Besluit van 3 februari 2011, no. 11000279 tot aanwijzing ter onteigening van onroerende zaken in de gemeenten Waalwijk en Geertruidenberg krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningswet (onteigeningsplan Overdiepse Polder)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op grond van de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmings- of inpassingsplan. Ingevolge artikel 87 van de onteigeningswet, zoals deze luidde vóór 31 maart 2010, kan onteigening ten name van een ander publiekrechtelijk lichaam dan de gemeente op verzoek van dat lichaam plaatsvinden uit kracht van een koninklijk besluit. Artikel  54 van de Crisis- en herstelwet bepaalt dat verzoeken waarbij de terinzagelegging van een ontwerpbesluit tot onteigening vóór 31 maart 2010 heeft plaatsgevonden, worden afgehandeld overeenkomstig oud recht.

Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening

Op grond van artikel 87 onteigeningswet (oud) verzoekt de toenmalige staatssecretaris van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (verzoeker) Ons op 18 november 2009 bij brieven met de kenmerken RVDR/2009/1827 en RVDR/2009/1856, om over te gaan tot aanwijzing ter onteigening van een aantal onroerende zaken in de gemeenten Waalwijk en Geertruidenberg, ten name van de Staat (waarvoor vanaf 14 oktober 2010 handelend de minister van Infrastructuur en Milieu). Gelet op het feit dat de terinzagelegging van het ontwerpbesluit heeft plaatsgehad vanaf 2 juli 2010, is op de behandeling van het verzoek de onteigeningswet van toepassing zoals deze luidt vanaf 31 maart 2010.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Ingevolge artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken en gegevens met ingang van 2 juli 2010 tot en met12 augustus 2010 in de gemeenten Waalwijk en Geertruidenberg, als ook op het toenmalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ter inzage gelegen. Overeenkomstig artikel 3:12 Awb en artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet hebben de burgemeesters van Waalwijk en van Geertruidenberg voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerp koninklijk besluit c.a. daarvan op 1 juli 2010 openbaar kennis gegeven in de lokaal verschijnende ‘Maasroute’, onderscheidenlijk ‘De Langstraat’. Onze toenmalige Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft van een en ander openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van 30 juni 2010, no. 9547.

Verder is overeenkomstig artikel 3:13 Awb het ontwerp koninklijk besluit voorafgaand aan de terinzagelegging daarvan met brieven van 30 juni 2010 (kenmerk BJZ 2010016482, respectievelijk 2010016565) toegezonden aan belanghebbenden en aan verzoeker.

Overwegingen

Noodzaak en urgentie

De gronden waarop het verzoek betrekking heeft, zijn begrepen in het provinciale inpassingsplan ‘Rivierverruiming Overdiepse Polder’. Dit inpassingsplan is op 5 juni 2009 onder nr. 26/09 E, vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Brabant. Het inpassingsplan is op 21 april 2010 onherroepelijk van kracht geworden. Verzoeker wil de ter onteigening voorgedragen gronden in vrije eigendom verkrijgen om het inpassingsplan tijdig te kunnen (doen) verwezenlijken.

Bij het realiseren van een adequate hoogwaterbescherming, zoals binnen het project ‘Ruimte voor de rivier’, is sprake van een complementaire verhouding tussen Rijks- en provinciaal niveau. Het is volstrekt onmogelijk om ten aanzien van waterkwantiteitsbeleid verantwoordelijkheden exclusief toe te delen naar één overheidsniveau. Hier van uitgaande is in het project Overdiepse Polder in overleg tussen Rijk, de provincie, waterschap en de gemeenten, gekozen voor een provinciaal inpassingsplan en een leidende rol voor het Rijk op het vlak van de minnelijke verwerving van gronden en het voeren van onteigeningsprocedures. Daartoe is tussen het Rijk (Verkeer en Waterstaat) en de provincie Noord-Brabant op 10 juni 2009 een bestuursovereenkomst gesloten. Gelet op een en ander kunnen Wij verzoeker aanmerken als meest gerede partij bij de verzochte onteigening.

De ter onteigening voorgedragen gronden zijn in het inpassingsplan aangewezen voor de bestemmingen ‘Agrarisch met waarden (AW)’, ‘Natuur (N)’, ‘Recreatie-Jachthaven (R-JH)’, ‘Verkeer (V)’, en de dubbelbestemmingen ‘Waterstaat-Waterafvoergebied (WS-WG)’en ‘Waterstaat-Waterkering (WS-WK)’.

De herinrichting van het plangebied maakt deel uit van het beleid van de Rijksoverheid om binnen het Rijk in samenwerking met de lokale overheden te komen tot een ruimtelijke herinrichting van die gebieden die een bijdrage moeten leveren aan de verwezenlijking van de Planologische Kern Beslissing ‘Ruimte voor de Rivier’. Deze PKB heeft ten doel maatregelen te bevorderen om de verwachte veranderingen in het hoogwaterpatroon van de grote rivieren op te kunnen vangen door enerzijds verbetering van waterkeringen en anderzijds door het tijdelijk geven van meer ruimte aan piekdebieten gedurende het winter- en voorjaarseizoen. De Overdiepse Polder zal moeten gaan dienen als overloopgebied (inundatiegebied). Daartoe zal aan de noordzijde van de polder de zuidelijke dijk van de Bergse Maas worden verlaagd en zal aan de zuidzijde van de polder de noordelijke dijk van het Oude Maasje worden verhoogd en versterkt. Op die wijze kan de polder in de toekomst dienen als overloopgebied. Daardoor zal een extreme hoogwaterstand in de Bergse Maas met circa 30 cm. kunnen worden verlaagd. Om een effectieve inundatie mogelijk te maken zullen ook alle thans in de polder aanwezige opstallen worden gesloopt.

Tegen de nieuwe dijk langs het Oude Maasje zullen negen terpen worden aangelegd waarop een aantal agrariërs die in de polder hun bedrijf na herverkaveling kunnen en willen voortzetten, hun huiskavel kunnen realiseren.

