TOELICHTING
1. Inleiding
Deze regeling wijzigt de Algemene douaneregeling (Adr). De wijziging bevat de bepalingen die nodig zijn voor de goede uitoefening
van twee Europese verordeningen. Het gaat om verordening (EG) nr. 2173/2005 en verordening (EG) nr. 1024/2008. Deze verordeningen
bevatten de bepalingen ter uitvoering van het FLEGT-vergunningenstelsel. Deze regeling is vastgesteld in overeenstemming met
de Staatssecretaris van Financiën.
2. FLEGT-vergunningenstelsel
Verordening (EG) nr. 2173/2005 bevat een wettelijke grondslag op basis waarvan de Europese Commissie bilaterale overeenkomsten
kan sluiten met landen buiten de EU over de invoer van bepaalde houtproducten vanuit die landen naar de EU. De bilaterale
overeenkomsten en de overeenkomst sluitende landen worden Voluntary Partnership Agreements (VPA’s) respectievelijk partnerlanden
genoemd. De VPA’s bevatten afspraken over de ondersteuning vanuit de EU bij versterking van het toezicht en de handhaving
van wetgeving ter bescherming van bossen in de partnerlanden, en over de invoering van en exportvergunningstelsel. Het vergunningenstelsel
houdt in dat partnerlanden exportvergunningen afgeven voor zendingen hout of houtproducten die worden uitgevoerd met de bestemming
invoer in de EU. Lidstaten houden toezicht aan de grens op de aanwezigheid en geldigheid van de vergunning. In verordening
(EG) nr. 2173/2005 en verordening (EG) nr. 1024/2008 staan voorschriften over de wijze van controle door lidstaten aan de
grens, alsmede over de samenwerking tussen de lidstaten en partnerlanden.
Het invoeren van hout en houtproducten zonder geldige FLEGT-vergunning is verboden. Dit verbod is van toepassing op producten
uit partnerlanden die zijn opgenomen in de bijlagen bij de verordening (art 4, eerste lid, van verordening (EG) nr. 2173/2005).
Het verbod is alleen van toepassing voor zover de importeur aangifte ten invoer voor het in het vrije verkeer brengen doet.
Brengt de importeur de goederen na binnenbrengen onder een andere douaneregeling (zoals wederuitvoer) dan is de verordening
niet van toepassing en hoeft de importeur geen vergunning te overleggen. Brengt de marktdeelnemer de goederen in Nederland
binnen de gemeenschap met de bedoeling deze in een andere lidstaat in te voeren, dan moet hij de vergunning indienen bij de
bevoegde autoriteit van die andere lidstaat.
Marktdeelnemers dienen de vergunning in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij de lading wensen in te voeren
(art 5, eerste lid, verordening (EG) nr. 2173/2005). De bevoegde autoriteit beoordeelt de geldigheid van de vergunning en
beslist op basis van een risicoanalyse of aanvullende controle noodzakelijk is. Die aanvullende controle kan bestaan uit een
verzoek om verificatie van de gegevens in de vergunning aan de vergunningverlenende autoriteit van het partnerland, of een
fysieke controle van de lading naar de overeenkomst tussen de lading en de gegevens in de vergunning.
3. Uitvoering in Nederland
Partnerlanden geven exportvergunningen af volgens een in de VPA afgesproken werkwijze en model. Voor Nederland is de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) aangewezen als bevoegde autoriteit in de zin van de bedoelde verordeningen (artikel 3:33).
De NVWA heeft op het terrein van veterinaire en fytosanitaire regelgeving soortgelijke bevoegdheden. Gelet op de op die terreinen
opgedane ervaring en de aanwezige toezichts- en controlestructuren is de NVWA in staat om op een efficiënte en effectieve
wijze uitvoering te geven aan de verordeningen.
