Besluit van 21 november 2011, houdende aanvulling en wijziging van de Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen van 27 januari 2009, houdende regels voor het gedragstoezicht op financiële ondernemingen op grond van de Wet op het financieel toezicht (wijziging Nadere Regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft)

De Stichting Autoriteit Financiële Markten,

Besluit:

ARTIKEL I

De Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2:2 komt als volgt te luiden:

Artikel 2:2

  • 1. Informatie over de belangrijkste financiële risico’s van een complex product in een schriftelijke reclame-uiting, bedoeld in artikel 52, eerste lid, van het besluit, wordt weergegeven rechtsboven in de reclame-uiting door middel van de risico-indicator te downloaden van www.afm.nl/reclameteksten. De waarde van de risico-indicator is daarbij voor rechten van deelneming in een beleggingsinstelling gelijk aan de waarde van de risico-indicator zoals berekend ten behoeve van de actuele essentiële beleggersinformatie, bedoeld in artikel 65, tweede lid, van het besluit. Voor een complex product, niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, wordt de risico-indicator berekend op grond van artikel 3:6. In afwijking van artikel 3:5, derde lid, geldt voor een opbouwproduct geen tussentijdse looptijd.

  • 2. Informatie over de belangrijkste financiële risico’s van een complex product in een reclame-uiting, bedoeld in artikel 52, eerste lid, van het besluit, via internet wordt weergegeven in de onmiddellijke nabijheid van de informatie over de opbrengsten van het complexe product in de reclame-uiting door middel van de risico-indicator te downloaden van www.afm.nl/reclameteksten. De waarde van de risico-indicator is daarbij voor rechten van deelneming in een beleggingsinstelling gelijk aan de waarde van de risico-indicator zoals berekend ten behoeve van de actuele essentiële beleggersinformatie, bedoeld in artikel 65, tweede lid, van het besluit. Voor een complex product, niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, wordt de risico-indicator berekend op grond van artikel 3:6. In afwijking van artikel 3:5, derde lid, geldt voor een opbouwproduct geen tussentijdse looptijd.

  • 3. Informatie over de belangrijkste financiële risico’s van een complex product in een reclame-uiting als bedoeld in artikel 52, tweede lid, van het besluit, via televisie wordt weergegeven gedurende de reclame-uiting onderaan in beeld door middel van de risico-indicator te downloaden van www.afm.nl/reclameteksten. De waarde van de risico-indicator is daarbij voor rechten van deelneming in een beleggingsinstelling gelijk aan de waarde van de risico-indicator zoals berekend ten behoeve van de actuele essentiële beleggersinformatie, bedoeld in artikel 65, tweede lid, van het besluit. Voor een complex product, niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, wordt de risico-indicator berekend op grond van artikel 3:6. In afwijking van artikel 3:5, derde lid, geldt voor een opbouwproduct geen tussentijdse looptijd.

  • 4. In afwijking van artikel 3:6, tweede lid en derde lid, worden de risico’s: ‘klein’ en ‘groot’ niet benoemd maar wel weergegeven in de risico-indicator van een complex product, niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling als bedoeld in het eerste tot en met derde lid.

  • 5. Informatie over de belangrijkste financiële risico’s van een complex product in een reclame-uiting, bedoeld in artikel 52, derde lid, van het besluit, via radio wordt weergegeven aan het einde van de reclame-uiting door overneming van het geluidsbestand, te downloaden van www.afm.nl/reclameteksten.

  • 6. De Autoriteit Financiële Markten kan de risico-indicator voor gebruik in reclame-uitingen, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, of een geluidsbestand als bedoeld in het vorige lid geheel of gedeeltelijk wijzigen. Een aanbieder van het complexe product verwerkt een dergelijke wijziging uiterlijk de eerste dag van de vierde kalendermaand na bekendmaking daarvan.

  • 7. De risico-indicator voor een complex product, niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt opgesteld conform de vormgeving van bijlage 1, onder 1, met dien verstande dat de risico-indicator, bedoeld in het tweede lid, de consument door middel van een hyperlink verwijst naar www.afm.nl/risicometer. De risico-indicator voor een complex product, niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling als bedoeld in het derde lid wordt opgesteld conform de vormgeving van bijlage 1, onder 2.

    De risico-indicator voor rechten van deelneming in een beleggingsinstelling als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt opgesteld conform de vormgeving van bijlage 1, onder 3, met dien verstande dat de risico-indicator, bedoeld in het tweede lid, de consument door middel van een hyperlink verwijst naar www.afm.nl/ebi.

    De risico-indicator voor rechten van deelneming in een beleggingsinstelling als bedoeld in het derde lid wordt opgesteld conform de vormgeving van bijlage 1, onder 4.

  • 8. De informatie, bedoeld in het eerste lid, wordt weergegeven, voor uitingen met een oppervlakte kleiner of gelijk aan A4, in een minimale diameter van 4 centimeter, in de kleur zwart of rood.

  • 9. De informatie, bedoeld in het eerste lid, wordt weergegeven, voor uitingen met een oppervlakte groter dan A4, in een oppervlakte van minimaal 5 procent van de totale oppervlakte van de reclame-uiting, in de kleur zwart of rood.

  • 10. De informatie, bedoeld in het tweede lid, wordt weergegeven in een minimale grootte van 180 pixels bij 180 pixels, in de kleur zwart of rood, met dien verstande dat voor de bepaling van de grootte een ingestelde beeldschermresolutie van 1024 × 768 beeldlijnen als uitgangspunt wordt genomen.

  • 11. De informatie, bedoeld in het derde lid, wordt weergegeven in een grootte van tien procent van de grootte van de reclame-uiting.