In de door verzoeker en de overige bij de uitvoering van het inpassingsplan betrokken overheden voorgestane wijze van planuitvoering, wordt inzicht verschaft door het inpassingsplan met de daarbij behorende regels, toelichting en kaarten. Tevens wordt dit inzicht verschaft door het Inrichtingsplan Overdiepse Polder dat op 9 juni 2009 onder nr. 1544927 is vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant (verder te noemen: het Inrichtingsplan).

Dit Inrichtingsplan is opgesteld overeenkomstig artikel 17 van de Wet inrichting landelijk gebied en is primair bedoeld als basisdocument voor de herinrichting van het plangebied door ruilverkaveling. Niettemin bieden de beschrijvingen per functie- en bestemmingselement ook inzicht in de wijze waarop de provincie Noord-Brabant het inpassingsplan verwezenlijkt wenst te zien. Het Inrichtingsplan kan dan ook – naar de eigen bewoordingen – gezien worden als ‘blauwdruk voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling’.

De start van de werkzaamheden is uiterlijk gepland in 2011 en de voltooiing is voorzien voor eind 2015. De provincie Noord-Brabant en het Projectbureau Ruimte voor de Rivier (Rijkswaterstaat) voeren al geruime tijd overleg met de (beperkt) zakelijk gerechtigden op de gronden die nodig zijn om het inpassingsplan te kunnen uitvoeren. Met het merendeel van de gerechtigden is inmiddels overeenstemming bereikt over de aankoop van gronden en afkoop van rechten. Met een aantal gerechtigden is evenwel nog geen overeenstemming bereikt. Teneinde op zo kort mogelijke termijn de uitvoering van het werk te kunnen verzekeren, is Ons verzocht een besluit te nemen tot aanwijzing van gronden ter onteigening overeenkomstig de door verzoeker overgelegde grondplantekening en lijst.

Zienswijzen

Binnen de termijn van terinzageligging van het ontwerp koninklijk besluit zijn bij Ons schriftelijk zienswijzen naar voren gebracht door;

  • 1) Ing. J.P.M. van der Heijden, namens J.A.M. Rekkers en Jachthaven ’t Oude Maasje B.V. te Waspik, verder te noemen: de reclamanten onder 1);

  • 2) Mr. I.L. van Geel, namens J.J.J. Meijs te Waspik, verder te noemen: de reclamant onder 2);

  • 3) Mr. G.R.A.G. Goorts, namens Varkenshouderij Mathijssen-Van de Pas B.V. en J.W.J. Mathijssen en L.A.H.M. van de Pas, te Sprang-Capelle, verder te noemen: de reclamanten onder 3);

  • 4) Enexis B.V. te ’s Hertogenboch, verder te noemen: de reclamante onder 4);

  • 5) Tevens heeft A.J.M. Vermeeren, namens E.A.M. Brokx te Oud-Turnhout (België), verder te noemen: de reclamant onder 5), op 23 augustus 2010 schriftelijk zienswijzen naar voren gebracht. Hoewel deze zienswijzen niet binnen de termijn van terinzageligging van het ontwerpbesluit zijn ingediend, kan de reclamant onder 5) hierin door Ons worden ontvangen. De (aangetekende) persoonlijke kennisgeving heeft hem wegens verkeerde adressering niet bereikt en is via de Belgische posterijen door TNT aan de afzender teruggezonden. Vervolgens is de reclamant onder 5) op 19 juli 2010 een correct geadresseerde kennisgeving c.a. toegezonden waarbij hem een verlengde indieningstermijn is gegund. Binnen laatstbedoelde termijn heeft de reclamant onder 5) zijn zienswijzen alsnog naar voren gebracht.

Van de mogelijkheid om overeenkomstig artikel 78, vierde lid, van de onteigeningswet de zienswijzen mondeling nader toe te lichten hebben de reclamanten onder 1) en 2) op 6 oktober 2010 gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen

Van de reclamanten onder 1) exploiteert J.A.M. Rekkers op het mede in de onteigening begrepen perceel, kadastraal bekend gemeente Waspik, sectie N, no. 265 (grondplannummer 93) een jachthaven met de daaraan gebruikelijk verbonden activiteiten als ook een kleine camping. Gedeeltelijk wordt het perceel ook gebruikt om schapen te laten grazen. Dit laatste geldt ook voor gedeelten van de mede in de onteigening betrokken percelen, kadastraal bekend gemeente Waspik, sectie N, nos. 328 en 261 (grondplannummers 88 en 90). Rekkers huurt, c.q. pacht bovengenoemde gronden van de eigenaar, het Waterschap De Brabantse Delta. De gronden maken deel uit van de bestaande waterkering (dijklichaam) aan de zuidzijde van de Overdiepse Polder, een gedeelte van de openbare weg en zijn – voor zover het de oever van het Oude Maasje betreft – ook onderdeel van een ecologische verbindingszone. De percelen zijn positief bestemd voor recreatie-jachthaven. De noordelijk aan het perceel no. N 265 grenzende percelen N 407 en N 408 zijn in eigendom bij Rekkers. Deze percelen zijn niet in het onteigeningsverzoek opgenomen. Op deze percelen bevinden zich enkele opstallen die eveneens gebruikt worden bij de uitoefening van het jachthaven- en recreatiebedrijf. Ook deze percelen zijn in het inpassingsplan bestemd ten behoeve van recreatie-jachthaven.

De reclamanten onder 1) voeren in hun zienswijzen in de eerste plaats aan, dat er geen dan wel onvoldoende minnelijk overleg met hen heeft plaatsgevonden. Er is wel overleg geweest over aanpassingen en wijzigingen van de jachthaven, maar niet over de ontbinding van de gecombineerde huur-pachtovereenkomst. Dit in tegenstelling tot hetgeen de aanbiedingsbrief van 3 mei 2010 doet vermoeden. Daaruit kan evenwel niet worden opgemaakt welke schadevergoeding is opgenomen en of deze overeenkomt met de daadwerkelijke schade. Er is volgens de reclamanten geen gelegenheid geweest om de bieding te beoordelen omdat niet is onderhandeld over de ontbinding van de pacht- en huurrechten.