Een marktdeelnemer levert de vergunning in Nederland bij de NVWA in (artikel 3:34, eerste lid). De NVWA ontvangt de vergunning,
beoordeelt de geldigheid en neemt een beslissing om de vergunning wel of niet te aanvaarden. In de regeling is opgenomen dat
de marktdeelnemer de vergunning indient ten minste één werkdag voorafgaand aan het indienen van de aangifte voor het in het
vrije verkeer brengen van de goederen bij de douane (artikel 3:4, tweede lid). De tijd tussen een aangifte en de beslissing
van de douaneautoriteiten om de goederen vrij te geven, is vaak kort, in de meeste gevallen te kort voor de NVWA om een beoordeling
van de geldigheid van een vergunning te maken. Door de vergunning voorafgaand aan de aangifte te laten indienen, kan de NVWA
borgen dat zij een beslissing op de aanvaarding van de geldigheid van een vergunning heeft genomen voordat de douane haar
beslissing neemt om de goederen wel of niet vrij te geven. Op deze wijze kan een vlotte doorstroming van goederen aan de grens
beter worden gegarandeerd. De NVWA is uiteraard niet gehouden aan de termijn van één werkdag, indien wordt geconstateerd dat
nadere fysieke controle of verificatie van de gegevens in de vergunning nodig is, of dat de ingediende vergunning onvolkomenheden
bevat.
De NVWA brengt de indiener van de vergunning alsmede de douaneautoriteiten op de hoogte van zijn beslissing. Een marktdeelnemer
die een geldige vergunning indient, hoeft daardoor na het indienen niets meer te doen. De NVWA bewaart een afschrift van de
vergunning. De douane zal de aangifte bewaren (artikel 5 van verordening (EG) nr. 2173/2005), aangezien zij deze ook al bewaart
op basis van andere verplichtingen in de Algemene douanewet. Het is niet nodig om een afschrift van die aangifte apart te
bewaren bij de NVWA. Afspraken over het ter beschikking stellen van een afschrift van de aangifte, alsmede andere afspraken
over de samenwerking tussen de NVWA en de douane zullen worden vastgelegd in een bijlage bij de Kaderovereenkomst Financiën-LNV.
4. Toezicht en handhaving
Overtreding van het verbod in de verordening is strafbaar gesteld in artikel 3:5 in
samenhang met artikel 7:3 van het Algemeen douanebesluit. Overtredingen worden op grond van artikel 10:10 van de Algemene
douanewet gestraft met een boete van de derde categorie (maximaal € 7600). Daarnaast kan de NVWA de vergunninghouder gelasten
om een onvolledige vergunning aan te zuiveren of om een onterechte voor het vrije verkeer vrijgegeven lading hout uit de markt
te laten halen.
Het overschrijden van de termijn, genoemd in artikel 3:34, tweede lid, door de vergunning later aan te leveren, is niet strafbaar.
De NVWA kan in dat geval echter geen garanties bieden voor het tijdig nemen van een besluit over de aanvaarding van de vergunning.
De douane kan conform artikel 5, zevende lid, van verordening (EG) 2173/2005 de vrijgave van zijn goederen dan opschorten
in afwachting van een beslissing van de NVWA.
5. Inwerkingtreding
De regeling treedt in werking op 1 januari 2012. Dit is echter niet de datum waarop het verbod op invoer zonder geldige FLEGT-vergunning
in de praktijk van kracht zal worden. Die datum is afhankelijk van een beslissing van de Europese Commissie. Verordening (EG)
nr. 2173/2005 is direct na publicatie van kracht geworden. De Europese Commissie werd daarmee bevoegd om met potentiële partnerlanden
in onderhandeling te treden. Verordening (EG) nr. 1024/2008 is echter pas van kracht vanaf het moment dat het partnerland
waarmee de eerste VPA is afgesloten, is bijgeschreven in de bijlage bij verordening (EG) nr. 2173/2005. De Europese Commissie
neemt het besluit tot bijschrijven pas nadat het partnerland heeft aangegeven klaar te zijn om FLEGT-vergunningen af te geven,
en pas na overleg met de lidstaten in het FLEGT-comité (ingesteld in artikel 11 van verordening (EG) 2173/2005). De (nieuwe)
artikelen in de Algemene douaneregeling verwijzen zogenaamd dynamisch naar de bepalingen van de verordeningen en hebben gevolg
daarvan pas effect na de beslissing van de Europse Commissie. Op dat moment zal Nederland in staat zijn om op de naleving
van het verbod te controleren. Naar verwachting zal de VPA met Ghana als eerste in de bijlage worden bijgeschreven, gevolgd
door die van Kameroen.
