Convenant tussen Q10 Offshore Wind B.V. en de Staat der Nederlanden ter zake van de realisatie van innovatieve ontwikkelingen en extra capaciteit bij de bouw van een windturbinepark op de locatie Q10

Partijen:

  • I. Q10 Offshore Wind B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Nederlands recht, gevestigd te Rotterdam en kantoorhoudende te (3072AP) Rotterdam, Wilhelminakade 955, ingeschreven in het handelsregister onder nummer 24478874, hierna: ‘Q10 B.V.’, te dezen vertegenwoordigd door Eneco Wind B.V. als enig bestuurder, op haar beurt vertegenwoordigd door Eneco B.V. als enig bestuurder, op haar beurt vertegenwoordigd door de heer C.J. Rameau bestuurder, en als zodanig gerechtigd tot wettelijke vertegenwoordiging; en

  • II. Staat der Nederlanden, hierna: ‘Staat’, ten dezen vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna: ‘de Minister’),

Overwegingen:

  • A. In het kader van de Regeling windenergie op zee 2009 (hierna: ‘Regeling’) heeft de Minister op 12 mei 2010 twee subsidies verleend voor maximaal EUR 2.206.852.320, respectievelijk maximaal EUR 2.188.926.689, aan ZeeEnergie C.V., respectievelijk Buitengaats C.V.;

  • B. De beslissing omtrent de verlening van het ‘Restbudget’, zijnde het deel van het in de Regeling vermelde subsidieplafond waarvoor nog geen subsidie is verleend, ter grootte van EUR 989.038.801 (hierna: ‘Restbudget’), is door de Minister aangehouden;

  • C. Clearcamp C.V, N.V. NUON Duurzame Energie, Q10 B.V. en Q4 WP B.V. hebben elk afzonderlijk aangegeven nog geïnteresseerd te zijn in de toezegging aan hen van een subsidie met een hoogte van maximaal het Restbudget;

  • D. In afstemming met de Staat, Clearcamp C.V., ZeeEnergie C.V. en Buitengaats C.V. hebben Q10 B.V. en N.V. NUON Duurzame Energie een voorstel ontwikkeld zoals beschreven in de brief aan de Staat van 24 maart 2011 (hierna: ‘Voorstel’), op basis van de volgende elementen:

    • Aanwending van het Restbudget voor de bouw van een windturbinepark op de locatie Q10 door Q10 B.V.;

    • inzet (van een deel) van de locatie Q10 tevens als testlocatie voor innovatieve technieken;

    • intrekking van alle lopende bezwaar- en beroepsprocedures tegen de twee subsidiebeschikkingen hiervoor genoemd onder A; en

    • intrekking van alle subsidieaanvragen krachtens de Regeling met uitzondering van de aanvraag van Q10 B.V;

  • E. De inzet van het windturbinepark op de locatie Q10 mede als testlocatie voor innovatie beantwoordt aan het kabinetsbeleid, terwijl het subsidiebedrag per MW voortvloeiend uit het Voorstel marktconform is;

  • F. Ter realisatie van het Voorstel is het Voorstel conform de wensen van de Staat uitgewerkt in de onderhavige overeenkomst (hierna: Convenant).

Partijen zijn het volgende overeengekomen:

1. Definities en interpretatie

  • 1.1. Behoudens voor zover uit de context anders blijkt, zijn de woorden en uitdrukkingen die in dit Convenant met een hoofdletter zijn geschreven gedefinieerde woorden en uitdrukkingen, die de daaraan hierondertoegekende betekenis hebben:

    a. Aanvang van de bouwperiode:

    het bereiken van het eerste moment dat de bodem in beroering wordt gebracht door plaatsing van (een deel van) het windturbinepark op de Locatie Q10 dan wel de bekabeling naar land, als bedoeld in de Wbr-vergunning;

    b. Besluit:

    Besluit stimulering duurzame energieproductie;

    c. Bijlage 1:

    Bijlage verplichting tot installatie extra capaciteit;

    d. Bijlage 2:

    Bijlage verplichting tot innovatie;

    e. Bijlage 3:

    Pandakte;

    f. Gezekerde verplichtingen:

    als gedefinieerd in Bijlage 3;

    g. Innovatie:

    als gedefinieerd in Bijlage 2;

    h. Locatie Q10:

    de locatie als geregeld in voorschrift 3.1 van de Wbr-vergunning, althans de locatie waarvoor in de toekomst een Wbr- danwel Waterwetvergunning voor het windpark Q10 wordt verleend;

    i. Minister:

    Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    j. MW:

    megawatt;

    k. Onherroepelijk;

    een kwalificatie bij een beschikking of ander besluit waarmee wordt aangegeven dat die beschikking of dat besluit formele rechtskracht heeft verkregen;

    l. Convenant:

    de onderhavige overeenkomst, inclusief de daarvan deel uitmakende Bijlagen 1 tot en met 3;

    m. Regeling:

    Regeling windenergie op zee 2009;

    n. Restbudget:

    het deel van het in de Regeling vermelde subsidieplafond waarvoor voorafgaande aan het sluiten van dit Convenant nog geen subsidie is verleend, ter grootte van EUR 989.038.801;

    o. Staat:

    Staat der Nederlanden;

    p. Subsidiebeschikking:

    de voor de exploitatie van een windpark op de Locatie Q10 en met inachtneming van de Regeling en het Besluit aan Q10 B.V. te verlenen subsidie, welke ter voorafgaandeg oedkeuring van staatssteun door de Minister wordt voorgelegd aan de Europese Commissie;

    q. Verklaring Extra Capaciteit:

    de door de Staat op grond van artikel 2.4 afgegeven schriftelijke verklaring, waarin wordt vastgesteld of en in hoeverre Q10 B.V. heeft voldaan aan haar verplichting ex artikel 2.1;

    r. Verklaring Realisatie Innovatie:

    de door de Staat op grond van artikel 3.4 afgegeven schriftelijke verklaring, waarin wordt vastgesteld of en in hoeverre Q10 B.V. heeft voldaan aan haar verplichting ex artikel 3.1;

    s. Vorderingen:

    als gedefinieerd in Bijlage 3;

    t. Voorstel:

    het voorstel d.d. 24 maart 2011, zoals nader gedefinieerd onder D van de Overwegingen;

    u. Wbr:

    Wet beheer rijkswaterstaatswerken;

    v. Wbr-vergunning:

    de vergunning op grond van artikel 2 van de Wbr voor de aanleg, het in stand houden en verwijderen van het windturbinepark Q10 op het Nederlands Continentaal Plat en de aanleg, het in stand houden en verwijderen van kabelleidingen ten behoeve van voornoemd windturbinepark op het Nederlands Continentaal Plat, in de territoriale wateren en op het land tot aan de duinvoet d.d. 18 december 2009 met kenmerk WSV/2009-1229;

    w. Q10 B.V.:

    Q10 Offshore Wind B.V., zoals nader gedefinieerd in de preambule.

  • 1.2. Tenzij dit Convenant uitdrukkelijk anders bepaalt, geldt bij de interpretatie van dit Convenant het volgende:

    • a. een verwijzing in dit Convenant naar een Ove‘rweging’, ‘Bijlage’, of een ‘Artikel’, geldt als verwijzing naar een overweging, een bijlage, of een artikel bij of van dit Convenant;

    • b. de Overwegingen en Bijlagen zijn onverbrekelijk verbonden met, en maken deel uit van dit Convenant. Een verwijzing naar dit Convenant omvat derhalve tevens een verwijzing naar deze Overwegingen en Bijlagen.

