Besluit van 7 november 2011, no. 11.002619, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Utrecht krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningswet. (onteigeningsplan HOV Om De Zuid)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Ingevolge de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan onteigening uit kracht van een koninklijk besluit plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan.

Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening

De raad van de gemeente Utrecht verzoekt Ons bij besluit van 4 november 2010 nr. SO 10.0790028/2010-121, om ten name van de gemeente Utrecht over te gaan tot aanwijzing van een aantal onroerende zaken ter onteigening in deze gemeente.

Op 21 december 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht het raadsbesluit aan Ons ter besluitvorming voorgedragen.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Overeenkomstig artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken en gegevens met ingang van 25 maart 2011 gedurende een termijn van zes weken in de gemeente Utrecht en bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu (locatie Rijnstraat 8 te Den Haag) ter inzage gelegen. Met toepassing van de Algemene termijnenwet eindigde bovenbedoelde termijn op 9 mei 2011. Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb, heeft de burgemeester van Utrecht van het ontwerp koninklijk besluit en de terinzagelegging daarvan op 23 maart 2011 openbaar kennis gegeven in de lokaal verschijnende ‘Ons Utrecht’. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu (Onze Minister) heeft van een en ander openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van 23 maart 2011, no.4864.

Verder heeft Onze Minister overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb, het ontwerp koninklijk besluit met brief van 17 maart 2011 (kenmerk BJZ 2011040231) toegezonden aan belanghebbenden, waaronder verzoeker. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen tegen het ontwerpbesluit.

Overwegingen

Noodzaak en urgentie

De onroerende zaken waarop het verzoek van de raad van Utrecht betrekking heeft, zijn begrepen in het bestemmingsplan ‘HOV Om De Zuid’ van de gemeente Utrecht (verder te noemen: het bestemmingsplan).

Het bestemmingsplan is op 29 juni 2010 vastgesteld door de raad van de gemeente Utrecht. Tegen het bestemmingsplan is beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Met uitspraak van 13 juli 2011 is het beroep ongegrond verklaard en is het bestemmingsplan onherroepelijk van kracht geworden.

De in het verzoek om onteigening begrepen gronden zijn in het bestemmingsplan aangewezen voor de bestemmingen ‘Gemengd’, ‘Recreatie’, ‘Sport’, ‘Verkeer’, ‘Verkeer – openbaar vervoer’, ‘Verkeer en railverkeer’, ‘Verkeer-verblijfsgebied’, ‘water’en de dubbelbestemmingen ‘Waarde -archeologie (WR-A)’ en ‘Waterstaat – waterkering (WS-WK)’.

Op deze gronden moet een hoogwaardige openbaar vervoerverbinding tussen Utrecht CS en De Uithof worden gerealiseerd in de vorm van vrij liggende trambanen. Hiermee wordt voorzien in de sterk groeiende vervoersbehoefte tussen de in De Uithof gelegen universiteitscomplexen en Utrecht CS, met inbegrip van de bediening van de daartussen gelegen wijken.

In de door de gemeente Utrecht voorgestane wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende regels, toelichting en verbeelding.

Met de eigenaren van de in het verzoek om onteigening begrepen onroerende zaken heeft de gemeente Utrecht overleg gevoerd om deze minnelijk in eigendom te verwerven. Nu het ten tijde van het verzoek niet aannemelijk was dat het minnelijk overleg op afzienbare termijn zou leiden tot vrijwillige eigendomsoverdracht, heeft de raad van Utrecht tot zijn verzoek besloten om de tijdige verwezenlijking van het bestemmingsplan te verzekeren.

De start van de werkzaamheden ter uitvoering van het bestemmingsplan is voorzien zo spoedig mogelijk na de datum van dit besluit.