B

Artikel 2:5 wordt als volgt gewijzigd:

Onderdeel a komt te luiden: ‘is artikel 2.4 onderdelen a, b, f, g en h van overeenkomstige toepassing op de berekeningswijze van de rendementscijfers;’

C

Artikel 3:5 wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid, onderdeel b, onder 3, en in het derde lid vervalt telkens de zinsnede ‘een recht van deelneming of’.

D

In de artikelen 3:6, derde lid, en 3:7, derde lid, vervalt telkens de zinsnede ‘, een recht van deelneming‘.

E

Paragraaf 3.2 (artikelen 3:11 t/m 3:28) vervalt.

F

Hoofdstuk 5 komt te luiden:

HOOFDSTUK 5

Aanvullende regels betreffende het aanbieden van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling

§ 5.1 Regels met betrekking tot het prospectus
Artikel 5:1

Artikel 5.1 vervalt.

§ 5.2 Regels met betrekking tot de toelichting op de balans en de winst- en verliesrekening van een beleggingsinstelling
Artikel 5:2
  • 1. In de toelichting op de balans en de winst- en verliesrekening van de beleggingsinstelling wordt inzicht verschaft in de lopende kosten van de beleggingsinstelling en eventueel in rekening gebrachte prestatievergoedingen. De berekening van de lopende kosten geschiedt conform de bepaling over lopende kosten in artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van verordening nr. 583/2010 van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft essentiële beleggersinformatie en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie of het prospectus op een andere duurzame drager dan papier of via een website wordt verstrekt (PbEU L 176) en de uitwerking daarvan door de Europese Autoriteit voor effecten en markten.

  • 2. In de toelichting op de balans en de winst- en verliesrekening van de beleggingsinstelling wordt inzicht verschaft in de omloopsnelheid van de activa door middel van de omloopfactor.

  • 3. De omloopfactor, bedoeld in het tweede lid, wordt berekend door het totaal van transacties in financiële instrumenten (aankopen + verkopen van financiële instrumenten = Totaal 1) minus het totaal aan transacties (uitgifte + inkopen = Totaal 2) van rechten van deelneming te delen door de gemiddelde intrinsieke waarde van de beleggingsinstelling (X) volgens de formule [(Totaal 1 – Totaal 2) / X] * 100.

  • 4. De gemiddelde intrinsieke waarde, bedoeld in het derde lid, is de som van de intrinsieke waarden gedeeld door het aantal waarnemingen en wordt op dezelfde manier bepaald als door de Europese Autoriteit voor effecten en markten is voorgeschreven voor de berekening van de lopende kosten, bedoeld in het eerste lid.

§ 5.3 Regels met betrekking tot risicobeheersing door instellingen voor collectieve beleggingen in effecten
Artikel 5:3

Een beheerder berekent het totale risico van een door hem beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten overeenkomstig de artikelen 5:4 tot en met 5:6.

Artikel 5:4
  • 1. Het totale risico van een instelling voor collectieve belegging in effecten, bedoeld in artikel 133, zesde lid, van het besluit wordt berekend op een van de volgende wijzen:

    • a. de verhoogde blootstelling en het hefboomeffect die door de instelling voor collectieve belegging in effecten worden gegenereerd door van financiële derivaten, met inbegrip van ingepaste derivaten gebruik te maken, waarbij de totale intrinsieke waarde van de instelling voor collectieve belegging in effecten niet mag worden overschreden; of

    • b. het marktrisico van de portefeuille van de instelling voor collectieve belegging in effecten.

  • 2. Het totale risico wordt berekend door gebruik te maken van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen, de benadering op basis van risicowaarde of door een andere geavanceerde methode voor risicometing, wanneer die beter aansluit bij de beleggingen.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder risicowaarde het volgende verstaan: een raming van het maximale potentiële verlies dat binnen een bepaalde tijdshorizon met een bepaalde zekerheidsgraad zal worden geleden.

  • 4. Wanneer een instelling voor collectieve belegging in effecten technieken en instrumenten, inclusief retrocessieovereenkomsten of effectenkrediet, aanwendt om voor een extra hefboomeffect of een extra blootstelling aan marktrisico te zorgen, worden deze transacties in aanmerking genomen bij de berekening van het totale risico.

Artikel 5:5
  • 1. Indien voor de berekening van het totale risico van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen wordt gebruikgemaakt, wordt deze benadering toegepast op alle posities in financiële derivaten, met inbegrip van derivaten die ingepast zijn in effecten of geldmarktinstrumenten, ongeacht of deze worden gebruikt als onderdeel van het algemene beleggingsbeleid van de instelling voor collectieve belegging in effecten, ter vermindering van het risico, dan wel met het oog op een goed portefeuillebeheer.

  • 2. Indien voor de berekening van het totale risico van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen wordt gebruikgemaakt, wordt elke financiële derivatenpositie omgezet in de marktwaarde van een gelijkwaardige positie in het onderliggende activum van dat derivaat. Dit is de standaardbenadering op basis van de aangegane verplichtingen.

  • 3. Het gebruik van andere berekeningsmethoden is toegestaan indien deze gelijkwaardig zijn aan de standaardbenadering op basis van de aangegane verplichtingen.

  • 4. Het is toegestaan verrekening- en risicodekkingsregelingen in aanmerking te nemen bij de berekening van het totale risico, indien deze regelingen voor de hand liggende en wezenlijke risico’s niet negeren en in een duidelijke vermindering van het totale risico resulteren.

  • 5. Indien het gebruik van financiële derivaten niet in een verhoogde blootstelling voor de instelling voor collectieve belegging in effecten resulteert, hoeft het onderliggende risico bij de berekening van de verplichtingen niet in aanmerking te worden genomen.

  • 6. Indien van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen gebruik wordt gemaakt, hoeven kortlopende leningen die in naam van de instelling voor collectieve belegging in effecten zijn aangegaan, niet in aanmerking te worden genomen bij de berekening van het totale risico indien wordt voldaan aan artikel 133, tweede lid, van het besluit.