    • c. de aanhef, kopjes en nummering van Artikelen of Bijlagen (of onderdelen daarvan) zijn slechts opgenomen ter vergemakkelijking van het gebruik en hebben geen invloed op de interpretatie ervan;

    • d. de woorden ‘daaronder begrepen’ en woorden van gelijke strekking betekenen ‘daaronder begrepen doch niet beperkt tot’; en

    • e. het enkelvoud wordt geacht mede te omvatten het meervoud en vice versa en een verwijzing naar een mannelijke vorm wordt mede geacht te omvatten een verwijzing naar een vrouwelijke vorm en vice versa.

2. Verplichting tot installatie ‘extra’ capaciteit

  • 2.1. Q10 B.V. verplicht zich om op de Locatie Q10 een capaciteit van tenminste 9,6 MW te installeren, voor welke capaciteit Q 10 B.V. geen aanspraak heeft gemaakt of zal maken op subsidie krachtens het Besluit en/of de Regeling. Deze verplichting moet vóór 1 januari 2016 zijn vervuld, dan wel, indien dat later is, binnen een termijn van twee (2) kalenderjaren na Aanvang van de bouwperiode.

  • 2.2. Q10 B.V. zal aantonen dat (geheel of gedeeltelijk) is voldaan aan haar verplichting ex artikel 2.1 doordat zij telkens als zij dat wenst, doch binnen de termijn bedoeld in artikel 2.1 aan de Staat schriftelijke bewijzen overlegt als nader uitgewerkt in Bijlage 1. Uit deze schriftelijke bewijzen volgt welk vermogen in MW op de Locatie Q10 is geïnstalleerd, naast de capaciteit waarover Q10 B.V. aanspraak kan maken op subsidie krachtens het Besluit en/of de Regeling.

  • 2.3. Na de ontvangst van de schriftelijke bewijzen bedoeld in artikel 2.2 kan de Staat, alvorens de verklaring bedoeld in artikel 2.4 te verstrekken, bij Q10 B.V. nadere informatie inwinnen en nadere bewijsstukken opvragen.

  • 2.4. Binnen vier weken nadat Q10 B.V. de schriftelijke bewijzen bedoeld in artikel 2.2 heeft overgelegd, verstrekt de Minister namens de Staat aan Q10 B.V. de Verklaring Extra Capaciteit. Partijen kunnen in onderling overleg een verlenging van deze termijn overeenkomen. Indien de Minister binnen deze periode van vier weken op grond van artikel 2.3 nadere informatie of bewijsstukken heeft gevraagd, wordt de termijn bedoeld in de eerste volzin opgeschort en begint deze weer te lopenn a de dag waarop de gevraagde informatie of bewijsstukken door Q10 B.V. zijn verstrekt.

    • 2.5. De Verklaring Extra Capaciteit zal – op basis van Bijlage 1 – het bedrag vaststellen dat Q10 B.V. aan de Staat bij wijze van compensatie verschuldigd is, indien Q10 B.V. in gebreke is ten aanzien van de tijdige en/of volledige nakoming van artikel 2.1. Nadat Q10 heeft aangegeven dat zij haar verplichtingen niet of niet verder zal nakomen, dan wel nadat de termijn waarbinnen tijdige nakoming nog plaats kan vinden is verstreken, is dit bedrag opeisbaar.

3. Verplichting tot realisatie van innovatie

  • 3.1. Q10 B.V. verplicht zich om bij de realisatie van het windturbinepark op de Locatie Q10, Innovaties toe te passen, zoals nader geregeld in Bijlage 2; bijvoorbeeld door Innovaties op de Locatie Q10 te faciliteren, en voor welke InnovatiesQ 10 B.V. geen aanspraak heeft gemaakt of zal maken op subsidie krachtens het Besluit en/of de Regeling. Deze verplichting moet vóór 1 januari 2016 zijn vervuld, dan wel, indien dat later is, binnen een termijn van twee (2) kalenderjaren na Aanvang van de bouwperiode.

  • 3.2. Q10 B.V. zal aantonen dat (geheel of gedeeltelijk) is voldaan aan haar verplichting ex artikel 3.1 doordat zij telkens als zij dat wenst, doch binnen de termijn bedoeld in artikel 3.1 aan de Staat schriftelijke bewijzen overlegt als nader uitgewerkt in Bijlage 2. Uit deze schriftelijke bewijzen volgt welke Innovaties zijn gerealiseerd.

  • 3.3. Na de ontvangst van de schriftelijke bewijzen bedoeld in artikel 3.2 kan de Staat, alvorens de verklaring bedoeld in artikel 3.4 te verstrekken, bij Q10 B.V. nadere informatie inwinnen en nadere bewijsstukken opvragen.

  • 3.4. Binnen vier weken nadat Q10 B.V. de schriftelijke bewijzen bedoeld in artikel 2.2 heeft overgelegd, verstrekt de Minister namens de Staat aan Q10 B.V. de Verklaring Realisatie Innovatie. Partijen kunnen in onderling overleg een verlenging van deze termijn overeenkomen. Indien de Minister binnen deze periode van vier weken op grond van artikel 3.3 nadere informatie of bewijsstukken heeft gevraagd, wordt de termijn bedoeld in de eerste volzin opgeschort en begint deze weer te lopen na de dag waarop de gevraagd informatie of bewijsstukken door Q10 B.V. zijn verstrekt.

  • 3.5. De Verklaring Realisatie Innovatie zal – op basis van Bijlage 2 – het bedrag vaststellen dat Q10 B.V. aan de Staat bij wijze van compensatie verschuldigd is, indien Q10 B.V. in gebreke is ten aanzien van de tijdige en/of volledige nakoming van artikel 3.1. Nadat Q10 heeft aangegeven dat zij haar verplichtingen niet of niet verder zal nakomen, dan wel nadat de termijn waarbinnen tijdige nakoming alsnog plaats nog kan vinden is verstreken, is dit bedrag opeisbaar.

  • 3.6. Q10 B.V. is gerechtigd om, in plaats van de verplichting bedoeld in artikel 3.1 en naast de verplichting bedoeld in artikel 2.1, aanvullend 10 MW extra capaciteit op de Locatie Q10 te (laten) installeren. Deze verplichting moet zijn vervuld binnen de termijn als geregeld in artikel 3.1. Indien Q10 B.V. voor deze mogelijkheid opteert, treden voor de toepassing van dit lid de artikelen 2.2 tot en met 2.5 in de plaats van de artikelen 3.2 tot en met 3.5.

4. Betaling compensatie bij niet-nakoming

  • 4.1. Voor zover uit de mededelingen ex artikel 2.5, respectievelijk 3.5 volgt dat Q10 B.V. een compensatie is verschuldigd, betaalt Q10 B.V. die compensatie in maandelijkse termijnen.

  • 4.2. Het aantal maandelijkse termijnen is gelijk aan twaalf (12) maal het aantal hele kalenderjaren waarover Q10 B.V., op de datum waarop de eerste termijn vervalt, krachtens de Subsidiebeschikking nog aanspraak kan maken op subsidie, met een maximum van honderdtachtig (180).

  • 4.3. De eerste termijn vervalt dertig (30) dagen na de dag waarop de Staat de mededeling ex artikel 2.5, respectievelijk artikel 3.5 aan Q10 B.V. heeft gedaan. De daarop volgende termijnen vervallen maandelijks op dezelfde dag van de maand als waarop de eerste termijn is vervallen.

  • 4.4. De betaling van de maandelijkse termijnen geschiedt doordat de Staat haar vordering verrekent met het bedrag dat de Minister bij wijze van voorschot krachtens de Subsidiebeschikking aan Q10 B.V. betaalt. In dat kader zal de Staat de maandelijkse termijn inhouden op de maandelijkse voorschotbetaling. De Staat zal op elk verrekeningsmoment een schriftelijke verklaring afgeven aan Q10 B.V. waarin zij verklaart over te gaan tot verrekening en hierbij tevens een berekening van de verrekende bedragen overleggen, tenzij de bedragen in de verklaring volledig ongewijzigd zijn vergeleken met die genoemd in de laatst afgegeven verklaring.