In de tweede plaats zijn de reclamanten onder 1) van mening dat de noodzaak tot onteigening ontbreekt omdat uit het inpassingsplan blijkt dat het grootste gedeelte van de te onteigenen gronden is bestemd overeenkomstig het huidige gebruik. De reclamanten kunnen na aankoop van gronden via een maatwerkplan de bestemmingen zelf realiseren. Kan zulks niet op basis van aankoop, dan hebben zij aangegeven het jachthaventerrein c.a. zo in te kunnen richten dat dit geheel past binnen de visie die blijkt uit het inpassingsplan en het Inrichtingsplan.

De zienswijzen van de reclamanten onder 1) die zien op het minnelijk overleg geven Ons aanleiding tot de volgende overwegingen. Wij merken over het gevoerde minnelijk overleg in het algemeen op, dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt, dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden éérst bij minnelijke overeenkomst in eigendom tracht te verkrijgen. Dit artikel heeft betrekking op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure is echter één van de criteria waaraan door Ons kan worden getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening als uiterste middel is bedoeld, zijn Wij van oordeel dat pas van dit middel mag worden gebruikgemaakt, als vóór het begin van de onteigeningsprocedure langs minnelijke weg niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. Aan deze voorwaarde is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen ingevolge Titel IV van de onteigeningswet zoals deze luidt vanaf 31 maart 2010 in beginsel voldaan, indien vóór het verzoek aan de Kroon om een onteigeningsbesluit te nemen is begonnen met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving en op het moment van het verzoek voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen voorlopig niet tot de eigendomsoverdracht zullen leiden. Er moet sprake zijn van een serieus minnelijk overleg. Doet zich deze situatie voor, dan kunnen Wij tot onteigening besluiten om daarmee een tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen.

In het bijzonder overwegen Wij dat uit de Ons overgelegde stukken en uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat gedurende geruime tijd met de reclamant is overlegd over de wijze waarop zijn bedrijfsvoering zo goed mogelijk kan worden ingepast in het kader van het Inrichtingsplan. Daarbij is in opdracht van het waterschap een inrichtingsschets voor de jachthaven c.a. gemaakt op basis waarvan wordt gestreefd tot overeenstemming en uitvoering te komen. Dit plan staat bekend als de maatwerkoplossing, waarbij tevens is voorzien in eigendomsoverdracht van gronden aan de reclamanten onder 1).

Ons is uit de overgelegde stukken en uit het onderzoek evenwel niet gebleken dat expliciet is gesproken over een mogelijke onteigening die het doorbreken van zijn huur- c.q. pachtcontracten tot gevolg zou hebben. Niettemin hebben de reclamanten onder 1) op 3 mei 2010 een daartoe strekkend concreet en schriftelijk bod ontvangen. Hoewel verzoeker in beginsel niet gehouden is met de huurder te onderhandelen over schadeloosstelling, volgt uit het voorgaande dat verzoeker het zwaarwegend belang van de huurder bij de herinrichting van het plangebied heeft onderkend en daarnaar heeft willen handelen. Onder deze omstandigheden moet het er naar Ons oordeel voor worden gehouden dat verzoeker in de aanloop naar de onteigeningsprocedure heeft voldaan aan de eis van het voeren van voldoende en serieus minnelijk overleg.

Voor zover de reclamanten onder 1) de noodzaak van de onteigening betwisten wegens de beoogde continuering van het huidige gebruik overwegen Wij als volgt.

Uit het inpassingsplan en uit het Inrichtingsplan blijkt dat de bestaande bedrijfsactiviteiten van de reclamanten onder 1) zullen worden gehandhaafd. Deze activiteiten zijn positief bestemd. Uit het Inrichtingsplan (pg. 33) kan worden opgemaakt dat er extra ruimte is gelaten voor verdere ontwikkeling van het bedrijf door de nieuwe primaire waterkering ten noorden daarvan iets terug te leggen. Waar het gaat om eigendom, beheer en onderhoud van de noordoever van het Oude Maasje (ecologische verbindingszone) geeft het Inrichtingsplan aan, dat dit na grondverwerving / onteigening in handen dient te blijven van het waterschap. Dit evenwel met uitzondering van het gedeelte van de ecologische verbindingszone voor zover gelegen op het terrein van de jachtwerf (pg. 32). Hieruit kan naar Ons oordeel in ieder geval worden opgemaakt dat de provincie bedoeld beheer en onderhoud voldoende verzekerd acht als deze voor verantwoordelijkheid van de reclamanten onder 1) komen. Gelet op het voorgaande komt het Ons voor dat de grond- en huurpositie van de reclamanten zowel in de beoogde maatwerkoplossing, dan wel vanuit de bestaande grond- en huurposities, niet in de weg staat aan verwezenlijking van het inpassingsplan. In zoverre achten Wij gelet op de belangen van de reclamanten onder 1) het middel onteigening dan ook te zwaar en zullen Wij het verzoek niet inwilligen voor wat het gedeelte van grondplannummer 93 betreft waarop de bestemming ‘Recreatie-Jachthaven’ rust.

De reclamant onder 2) is eigenaar van het mede in de onteigening begrepen perceel, kadastraal bekend gemeente Capelle, sectie N, no. 892 (grondplannummer 43) en pachter van het mede in de onteigening begrepen perceel, kadastraal bekend gemeente Capelle, sectie N, no. 128 (grondplannummer 84). De reclamant exploiteert een grondgebonden melkveebedrijf.

De reclamant voert in zijn zienswijzen aan, dat door onteigening zijn gronden waarop hij zijn bedrijf uitoefent worden opgeknipt. Omdat dit de bedrijfsuitoefening ernstig zal belemmeren, wil de reclamant een totaaloplossing. Hij voert aan dat er onvoldoende minnelijk overleg met hem is gevoerd en dat noodzaak en urgentie voor de onteigening ontbreken. Ondanks enkele brieven met daarin een aanbod onder voorwaarden waarover geen overeenstemming kon worden bereikt , meent hij dat er geen sprake is geweest van een redelijke overlegsituatie. Er is nog geen totaaloplossing bereikt en het gedane bod is te laag en houdt onvoldoende rekening met inkomensderving. Uit het feit dat uit de brief van 3 mei 2010 van Verkeer en Waterstaat volgt dat de overheid pas op 1 januari 2013 over de gepachte grond kan beschikken, maakt de reclamant onder 2) op dat aan de onteigening de urgentie ontbreekt.