Zienswijzen

Gedurende de termijn van terinzagelegging van het ontwerp koninklijk besluit zijn bij Ons schriftelijk zienswijzen daartegen naar voren gebracht door:

  • mw. B.W.M. de Korte - van Maarsseveen, per brief van 5 mei 2011, aangevuld door mr. B.J.M. Vernooij met brief van 8 juni 2011, eigenares van het perceel met grondplannummer 51, verder te noemen: Reclamante onder 1;

  • dhr. F. Hack, met brief van 4 mei 2011, namens Bouwinvest Dutch Institutional Office Fund N.V. te Amsterdam, erfpachter van het perceel met grondplannummer 2, verder te noemen: Reclamante onder 2.

Overeenkomstig artikel 78, vierde lid, van de onteigeningswet zijn Reclamanteen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Van deze gelegenheid hebben Reclamanteen geen gebruik gemaakt

Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen

Reclamante onder 1 is eigenaar van het perceel kadastraal bekend gemeente Utrecht, sectie O, no. 268. Reclamante onder 1 heeft de eerder door hem op 27 augustus 2010 bij de gemeente Utrecht ingediende zienswijzen tegen het voornemen om zijn percelen te onteigenen als zienswijzen tegen het ontwerp koninklijk besluit tot onteigening ingediend. Reclamante onder 1 is van mening dat er onvoldoende minnelijk overleg is gevoerd door de gemeente. Hij is nooit actief benaderd door de gemeente over de aankoop van de bij hem in eigendom zijnde benodigde strook grond. De gemeente had moeten onderzoeken in hoeverre alle percelen grond konden worden aangekocht. De gemeente heeft niet de zorgvuldigheid betracht die vanwege de gevoeligheid en de historie die reclamante onder 1 met de gemeente heeft in acht had moeten worden genomen. De onteigening van de grond is daarom niet noodzakelijk. Ook heeft reclamante onder 1 nooit een precieze aanduiding door de gemeente ontvangen welk perceelsgedeelte zij ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan nodig had. reclamante onder 1 heeft verschillende tekeningen gezien die allen onderling afwijken. Op het perceel van reclamante onder 1 is nog een woning gelegen. Noch reclamante noch de bewoner daarvan zijn door de gemeente op de hoogte gesteld of deze zal worden onteigend. Verder vraagt reclamante onder 1 zich af of de grond wel noodzakelijk is om de plannen te kunnen realiseren. De strook is qua breedte onvoldoende om te komen en te gaan om het werk te kunnen realiseren. Er zal regelmatig via de percelen van reclamante onder 1 toegang moeten worden verkregen hetgeen zonder zijn toestemming onrechtmatig is. Er is sprake van strijd met de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer omdat er door de aanleg van de trambaan onaanvaardbare hoge geluidbelasting op de gevel van rclamante zal ontstaan. Er zal geen geluidwal worden geplaatst zodat de onteigening in strijd is met de wet. Verder is onvoldoende onderzocht of de uitbreidingen van het spoor- en tramnet wel moeten worden gerealiseerd op het perceel van reclamante onder1. De aanleg had beter aan de andere zijde van het spoor kunnen plaatsvinden. Reclamante onder 1 lijdt schade door de voorgenomen onteigening. Ook de op zijn perceel gelegen tweede woning zal moeten worden onteigend. Daardoor loopt hij de verkoopwaarde van de woning mis. Tevens zal de waarde van zijn eigen woning verminderen. De woning zal onverkoopbaar worden. Reclamante onder 1 is wel bereid zijn volledige onroerend goed aan de gemeente te verkopen. Indien de plannen van de gemeente niet worden gerealiseerd wil hij binnen 1 jaar na onteigening de strook grond teruggeleverd krijgen tegen de dan geldende markwaarde. In de door reclamante onder 1 op 8 juni ingediende aanvulling op de zienswijze wordt aangevoerd dat de onteigening niet urgent is omdat de aanleg van de trambaan, die een wezenlijk onderdeel is van de HOV om de Zuid, niet eerder dan 2018 zal plaatsvinden.