  • 4.5. Indien en voor zover de verrekening niet kan plaatsvinden conform artikel 4.4 dient Q10 B.V. elke maandelijkse termijn of het nog openstaand deel daarvan aan de Staat te betalen op de eerste dag van de tweede kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin verrekening niet of ten dele plaatsvond.

  • 4.6. Bij niet tijdige betaling van een (gedeelte van een) maandelijkse termijn conform artikel 4.5 is Q10 B.V. wettelijke rente verschuldigd vanaf de betaaldag bedoeld in artikel 4.5, zonder dat een voorafgaande ingebrekestelling door de Staat nodig is.

  • 4.7. Indien Q10 B.V. in surseance van betaling of in staat van faillissement komt te verkeren, zijn in afwijking van het voorgaande, de in de Verklaring Extra Capaciteit en de Verklaring Realisatie Innovatie genoemde bedragen direct en volledig opeisbaar.

5. Zekerheid

Tot zekerheid van de verplichtingen van Q10 B.V. uit hoofde van de artikelen 4.5 4.6 en 4.7 (de Gezekerde verplichtingen) vestigt Q10 B.V. ten behoeve van de Staat een pandrecht, eerste in rang, op de Vorderingen die voortvloeien uit de Subsidiebeschikking, een en ander conform de in de Bijlage 3 opgenomen pandakte tot een bedrag groot 130% van de maximaal verschuldigde compensatie (als geregeld in de Bijlagen 1 en 2), te weten 130% van zesenzeventig miljoen euro (€ 76.000.000,00).

6. Vrijwaring

Onverminderd alle verplichtingen die voortvloeien of kunnen voortvloeien uit de bestaande regelgeving, daaronder tenminste doch niet uitsluitend begrepen het Besluit en de Regeling, zal de Staat ter zake van het Voorstel geen enkele andere compensatie eisen van Q10 B.V. dan die bedoeld in de artikelen 2 en 3.

7. Overleg

  • 7.1. Partijen zullen met elkaar de uitvoering van dit Convenant bespreken indien één der partijen aangeeft daaraan behoefte te hebben. Voorts zullen Partijen desgevraagd met elkaar overleg voeren over een mogelijke aanpassing van dit Convenant indien op 1 december 2013 de verplichtingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 niet of slechts gedeeltelijk kunnen worden uitgevoerd, omdat:

    • a. de vereiste (offshore en onshore) vergunningen en overige besluiten nog niet onherroepelijk zijn; of

    • b. andere externe factoren zijn opgetreden die buiten de invloedssfeer van Partijen liggen en zich kwalificeren als overmacht; of

    • c. de verplichtingen die voortvloeien uit dit Convenant geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden uitgevoerd omdat de uitvoering rechtens niet is toegestaan.

  • 7.2. Partijen zullen in het overleg bedoeld in artikel 7.1, tweede volzin, alternatieven trachten te formuleren, opdat de realisatie van het windturbinepark op de Locatie Q10 en de installatie van capaciteit en de realisatie van innovatie conform het bepaalde in de artikelen 2 en 3 (alsnog) mogelijk wordt of blijft. Uitgangspunten daarbij zijn dat zoveel als mogelijk recht zal worden gedaan aan de bedoelingen van Partijen zoals verwoord in dit Convenant en dat Q10 B.V. uitzicht houdt op de realisatie en exploitatie van een rendabel windpark. Een Partij mag niet op onredelijke gronden instemming aan een door de andere Partij voorgesteld initiatief weigeren.

8. Inwerkingtreding en ontbinding

  • 8.1. Dit Convenant treedt in werking op de datum van ondertekening.

  • 8.2. Q10 B.V. zal bij de Minister van Infrastructuur & Milieu voor het windturbinepark op de Locatie Q10 een wijzigingsvergunning aanvragen, dat wil zeggen een verzoek tot wijziging van de Wbr-vergunning indienen. Indien deze wijzigingsvergunning op 1 augustus 2014 (nog) niet is afgegeven en/of niet-onherroepelijk is, kan Q10 B.V. dit Convenant bij schriftelijke verklaring gericht aan de Minister met terugwerkende kracht gedeeltelijk ontbinden, namelijk voor zover het de bepalingen verbandhoudend met de verplichting ex artikel 3.1 betreft.

  • 8.3. Indien Q 10 B.V. op 1 december 2013 nog niet is gerechtigd aan te vangen met de bouw van het windpark omdat niet alle daarvoor noodzakelijke vergunningen of andere overheidsbesluiten onherroepelijk zijn verkregen of zijn komen vast te staan, of de Subsidiebeschikking nog niet in werking is getreden, en tevens op dat moment of daarna de op basis van de Regeling verstrekte subsidie inzake het plan Q10 B.V. op verzoek van Q10 B.V. onherroepelijk is ingetrokken of onherroepelijk op nihil is vastgesteld, kan Q10 B.V. dit Convenant alsmede de uitvoeringsovereenkomst welke is gesloten in het kader van de subsidieverlening bij schriftelijke verklaring gericht aan de Minister met terugwerkende kracht ontbinden,z olang Q10 B.V. de bouw van het windpark niet heeft aangevangen. De Staat zal de bankgarantie zo spoedig mogelijk na ontbinding van de uitvoeringsovereenkomst retourneren.

  • 8.4. Indien naar de mening van beide Partijen al vóór 1 december 2013 zeer waarschijnlijk is geworden dat de toestand bedoeld in het derde lid zich inderdaad op 1 december 2013 zal voordoen, zullen zij bespreken of een mogelijke vervroeging van deze datum door middel van een wijziging van dit convenant wenselijk is.

9. Overdracht rechten en verplichtingen

  • 9.1. Partijen zijn niet gerechtigd de rechten en verplichtingen uit dit Convenant aan een derde over te dragen, dan wel mee te werken aan een overgang daarvan onder algemene titel, zonder schriftelijke toestemming van de andere Partij. Ter vermijding van rechtsonzekerheid bevestigen Partijen dat voor een overdracht van aandelen in Q10 B.V. geen toestemming is vereist op basis van de eerste volzin.

  • 9.2. De toestemming verlenende Partij is gerechtigd aan het verlenen van de toestemming voorwaarden te verbinden.

10. partiele nietigheid of vernietiging

Indien één of meer artikelen van dit Convenant nietig blijken te zijn, of door de rechter worden vernietigd, behouden de overige artikelen van dit Convenant hun rechtskracht. Partijen zullen over eerstbedoelde artikelen overleg voeren teneinde een vervangende regeling te treffen waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de door nietigheid of vernietiging getroffen artikelen en bij de overige artikelen en de strekking van dit Convenant. Bij een vervangende regeling wordt de strekking van dit Convenant niet aangetast.

11. Gehele overeenstemming en wijziging Convenant

  • 11.1. Dit Convenant vervangt alle vroegere schriftelijke en/of mondelinge afspraken en gedachtenwisselingen over de inhoud van het Convenant tussen Partijen.

  • 11.2. Wijzigingen en/of aanvullingen van dit Convenant kunnen alleen rechtsgeldig worden gemaakt wanneer zij schriftelijk tussen Partijen zijn vastgelegd.

12. Kosten

Behoudens indien en voor zover expliciet anders bepaald in dit Convenant, draagt ieder van de Partijen haar eigen kosten in verband met de totstandkoming en uitvoering van dit Convenant.