Artikel 5:6
  • 1. Tegenpartijrisico dat voortvloeit uit een financieel derivaat dat niet op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten wordt verhandeld wordt onderworpen aan de in artikel 134 van het besluit beschreven begrenzingen.

  • 2. Indien een beheerder het door een instelling voor collectieve belegging in effecten gelopen tegenpartijrisico overeenkomstig de in artikel 134, tweede lid, van het besluit beschreven begrenzingen berekent, gebruikt de beheerder de positieve marktwaarde van het met de betrokken tegenpartij afgesloten contract betreffende een financieel derivaat, bedoeld in het eerste lid.

    Een beheerder mag de derivatenposities van een instelling voor collectieve belegging in effecten met eenzelfde tegenpartij verrekenen, mits zij in staat zijn verrekeningsovereenkomsten met de tegenpartij juridisch af te dwingen namens de instelling voor collectieve belegging in effecten. Verrekening is enkel toegestaan met betrekking tot financiële derivaten, bedoeld in het eerste lid, met dezelfde tegenpartij en niet met betrekking tot andere risicoposities die de instelling voor collectieve belegging in effecten jegens dezelfde tegenpartij kan hebben.

  • 3. Het tegenpartijrisico dat een instelling voor collectieve belegging in effecten wegens een transactie in financiële derivaten, bedoeld in het eerste lid, loopt, kan door middel van de ontvangst van zekerheden worden beperkt. De ontvangen zekerheden zijn voldoende liquide zodat zij snel kunnen worden verkocht tegen een prijs die hun waardering van voor de verkoop sterk benadert.

  • 4. Een beheerder neemt zekerheden in aanmerking bij de berekening van het in artikel 134, tweede lid, van het besluit bedoelde tegenpartijrisico wanneer de beheerder namens de instelling voor collectieve belegging in effecten zekerheden aan een tegenpartij in financiële derivaten, bedoeld in het eerste lid, doorgeeft. Doorgegeven zekerheden mogen enkel op nettobasis in aanmerking worden genomen indien de beheerder in staat is verrekeningsovereenkomsten met deze tegenpartij juridisch af te dwingen namens de instelling voor collectieve belegging in effecten.

  • 5. Een beheerder berekent de in artikel 134 van het besluit bedoelde begrenzingen voor concentraties van beleggingen in één uitgevende instelling overeenkomstig de benadering op basis van de aangegane verplichtingen, op grond van het onderliggende risico dat uit het gebruik van financiële derivaten voortvloeit.

  • 6. Met betrekking tot het risico dat voortvloeit uit in artikel 134, derde lid, van het besluit bedoelde transacties in financiële derivaten die niet op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten worden verhandeld, neemt een beheerder elk aan die financiële derivaten verbonden tegenpartijrisico bij de berekening in aanmerking.

G

Bijlage 1 komt te luiden:

BIJLAGE 1. BIJLAGE TER UITVOERING VAN ARTIKEL 2:2, HOUDENDE HET MODEL VOOR RISICO-INDICATOR IN RECLAME

1. Schriftelijke reclame-uiting of reclame-uiting op internet voor complexe producten niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling
2. Reclame-uiting op televisie voor complexe producten niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling
3. Schriftelijke reclame-uiting of reclame-uiting op internet voor rechten van deelneming in een beleggingsinstelling
4. Reclame-uiting op televisie voor rechten van deelneming in een beleggingsinstelling

ARTIKEL II

De Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

In de aanhef wordt ingevoegd na ‘Gelet op de artikelen’:

‘1:12; 2:59; 2:74; 2:79; 2:85; 4:7; 5:5 en 5:20 van de Wet op het financieel toezicht, en de artikelen’.

B

1. In artikel 1:1 worden de onderdelen af en ag geletterd ah en ai.

2. Na onderdeel ae worden twee nieuwe onderdelen ingevoegd, luidende:

  • ‘af vermeldingsverplichting: de verplichting een vermelding, als bedoeld in artikelen 1:12, vierde lid; 2:59, derde lid; 2:74, tweede lid; 2:79, derde lid; 2:85, derde lid; 4:7, tweede lid; 5:5, tweede lid en 5:20, vijfde lid, van de wet, op te nemen in de toepasselijke vermeldingsuitingen;

  • ag vermeldingsuitingen: de in de artikelen 1:12, vierde lid; 2:59, derde lid; 2:74, tweede lid; 2:79, derde lid; 2:85, derde lid; 4:7, tweede lid; 5:5, tweede lid en 5:20, vijfde lid, van de wet, bedoelde aanbiedingen, documenten, reclame-uitingen en andere onverplichte precontractuele informatie;’

C

Onder vervanging van de punt door een ‘;’ in onderdeel ai (nieuw) wordt aan artikel 1:1 een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

  • ‘aj de wet: de Wet op het financieel toezicht.’

D

1. Onder vernummering van paragraaf 2.1, 2.2 en 2.3 tot 2.2, 2.3 en 2.4 en onder vernummering van de artikelen 2:1, 2:2, 2:3, 2:4 en 2:5 tot 2:2, 2:3, 2:4, 2:5 en 2:6 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd luidende:

2.1 Regels met betrekking tot vermeldingsverplichtingen

2. Er wordt een nieuw artikel 2:1 ingevoegd luidende:

Artikel 2:1

  • 1. Indien een vermeldingsuiting op schrift is gesteld, op internet is geplaatst, of op televisie wordt getoond of ten gehore wordt gebracht, wordt de in het tweede lid gespecificeerde afbeelding, onverminderd de overige leden van dit artikel, goed leesbaar opgenomen bij de vermeldingsuiting. Indien een vermeldingsuiting ten gehore wordt gebracht via internet of radio wordt het in het tweede lid gespecificeerde geluidsfragment ten gehore gebracht na de vermeldingsuiting.

  • 2. Indien een vermeldingsverplichting bij of krachtens artikel 1:12, 2:59, 2:74, 2:79, 2:85 of 4:7 van de wet is gesteld, wordt één van de in de in bijlage 1.1 weergegeven afbeeldingen opgenomen in de vermeldingsuiting, of, indien van toepassing, wordt het in bijlage 1.1 weergegeven geluidsfragment ten gehore gebracht na de vermeldingsuiting. Indien een vermeldingsverplichting bij of krachtens artikel 5:5 of 5:20 van de wet is gesteld, wordt één van de in de in bijlage 1.2 weergegeven afbeeldingen opgenomen in de vermeldingsuiting, of, indien van toepassing, wordt het in bijlage 1.2 weergegeven geluidsfragment ten gehore gebracht na de vermeldingsuiting. Indien in de vermeldingsuiting zowel bij of krachtens artikel 2:74 van de wet als bij of krachtens artikel 5:5 of 5:20 van de wet een in die artikelen genoemde vermelding moet worden opgenomen, wordt één van de in de in bijlage 1.3 weergeven afbeeldingen opgenomen in de vermeldingsuiting, of, indien van toepassing, wordt het in bijlage 1.3 weergegeven geluidsfragment ten gehore gebracht na de vermeldingsuiting. De verschillende afbeeldingen en geluidsfragmenten zijn te downloaden vanaf www.afm.nl/vrijstellingsvermelding en www.afm.nl/exemption-notification.

  • 3. Indien een vermeldingsuiting in de Nederlandse taal wordt weergegeven of ten gehore wordt gebracht, is de in het eerste lid bedoelde afbeelding respectievelijk het in dat lid bedoelde geluidsfragment Nederlandstalig. Indien een vermeldingsuiting in een andere taal dan de Nederlandse taal wordt weergegeven of ten gehore wordt gebracht, is de in het eerste lid bedoelde afbeelding respectievelijk het in dat lid bedoelde geluidsfragment Engelstalig.

  • 4. De oorspronkelijke verhouding van de afbeelding als bedoeld in het eerste lid, wordt niet gewijzigd. Onverminderd het vijfde lid mag de afbeelding worden vergroot of verkleind, waarbij bij een vermeldingsuiting op schrift een lettergrootte van de afbeelding van 7 punten niet wordt onderschreden.

  • 5. De afbeelding als bedoeld in het eerste lid, wordt opgenomen op de volgende wijze:

    • a. Indien de vermeldingsuiting op schrift is gesteld, wordt de afbeelding gecentreerd onderaan getoond, waarbij de breedte van de afbeelding gelijk is aan de breedte van de vermeldingsuiting en de hoogte van de afbeelding minimaal 10% bedraagt van de hoogte van de vermeldingsuiting met inbegrip van de afbeelding. Indien de vermeldingsuiting meerdere pagina's beslaat, wordt de afbeelding op de eerste pagina van de vermeldingsuiting weergegeven op de wijze als in dit onderdeel bepaald.

  • 6. Indien de vermeldingsuiting de definitieve voorwaarden van een basisprospectus betreft, wordt de afbeelding op een inlegvel, of een kaft, weergegeven op de wijze als in onderdeel a bepaald.

  • 7. Indien de vermeldingsuiting op internet is geplaatst, wordt de afbeelding gecentreerd bovenaan getoond, waarbij de breedte van de afbeelding gelijk is aan de breedte van de vermeldingsuiting en de hoogte van de afbeelding minimaal 10% bedraagt van de hoogte van de vermeldingsuiting met inbegrip van de afbeelding. De afbeelding dient zodanig te worden weergegeven op de internetpagina dat deze altijd zichtbaar is.

  • 8. Gedurende een vermeldingsuiting die op televisie wordt getoond of ten gehore wordt gebracht, wordt gecentreerd onderaan in het televisiescherm de afbeelding getoond, waarbij de breedte van de afbeelding gelijk is aan de breedte van het beeld dat op het televisiescherm wordt getoond en de hoogte minimaal 10% van het televisiescherm beslaat.

  • 9. Direct aansluitend aan een vermeldingsuiting die via radio of internet ten gehore wordt gebracht, wordt het in het eerste lid bedoelde geluidsfragment ten gehore gebracht. Het geluidsfragment wordt op oorspronkelijke snelheid afgespeeld met eenzelfde volume als de vermeldingsuiting zelf.

E

In artikel 2:3, zevende lid, (na vernummering) wordt telkens ‘bijlage 1’ vervangen door ‘bijlage 1.4’.

F

Het opschrift van bijlage 1 komt te luiden:

BIJLAGE 1.4. BIJLAGE TER UITVOERING VAN ARTIKEL 2:2

G

Voor bijlage 1.4 worden bijlagen 1.1, 1.2 en 1.3 ingevoegd, luidende:

BIJLAGE 1.1. BIJLAGE TER UITVOERING VAN ARTIKEL 2:1, HOUDENDE DE UITVOERING VAN DE VERMELDINGSVERPLICHTING

A afbeelding
B geluidsfragment

‘Let op! U belegt buiten AFM-toezicht. Geen vergunningplicht voor deze activiteit.’ Het geluidsfragment duurt vier seconden.

‘Attention! This investment falls outside AFM supervision. No license required for this activity.’ Het geluidsfragment duurt zes seconden.

BIJLAGE 1.2. BIJLAGE TER UITVOERING VAN ARTIKEL 2:1, HOUDENDE DE UITVOERING VAN DE VERMELDINGSVERPLICHTING

A afbeelding
B geluidsfragment

‘Let op! U belegt buiten AFM-toezicht. Geen prospectusplicht voor deze activiteit.’ Het geluidsfragment duurt vijf seconden.