6. Lasten voor bedrijfsleven en particulieren
De bepalingen van deze regeling hebben gevolgen voor de lasten van het bedrijfsleven en de overheid. Verordening (EG) nr.
2173/2005 is niet van toepassing op goederen die voor persoonlijk gebruik worden ingevoerd. Dit volgt uit de definitie van
houtproducten in artikel 2, negende lid, van verordening (EG) nr. 2173/2005, waarin goederen waaraan elk handelskarakter vreemd
is, zijn uitgezonderd.
De lasten van het bedrijfsleven en overheid zijn een rechtstreeks gevolg van de bepalingen van de verordening met uitzondering
van de verplichting om de vergunning eerder aan te leveren dan de aangifte ten invoer. De lasten bestaan uit het inleveren
van de vergunning, respectievelijk de beoordeling van de geldigheid van de vergunning. Door zoveel mogelijk aan te sluiten
bij de procedure voor het inleveren van certificaten op andere werkterreinen van de NVWA worden de verordeningen zo efficiënt
mogelijk uitgevoerd. Het bedrijfsleven is goed bekend met deze procedures en de NVWA hoeft geen grote veranderingen in de
controlestructuren aan te brengen.
De verordening biedt voorts verschillende mogelijkheden om de kosten van werkzaamheden door te berekenen aan de marktdeelnemer.
Geschat wordt dat de administratieve kosten van het factureren van die kosten echter hoger zijn dan wat het oplevert. In de
toekomst, wanneer het aantal gesloten VPA’s stijgt en daarmee het aantal zendingen dat vergezeld moet gaan van een FLEGT-vergunning,
zal opnieuw overwogen worden of van die mogelijkheden gebruik zou moeten worden gemaakt.
7. Internetconsultatie
De conceptregeling is op 5 september 2011 via www.internetconsultatie.nl aan het bedrijfsleven en maatschappelijk organisaties
voorgelegd voor commentaar. Daarop zijn drie reacties ontvangen, twee van het bedrijfsleven en een gezamenlijke reactie opgesteld
door Greenpeace, Milieudefensie en het Wereld Natuur Fonds. De reacties gaan onder andere in op de wijze waarop de NVWA uitvoering
zal geven aan de bevoegdheden in de verordeningen. Het ligt voor de hand dat Nederland het nodige zal doen om de verordeningen
op een effectieve en efficiënte manier uit te voeren. Ervaringen uit de praktijk van het toezicht op de CITES-regelgeving
(waarin bepaalde houtsoorten al langer aan controle onderworpen zijn) zullen, zoals de maatschappelijke organisaties ook voorstellen,
gebruikt kunnen worden.
In artikel 3:34, tweede lid, zijn de woorden ‘ten minste’ toegevoegd. Daarmee wordt benadrukt dat de termijn van een dag,
genoemd in dat artikellid, een minimumtermijn is. Het bedrijfsleven en de maatschappelijke organisaties geven in hun reactie
aan dat het in het voordeel van zowel bedrijfsleven als overheid kan werken als de importeur de vergunning eerder aanlevert
dan die termijn. Dit geldt als een goed advies voor het bedrijfsleven, zeker gelet op het feit dat de minimumtermijn alleen
garanties biedt voor de vlotte doorstroming voor zover de beoordeling van de vergunning de NVWA geen aanleiding geeft om een
nader verificatie van de gegevens in de vergunning of een fysieke controle op de zending uit te voeren. Het zou echter de
flexibiliteit voor importeurs om hun eigen proces naar eigen inzicht te organiseren, teveel beperken als een langere minimumtermijn
(de maatschappelijke organisaties stellen een termijn van zeven dagen van tevoren voor) verplichtend in de regeling vastligt.
Direct gevolg van de minimumtermijn is dat de importeur op 2 verschillende momenten bij 2 verschillende loketten stukken moet
aanleveren. In een reactie vanuit het bedrijfsleven wordt terecht opgemerkt dat dit een verhoging van de administratieve lasten
met zich brengt. Deze extra last wordt echter beschouwd als op te wegen tegen het voordeel van de minimumtermijn voor de vlotte
doorstroming van goederen aan de grens.
De
Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker.