Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 november 2011, nr. AV/AR/2011/20300, houdende wijziging van de Beleidsregels bestuurlijke handhaving Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag 2010 in verband met het aanbrengen van een differentiatie van het boetebedrag bij onderbetaling van de minimumvakantiebijslag

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 18f, derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 1, tweede lid, van de Beleidsregels bestuurlijke handhaving Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag 2010 komt te luiden:

  • 2. Indien een werkgever de op hem rustende verplichting, bedoeld in artikel 15 van de wet, niet of onvoldoende nakomt wordt hem per werknemer ten aanzien van wie de overtreding is begaan een bestuurlijke boete opgelegd waarvan de hoogte wordt bepaald aan de hand van onderstaande tabel. Een bestuurlijke boete wordt uitsluitend opgelegd als de betaalde vakantiebijslag minder bedraagt dan 8% van het minimumloon, bedoeld in artikel 7 van de wet.

    Boetebedragen

    % onderbetaling vakantiebijslag

    boetehoogte

    < 25%

    € 233

    25%–50%

    € 466

    > 50%

    € 700

ARTIKEL II

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 november 2011

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.G.J. Kamp.

TOELICHTING

Voor onderbetaling van de minimumvakantiebijslag was een vast boetebedrag opgenomen in de Beleidsregels bestuurlijke handhaving Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag 2010. Anders dan bij de onderbetaling van het minimumloon bevatte het boetebedrag geen differentiatie naar duur en mate van de onderbetaling. Een differentiatie in het boetebedrag werd niet nodig gevonden, omdat het om een relatief laag boetebedrag gaat en de vakantiebijslag in principe eenmaal per jaar wordt uitbetaald. De factor duur van de onderbetaling is dan geen criterium.

Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 13 juli 2011 (201010993/1/H3) is gebleken, dat naar het oordeel van deze afdeling een boete van € 700 voor onderbetaling van de minimumvakantiebijslag geen evenredige sanctie is bij een geringe onderbetaling van de minimumvakantiebijslag. Dit werd onder meer gezien als gevolg van het feit dat geen differentiatie in de boetebedragen voor de onderbetaling van de minimumvakantiebijslag is aangebracht. Daarbij werd een parallel getrokken met de boetebedragen voor de onderbetaling van het minimumloon, waarvoor wel in een differentiatie van de boetebedragen is voorzien. Als gevolg van deze uitspraak is gekozen voor een differentiatie volgens een vergelijkbare structuur als geldt voor de onderbetaling minimumloon. Dit leidt tot drie boetetarieven die gekoppeld zijn aan het percentage van de onderbetaling van de minimumvakantiebijslag. Met deze opzet ontstaat een meer evenredige verhouding tussen het bedrag van onderbetaling van de minimumvakantiebijslag en het boetebedrag.

Deze wijziging treedt de dag na plaatsing in de Staatscourant in werking nu het een reparatie van de bestaande beleidsregels betreft. Ook op lopende gevallen is deze wijziging van toepassing.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.G.J. Kamp.

Naar boven