Ten aanzien van de door reclamante onder 1 ingediende zienswijzen die betrekking hebben op de gevoerde minnelijke onderhandelingen en op de schade die hij als gevolg van de onteigening leidt, overwegen Wij in het algemeen, dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt, dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden éérst bij minnelijke overeenkomst in eigendom tracht te verkrijgen. Dit artikel heeft betrekking op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure is echter één van de criteria waaraan door Ons kan worden getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening als uiterste middel is bedoeld, zijn Wij van oordeel dat pas van dit middel mag worden gebruikgemaakt, als vóór het begin van de onteigeningsprocedure langs minnelijke weg niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. Aan deze voorwaarde is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen ingevolge Titel IV van de onteigeningswet in beginsel voldaan, indien vóór het verzoek aan de Kroon om een onteigeningsbesluit te nemen is begonnen met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving en op het moment van het verzoek voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen voorlopig niet tot de eigendomsoverdracht zullen leiden. Er moet sprake zijn van een serieus minnelijk overleg. Doet zich deze situatie voor, dan kunnen Wij tot onteigening besluiten om daarmee een tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen.

In het bijzonder overwegen Wij dat uit het onderzoek en de overgelegde stukken blijkt dat reclamante onder 1 en de gemeente sinds 2006 met elkaar in overleg zijn. De contacten hebben voornamelijk via de telefoon of middels brieven plaatsgevonden. reclamante onder 1 heeft steeds geweigerd om de gemeente toegang te geven tot zijn perceel. Met reclamante onder 1 is tijdens de tervisielegging van de onteigeningsstukken een gesprek gevoerd, in dat kader heeft hij de onteigeningsstukken ingezien. Door de gemeente is in 2009 gezamenlijk met ProRail een aanbod gedaan. In juni 2010 zijn de biedingen van de gemeente en ProRail gesplitst. Daarna is nog verschillende malen, al dan niet succesvol, geprobeerd contact te leggen. Onder deze omstandigheden kan naar Ons oordeel niet worden staande gehouden, dat de gemeente onvoldoende pogingen in het werk heeft gesteld om met reclamante onder 1 in minnelijk overleg te komen tot overdracht van haar eigendom. Nu het ten tijde van het raadsbesluit tot verzoek om onteigening aannemelijk was dat het minnelijk overleg voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, heeft de raad tot zijn verzoek kunnen besluiten teneinde de tijdige uitvoering van het bestemmingsplan te verzekeren. Uit het onderzoek en de overgelegde stukken blijkt dat de onderhandelingen nog steeds doorgaan. Dit overleg dan wel het minnelijk overleg, dat op grond van artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Bij het uitblijven van minnelijke overeenstemming zal de schadeloosstelling op grond van artikel 40 van de onteigeningswet plaatsvinden op basis van een volledige vergoeding van alle schade die de eigenaren rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van hun zaak lijden. De hoogte en de wijze van berekening van deze schadeloosstelling staan in het kader van de administratieve procedure niet ter beoordeling, aangezien de bepaling daarvan is voorbehouden aan de onteigeningsrechter in het kader van de gerechtelijke procedure. In die procedure kan ook de vaststelling van de precieze omvang van de rechten van reclamante aan de orde komen.

Met betrekking tot de onduidelijkheid van de precieze aanduiding van de benodigde strook grond door de gemeente overwegen Wij dat de gemeente in het kader van de door haar gevoerde inspraakprocedure op het ontwerp verzoekbesluit van de gemeenteraad, dat ontwerp met het onteigeningsplan aangetekend verzonden heeft aan reclamante onder 1. Hij heeft geweigerd dit in ontvangst te nemen. De stukken zijn tevens per gewone post verzonden. Op 13 juli 2010 heeft reclamante onder 1 de stukken op het stadskantoor ingezien en heeft hij een gesprek gevoerd met een ambtenaar van de gemeente. Onder deze omstandigheden kan niet worden volgehouden dat het voor reclamante onder 1 onduidelijk was welk gedeelte van zijn perceel de gemeente nodig had voor de realisering van het bestemmingsplan.