‘Attention! This investment falls outside AFM supervision. No prospectus required for this activity.’ Het geluidsfragment duurt zes seconden.

BIJLAGE 1.3. BIJLAGE TER UITVOERING VAN ARTIKEL 2:1, HOUDENDE DE UITVOERING VAN DE VERMELDINGSVERPLICHTING

A afbeelding
B geluidsfragment

‘Let op! U belegt buiten AFM-toezicht. Geen vergunning- en prospectusplicht voor deze activiteit.’ Het geluidsfragment duurt vijf seconden.

‘Attention! This investment falls outside AFM supervision. No license and no prospectus required for this activity.’ Het geluidsfragment duurt zes seconden

ARTIKEL III INWERKINGTREDING

Het besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Artikel I van deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel II van deze regeling treedt in werking gelijktijdig met de Wijzigingswet financiële markten 2010, te weten op 1 januari 2012.

Amsterdam, 21 november 2011

Voorzitter,

R. Gerritse.

Bestuurslid,

R.H. Maatman.

TOELICHTING

Artikel I

Algemeen

Met deze wijzigingen is de Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Nrgfo) aangepast ter verwerking van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft organisatorische eisen, belangenconflicten, bedrijfsvoering, risicobeheer en inhoud van de overeenkomst tussen een bewaarder en een beheermaatschappij (PbEU L 176). Tevens is de Nrgfo aangepast aan de wijzigingen in het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Bgfo) die voortvloeien uit richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PbEU L 302).

In artikel 65, tweede lid, van het Bgfo is de financiële bijsluiter voor beleggingsinstellingen vervangen door de essentiële beleggersinformatie. Daarom vervallen de regels voor de opstelling van de financiële bijsluiter voor beleggingsinstellingen eveneens in de Nrgfo. De regels met betrekking tot de essentiële beleggersinformatie vloeien rechtstreeks voort uit de Verordening (EU) nr. 583/2010 van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft essentiële beleggersinformatie en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie of het prospectus op een andere duurzame drager dan papier of via de website wordt verstrekt (PbEU L 176).

Wel zijn de regels voor reclame-uitingen aangepast omdat de risico-indicator in reclame-uitingen dient aan te sluiten bij de risico-indicator in de essentiële beleggersinformatie.

Daarnaast geeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) met deze wijzigingen invulling aan de bevoegdheid om nadere regels te stellen over de berekening van het risico van een icbe op grond van artikel 133, achtste lid, van het besluit.

Artikelsgewijs

A

In artikel 2:2 is met deze wijzigingen onderscheid gemaakt tussen de risico-indicator voor beleggingsinstellingen (afkomstig uit de essentiële beleggersinformatie) en die voor complexe producten die geen beleggingsinstellingen zijn (het bekende risicomannetje). Afhankelijk voor welk van deze twee productgroepen geadverteerd wordt, moet het juiste reclameplaatje (met daarin de bijpassende risico-indicator) worden opgenomen.

B

In artikel 2:5 wordt een foutieve verwijzing rechtgezet die is ontstaan bij het omnummeren na invoegen van een artikel in een vorige wijziging van deze regeling.

C en D

In de artikelen 3:5, 3:6 en 3:7 vervalt telkens de verwijzing naar ‘een recht van deelneming in een beleggingsinstelling’ omdat deze verwijzingen niet meer van toepassing zijn nu beleggingsinstellingen een geheel eigen risico-indicator kennen.

E

Op grond van artikel 65, tweede lid, van het Bgfo stelt een aanbieder van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling die niet verhandelbaar zijn of die op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald, voor elke beleggingsinstelling waarvan door hem rechten van deelneming worden aangeboden een document met de essentiële beleggersinformatie op. De essentiële beleggersinformatie vervangt de financiële bijsluiter, daarom kan paragraaf 3.2 vervallen.

F

Artikel 5:1 vervalt. Dit artikel bepaalde dat de kostenratio in het prospectus moest worden opgenomen. Bij de laatste wijziging van het Bgfo is ervoor gekozen om dit niet langer te verplichten. Dezelfde informatie moet immers ook worden weergegeven in het jaarverslag en in de essentiële beleggersinformatie. De overige artikelen van hoofdstuk 5 worden niet hernummerd om de verwijzingen vanuit het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in stand te houden.

In artikel 5:2 wordt aangesloten bij de berekeningswijze van de kostenratio in de essentiële beleggersinformatie voor de verplichting om in de toelichting op de jaarrekening inzage in de lopende kosten te geven. Verder is de berekeningswijze uitgeschreven van de omloopfactor die tevens moet worden opgenomen in de toelichting op de jaarrekening. Voorheen werden deze berekeningen in de nu vervallen regels voor de financiële bijsluiter uitgewerkt. Hiermee wordt invulling gegeven aan de bevoegdheid van de AFM op grond van artikel 123, derde lid, van het Bgfo om nadere regels te stellen met betrekking tot de wijze waarop inzicht wordt verschaft in het niveau van de kosten en de omloopsnelheid van de activa. Voor beleggingsinstellingen waarvoor in het afgelopen boekjaar nog geen essentiële beleggersinformatie beschikbaar is gesteld geldt dat nog gebruik gemaakt mag worden van de kostenratio en omloopfactor zoals berekend ten behoeve van de financiële bijlsluiter. Omdat vanaf 1 juli 2012 voor iedere beleggingsinstelling de essentiële beleggersinformatie verplicht is, zal uiterlijk over het boekjaar waarin 1 juli 2012 valt, op de in artikel 5.2 voorgeschreven wijze gerapporteerd worden.