De zienswijzen van de reclamant onder 2) geven Ons aanleiding tot de volgende overwegingen.

Ten aanzien van de door de reclamant naar voren gebrachte zienswijzen die betrekking hebben op het minnelijk overleg verwijzen Wij naar hetgeen Wij hierover in het algemeen hebben overwogen bij de bespreking van de zienswijzen van de reclamanten onder 1). In het bijzonder overwegen Wij dat uit de overgelegde stukken en uit het onderzoek is gebleken dat door verzoeker en namens deze door de provincie Noord-Brabant reeds geruime tijd, te weten vanaf september 2008, wordt onderhandeld over de mogelijkheid van bedrijfsverplaatsing en over een schadeloosstelling die ziet op het te onteigenen gedeelte van hun eigendom. Op 26 oktober 2009 is een concreet schriftelijk bod uitgebracht aan de reclamant, gevolgd door schriftelijke biedingen op 11 december 2009 en 3 mei 2010. De onteigeningswet voorziet in een volledige schadeloosstelling in geld en voorziet niet in de verplichting tot het aanbieden van vervangende grond. Nu het op het tijdstip van het verzoek tot aanwijzing ter onteigening aannemelijk was dat het minnelijk overleg voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, heeft verzoeker tot zijn verzoek kunnen besluiten om de tijdige uitvoering van het inpassingsplan te verzekeren. De hoogte van het gedane bod kan door Ons in het kader van de onteigeningsprocedure niet worden beoordeeld. De onteigeningsrechter is daartoe bij uitsluiting bevoegd. In zoverre geven de zienswijzen van de reclamant onder 2) Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk niet in te willigen.

Voorts zijn Wij van oordeel dat verzoeker aannemelijk heeft gemaakt, dat met de werkzaamheden waarvoor de onteigening naar zijn oordeel noodzakelijk is, zal worden begonnen binnen een periode van vijf jaar na de datum van dit aanwijzingsbesluit. Derhalve wordt voldaan aan de hieraan overeenkomstig Ons bestendig beleid te stellen eis. Ook in zoverre geven de zienswijzen van de reclamant onder 2) Ons geen aanleiding om het verzoek geheel of gedeeltelijk niet in te willigen.

Tijdens het horen van de reclamant onder 2) heeft deze nog opgemerkt ook pachter te zijn van het mede in de onteigening begrepen perceel, kadastraal bekend gemeente Capelle, sectie N, no. 166 (grondplannummer 86), welk perceel grenst aan grondplannummer 84. Beide percelen zijn eigendom van het Waterschap Brabantse Delta. Hem is voor dat perceel geen aanbod gedaan. Hierover merken Wij op dat in de administratie van de eigenaar deze positie van de reclamant onder 2) blijkbaar niet bekend was. Om die reden is de reclamant voor bedoeld perceel door verzoeker geen aanbod gedaan. Overigens behoeft met de pachter door verzoeker in beginsel geen minnelijk overleg te worden gevoerd. Indien de reclamant dit wenst, kan hij tussenkomen in de gerechtelijke onteigeningsprocedure en in die procedure zijn vordering tot schadevergoeding stellen.

Van de reclamanten onder 3) is Varkenshouderij Mathijssen – Van de Pas B.V. eigenaresse van het mede in de onteigening begrepen perceel, kadastraal bekend gemeente Capelle, sectie N, no. 874 (grondplannummer 38). De natuurlijke personen Mathijsse en Van de Pas zijn eigenaar van de mede in de onteigening begrepen gronden, kadastraal bekend gemeente Capelle, sectie N, no. 861 (grondplannummer 50). Deze gronden maken deel uit van een groter eigendomscomplex waarop zij in een aantal stallen een intensieve varkenshouderij exploiteren. Op de te onteigenen gronden staat ook een bedrijfswoning.

De reclamanten onder 3) voeren in hun zienswijzen in de eerste plaats aan, dat er geen dan wel onvoldoende minnelijk overleg heeft plaatsgevonden. Zij zien zich door het inpassingsplan gedwongen de varkenshouderij te verplaatsen omdat de onteigening het bedrijf splijt. Het overleg over bedrijfsverplaatsing is naar het oordeel van de reclamanten onder 3) niet tot een redelijk punt voortgezet. op de schriftelijke biedingen zijn zij niet ingegaan omdat deze geen redelijke schadeloosstelling inhielden. Onteigening leidt tot noodgedwongen bedrijfsstaking. Verplaatsing van het bedrijf naar een andere locatie brengt grote kosten met zich mee – waaronder die van de aankoop van nieuwe en duurdere varkensrechten – die niet voor hun rekening dienen te komen.

Het bod strekt zich slechts uit tot een deel van het bedrijf en kan dan ook niet als een redelijk aanbod worden gezien. De reclamanten wijzen in dit verband nog op het feit dat in 2009 met de provincie Noord-Brabant is gesproken over de mogelijkheid van hervestiging van het bedrijf in Moergestel. Dit is nu doorkruist door de onteigeningsprocedure.

In de tweede plaats betwisten de reclamanten onder 3) de urgentie van de onteigening. Hen is mondeling meegedeeld dat zij hun bedrijf uiterlijk per 31 december 2013 moeten hebben verlaten. Volgens de reclamanten wijst dit er op dat het inpassingsplan niet binnen afzienbare tijd tot uitvoering behoeft te worden gebracht.

Ten aanzien van de door de reclamanten onder 3) naar voren gebrachte zienswijzen die betrekking hebben op het minnelijk overleg verwijzen Wij naar hetgeen Wij hierover in het algemeen hebben overwogen bij de bespreking van de zienswijzen van de reclamanten onder 1). In het bijzonder overwegen Wij dat uit de overgelegde stukken en uit het onderzoek is gebleken dat door verzoeker en namens deze door de provincie Noord-Brabant reeds geruime tijd, te weten vanaf december 2008, wordt onderhandeld over de mogelijkheid van bedrijfsverplaatsing en over een schadeloosstelling die ziet op het te onteigenen gedeelte van hun eigendom. Op 23 oktober 2009, 1 december 2009 en op 3 mei 2010 zijn concrete schriftelijke biedingen uitgebracht aan de reclamanten. De onteigeningswet voorziet in een volledige schadeloosstelling in geld en voorziet niet in de verplichting tot het aanbieden van vervangende grond. Nu het op het tijdstip van het verzoek tot aanwijzing ter onteigening aannemelijk was dat het minnelijk overleg voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, heeft verzoeker tot zijn verzoek kunnen besluiten om de tijdige uitvoering van het inpassingsplan te verzekeren.De hoogte van het gedane bod kan door Ons in het kader van de onteigeningsprocedure niet worden beoordeeld. De onteigeningsrechter is daartoe bij uitsluiting bevoegd. In zoverre geven de zienswijzen van de reclamanten onder 3) Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk niet in te willigen.

Voorts zijn Wij van oordeel dat verzoeker aannemelijk heeft gemaakt dat met de werkzaamheden waarvoor de onteigening naar zijn oordeel noodzakelijk is, zal worden begonnen binnen een periode van vijf jaar na de datum van dit aanwijzingsbesluit. Derhalve wordt voldaan aan de hieraan overeenkomstig Ons bestendig beleid te stellen eis. Ook in zoverre geven de zienswijzen van de reclamanten onder 3) Ons geen aanleiding om het verzoek geheel of gedeeltelijk niet in te willigen. Wellicht dat het minnelijk overleg, dan wel het overleg dat nog aan de dagvaarding vooraf dient te gaan, voor beide partijen nog tot een bevredigende oplossing zal leiden.

De reclamante onder 4) beheert in de Overdiepse Polder een gedeelte van haar energienetwerk ten behoeve van de energiedistributie.

In haar zienswijze geeft de reclamante onder 4) aan, dat zij in beginsel geen bezwaren heeft tegen de voorgestane wijze van uitvoering van het bestemmingsplan en de onteigening. Wel vraagt zij de aandacht voor de in de te onteigenen gronden gelegen kabels en leidingen. Zij verzoekt om hervestiging van bestaande beperkte zakelijke rechten en waar overigens van toepassing om een voor haar bevredigende oplossing in de sfeer van een vergunningstelsel.

Ten aanzien van deze zienswijzen van de reclamante onder 4) overwegen Wij als volgt. De gronden waarop ten behoeve van de reclamante een beperkt zakelijk recht is gevestigd, zijn door verzoeker na de indiening van het verzoek om onteigening niet langer aangemerkt als deel uitmakend van dat verzoek (vervallen grondplannummers 16, 17 en 63). Zulks overeenkomstig de lijst van te onteigenen gronden zoals deze vanaf 2 juli 2010 ter inzage heeft gelegen in het kader van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Als gevolg daarvan behoeven de zienswijzen van de reclamante onder 4) hier geen verdere bespreking. Alles overziende geven de zienswijzen van de reclamante onder 4) Ons dan ook geen aanleiding om het verzoek geheel of gedeeltelijk niet in te willigen.

De reclamant onder 5) is eigenaar van de mede in de onteigening begrepen gronden met grondplannummer 33. Op deze gronden oefent de reclamant onder 5) een agrarisch bedrijf uit. In zijn zienswijzen voert de reclamant onder 5) aan, dat er geen sprake is geweest van voldoende en serieus minnelijk overleg. Er is volgens hem uitsluitend sprake geweest van oriënterende gesprekken. Hij kan ook niet zonder meer pachtvrij leveren.

Ten aanzien van de door de reclamant onder 5) naar voren gebrachte zienswijzen die betrekking hebben op het minnelijk overleg verwijzen Wij naar hetgeen Wij hierover in het algemeen hebben overwogen bij de bespreking van de zienswijzen van de reclamanten onder 1). In het bijzonder overwegen Wij dat uit de overgelegde stukken en uit het onderzoek is gebleken dat door verzoeker en namens deze door de provincie Noord-Brabant reeds geruime tijd, te weten vanaf september 2008, wordt onderhandeld over de mogelijkheid van bedrijfsverplaatsing en over een schadeloosstelling die ziet op het te onteigenen gedeelte van hun eigendom. Op 9 oktober 2008 is een mondeling aanbod gedaan. Op 2 oktober 2009 is een concreet schriftelijk bod uitgebracht aan de reclamant onder 5). De onteigeningswet voorziet in een volledige schadeloosstelling in geld en voorziet niet in de verplichting tot het aanbieden van vervangende grond.

Nu het op het tijdstip van het verzoek tot aanwijzing ter onteigening aannemelijk was dat het minnelijk overleg voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, heeft verzoeker tot zijn verzoek kunnen besluiten om de tijdige uitvoering van het inpassingsplan te verzekeren.De hoogte van het gedane bod kan door Ons in het kader van de onteigeningsprocedure niet worden beoordeeld. De onteigeningsrechter is daartoe bij uitsluiting bevoegd. In zoverre geven de zienswijzen van de reclamant onder 5) Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk niet in te willigen.

Overige overwegingen

Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt dat de in het onteigeningsplan begrepen gronden bij de uitvoering van het inpassingsplan bezwaarlijk kunnen worden gemist. Met de werkzaamheden ter plaatse van de ter onteigening aan te wijzen gronden, zal zo spoedig mogelijk na de verwerving daarvan, worden begonnen.

Het moet dan ook in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht, dat de Staat de eigendom van de ter onteigening voorgedragen gronden verkrijgt.

Overigens is Ons niet gebleken van feiten en omstandigheden die aan de inwilliging van het verzoek in de weg kunnen staan.

Met inachtneming van hetgeen Wij hierboven onder ‘Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen’ hebben overwogen bij de bespreking van de zienswijzen van de reclamanten onder 1), kunnen Wij het verzoek tot het nemen van een besluit krachtens artikel 78 van de onteigeningswet dan ook gedeeltelijk inwilligen.

Beslissing

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 10 december 2010, no. BJZ 2010032068, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken.

Gelet op Titel IV van de onteigeningswet en artikel 5.4 van de Crisis- en herstelwet.

Gelezen de brieven van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 18 november 2009, kenmerk RVDR/2009/1827 en RVDR/2009/1856.

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 19 januari 2011, no. W.14.10.0563/IV).

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 1 februari 2011, no. BJZ 2011036928, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken.

Wij hebben goedgevonden en verstaan:

Met inachtneming van de onteigeningswet zoals deze luidt na 31 maart 2010, ten behoeve van de uitvoering van het inpassingsplan ‘Rivierverruiming Overdiepse Polder’ van de provincie Noord-Brabant, ten name van de Staat (ministerie van Infrastructuur en Milieu) ter onteigening aan te wijzen:

de percelen en perceelsgedeelten, zoals aangegeven op de grondtekening en lijst, welke ingevolge artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet binnen de gemeenten Waalwijk en Geertruidenberg ter inzage hebben gelegen en welke zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst. Zulks met uitzondering van het gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Waspik, sectie N, no. 265 (grondplannummer 93) waarop de bestemming ‘Recreatie-Jachthaven’ ligt, overeenkomstig een afzonderlijke kaart met lijst, behorend bij dit besluit.

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat door toezending aan verzoeker bekend zal worden gemaakt en dat zal worden geplaatst in de Staatscourant en ingevolge artikel 78, zevende lid, van de onteigeningswet, gedurende zes weken ter inzage zal worden gelegd in de gemeenten Waalwijk en Geertruidenberg.

’s-Gravenhage, 3 februari 2011

Beatrix

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

1309.061 – Onteigeningsplan ‘Overdiepse polder’ – Lijst van te onteigenen percelen / perceelsgedeelten

Nummer van het grondplan

Te onteigenen grootte

Gemeenten Raamsdonk, Waspik en Capelle

omschrijving kadastraal

ter grootte van

gemeente

sectie

nummer

ten name van:

 

ha

a

ca

object

ha

a

ca

    

1

0

60

98

terrein (akkerbouw)

1

09

69

Raamsdonk

I

614

De Staat (Financiën, Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf),

Postbus 2222, 4800 CE Breda)

            

2

0

48

71

terrein (akkerbouw)

1

09

69

Raamsdonk

I

614

Als grondplannummer 1

            

3

0

42

32

terrein (akkerbouw)

2

07

30

Raamsdonk

I

606

Mevrouw Yvonne Maria Theodora Broekmans, g.m. de heer Antoon Paul Leon Elisabeth Fleerakkers, Overdiepsekade 1, 5165 PV Waspik

            

4

1

64

98

terrein (akkerbouw)

2

07

30

Raamsdonk

I

606

Als grondplannummer 3

            

5

0

75

35

terrein (grasland)

1

04

17

Waspik

N

537

Als grondplannummer 3

            

6

0

28

82

terrein (grasland)

1

04

17

Waspik

N

537

Als grondplannummer 3

            

7

1

04

10

terrein (grasland)

4

04

90

Waspik

N

540

De heer Jacobus Johannes Antonius Broekmans, g.m. mevrouw

Maria Anna Francisca Vermeulen, Vrouwkensvaartsestraat 30A,

5165 NP Waspik

            

8

3

00

80

terrein (grasland

4

04

90

Waspik

N

540

Als grondplannummer 7

            

9

          

vervallen

            

10

1

37

81

wonen (agrarisch) terrein (grasland

2

52

85

Waspik

N

544

De heer Arnoldus Johannes Gerardus Hooijmaijers, g.m. mevrouw Wilhelmina Johanna Maria Vermeer, Overdiepsekade 5, 5165 PV Waspik

            

11

1

15

04

wonen (agrarisch) terrein (grasland

2

52

85

Waspik

N

544

Als grondplannummer 10

            

12

0

32

68

terrein (akkerbouw)

2

30

50

Waspik

N

546

Als grondplannummer 10

            

13

1

97

82

terrein (akkerbouw)

2

30

50

Waspik

N

546

Als grondplannummer 10

            

14

2

38

04

terrein (akkerbouw)

5

22

75

Waspik

N

549

De heer Wilhelmus Hendricus Johannes Maria de Wit, Graafseweg 1, 5165 PX Waspik

            

15

2

84

71

terrein (akkerbouw)

5

22

75

Waspik

N

549

Als grondplannummer 14

            

16

          

vervallen

            

17

          

vervallen

            

18

3

45

32

wonen (agrarisch) terrein) akkerbouw

5

74

80

Waspik

N

556

½ eigendom:

De heer Franciscus Alphonsus Nicolaas Maria de Bont, g.m. mevrouw Huiberdina Cornelia Silveria Maria Avontuur, Overdiepsekade 7, 5165 PV Waspik

½ eigendom:

De heer Josephus Johannes Adrianus Maria de Bont, g.m. mevrouw Antonetta Theodora Henrica Jacoba van den Berg, Overdiepsekade 9, 5165 PV Waspik

            

19

2

29

48

wonen (agrarisch) terrein akkerbouw

5

74

80

Waspik

N

556

Als grondplannummer 18

            

20

0

00

49

terrein (akkerbouw)

0

58

30

Waspik

N

554

1/3 eigendom:

De heer Franciscus Alphonsus Nicolaas Maria de Bont, g.m. mevrouw Huiberdina Cornelia Silveria Maria Avontuur, Overdiepsekade 7, 5165 PV Waspik

1/6 eigendom belast met vruchtgebruik:

De heer Franciscus Alphonsus Nicolaas Maria de Bont, g.m. mevrouw Huiberdina Cornelia Silveria Maria Avontuur, Overdiepsekade 7, 5165 PV Waspik

1/3 eigendom:

De heer Josephus Johannes Adrianus Maria de Bont, g.m. mevrouw Antonetta Theodora Henrica Jacoba van den Berg, Overdiepsekade 9, 5165 PV Waspik

1/6 eigendom belast met vruchtgebruik:

De heer Josephus Johannes Adrianus Maria de Bont, g.m. mevrouw Antonetta Theodora Henrica Jacoba van den Berg, Overdiepsekade 9, 5165 PV Waspik

1/3 vruchtgebruik:

Mevrouw Elisabeth Taks, w.v. de heer Adrianus Petrus de Bont (†), Bavelselaan 358, 4834 TK Breda

            

21

0

57

81

terrein (akkerbouw)

0

58

30

Waspik

N

554

Als grondplannummer 20

            

22

0

01

39

terrein (akkerbouw)

0

74

40

Waspik

N

560

Als grondplannummer 18

            

23

0

73

01

terrein (akkerbouw)

0

74

40

Waspik

N

560

Als grondplannummer 18

            

24

2

17

54

wonen (agrarisch) terrein (akkerbouw)

4

31

00

Waspik

N

561

Als grondplannummer 18

            

25

2

13

46

wonen (agrarisch) terrein (akkerbouw)

4

31

00

Waspik

N

561

Als grondplannummer 18

            

26

          

vervallen

            

27

          

vervallen

            

28

0

91

04

terrein (akkerbouw)

3

74

40

Capelle

N

907

De heer Wilhelmus Marinus Jozef Zijlmans, g.m. mevrouw Cornelia Anna Maria Dymphina Smits, Overdiepsekade 4, 5161 PX Sprang Capelle

            

29

2

83

36

terrein (akkerbouw)

3

74

40

Capelle

N

907

Als grondplannummer 28

            

30

2

44

87

wonen, erf – tuin

2

66

30

Capelle

N

909

Als grondplannummer 28

            

31

0

21

43

wonen, erf – tuin

2

66

30

Capelle

N

909

Als grondplannummer 28

            

32

          

vervallen

            

33

6

71

30

terrein (akkerbouw)

6

71

30

Capelle

N

896

De heer Edmond Adrianus Maria Brokx, g.m. mevrouw Maria Cornelia Reijnen, Oud Turnhout, Fazantendreef 6, België

            

34

2

04

05

terrein (grasland)

2

04

05

Capelle

N

900

Waterschap Brabantse Delta, Bergschot 69 I, 4817 PA Breda, Postbus 5520, 4801 DZ Breda

            

35

          

vervallen

            

36

0

96

20

terrein (akkerbouw)

0

96

20

Capelle

N

872

Als grondplannummer 28

            

37

0

         

vervallen

            

38

0

43

95

bedrijvigheid (agrarisch) terrein (akkerbouw)

0

43

95

Capelle

N

874

Varkenshouderij Mathijssen-van de Pas B.V., Overdiepsekade 2, 5161 PX Sprang-Capelle

            

39

          

vervallen

            

40

0

43

15

terrein (akkerbouw)

0

43

15

Capelle

N

870

1/3 eigendom:

Mevrouw Adriana Hendrika Maria Rijken, g.m. de heer Jan Lammert Meerman, Lindenlaan 15, 5384 BD Heesch

1/3 eigendom:

Mevrouw Elisabeth Catharina Rijken, Welgelegenlaan 17, 3971 HL Driebergen-Rijsenburg

1/3 eigendom:

Mevrouw Paulina Johanna Rijken, g.m. de heer Rogier Elbert Rafael Simon, Utrechtseweg 50, 1213 TW Hilversum

            

41

0

43

25

wegen

0

43

25

Capelle

N

904

Als grondplannummer 34

            

42

0

39

20

terrein (akkerbouw)

0

39

20

Capelle

N

894

De heer Jacobus Franciscus Maria Meijs, g.m. mevrouw Allegonda Wilhelmina van Boxel, Willem van Gentsvaart 11, 5161 AT Sprang-Capelle

            

43

0

24

10

terrein (akkerbouw)

0

24

10

Capelle

N

892

De heer Jacobus Jozef Johannes Meijs, g.m. mevrouw Adriana Johanna Cornelia Maria de Kort, Engelseweg 8, 5165 RC Waspik

            

44

          

vervallen

            

45

0

21

15

terrein (akkerbouw)

0

21

15

Capelle

N

884

De heer Adrianus Cornelis Petrus Maria Diepstraten, Klein Dongenseweg 57, 5106 AB Dongen

            

46

0

17

21

terrein (grasland)

0

17

21

Capelle

N

902

Als grondplannummer 1

            

47

0

13

75

terrein (akkerbouw)

0

13

75

Capelle

N

878

½ eigendom:

De heer Cornelis Antonius Andries van Delft, Mannenbeemdweg 2, 5145 PL Waalwijk

½ eigendom:

De heer Erik Cornelis van Delft, Mannenbeemdweg 2, 5145 PL Waalwijk

            

48

0

12

95

water

0

12

95

Capelle

N

898

Als grondplannummer 34

            

49

          

vervallen

            

50

0

10

00

wonen (agrarisch) erf – tuin

0

10

00

Capelle

N

861

½ eigendom:

De heer Johannes Wilhelmus Josephus Mathijssen, g.m. mevrouw Lamberdina Adriana Helena Maria van de Pas, Overdiepsekade 2, 5161 PX Sprang-Capelle

½ eigendom:

Mevrouw Lamberdina Adriana Helena Maria van de Pas, g.m. de heer Johannes Wilhelmus Josephus Mathijssen, Overdiepsekade 2, 5161 PX Sprang-Capelle

            

51

          

vervallen

            

52

0

01

80

terrein (akkerbouw)

0

01

80

Capelle

N

867

Als grondplannummer 28

            

53

0

04

00

terrein (akkerbouw)

0

04

00

Raamsdonk

I

598

De heer Simon Andreas Nicolaas van Dongen, g.m. mevrouw Eline Barbara Barendregt, Overdiepsepolderweg 1, 4944 AW Raamsdonk

            

54

0

01

50

terrein (natuur)

0

01

50

Raamsdonk

I

596

Als grondplannummer 34

            