Ten aanzien van de tweede woning die op het perceel van reclamante onder 1 is gelegen overwegen Wij dat deze niet is gelegen op de in de onteigening betrokken strook grond. Ook is niet gebleken dat de bereikbaarheid van deze woning door de onteigening wordt bemoeilijkt.

Wat de zienswijze dat de te onteigenen strook grond te smal is voor het uitvoeren van de werkzaamheden betreft, overwegen Wij dat de volgens de gemeente de begrenzing zo is gekozen dat het werk kan worden aangelegd al dan niet via bij de gemeente in eigendom zijnde grond. Het is dus niet noodzakelijk om via het perceel van reclamante onder 1 de grond te bereiken of de werkzaamheden uit te voeren.

Ten aanzien van de zienswijzen die zien op de strijd de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer en de aanleg van de HOV-baan aan de andere zijde van het spoor overwegen Wij dat deze zienswijzen van planologische aard zijn en naar voren konden worden gebracht in het kader van de procedures die bij de bestemmingsplanprocedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Deze zienswijzen staan hier dan ook niet ter beoordeling.

Ten aanzien van de wens van reclamante onder 1 dat de gemeente het onroerend goed volledig overneemt overwegen Wij dat ten behoeve van de realisatie van het bestemmingsplan slechts een kleine strook van het perceel nodig is. De exploitatie van het overblijvende gedeelte wordt niet dusdanig belemmerd dat de aankoop van dat deel aan de orde dient te zijn. Indien er sprake is van waardevermindering kan dit in de procedure bij de burgerlijke rechter aan de orde komen zoals Wij hierboven bij de beoordeling van de zienswijzen inzake het minnelijk overleg hebben opgemerkt.

Ten aanzien van de eis van reclamante onder 1 de grond binnen één jaar na de onteigening teruggeleverd te krijgen indien de plannen alsnog niet worden gerealiseerd overwegen Wij dat artikel 61 van de onteigeningswet de onteigende partij de mogelijkheid biedt om na drie jaar de grond terug te vorderen of een aanvullende schadeloosstelling te vorderen indien in die periode geen aanvang is gemaakt met de werkzaamheden.

Met betrekking tot de op 8 juni 2011 ingediende aanvullende zienswijzen overwegen Wij dat deze niet ontvankelijk zijn omdat deze buiten de zienswijzentermijn die van 25 maart tot en met 9 mei 2011 duurde, zijn ingediend.

Alles overziende geven de zienswijzen van reclamante onder 1 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Reclamante onder 2 voert als zienswijze aan, dat het deel van het perceel dat in de onteigening is begrepen door reclamante onder 2 wordt gebruikt voor het reinigen van de gevel, het wassen van de ramen en onderhoud van het gebouw met behulp van een hoogwerker. Het perceel dient tevens als vluchtweg omdat er een nooduitgang op uitkomt. Niet duidelijk is hoe de bereikbaarheid van de gevel en het gebruik als vluchtweg in de toekomst zal worden gewaarborgd.

Uit het onderzoek en de overgelegde stukken blijkt dat het gebouw niet is voorzien van een op het dak van het gebouw aangebrachte gevelonderhoudsinstallatie. Reclamante onder 2 maakt thans voor het onderhoud gebruik van gronden die in eigendom zijn van de gemeente. De eigendomsgrens van het perceel loopt namelijk voor een belangrijke deel gelijk met de gevel van het gebouw. De werkzaamheden aan het gebouw kunnen door de aanleg van de HOV verder worden bemoeilijkt. Dat is met name het geval waar de afstand tussen de gevel en het HOV-tracé zeer klein is. Echter op deze plaats is geen sprake van onteigening. Het moeilijker worden van deze werkzaamheden en de als gevolg daarvan mogelijke investeringen aan het gebouw zijn geen gevolg van de onteigening. Wat betreft de wel in de onteigening betrokken strook grond van 284 m2 blijkt dat deze is gelegen op de plek waar het gebouw een bocht maakt. Daardoor is er enige afstand tot het HOV-tracé. De verwerving van deze strook grond is nodig als werkstrook. Het gebruik als vluchtweg blijft derhalve mogelijk. Door de gemeente is bereidheid getoond om in het kader van de voortgaande onderhandelingen, en voor zover dit wettelijk mogelijk is en het gebruik van het HOV-tracé daardoor niet wordt belemmerd, reclamante onder 2 toestemming te verlenen om de te onteigenen grond te blijven gebruiken voor het plegen van onderhoud aan het gebouw en als vluchtweg voor de nooduitgang.

Alles overziende geven de zienswijzen van de reclamante onder 2 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Overige overwegingen

Ingevolge artikel 79, onder ten zevende, van de onteigeningswet, dient een zogenaamde projectietekening deel uit te maken van de aan Ons over te leggen stukken. De projectietekening dient ingevolge artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet, door Onze Minister ter inzage te worden gelegd met het ontwerp koninklijk besluit. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State, is Ons alsnog gebleken dat in het onteigeningsdossier een dergelijke projectietekening ontbrak en dat het derhalve aannemelijk is, dat deze ook niet ter inzage is gelegd. Hiermee is op onjuiste wijze toepassing gegeven aan de onteigeningswet. Niettemin is dit geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening alsnog geheel of gedeeltelijk af te wijzen. Bij de persoonlijke kennisgeving van het ontwerp koninklijk besluit zijn aan de particuliere grondeigenaren immers uitsneden van de grondtekeningen en van de verbeelding toegezonden, waaruit bedoelde eigenaren zonder meer hebben kunnen opmaken dat op de in het onteigeningsplan begrepen gedeelten van hun percelen het tracé van de HOV-baan, te weten een infrastructurele bestemming, was gelegen. Deze duidelijkheid is dezelfde die hen zou zijn verschaft door een projectietekening. De bedoeling van de projectietekening is immers om de grondeigenaren op eenvoudige wijze in staat te stellen om na te gaan hoe bestemming(en) en te onteigenen percelen of gedeelten daarvan zich verhouden tot de mogelijkheid om een beroep op zelfrealisatie naar voren te brengen. Derhalve kunnen bedoelde eigenaren niet in hun belangen zijn geschaad. Wij kunnen dan ook aan de onjuiste toepassing van de onteigeningswet voorbij gaan.

Uit het raadsbesluit blijkt dat de in het verzoek tot onteigening begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het bestemmingsplan bezwaarlijk kunnen worden gemist. Met de werkzaamheden ter plaatse van de ter onteigening aan te wijzen gronden zal zo spoedig mogelijk na de verwerving daarvan worden begonnen.

Het moet dan ook in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Utrecht worden geacht, dat deze de eigendom van de ter onteigening voorgedragen onroerende zaken verkrijgt. Overigens is Ons niet gebleken van feiten en omstandigheden die aan de toewijzing van het verzoek in de weg kunnen staan.

Met inachtneming van hetgeen Wij hierboven hebben overwogen, kunnen Wij het verzoek tot het nemen van een besluit krachtens artikel 78, eerste lid, van de onteigeningswet, dan ook toewijzen.

BESLISSING

Gelet op de onteigeningswet,

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 1 september 2011, no. BJZ 2011050902, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelezen het besluit van de raad van Utrecht van 4 november 2010, nr. SO 10.079028/2010-121;

Gelezen de brief van burgemeester en wethouders van Utrecht van 21 december 2010, kenmerk SO 10.107040;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 13 oktober 2011, no. W.14.11.0359/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 26 oktober 2012, nr. BJZ 201 055880, Directie bestuurlijke en Juridische Zaken.

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan ‘HOV Om De Zuid’ van de gemeente Utrecht, ten name van die gemeente ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken, zoals aangeduid op de grondtekeningen (vs. 18/5/2010, Blad III, A36.400a, 1 en 2) die ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet in de gemeente Utrecht en bij het ministerie van Infrastructuur en Milieubeheer ter inzage hebben gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst.

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Afdeling advisering van de raad van State.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Nummer van het grondplan

Te onteigenen grootte

van het perceel, kadastraal bekend

als

ter grootte van

sectie en nummer

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

   

Gemeente CATHARIJNE

   
                   

1

 

8

28

Terrein

( natuur )

 

62

57

D 9058

Gemeente Utrecht

                   

2

 

2

84

Bijzondere objecten

 

48

75

D 8771-A, 1 tot en met 120

Gemeente Utrecht

Publiekrechtelijk rechtspersoon

Eigendom belast met het recht van erfpacht

Erfpachter:

Bouwinvest Dutch Institutional Office Fund N.V.

                   

3

 

10

21

Openbaar Vervoer

5

79

55

D 9606

Railinfratrust B.V.

Utrecht

                   

4

 

1

54

Terrein Nieuwbouw-bedrijvigheid

 

2

06

D 8737

Gemeente Utrecht

                   

5

 

19

52

Wegen

 

65

35

D 8877

Gemeente Utrecht

                   

6

 

3

62

Wegen

 

5

36

D 6644

Gemeente Utrecht

                   

7

 

5

00

Wonen

 

5

00

D 6645

Gemeente Utrecht

                   

8

 

2

64

Wonen

 

2

64

D 6646

Gemeente Utrecht

                   

9

   

63

Wonen

   

63

D 6669

Gemeente Utrecht

                   

10

   

23

Bedrijvigheid ( kantoor )

   

23

D 6667

Gemeente Utrecht

                   

11

 

4

45

Bedrijvigheid ( kantoor )

Wonen met kantoorbedrijvigheid

 

4

45

D 6647

Gemeente Utrecht

                   

12

 

2

98

Wegen

 

3

36

D 7055

Gemeente Utrecht

                   

13

 

4

30

Water

 

4

30

D 7056

Gemeente Utrecht

                   

14

   

2

Wegen

   

2

D 7802

Gemeente Utrecht

                   

15

   

1

Wegen

   

1

D 7803

Gemeente Utrecht

                   

16

 

1

79

Wegen

 

2

77

D 7804

Gemeente Utrecht

                   

17

   

62

Bijzondere objecten

 

2

21

D 7799

De Staat ( Verkeer en Waterstaat )

‘s-Gravenhage

                   

18

   

30

Wegen

 

77

34

D 9522

Gemeente Utrecht

                   

19

 

11

35

Wegen

 

64

96

D 9272

Gemeente Utrecht

                   
       

Gemeente TOLSTEEG

   
                   

20

 

3

75

Wegen

 

38

47

A 5242

Gemeente Utrecht

                   

21

   

14

Wegen

 

23

90

A 3145

Gemeente Utrecht

                   

22

 

1

88

Water

 

55

15

A 3061

Gemeente Utrecht

                   

23

   

22

Wegen

 

28

32

A 5253

Gemeente Utrecht

                   

24

 

5

53

Water

1

40

51

B 2648

Gemeente Utrecht

                   

26

 

5

32

Openbaar Vervoer

 

43

90

B 2977

Railinfratrust B.V.

Utrecht

                   

27

 

13

55

Wegen

 

44

65

B 1402

Gemeente Utrecht

                   

28

 

81

52

Openbaar Vervoer

3

52

26

B 2976

Railinfratrust B.V.

Utrecht

                   

29

   

27

Wegen

 

43

78

B 1291

Gemeente Utrecht

                   

30

   

25

Openbaar Vervoer

   

25

B 2975

Railinfratrust B.V.

Utrecht

                   

31

 

6

15

Openbaar Vervoer

 

6

15

B 2979

Railinfratrust B.V.

Utrecht

                   

33

   

61

Wegen

 

24

75

B 2809

Gemeente Utrecht

                   

34

 

3

70

Openbaar Vervoer

 

3

70

B 2980

Deelpercelen:

Gedeelte Railinfratrust B.V.

Utrecht

Gedeelte Railinfratrust B.V.

Utrecht

                   

35

 

3

48

Openbaar Vervoer

 

12

55

B 3193

Railinfratrust B.V.

Utrecht

                   

36

   

3

Openbaar Vervoer

 

13

20

B 3194

Deelpercelen:

Gedeelte Railinfratrust B.V.

Utrecht

Gedeelte NS Vastgoed B.V.

Utrecht

                   

37

 

1

01

Openbaar Vervoer

 

64

45

B 2971

Railinfratrust B.V.

Utrecht

                   

38

 

15

59

Openbaar Vervoer

2

29

29

B 2984

Railinfratrust B.V.

Utrecht

                   

39

 

12

65

Openbaar Vervoer

 

12

65

B 2982

Railinfratrust B.V.

Utrecht

                   

40

 

8

73

Uitvaart

5

55

80

B 2643

Gemeente Utrecht

                   

41

 

4

17

Wegen

1

48

30

B 1601

Gemeente Utrecht

                   
   

Gemeente UTRECHT

   
                   

42

   

54

Openbaar Vervoer

   

80

U 932

Railinfratrust B.V.

Utrecht

                   

43

 

80

95

Terrein ( grasland )

1

89

80

U 1133

Gemeente Utrecht

                   

44

 

8

27

Berging- stalling

(garage-schuur) terrein (teelt-kweek)

 

52

70

U 575

1/1 eigendom: Cornelis Andreas van Rijn

Gehuwd met Erica van Rouwendaal Utrecht

                   

45

 

2

30

Wonen

 

7

64

U 9

1/1 eigendom: Cornelis Andreas van Rijn

Gehuwd met Erica van Rouwendaal Utrecht

                   

46

 

9

27

Wegen

 

17

10

U 10

½ eigendom:

De erven van Gerardus Albertus Tersteeg

½ eigendom:

Nelis Albertus Tersteeg

Gehuwd met Evalina Zwart Groenekan

                   

47

   

27

Openbaar Vervoer

   

90

U 936

Railinfratrust B.V.

Utrecht

                   

48

 

3

00

Terrein ( grasland )

3

25

83

O 878

Gemeente Utrecht

                   

49

   

14

Tuinderij bouwland grasland

1

77

95

O 267

1/1 eigendom:

De erven van Gerardus Maria Jongerius

                   

50

   

73

Wonen

 

4

98

O 128

½ eigendom:

De erven van Gerardus Albertus Tersteeg

½ eigendom:

Nelis Albertus Tersteeg

Gehuwd met Evalina Zwart Groenekan

                   

51

 

56

05

Wonen ( recreatie )

Terrein ( grasland )

2

25

10

O 268

1/1 eigendom:

Bernardina Wilhelmina Maria van Maarseveen

Gehuwd met Johannes de Korte Utrecht

                   

52

 

6

36

Openbaar Vervoer

 

17

60

O 852

Railinfratrust B.V.

Utrecht

                   

53

 

2

96

Water

 

39

00

O 146

Gemeente Utrecht

                   

54

 

1

49

Recreatie- sport

2

55

90

O 148

Gemeente Utrecht

                   

55

 

10

98

Terrein ( grasland )

1

67

23

O 1171

Gemeente Utrecht

                   

56

 

77

27

Terrein ( grasland )

3

47

90

O 151

Gemeente Utrecht

                   

57

 

2

25

Recreatie- Sport

3

66

85

O 150

Deelperceel (D1) Utrecht sectie O 150 D1

                   

