e. het zeehavengebied Rotterdam-Rijnmond - 0,36%; en

  • f. het zeehavengebied Scheldemonden ten minste 1,36%.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

TOELICHTING

Doel van de wijziging

Doel van de wijziging van de regeling markttoezicht registerloodsen is de implementatie van het unanieme advies van de Nationale Havenraad van 4 november 2010 over de nieuwe aanpak van de afbouw van de kruisfinanciering. Dit advies is door de minister van Infrastructuur en Milieu overgenomen (brief aan de Tweede Kamer van 24 juni 2011 over de invulling van de toezeggingen uit het algemeen overleg (AO) van 21 april 2010)1.

Beperkte afbouw kruisfinanciering

De toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat heeft de Tweede Kamer tijdens het AO van 21 april 2010 over de resultaten van de tussentijdse evaluatie van de Wet markttoezicht registerloodsen toegezegd de Tweede Kamer te informeren over een nieuwe aanpak van de afbouw van de kruisfinanciering in loodsgelden tussen de zeehavenregio’s. Om tot die nieuwe aanpak te komen is onder auspiciën van het ministerie van Verkeer en Waterstaat door de Nationale Havenraad ingesteld de Werkgroep Tarieven Loodsgeld 2 (WTL2). Het advies van de WTL2 is op 4 november 2010 unaniem door de Nationale Havenraad vastgesteld.

Een nieuwe aanpak was mogelijk door het besluit van de minister tijdens genoemd AO van 21 april 2010 om onder voorwaarden af te zien van het invoeren van concurrentie in de loodsdienstverlening. Een complete afbouw van de kruisfinanciering, noodzakelijk om concurrentie te kunnen afvoeren, was daarmee niet langer noodzakelijk.

Het unanieme advies van de Nationale Havenraad van 4 november 2010 geeft aan in welke mate er in de zeehavenregio’s nog kruisfinanciering moet worden afgebouwd om tot een meer marktconforme en meer evenwichtige loodsgeldtariefstelling te komen. In het noorden (de regio’s Delfzijl/Eemshaven, Harlingen/Terschelling en Den Helder) wordt de kruisfinanciering afgebouwd tot het punt waarop de gemiddelde loodstarieven per schip op verantwoorde wijze meer in lijn met het landelijk gemiddelde worden gebracht. In de regio’s Amsterdam/IJmond en Scheldemonden wordt de kruisfinanciering afgebouwd tot het punt waarop de loodstarieven kostendekkend zijn. De regio Rotterdam/Rijnmond accepteert minder tariefdaling om deze afspraken mogelijk te maken.

De totaal overeengekomen resterende afbouw van de kruisfinanciering wordt gerealiseerd over de periode 2012 tot en met 2016. De jaarlijkse percentages worden opgenomen in de Regeling markttoezicht registerloodsen.

Inwerkingtreding

Omdat de correctiefactor ingevolge de Loodsenwet moet worden toegepast in het jaar voorafgaande aan het desbetreffende tariefjaar (in dit geval 2012), en voordat de Nederlandse Mededingingsautoriteit het tariefbesluit neemt in december 2011, moet de regeling voor dat moment in werking treden. Om deze reden kan het vaste verandermoment van 1 januari 2012 niet worden afgewacht.

Administratieve lasten

Uit deze regeling vloeien geen administratieve lasten voort voor burgers of bedrijven.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.


X Noot
1

Kamerstukken II 2010/11, 30 490, nr. 20.

Naar boven