De artikelen 5:3 tot en met 5:6 verwerken de artikelen 41 tot en met 43 van de richtlijn 2010/43/EU van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft organisatorische eisen, belangenconflicten, bedrijfsvoering, risicobeheer en inhoud van de overeenkomst tussen een bewaarder en een beheermaatschappij (PbEU L 176). In deze artikelen zijn regels opgenomen met betrekking tot de berekening van het totale risico en de elementen die voor de berekening van het totale risico van belang zijn. Hiermee wordt invulling gegeven aan de bevoegdheid van de AFM op grond van artikel 133, achtste lid, van het Bgfo om nadere regels te stellen over de berekening van het risico.

Een functionerend risicobeheersysteem is bedoeld om ervoor te zorgen dat de bij Richtlijn 2009/65/EG vastgestelde beleggingsbegrenzingen, zoals drempels voor het totale risico en de blootstelling aan tegenpartijrisico, door de beheerders in acht worden genomen. Daarom dienen criteria voor het berekenen van het totale risico en het tegenpartijrisico te worden vastgelegd.

Met de term ‘ingepaste derivaten’ wordt de Nederlandse vertaling gebruikt van het Engelse ‘embedded derivatives’: derivaten die opgenomen zijn in financiële instrumenten die zelf geen derivaat zijn en waar gebruik van wordt gemaakt in overeenstemming met artikel 51, lid 3, vierde alinea, van Richtlijn 2009/65/EG.

Het totale risico kan onder andere worden berekend door gebruik te maken van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen, de risicowaarde-benadering (ook wel bekend als Value-at-Risk) of andere geavanceerde methoden voor risicometing. Een dergelijke methode dient in ieder geval passend te zijn, rekening houdend met de door de instelling voor collectieve belegging in effecten gevolgde beleggingsstrategie en de typen en complexiteit van de gebruikte financiële derivaten, alsook het gedeelte van de portefeuille van de instelling voor collectieve belegging in effecten dat financiële derivaten bevat.

De methode die de beheerder dient te hanteren voor de berekening van het tegenpartijrisico is opgenomen in artikel 5:6.

Artikel II

1. Algemeen

Bovenstaande wijziging in de regeling berust op de bevoegdheid van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), zoals omschreven in de artikelen 1:12; 2:59; 2:74; 2:79; 2:85; 4:7; 5:5 en 5:20 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) om vormvoorschriften te verbinden aan de uitvoering van vermeldingsverplichtingen. Een vermeldingsverplichting geldt bij aanbiedingen van beleggingsobjecten of van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling waarbij een beroep wordt gedaan op een vrijstelling van vergunning. De instelling dient bij het aanbod in reclame-uitingen en in documenten waarin het aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld (deze uitingen en documenten zijn in de regeling gedefinieerd als ‘vermeldingsuitingen’) te vermelden dat de aanbieding niet onder toezicht staat en dat voor de aanbieding geen vergunningsplicht geldt.

Dit geldt ook als een beroep wordt gedaan op een vrijstelling van het gedragstoezicht op het aanbieden van beleggingsobjecten of rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, of op een vrijstelling van het gedragstoezicht op het adviseren of bemiddelen in beleggingsobjecten. Om een gelijk speelveld te bewerkstelligen tussen het aanbieden van effecten, beleggingsobjecten en deelnemingsrechten in een beleggingsinstelling is in de Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2010) ook een vermeldingsverplichting geïntroduceerd voor bepaalde aanbiedingen of toelatingen van effecten die zijn uitgezonderd van de prospectusplicht. De vermeldingsverplichting houdt in dat bij de betreffende aanbiedingen of toelatingen wordt vermeld dat geen prospectus algemeen verkrijgbaar wordt gesteld dat is goedgekeurd door de AFM en dat de betreffende aanbieding niet onder toezicht staat van de AFM. Indien een instelling voor haar aanbieding zowel is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het aanbieden van deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen als van de prospectusplicht voor het aanbieden van effecten aan het publiek, is het niet vereist twee aparte afbeeldingen op te nemen of twee aparte geluidsfragmenten af te spelen. Voor die situatie zijn in bijlage 1.3 van de regeling afbeeldingen en geluidsfragmenten opgenomen die beide op grond van de wet vereiste vermeldingen bevatten.

Het voornemen om de vermelding bij gebruik van een vrijstellingsregeling vorm te laten geven door de AFM is reeds aangekondigd in het antwoord op Kamervragen door de minister van Financiën van 30 oktober 2007 (Kamerstukken II 2008–09, 32 306, nr. 9). Gekozen is de onderhavige wijziging gelijktijdig met de Wijzigingswet financiële markten 2010 inwerking te laten treden, te weten op 1 januari 2012 voor zover hier relevant. Dit betekent dat op uiterlijk 1 januari 2012 de in het eerste lid van de regeling bedoelde afbeelding bij de vermeldingsuitingen moet zijn opgenomen.

In de Nadere Regeling worden regels opgenomen voor de wijze waarop bedoelde vermelding in de vermeldingsuitingen weergegeven moet worden. Uitgangspunt bij deze regels is dat de afbeelding in ieder geval goed leesbaar, eenduidig, proportioneel en zichtbaar weergegeven dient te worden. Deze vermeldingsuitingen kunnen via diverse media onder de aandacht van consumenten worden gebracht. In deze wijziging wordt ingegaan op vermeldingsuitingen die worden getoond op televisie, internet, op schrift en vermeldingsuitingen die ten gehore worden gebracht via radio, internet of televisie. Aan elk medium is een apart artikelonderdeel gewijd. Deze vormvoorschriften betreffen zowel de inhoud als de vorm van de vermelding (Kamerstukken II 2008–09, 32 306, nr. 9). De vermelding die de AFM voorschrijft is, afhankelijk van het gebruikte medium, een afbeelding waarin een waarschuwingszin en -symbool is opgenomen of een geluidsfragment. Door middel van de vermelding dient de geadresseerde zich bewust te worden van het feit dat de activiteit vrijgesteld is en dat hij rekening moet houden met andere risico’s dan in het geval er wel toezicht is van de AFM.

Taal van de vermeldingsuiting

De AFM stelt de vermeldingsuiting in de Nederlandse en de Engelse taal beschikbaar. Bij haar keuze van een vreemde taal heeft de AFM aansluiting gezocht bij artikel 5:19 Wft, waarin is bepaald welke taaleisen gelden bij (internationale) prospectussen. Indien de vermeldingsuiting wordt weergegeven in de Nederlandse taal, dient ook de Nederlandse afbeelding opgenomen te worden bij de vermeldingsuiting. Indien de vermeldingsuiting in een andere taal dan de Nederlandse taal geschiedt, dient de Engelse afbeelding opgenomen te worden. Hetzelfde geldt voor de geluidsfragmenten.

2. Vrijstellingsvermelding zoals voorgeschreven door de AFM

In onderstaande tabel staat weergegeven:

  • 1. voor welke situaties / activiteiten een beroep kan worden gedaan op een bepaalde vrijstelling;

  • 2. wat hiervan de wettelijke grondslag is (zowel van de vermeldingsverplichting als de bevoegdheid van de AFM om deze vorm te geven);

  • 3. welke vrijstellingsvermelding de AFM in deze gevallen voorschrijft; en,

  • 4. in welke vermeldingsuitingen de vrijstellingsvermelding opgenomen dient te worden.

Op de website waarnaar wordt verwezen in de Nadere Regeling (www.afm.nl/vrijstellingsvermelding en www.afm.nl/exemption-notification), wordt deze matrix weergegeven, met toevoeging van een kolom waarin een hyperlink is opgenomen naar de gerelateerde in de vermeldingsuitingen te plaatsen afbeelding of af te spelen geluidsfragment (de downloadbestanden). Door het opnemen van de downloadbestanden wordt voldaan aan de vermeldingsverplichting.

Situaties/activiteiten

Wetsartikel waarin grondslag is bepaald

Vermeldingsuitingen waarin de vermelding opgenomen dient te worden

Aanbieden van deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen

1:12 lid 4 Wft

Aanbod, reclame-uitingen, documenten waarin een dergelijk aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld

Aanbieden van beleggingsobjecten

2:59, lid 3 Wft jo art. 2 Vr. Wft

Aanbod, reclame-uitingen, documenten waarin een aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld

Aanbieden van deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen

2:74, lid 2 Wft jo art. 4 lid 2, Vr.Wft.

Aanbod, reclame-uitingen, documenten waarin een aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld

Adviseren over beleggingsobjecten

4:7 Wft en 2:79, lid 3 Wft jo art 5 lid 3 Vr. jo art. 45 lid 3 Vr. Wft

Reclame-uitingen en andere onverplichte precontractuele informatie

Bemiddelen in beleggingsobjecten

4:7 Wft en 2:85, lid 3 Wft art 6 lid 2 Vr.

Jo artikel 47 lid 2 Vr. Wft

Reclame-uitingen en andere onverplichte precontractuele informatie

Aanbieden van effecten aan het publiek

5:20 lid 5 Wft

Aanbod, reclame-uitingen, documenten waarin een aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld

Aanbieden van effecten aan het publiek of doen toelaten tot de handel op een gereglementeerde markt

5:5 Wft en 53, lid 4 Vr. Wft.

Aanbod, reclame-uitingen, documenten waarin een dergelijke aanbieding of toelating in het vooruitzicht wordt gesteld

3. Voorschriften per medium

3.1 Downloadbestanden

Alvorens in te gaan op de regelingen per medium, worden de downloadbestanden toegelicht. Er worden verschillende afbeeldingen gepubliceerd voor gebruik in vermeldingsuitingen op internet en schrift. De afbeelding bevat een zin en een symbool. Het uitgangspunt is dat de afbeelding goed leesbaar, eenduidig, proportioneel en zichtbaar weergegeven dient te worden.

De afbeelding is in vijf verschillende bestanden, met vijf verschillende formaten ter beschikking gesteld via www.afm.nl/vrijstellingsvermelding en www.afm.nl/exemption-notification.

De keuze tussen de verschillende bestanden is afhankelijk van de volgende voorwaarden:

  • 1. de afbeelding, zoals opgenomen in de downloadbestanden, dient in de oorspronkelijke verhouding en over de gehele breedte van de uiting te worden weergegeven;

  • 2. de minimale hoogte van de afbeelding is 10% van de hoogte van de uiting inclusief vermelding, en

  • 3. de downloadbestanden mogen zowel worden vergroot als verkleind, met als uiterste minimumwaarde een lettergrootte van 7 punten voor de letters gebruikt in de afbeelding.

De laatste voorwaarde betekent dat het verkleinen van de afbeelding mogelijk is, totdat het minimum voor de lettergrootte van de vermelding in deze afbeelding is bereikt. Dit om de leesbaarheid van de afbeelding in kleine vermeldingsuitingen te garanderen. Indien bij gebruikmaking van de afbeelding de volledige breedte en/of de minimale hoogte van 10% van de uiting inclusief vermelding niet wordt gehaald, dient de afbeelding in de oorspronkelijke verhouding te worden vergroot tot de afbeelding de volledige breedte en minimaal 10% van de hoogte van de uiting beslaat. Doordat de afbeelding in diverse formaten ter beschikking wordt gesteld, beoogt deze regeling aan te sluiten bij de grote diversiteit aan formaten van vermeldingsuitingen, zodat in iedere vermeldingsuiting een te downloaden afbeelding past die leesbaar, zichtbaar en eenduidig kan worden weergegeven en die in proportionele verhouding staat met de vermeldingsuiting.

Daarnaast wordt een apart bestand voor vermeldingsuitingen op televisie en een apart geluidsfragment voor vermeldingsuitingen die ten gehore worden gebracht via internet of radio ter beschikking gesteld via www.afm.nl/vrijstellingsvermelding en www.afm.nl/exemption-notification.

3.2 Vermeldingsuitingen op schrift:

Voor schriftelijke vermeldingsuitingen heeft de regel te gelden dat de afbeelding gecentreerd onderaan, over de gehele breedte dient te worden opgenomen en dat de hoogte van de afbeelding ten minste 10% van de hoogte van de uiting inclusief de afbeelding dient te beslaan. Indien een vermeldingsuiting meerdere pagina's beslaat dient de afbeelding op de eerste pagina weergegeven te worden.

Onder ‘vermeldingsuiting[en] op schrift gesteld’ worden in ieder geval begrepen de vermeldinguitingen in kranten, dag-, week- en maandbladen, radio- en televisiebladen en andere schriftelijke media waaronder catalogi, brochures, direct-mail (zowel per post als per e-mail), sms-diensten en billboards en overige documenten waarin een aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld.

Een basisprospectus is in beginsel geen reclame-uiting. De definitieve voorwaarden behorende bij een basisprospectus kunnen worden gezien als een aanbodof een document waarin een aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld . Uit artikel 26, vijfde lid, vierde volzin van de prospectusverordening (Verordening (EG) nr. 809/2004) volgt dat volledige informatie over een aanbieding alleen beschikbaar is in de vorm van een combinatie van het basisprospectus en de definitieve voorwaarden. Het is daarom mogelijk om, in het geval dat de vermeldingsuiting niet reeds op het basisprospectus is gedaan conform artikel 2:1, vijfde lid, onderdeel a van deze Nadere regeling, de vermeldingsuiting te doen in of te voegen bij het document dat de definitieve voorwaarden bevat. Dit kan door bij deze definitieve voorwaarden een inlegvel danwel een kaft te gebruiken. De afbeelding wordt opgenomen op dezelfde wijze die geldt voor de overige schriftelijke vermeldingsuitingen, met andere woorden gecentreerd onderaan, over de gehele breedte waarbij de hoogte van de afbeelding ten minste 10% van de hoogte van het inlegvel of de kaft inclusief de afbeelding dient te beslaan.

3.3 Vermeldingsuitingen op internet:

Voor vermeldingsuitingen op internet gelden dezelfde voorwaarden als voor de schriftelijke vermeldingsuitingen met als verschil dat de afbeelding bovenaan in de vermeldingsuiting getoond moet worden. Elke webpagina dient afzonderlijk beoordeeld te worden op de aanwezigheid van vermeldingsuitingen, derhalve is het niet voldoende de afbeelding alleen op de startpagina te tonen. De reden hiervoor is dat op internet de onderliggende pagina’s ook zelfstandig te bekijken zijn zonder dat de startpagina geopend hoeft te worden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een link die direct verwijst naar een pagina die onder de startpagina van de website van een financiële onderneming ligt, het zogenoemde deeplinken. De afbeelding dient altijd zichtbaar te worden weergegeven op de internetpagina. Hiermee is bedoeld dat de afbeelding tijdens het scrollen de vermelding dient ‘mee te bewegen’ en dus niet uit het beeld verdwijnt. Vermeldingsuitingen op internet zijn minder statisch dan schriftelijke vermeldingsuitingen, hetgeen inhoudt dat ook bewegende vermeldingsuitingen mogelijk zijn, zoals een animerende banner en filmpjes in bannerformaat. Uiteraard dient in elke vermeldingsuiting op internet, ongeacht vorm en al dan niet bewegend beeld, de afbeelding getoond te worden.

3.4 Vermeldingsuitingen die ten gehore worden gebracht:

Vermeldingsuitingen die via radio of internet ten gehore worden gebracht, worden voorzien van een vermelding door gebruikmaking van een geluidsfragment, welke direct aansluitend aan de vermeldingsuiting wordt afgespeeld. Op internet is het mogelijk een uiting ten gehore te brengen zonder bijbehorend beeld. Deze vermeldingsuitingen worden gelijk gesteld met vermeldingsuitingen via radio. Het te downloaden geluidsfragment waarin de hierboven genoemde waarschuwingszin is opgenomen, dient op oorspronkelijke snelheid afgespeeld te worden en met hetzelfde volume als de vermeldingsuiting.

3.5 Vermeldingsuitingen op televisie:

Voor vermeldingsuitingen op televisie dient de afbeelding gecentreerd, onderaan in beeld, over de gehele breedte van het scherm getoond te worden. Bij televisie geldt dat de grootte van de vermeldingsuiting aansluit bij de zogenoemde safety-frame. Dit is een frame waarbinnen de reclameboodschap wordt opgemaakt om te waarborgen dat vermeldingsuitingen bij verschillende beeldformaten altijd volledig zichtbaar blijven. De afbeelding met de waarschuwingszin en -symbool dient uiteraard zichtbaar, en daarmee binnen het safety-frame, getoond te worden. Daarnaast is voor televisie de voorwaarde opgenomen dat de afbeelding ook in beeld gebracht moet worden als een uiting ten gehore wordt gebracht. Hiermee wordt onder meer gedoeld op vermeldingsuitingen die tijdens een televisieprogramma ten gehore worden gebracht, de zogenoemde 'in program' reclame. De afbeelding dient gedurende de gehele vermeldingsuiting in beeld gebracht te worden. Wellicht ten overvloede dient opgemerkt te worden dat onder vermeldingsuitingen op televisie ook vermeldingsuitingen op teletekst worden begrepen.

Naar boven