58

2

26

61

Recreatie- sport recreatie- Sport

3

56

85

O 150

Deelperceel (D2) Utrecht sectie O 150 D2

Gemeente Utrecht

                   

59

 

38

20

Wegen

1

30

90

O 1022

Gemeente Utrecht

                   

61

   

18

Wegen

 

64

60

O 737

Deelperceel (D1) Utrecht sectie O 737

Gemeente Utrecht

Restant Deelperceel (D2) Utrecht sectie O 737

Gemeente Utrecht

                   

62

 

9

62

Wegen

 

36

46

O 738

Gemeente Utrecht

                   

63

 

15

25

Recreatie- Sport

5

01

65

O 393

Gemeente Utrecht

                   

65

1

92

01

Wegen

1

94

95

O 394

Gemeente Utrecht

                   

66

 

22

53

Recreatie- Sport

4

84

56

O 1166

Gemeente Utrecht

                   

67

 

11

15

Terrein ( grasland )

4

52

60

O 1123

Gemeente Utrecht

                   

68

   

2

Terrein

( grasland )

 

6

50

O 401

Gemeente Utrecht

                   

69

 

2

75

Wegen

 

43

00

O 1041

Gemeente Utrecht

                   

70

 

1

35

Wegen

 

1

35

O 1042

Gemeente Utrecht

                   

71

 

2

20

Wegen

 

2

20

O 1043

Gemeente Utrecht

                   

72

 

1

16

Wegen

 

22

50

O 1045

Gemeente Utrecht

73

   

72

Water

1

16

65

O 1189

Bestaat uit 2 deelpercelen:

1: utrecht sectie O 1189 DI 53 ca (geschat). Eigenaar: Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Belast met Recht van Opstal tbv de gemeente Utrecht

2: Utrecht sectie O 1189 D2 1 ha 16 a 12 ca (geschat). Eigenaar: Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

                   

74

 

8

29

Bouwwerken- waterwerken

 

8

45

O 1190

Eigendom Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Belast met recht van Opstal tbv de gemeente Utrecht (recht van opstal is gevestigd door HOV)

                   

75

 

2

12

Bouwwerken- waterwerken

 

2

55

O 1191

Eigendom Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Belast met recht van Opstal tbv de gemeente Utrecht (recht van opstal is gevestigd door HOV)

                   

76

 

1

47

Water

1

64

05

O 1192

Eigendom Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

                   

77

1

94

29

Terrein Nieuwbouw- Bedrijvigheid

10

89

10

O 1188

Gemeente Utrecht

                   

78

   

60

Wonen

 

7

05

O 742

Gemeente Utrecht

Publiekrechtelijk rechtspersoon

Eigendom belast met het recht van erfpacht

Erfpachter:

Stichting Mitros

Utrecht

                   

80

 

4

32

Wegen

 

50

74

N 1402

Gemeente Utrecht

                   

81

2

44

53

Wegen

12

26

27

N 1403

Gemeente Utrecht

                   

82

   

5

Wegen

1

84

54

N 1434

Gemeente Utrecht

                   

83

 

1

70

Woonwagen-standplaats

 

5

80

N 1282

Gemeente Utrecht

Publiekrechtelijk rechtspersoon

Eigendom belast met het recht van erfpacht

Erfpachter:

BV Woonwagenexploitatie

Utrecht

                   

84

 

52

37

Wegen

6

93

25

N 819

De Staat ( Verkeer en Waterstaat )

’s-Gravenhage

                   

85

 

29

92

Wegen

2

81

18

N 1107

Gemeente Utrecht

                   

86

 

7

87

Onderwijs- erf- tuin

11

68

50

N 1428

Universiteit Utrecht

Utrecht

Opstalrecht nutsvoorzieningen

N.V. Stedin Netten Utrecht

Rotterdam

Opstalrecht nutsvoorzieningen

Vitens N.V.

Utrecht

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel

Vitens N.V.

Utrecht

Behoort bij koninklijk besluit van 7 november 2011, nr. 11.002619

Naar boven