55

          

vervallen

            

56

1

08

65

terrein (akkerbouw)

1

08

65

Waspik

N

529

Als grondplannummer 20

            

57

0

78

10

terrein (akkerbouw)

0

78

10

Waspik

N

515

De heer Antonie Wouter Verheijden, Lankforst 2415, 6538 GR Nijmegen

            

58

          

vervallen

            

59

          

vervallen

            

60

0

17

20

wegen

0

17

20

Waspik

N

513

Als grondplannummer 18

            

61

0

13

82

wonen erf – tuin

0

13

82

Waspik

N

485

Als grondplannummer 3

            

62

0

08

75

wonen

0

08

75

Waspik

N

467

De heer Marcus Antonius Jacobus Maria Broekmans, Overdiepsekade 3, 5165 PV Waspik

            

63

          

vervallen

            

64

0

91

96

terrein (akkerbouw)

0

91

96

Raamsdonk

I

613

Als grondplannummer 1

            

65

0

36

85

terrein (akkerbouw)

0

36

85

Waspik

N

563

½ eigendom belast met vruchtgebruik:

De heer Franciscus Alphonsus Nicolaas Maria de Bont, g.m. mevrouw Huiberdina Cornelia Silveria Maria Avontuur, Overdiepsekade 7, 5165 PV Waspik

½ eigendom belast met vruchtgebruik:

De heer Josephus Johannes Adrianus Maria de Bont, g.m. mevrouw Antonetta Theodora Henrica Jacoba van den Berg, Overdiepsekade 9, 5165 PV Waspik

1/3 vruchtgebruik:

Mevrouw Elisabeth Taks, w.v. de heer Adrianus Petrus de Bont (➄), Bavelselaan 358, 4834 TK Breda

            

66

0

03

30

terrein (akkerbouw)

0

03

30

Raamsdonk

I

608

Als grondplannummer 1

            

67

0

03

55

terrein (akkerbouw)

0

03

55

Waspik

N

535

Als grondplannummer 1

            

68

0

70

00

wonen (agrarisch) erf – tuin

0

70

00

Raamsdonk

I

133

Eigendom belast met gebruik en bewoning:

De heer Simon Andreas Nicolaas van Dongen, g.m. mevrouw Eline Barbara Barendregt, Overdiepsepolderweg 1, 494  AW Raamsdonk

½ gebruik en bewoning:

De heer Nicolaas Stephanus Josephus van Dongen, g.m. mevrouw Cornelia Wilhelmina Maria Schoenmakers, Burg. Prinssenlaan 15, 4941 AJ Raamsdonksveer

½ gebruik en bewoning:

Mevrouw Cornelia Wilhelmina Maria Schoenmakers, g.m. de heer Nicolaas Stephanus Josephus van Dongen, Burg. Prinssenlaan 15, 4941 AJ Raamsdonksveer

            

69

0

20

30

terrein (akkerbouw)

0

20

30

Raamsdonk

I

134

Als grondplannummer 53

            

70

0

10

00

terrein (akkerbouw)

0

10

00

Raamsdonk

I

597

Als grondplannummer 53

            

71

10

47

41

terrein (akkerbouw)

10

47

41

Raamsdonk

I

612

Als grondplannummer 1

            

72

4

76

29

terrein (akkerbouw)

4

76

29

Raamsdonk

I

611

Als grondplannummer 1

            

73

          

vervallen

            

74

          

vervallen

            

75

          

vervallen

            

76

0

12

20

water

0

87

20

Waspik

N

557

Als grondplannummer 34

            

77

2

15

20

terrein (akkerbouw)

2

15

20

Raamsdonk

I

142

Als grondplannummer 1

            

78

1

84

80

terrein (akkerbouw)

1

84

80

Raamsdonk

I

143

Als grondplannummer 1

            

79

          

vervallen

            

80

0

79

70

terrein (akkerbouw)

0

79

70

Raamsdonk

I

155

Als grondplannummer 34

            

81

0

14

10

terrein (natuur)

0

14

10

Raamsdonk

I

141

Als grondplannummer 34

            

82

2

46

00

wegen

2

46

00

Capelle

N

129

Als grondplannummer 34

            

83

1

97

95

wegen

1

97

95

Capelle

N

48

Als grondplannummer 34

            

84

1

98

20

wegen

1

98

20

Capelle

N

128

Als grondplannummer 34

            

85

          

vervallen

            

86

0

46

60

terrein (akkerbouw)

0

46

60

Capelle

N

166

Als grondplannummer 34

            

87

        

N

 

vervallen

            

88

4

55

85

wegen

4

55

85

Waspik

N

328

Als grondplannummer 34

            

89

        

N

 

vervallen

            

90

2

32

05

terrein (natuur)

2

32

05

Waspik

N

261

Als grondplannummer 34

            

91

2

33

00

wegen

2

33

00

Waspik

N

182

Als grondplannummer 34

            

92

          

vervallen

            

93

1

52

70

terrein (natuur)

1

52

70

Waspik

N

265

Als grondplannummer 34

            

94

          

vervallen

            

95

0

14

60

terrein (akkerbouw)

0

14

60

Raamsdonk

I

607

Als grondplannummer 3

            

96

0

53

25

terrein (akkerbouw)

0

53

25

Waspik

N

534

Als grondplannummer 1

            

97

          

vervallen

            

98

0

01

07

terrein (akkerbouw)

2

39

15

Capelle

N

883

Als grondplannummer 45

            

99

0

02

15

terrein (akkerbouw)

0

86

90

Capelle

N

877

Als grondplannummer 47

            

100

          

vervallen

            

101

          

vervallen

grondplannummer

kadastrale aanduiding

grootte volgens kadaster

in verzoek begrepen

toegewezen (circa)

afgewezen (circa)

  

ha

a

ca

ha

a

ca

ha

a

ca

ha

a

ca

93

Sectie N no. 265 Waspik

01

52

70

01

52

70

00

24

10

01

28

60

Behoort bij koninklijk besluit van 3 februari 2011, no. 11.000279.

Naar boven