13. Afstand

Van het doen van afstand van het recht om nakoming van enige verplichting die voortvloeit uit dit Convenant te vorderen, zal eerst sprake zijn indien dit uitdrukkelijk in een ondertekend schriftelijk document is vastgelegd. Een afstand van recht ter zake van een schending van het bepaalde in dit Convenant geldt niet als een afstand ter zake van een opvolgende schending van dit Convenant.

14. Kennisgevingen

Onverminderd het recht van Partijen om op andere rechtsgeldige wijze kennisgevingen en/of mededelingen te doen, zullen alle kennisgevingen of andere mededelingen die krachtens dit Convenant zijn vereist of toegestaan worden geacht rechtsgeldig te zijn gedaan indien deze schriftelijk worden gedaan en worden afgegeven dan wel per aangetekende post met handtekening retour worden verzonden naar de navolgende adressen of op die adressen zoals de aangewezen Partij de andere Partij heeft aangegeven:

Indien gericht aan Q10:

Q10 Offshore Wind B.V.

t.a.v.: dhr. R.M. Dijkstra

Postbus 19020

3001 BAR otterdam

Indien gericht aan de Staat / Minister:

Staat der Nederlanden

t.a.v. de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, t.a.v. dhr. drs. M.E.P. Dierikx,

Postbus 20101,

2500 EC Den Haag

15. Rechtskeuze en forum

  • 15.1. Op dit Convenant is Nederlands recht toepasselijk.

  • 15.2. Geschillen die voortvloeien uit de uitvoering van dit Convenant dan wel daaruit voortvloeiende overeenkomsten worden bij uitsluiting van iedere andere rechter voorgelegd aan de bevoegde rechter te Den Haag.

  • 15.3. Een geschil wordt geacht aanwezig te zijn zodra één van de Partijen zulks verklaart.

16 Slotbepaling

Dit Convenant wordt aangehaald als: Convenant windturbinepark Q10.

Na ondertekening van dit convenant wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend te’s-Gravenhage, 4 november 2011

Q10 Offshore Wind B.V.,

C.J. Rameau,

Directeur / bestuurder.

Staat der Nederlanden,

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

namens deze:

M.E.P. Dierikx,

Directeur generaal Energie, Telecom en Mededinging.

BIJLAGE 1: VERPLICHTING TOT INSTALLATIE ‘EXTRA’ CAPACITEIT

1. Inhoud en opbouw van bijlage 1

  • 1.1. Artikel 2 regelt de verplichting van Q10 B.V. om op de locatie Q10 een capaciteit van tenminste 9,6 MW te installeren, zonder dat in verband met de installatie en exploitatie van deze capaciteit krachtens de subsidiebeschikking aanspraak op subsidie bestaat of krachtens het Besluit en/of de Regeling aanspraak op subsidie kan worden gemaakt. Bij gebreke aan een tijdige en/of volledige nakoming van deze verplichting is Q10 B.V. krachtens het bepaalde in artikel 2.5 een compensatie verschuldigd. Ad 2 van deze bijlage wordt de hoogte van deze compensatie geregeld.

  • 1.2. Q10 B.V. verplicht zich om op de Locatie Q10 eenc apaciteit van tenminste 9,6 MW te installeren, Deze verplichting moet vóór 1 januari 2016 zijn vervuld, dan wel, indien dat later is, binnen een termijn van twee (2) kalenderjaren na Aanvang van de bouwperiode.

  • 1.3. Ingevolge artikel 3.6 is Q10 B.V. gerechtigd om in plaats van de verplichting geregeld in artikel 3.1 aanvullend 10 MW extra capaciteit te installeren. Indien Q10 B.V. aangeeft dat zij voor deze mogelijkheid opteert, doch slechts een gedeelte van 10 MW installeert, is zij de compensatie als hierna geregeld ad 3 verschuldigd.

  • 1.4. Artikel 2.2 regelt dat Q10 B.V. schriftelijke bewijzen dient te overleggen, ten bewijze van het geheel of gedeeltelijk hebben voldaan aan de verplichting ex artikel 2.1. Ad 4 wordt geregeld welke vereisten aan deze schriftelijke bewijzen worden gesteld.

2. Hoogte compensatie ex artikel 2.1 - 2.5

  • 2.1. Indien Q10 B.V. niet aan de verplichting ex artikel 2.1 voldoet, hanteren partijen de volgende uitgangspunten ten aanzien van de hoogte van de compensatie:

  • 2.2. Het totale compensatiebedrag bedoel in artikel 2.5 van de Overeenkomsti s vastgesteld op zestig miljoen euro (€ 60.000.000,00) welk bedrag zal worden verminderd met zes miljoen euro (€ 6.000.000,00) voor iedere hele megawatt opgesteld extra vermogen.

  • 2.3. Bij de installatie van turbines met een vermogen van 3MW is de compensatie als volgt vastgesteld:

    40 turbines van 3MW (120MW): compensatie van EUR 54.000.000,00

    41 turbines van 3MW (123MW): compensatie van EUR 36.000.000,00

    42 turbines van 3MW (126MW): compensatie van EUR 18.000.000,00

    43 turbines van 3MW (129MW): geen compensatie

  • 2.4. Bij de installatie van turbines met een vermogen van 3,6 MW is de compensatie als volgt vastgesteld:

    33 turbines van 3,6MW (118,8MW): compensatie van EUR 60.000.000

    34 turbines van 3,6MW (122,4MW): compensatie van EUR 42.000.000

    35 turbines van 3,6MW (126MW): compensatie van EUR 18.000.000

    36 turbines van 3,6MW (129,6MW): geen compensatie

  • 2.5. Bij strijdigheid tussen het bepaalde in 2.2 enerzijds en 2.3 of 2.4 anderzijds prevaleren de compensatiebedragen genoemd in 2.3, respectievelijk 2.4.

3. Hoogte compensatie bij MEER ‘extra’ capaciteit i.p.v. innovatie ex bijlage 2

  • 3.1. Artikel 3.6 van de Overeenkomst regelt dat Q10 B.V. is gerechtigd om, in plaats van de verplichting bedoeld in artikel 3.1 en naast de verplichting bedoeld in artikel 2.1, aanvullend 10 MW extra capaciteit op de Locatie Q10 te installeren. Indien Q10 B.V. voor deze mogelijkheid opteert, treden de artikelen 2.2 tot en met 2.5 van de Overeenkomst in de plaats van de artikelen 3.2 tot en met 3.5 van de Overeenkomst. Artikel 2.5 regelt dat bij gebreke van de tijdige en/of volledige nakoming Q10 B.V. aan de Staat bij wijze van compensatie een bedrag zal zijn verschuldigd, zoals nader uitgewerkt in de onderhavige bijlage.

  • 3.2. Indien Q10 B.V. gebruik maakt van de in artikel 3.6 van de overeenkomst opgenomen mogelijkheid, doch niet volledig de daarin genoemde 10 MW extra capaciteit installeert, dan is zij per niet-ingeïnstalleerde MW een compensatie van EUR 1,6 miljoen verschuldigd. De door haar verschuldigde compensatie wordt dan berekend door, op de capaciteit van 129,2 MW plus 10 MW de totaal geïnstalleerde capaciteit in mindering te brengen en de alsdan resterende capaciteit te vermenigvuldigen met 1,6 EUR mio.

    Oftewel, indien, bijvoorbeeld, 134 MW wordt geïnstalleerd, is een compensatie verschuldigd van:

    ((129,2+10MW) - 134) x 1,6 = EUR 8,32 mio

4. Schriftelijke bewijzen ex artikel 2.2

  • 4.1. Artikel 2.2 van de Overeenkomst bepaalt dat Q10 B.V. zal aantonen dat (geheel of gedeeltelijk) is voldaan aan haar verplichting ex artikel 2.1 doordat zij op 1 januari 2016, of zoveel eerder als zij dat wenst, aan de Minister schriftelijke bewijzen overlegt.

  • 4.2. Schriftelijk bewijs in de zin van artikel 2.2 van de Overeenkomst vormt het zogenoemde ‘take over certificate’, d.w.z. het document door middel waarvan de desbetreffende turbines door de aannemer / leverancier worden overgedragen / opgeleverd aan Q10 B.V.

BIJLAGE 2: INNOVATIEVERPLICHTING VAN Q10 B.V.

1. Inhoud en opbouw van bijlage 2

  • 1.1. Krachtens artikel 3.1 van de Overeenkomst verplicht Q10 B.V. zich om bij de realisatie van het windturbinepark op de Locatie Q10 Innovaties toe te passen. Voor deze Innovaties kan Q10 B.V. geen aanspraak maken op subsidie krachtens het Besluit en/of de Regeling. Ad 2 van deze bijlage wordt gedefinieerd wat in de Overeenkomst onder Innovatie wordt verstaan.

  • 1.2. Artikel 3.2 regelt dat Q10 B.V. schriftelijke bewijzen dient te overleggen, ten bewijze van het geheel of gedeeltelijk hebben voldaan aan de verplichting ex artikel 3.1. Ad 3 wordt geregeld welke vereisten aan deze schriftelijke bewijzen worden gesteld.

  • 1.3. Bij gebreke aan een tijdige en/of volledige nakoming van de verplichting ex artikel 3.1 is Q10 B.V. krachtens het bepaalde in artikel 3.5 een compensatie verschuldigd. Ad 4 van deze bijlage wordt de hoogte van deze compensatie geregeld.

2. Definitie innovatie

  • 2.1. Onder Innovatie wordt in de Overeenkomst verstaan:

    • I. Een Innovatief fundatieontwerp; of

    • II. Een Innovatieve installatietechniek; of

    • III. Een innovatie uit de Vrije categorie.

    De begrippen ‘Innovatief fundatieontwerp’, ‘Innovatieve installatietechniek’ en ‘Vrije categorie’ worden hierna gedefinieerd.

2.2. I. Innovatief fundatieontwerp

  • 2.2.1. Achtergrond:

    De fundatie is het deel van een windturbine vanaf het laagste punt van de ondersteuningsconstructie, d.w.z. onderkant van de (hei)paal, tot het hoogste punt van de constructie, d.w.z. het punt waarop de aanhechting met de gondel (nacelle) wordt geconstrueerd. Een conventioneel fundatieontwerp is gebaseerd op het monopileontwerp. Daarbij bestaat de monopile in het algemeen uit de volgende drie onderdelen: een geheide paal, een transition piece en een turbinetoren.

    Conventionele fundatieontwerpen zijn op dit moment in hun toepassing beperkt tot geringe waterdiepten (maximaal tot 35 meter, afhankelijk van het formaat turbine). Voor een grootschaliger ontwikkeling van windturbineparken op zee dienen nieuwe fundatieontwerpen te worden ontwikkeld, die toepasbaar zijn in grotere waterdiepten. Dit kan bijvoorbeeld door het toepassingsgebied van het monopileontwerp te vergroten door gewichtsbesparing of door het ontwikkelen van nieuwe typen fundaties.

  • 2.2.2. Onder een Innovatief fundatieontwerp wordt in de Overeenkomst verstaan:

    Een fundatieontwerp, waarbij één of meerdere van de volgende technieken worden toegepast:

    • a. Een monopileontwerp waarmee een gewichtsbesparing van tenminste 5% wordt gerealiseerd ten opzichte van het conventionele fundatieontwerp zoals uitgevraagd in de door Q10 B.V. voor de windturbine van het windturbinepark op de Locatie Q10 uitgeschreven Europese aanbesteding, zijnde een gewicht van circa 500 ton; of

    • b. Een alternatieve verbinding tussen het transition piece en de monopile, zoals een Slip joint verbinding of een Bolt-free connection; of

    • c. Een monopileontwerp waarbij het transition piece en de monopile één geheel vormen, d.w.z. dat zij gelijktijdig (kunnen) worden geïnstalleerd; of

    • d. Het ontwikkelen en toepassen van nieuwe concepten voor het fundatieontwerp, zoals een driepotige stalen fundatie die met behulp van sunction piles/buckets wordt geïnstalleerd;

    • e. Een monopile in een ander materiaal dan staal; of

    • f. De Suction pile/bucket technologie; of

    • g. Het boren/trillen van de paal in plaats van het heien; of

    • h. Een Jacketconstructie;

  • 2.2.3. De hiervoor in 2.2.2 genoemde begrippen worden als volgt gedefinieerd:

    (i) Slip joint verbinding:

    verbinding tussen de geheide paal en de transition piece, waarbij zowel de geheide paal als het transition piece conisch worden uitgevoerd. Bij deze constructie is geen grout nodig; grout is een betonachtig mengsel dat wordt gebruikt om de stalen delen te verbinden.

    (ii) Bolt free connection:

    De gehele fundatie wordt met slip-joint verbindingen geconstrueerd, dus ook de verbinding tussen de turbinetoren en het transition piece. De laatstgenoemde verbinding wordt bij een conventioneel fundatieontwerp met een groot aantal bouten vastgezet..

    (iii) Suction pile en/of suction bucket technologie:

    De fundatie wordt in de grond verankerd door het vacuüm zuigen van aan de bovenzijde afgesloten buisstukken. Door dit gecontroleerd te doen zakken de buisstukken de grond in tot voldoende draagkracht is bereikt. Tevens kan de fundatie binnen de vereiste normen met betrekking tot verticaliteit worden geïnstalleerd.

    (iv) Jacketconstructie:

    een vakwerkconstructie waarbij de onderdelen zijn onder te verdelen in buizen en koppelstukken. Door zowel de buizen als de koppelstukken uniform uit te voeren kan het jacket seriematig worden geproduceerd.

2.3. II: Innovatieve installatietechniek

  • 2.3.1. Achtergrond:

    Bij een conventionele installatietechniek worden de palen van een monopilefundatie geheid. Dit brengt een geluidsbelasting op het milieu met zich. Daarom mag de conventionele installatietechniek niet het gedurende het hele jaar worden toegepast. Dit is in de Wbr-vergunning begrensd. Voorts behelst de conventionele installatietechniek dat de zeebodem in de directe omgeving van de fundatie wordt bedekt met hard substraat, ter voorkoming van erosie rondom de fundatie. Dit wordt ook wel Scour protection genoemd. Ook deze Scour protection heeft impact op het milieu.

    Innovatie op het gebied van installatietechniek kan leiden tot een lagere geluidemissie ten gevolge van de bouw van een offshore windpark op het leefmilieu. Indien niet langer een hei-restrictie noodzakelijk is, wordt het bovendien mogelijk om gedurende het gehele kalenderjaar fundaties te installeren, en wordt de installatietijd verkort. Verder kan innovatie op het gebied van de installatietechniek ertoe leiden dat minder substraat wordt toegepast.

  • 2.3.2. Onder een Innovatieve installatietechniek wordt in de Overeenkomst verstaan:

    Een zodanige wijze van installeren van de turbine (daaronder tevens begrepen de fundatie) dat, ten opzichte van de conventionele wijze van installeren, sprake zal zijn van:

    • a. een lagere geluidsbelasting, op basis waarvan het bevoegd gezag ter zake van de verlening van de vergunning voor de oprichting en instandhouding van het windpark schriftelijk aangeeft dat indien gebruik wordt gemaakt van die installatietechniek het niet langer noodzakelijk is om de eerder gehanteerde heirestrictie onverkort te handhaven; of

    • b. het achterwege laten van Scour protection; of

    • c. een reductie van het aantal hijsoperaties op zee benodigd voor de installatie van de hoofdonderdelen van de turbine (zijnde: monopile, transition piece, turbinetoren, gondel en rotorbladen) met ten minste 20%, ten bewijze waarvan Q10 B.V. een verklaring van een erkend maritiem aannemer zal overleggen.

  • 2.3.3. Onder Scour protection wordt verstaan: de erosiebescherming op de zeebodem rondom een fundatie om te voorkomen dat de bodem (zand in het in geval van de Locatie Q10) rondom de fundaties erodeert door toedoen van de getijdestroming. Scour protection bestaat doorgaans uit twee lagen steenbestorting: ten eerste een filterlaag van kleine stenen die op het zeebed wordt aangebracht en ten tweede een toplaag met grotere stenen die het wegspoelen van het zand en de filterlaag moet voorkomen.

2.4. III: Vrije categorie

  • 2.4.1. Achtergrond: Naast innovaties ten aanzien van het fundatieontwerp en de installatietechniek worden andere innovaties mogelijk geacht. Door opname in de Vrije categorie kan Q10 B.V. deze overige innovaties toepassen ter nakoming van de verplichting opgenomen in artikel 3.1 van de Overeenkomst. Daarbij hebben Partijen zich er rekenschap van gegeven dat, omdat het gaat om een in opkomst zijnde branche en techniek, deze in de komende jaren innovaties kan ontwikkelen, die op het moment van het sluiten van de Overeenkomst nog niet kunnen worden overzien. Partijen hebben beoogd dat deze nieuwe, thans nog niet bekende innovaties kunnen worden toegelaten in de Vrije categorie.

  • 2.4.2. Onder een innovatie in de Vrije categorie wordt in de Overeenkomst verstaan:

    • a. Het uitvoeren van onderzoek en het testen ten behoeve van de Locatie Q10 van het Power plant concept.

      Toelichting:

      Onder het Power plant concept wordt hier verstaan: monitoring van de productie van de individuele turbines en actieve aansturing van de energieproductie per turbine waardoor de output van het totale windpark wordt geoptimaliseerd. Door bijvoorbeeld de productie van een deel van de turbines onder bepaalde omstandigheden terug te schalen, zou het zogeffect van het totale park kunnen worden gereduceerd.

      De toegevoegde waarde van het Power plant concept kan erin bestaan dat de energieopbrengst wordt vergroot, dat vraag en aanbod beter op elkaar kunnen worden afgestemd, dat de capaciteit van de elektrische infrastructuur wordt geoptimaliseerd en dat de onderhoudskosten zullen afnemen en/of de levensduur van turbines wordt verlengd.

      Het risico dat Q10 B.V. neemt met het onderzoeken en testen van het power plant concept bestaat eruit dat turbineleveranciers de premie zullen verhogen vanwege inmenging in besturingssystemen . Bovendien kan blijken dat de technologie te complex is en dat de hiervoor geschetste voordelen niet worden behaald. Verder kunnen de kosten van deze innovatie hoger uitvallen dan thans begroot, bijvoorbeeld omdat tijdens de operationele periode blijkt dat het systeem meer onderhoud nodig heeft dan verwacht.

    • b. Het verrichten van onderzoek en testen ten behoeve van de Locatie Q10 van toegangssystemen, waarmee de veiligheid voor het personeel wordt vergroot en/of de werkbaarheid/toegankelijkheid en beschikbaarheid van de turbines wordt vergroot.

      Toelichting:

      Het begrip werkbaarheid/toegankelijkheid wordt gebruikt voor het kwantificeren van de werkbare omstandigheden op zee (aantal werkbare dagen). Het aantal werkbare dagen wordt bepaald door een samenspel van factoren zoals golfhoogte en golfrichting, golfperiode, stroming en windsterkte.

      Bij toegang tot de turbines via de boat landing vanaf een personeelsboot wordt doorgaans de significante golfhoogte gebruikt om de werkbaarheid/toegankelijkheid te bepalen. Een significante golfhoogte tot 1 meter is voor de meeste personeelsboten de limiet. Een voorbeeld van een toegangssysteem waarmee de veiligheid voor het personeel en/of de werkbaarheid/toegankelijkheid wordt vergroot, is het gebruik van hotelschepen (DP2 suppliers) uitgevoerd met Ampelmann in een 24/7 regime.

      De toegevoegde waarde van deze Innovatie is dat door veiligere toegang tot turbines een kleinere kans op ernstig letsel bestaat en dat door de toegang te verbeteren (dus ook bij significante golfhoogten hoger dan 1.0m) de beschikbaarheid van de turbines (en daarmee de energieproductie) kan worden vergroot. Verder zou een kostenbesparing kunnen worden gerealiseerd, door de reductie van secondary steel (zoals de boat landing en toegangsladder) en mogelijk ook primary steel (door lagere belasting op de monopile kan deze slanker worden uitgevoerd).

      Het risico van Q10 B.V. bij deze Innovatie bestaat eruit dat de Locatie Q10 te klein blijkt te zijn om de voordelen van innovatieve toegangssystemen te benutten, dat innovatieve systemen niet voldoen niet of in onderhoud duurder blijken te zijn dan ingeschat, of dat de voor innovatieve toegangssystemen benodigde schepen (sterk) in prijs stijgen.

    • c. Het verrichten van onderzoek naar en het testen voor de Locatie Q10 van werkmethoden en fysieke werkgereedschappen gericht op het verlengen van de onderhoudsintervallen en het verhogen van de beschikbaarheid van de turbines en/of het windturbinepark.

      Toelichting:

      Hoewel de aspecten onderhoudsintervallen en beschikbaarheid verschillen per turbinefabrikant, kunnen verbeteringen worden getoetst aan de bestaande onderhoudscontracten waarin deze aspecten zijn vastgelegd. Voorbeelden van werkmethoden waarmee de onderhoudsintervallen en beschikbaarheid kunnen worden verbeterd, zijn: (1) de uitwisseling van vitale onderdelen van de windturbine (b.v. de gearbox), zonder gebruik te hoeven maken van schaarse en dure installatieschepen en (2) het gebruik van ‘slimme’ inspectiemethodes, zoals de Ampelmann met hoogwerker om secondary steel te inspecteren).

      De toegevoegde waarde van deze Innovatie bestaat eruit dat daarmee een kostenbesparing kan worden gerealiseerd, onder meer door een optimalisatie van de onderhoudskosten (Operations & Maintenance (O&M)) en vermindering van het aantal bootdagen voor onderhoud.

      Het risico voor Q10 B.V. bestaat eruit dat turbineleveranciers de premie verhogen of garantiebepalingen reduceren, dat de kosten van deze innovatie niet opwegen tegen de extra investeringen, dat blijkt dat de Locatie Q10 te klein is om de voordelen van geoptimaliseerde O&M systemen terug te verdienen, en dat de innovatieve systemen niet voldoen en/of duurder blijken dan ingeschat.

    • d. Het testen en uitvoeren van meteorologische metingen op de Locatie Q10 door het installeren van een mobiele meetmast, alsmede het verrichten van onderzoek en het testen gericht op het verbeteren van windstudies voor de Locatie Q10.

      Toelichting:

      De toegevoegde waarde van deze Innovatie bestaat eruit dat het windaanbod nauwkeuriger kan worden gemeten. Tengevolge daarvan zou het risico en de verlaging van de risico-opslag in de business case kunnen worden verkleind.

      Het risico van Q10 B.V. bestaat eruit dat kan blijken dat de mobiele meetmast of geen nieuwe informatie toevoegt, of dat de kosten hoger liggen dan ingeschat of dat de fundatietechniek van een mobiele meetmast (t.w. zuigpalen) werkt niet op de Locatie Q10.

    • e. Een na totstandkoming van de Overeenkomst door de Minister, dan wel de Goedkeuringscommissie met toepassing van het bepaalde in 2.4.3 van deze bijlage goedgekeurde Additionele innovatie.

  • 2.4.3. Q10 B.V. is gerechtigd om aan de Minister een voorstel tot goedkeuring van een Additionele innovatie voor te leggen. Indien de Minister dit voorstel tot Additionele innovatie goedkeurt, wordt deze innovatie aangemerkt als een binnen de Vrije categorie toegelaten Innovatie. De hier bedoelde goedkeuringsprocedure verloopt als volgt:

    • a. Q10 B.V. dient een voorstel tot Additionele innovatie in. Dit verzoek dient te voldoen aan de volgende criteria:

      • (i) Het verzoek heeft betrekking op een innovatie die niet reeds sub 2.2.2., sub 2.3.2. of 2.4.2 is genoemd;

      • (ii) Het verzoek heeft betrekking op een verandering of vernieuwing van een voor offshore windparken relevante technologie of proces. Of sprake is van een verandering of vernieuwing wordt afgezet tegen het ten tijde van de totstandkoming van de Overeenkomst gebruikte technologieën en processen.

      • (iii) De hiervoor bedoelde verandering of vernieuwing kan betrekking hebben op:

        • (a) Veiligheid; en/of

        • (b) Installatiesnelheid; en/of

        • (c) Capaciteitsbeperking (van bijvoorbeeld installatieschepen); en/of

        • (d) Levensduur; en/of

        • (e) Techniek; en/of

        • (f) Kosten/opbrengsten; en/of

        • (g) Beschikbaarheid.

          Q10 B.V. motiveert in haar verzoek waarom aan één of meerdere van deze criteria wordt voldaan.

    • b. De Minister reageert binnen vier weken naar ontvangst op het voorstel tot Additionele innovatie. Indien de Minister het voorstel afwijst, dient die afwijzing te zijn gemotiveerd.

    • c. Indien de Minister het voorstel tot Additionele innovatie afwijst, kan Q10 B.V. het verzoek voorleggen aan de hoogleraar verbonden aan de leerstoel “wind energy” van de faculteit Lucht en Ruimtevaarttechniek van de Technische Universiteit Delft. Naast het voorstel overlegt Q10 B.V. daarbij de motivering van de Minister bedoeld hiervoor onder b.

    • d. Deze hoogleraar neemt binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek bedoeld onder c een voor alle Partijen bindende beslissing.

    • e. Partijen kunnen in gezamenlijk overleg de aanwijzing van een andere deskundige (dan genoemd onder c) overeenkomen.

3. Bewijs van toegepaste innovatie;

  • 3.1. Krachtens het bepaalde in artikel 3.2 van de Overeenkomst zal Q10 B.V. door het overleggen van schriftelijke bewijzen aantonen of (geheel of gedeeltelijk) is voldaan aan de verplichting ex artikel 3.1 van de Overeenkomst.

  • 3.2. De vorm van deze bewijzen is afhankelijk van de toegepaste Innovatie. Q10 B.V. kan door middel van de navolgende schriftelijke bewijzen voldoen aan het bepaalde in artikel 3.2 van de Overeenkomst:

    • a. Fotomateriaal gemaakt tijdens de installatie en na afronding van de installatie;

    • b. Verslaglegging van de werkzaamheden tijdens de constructie en installatie (operations report);

    • c. Certificeringsrapport;

    • d. Opleverrapport van de Innovatie door de betrokken partijen (zoals een leverancier of aannemer); en

    • e. Rapport van een onafhankelijke derde.

4. Verschuldigde compensatie

  • 4.1. Indien Q10 B.V. niet voldoet aan de verplichting bedoeld in artikel 3.1 van de Overeenkomst is krachtens artikel 3.5 zij een compensatie verschuldigd. De hoogte van deze compensatie wordt vastgesteld volgens de scenario's 9 - 25 opgenomen in de tabel in 4.2.

  • 4.2. Tabel:

    Scenario

    I. Fundatie aantal turbines

    II. Installatie

    III. Vrije categorie

    Aantal Posities

    Aantal Innovaties

    Totaal punten

    Compensatie[ EUR mio]

    Aantal posities subcategorie

    Aantal posities subcategorie

    Aantal posities subcategorie

    Aantal posities subcategorie

    1.

    2

    1

    2

    1

    1

    5

    3

    8

    0

    2.

    2

    2

    1

    1

    1

    4

    4

    8

    0

    3.

    1

    1

    2

    2

    1

    4

    4

    8

    0

    4.

    1

    1

    2

    2

    1

    4

    4

    8

    0

    5.

    2

    1

    2

    2

    0

    4

    3

    7

    0

    6.

    2

    1

    1

    1

    1

    4

    3

    7

    0

    7.

    2

    2

    2

    1

    0

    4

    3

    7

    0

    8.

    1

    1

    2

    1

    1

    4

    3

    7

    0

    9.

    2

    1

    2

    1

    0

    4

    2

    6

    2,29

    10.

    2

    2

    1

    1

    0

    3

    3

    6

    2,29

    11.

    1

    1

    1

    1

    1

    3

    3

    6

    2,29

    12.

    1

    1

    2

    2

    0

    3

    3

    6

    2,29

    13.

    2

    1

    0

    0

    1

    3

    2

    5

    4,57

    14.

    0

    0

    2

    1

    1

    3

    2

    5

    4,57

    15.

    1

    1

    2

    1

    0

    3

    2

    5

    4,57

    16.

    2

    1

    1

    1

    0

    3

    2

    5

    4,57

    17.

    1

    1

    1

    1

    0

    2

    2

    4

    6,86

    18.

    1

    1

    0

    0

    1

    2

    2

    4

    6,86

    19.

    0

    0

    1

    1

    1

    2

    2

    4

    6,86

    20.

    2

    1

    0

    0

    0

    2

    1

    3

    9,14

    21.

    0

    0

    2

    1

    0

    2

    1

    3

    9,14

    22.

    0

    0

    0

    0

    1

    1

    1

    2

    11,43

    23.

    1

    1

    0

    0

    0

    1

    1

    2

    11,43

    24.

    0

    0

    1

    1

    0

    1

    1

    2

    11,43

    25.

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    16,00

  • 4.3. Indien zich in de praktijk een situatie voordoet die niet is opgenomen in de tabel in 4.2, wordt de compensatie vastgesteld overeenkomstig die tabel; dat wil zeggen dat de verschuldigde compensatie wordt gebaseerd op het 'totaal punten', dat wil zeggen de som van het aantal posities en het aantal Innovaties.

  • 4.4. Partijen zijn overeengekomen dat, indien Q10 B.V. om moverende redenen kiest voor meer dan één innovatie in de vrije categorie, elke additionele innovatie in de vrije categorie in de bovenstaande tabel ‘uitgeruild’ kan worden met een innovatie uit categorie I of II.

Beschikking tot subsidieverlening

Eneco Wind B.V.

T.a.v. de heer R. Spronken

Postbus 19020

3001 BA ROTTERDAM

3001BA19020

Datum: 4 november 2011

Ten name van: Q10 Offshore Wind B.V.

Project: Q10 Offshore Wind

Betreft: Beschikking tot subsidieverlening

Geachte heer Spronken,

U hebt op 1 maart 2010 een subsidieaanvraag ingediend, omdat u gebruik wilt maken van de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE). Ik heb besloten uw aanvraag gedeeltelijk te honoreren.

Op grond van artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt een subsidie geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden. Op 12 mei 2010 heb ik subsidie verleend voor de twee projecten die als hoogste in de rangschikking zijn geëindigd. De daarop volgende aanvragers hebben hebben hun aanvraag ingetrokken met uitzondering van één aanvrager die heeft aangegeven voor het resterende budget niet in aanmerking te willen komen. De aanvraag van deze aanvrager is inmiddels afgewezen zodat thans uw project in aanmerking komt voor het resterende budget.

In mijn brief van 19 juli 2010 heb ik u geïnformeerd over de hoogte van het resterende budget. Dit resterende budget bedraagt EUR 989.038.801. Hiermee kan ik slechts een deel van uw aanvraag van 1 maart 2010 honoreren. Op 11 oktober 2010 hebt u op mijn brief van 19 juli 2010 gereageerd (uw kenmerk: SDE/WOZ/restbudget Q10 Offshore Wind B.V.). In deze brief hebt u aangegeven het project in aangepaste omvang te willen realiseren. Met het resterende budget kan ik 119,232697 MW van de aangevraagde projectomvang van 201 MW subsidiëren. Voor het meerdere wijs ik uw aanvraag om subsidie met verwijzing naar artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht af.

De subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat binnen acht weken na afgifte van deze beschikking een uitvoeringsovereenkomst tot stand is gekomen tussen de Staat en subsidie-ontvanger overeenkomstig de overeenkomst zoals is opgenomen in bijlage 1 bij deze brief.

De overeenkomst in bijlage 1 bij deze brief is overeenkomstig bijlage 2 van de Regeling windenergie op zee 2009 (hierna: de Regeling), met dien verstande dat nu deze subsidiebeschikking veel later wordt verstrekt dan werd voorzien ten tijde van publicatie van de Regeling, ik de datum van 1 augustus 2013 zoals opgenomen in bijlage 2 bij de Regeling heb gewijzigd in 1 december 2014.

In het kader van de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming (2008/C 82/01) wordt de steun voor uw project bij de Europese Commissie gemeld. De beschikking treedt pas in werking op het moment dat er een verklaring van ‘geen bezwaar’ is verkregen van de Europese Commissie.

De subsidie wordt uitgekeerd in de vorm van een vergoeding per geproduceerde kWh. In deze beschikking ga ik puntsgewijs in op de voor deze subsidiebeschikking relevante onderwerpen.

1. Projectgegevens

Het project waarvoor subsidie wordt verleend, betreft:

 

Installatie

 

Type installatie:

Wind op zee

 

Technologie:

windturbine

 

Nominaal vermogen:

119,232697 MWe

 

Datum ingebruikname:

28-09-2015

locatie

 

Projectnaam:

Q10 Offschore Wind

2. Subsidieperiode

De periode waarover ik aan uw project subsidie verleen, bedraagt 15 jaar.

   

De subsidie voor uw project start op:

01-11-2015

De subsidie voor uw project eindigt op:

31-10-2030

Hierbij heb ik mij gebaseerd op uw opgave in uw e-mail van 11 oktober 2011 (met als onderwerp: Input ten behoeve van SDE beschikking Q10).

Artikel 8 van de Regeling geeft aan dat u de productie-installatie binnen vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze beschikking in gebruik neemt. Op het moment van afgifte van deze beschikking is nog onbekend wanneer deze in werking treedt, aangezien dit afhankelijk is van het moment dat de Europese Commissie een verklaring van ‘geen bezwaar’ heeft afgegeven met betrekking tot de subsidieverlening voor dit project. Op het moment van inwerkingtreding van de beschikking zal ik dan ook opnieuw toetsen of u voldoet aan artikel 8 van de Regeling. In dit verband kunt u gevraagd worden een nieuwe planning ten aanzien van de ingebruikname van de productie-installatie op te geven. Eventueel kan uw beschikking hierop worden aangepast.

3. Subsidietarief

3.1. Maximale subsidietarief

U hebt een aanvraag ingediend voor de categorie Wind op zee. De maximale vergoeding per kWh die op basis van de SDE kan worden verstrekt, is het verschil tussen het tenderbedrag en de basiselektriciteitsprijs.

In verband met de verwerking van de windfactor wordt het tenderbedrag uit het aanvraagformulier vermenigvuldigd met 1,25.

   

Het tenderbedrag bedraagt:

EUR 0,225050 per kWh

(is EUR 225,05 per MWh)

De basiselektriciteitsprijs bedraagt:

EUR 0,051150 per kWh

(is EUR 51,15 per MWh)

3.2. Daadwerkelijk uit te keren jaarlijkse subsidietarief

Het daadwerkelijke subsidietarief per kWh wordt bepaald door jaarlijks bij ministeriële regeling te publiceren correctiefactoren, zoals genoemd in artikel 22 van het Besluit SDE (hierna: het Besluit). Het tenderbedrag wordt per kalenderjaar gecorrigeerd voor de elektriciteitsprijs, de waarde van garanties van oorsprong en andere bij ministeriële regeling vast te stellen correcties die een substantiële invloed hebben op het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van hernieuwbare elektriciteit en de relevante gemiddelde marktprijs van elektriciteit en die voortvloeien uit maatregelen van de overheid.

Na afloop van elk kalenderjaar worden bij ministeriële regeling voor 1 april de correctiefactoren over het voorgaande jaar vastgesteld.

Ten behoeve van de voorschotverlening worden jaarlijks voor 1 november correctiefactoren voor het volgende kalenderjaar gepubliceerd.

4. Subsidiabele productie

4.1. Maximale subsidiabele productie per kalenderjaar

Bij het bepalen van de maximale productie per jaar ben ik uitgegaan van uw opgave in uw e-mail van 11 oktober 2011 (met als onderwerp: Input ten behoeve van SDE beschikking Q10). Ik wijs u erop dat in de Regeling is bepaald dat het maximaal aantal vollasturen waarover jaarlijks subsidie wordt verstrekt 3.180 uur bedraagt over maximaal 119,232697 MW.

In onderstaande tabel staat de door mij vastgestelde maximale subsidiabele jaarproductie in MWh voor alle jaren waarin u recht hebt op subsidie.

       

2015:

108.054,280

2023:

379.159,980

2016:

379.159,980

2024:

379.159,980

2017:

379.159,980

2025:

379.159,980

2018:

379.159,980

2026:

379.159,980

2019:

379.159,980

2027:

379.159,980

2020:

379.159,980

2028:

379.159,980

2021:

379.159,980

2029:

379.159,980

2022:

379.159,980

2030:

271.105,700

De som van de maximale subsidiabele jaarproducties bedraagt 5.687.399,7 MWh voor de gehele looptijd van uw beschikking.

4.2. De daadwerkelijke energieproductie

Ik wijs u erop dat alleen over de daadwerkelijk gerealiseerde elektriciteitslevering subsidie wordt uitgekeerd. Hierbij gelden de volgende aanvullende voorwaarden:

  • de elektriciteit moet zijn ingevoed op een elektriciteitsnet (conform artikel 1.1.i van de Elektriciteitswet 1998), en

  • alleen elektriciteit waarvoor garanties van oorsprong zijn verstrekt, komt voor subsidie in aanmerking.

Agentschap NL zal ten behoeve van de monitoring van de elektriciteitslevering informatie uitwisselen met CertiQ, onderdeel van TenneT TSO BV, de Garantiebeheerinstantie. U bent er zelf verantwoordelijk voor dat u zich tijdig aanmeldt bij CertiQ, Agentschap NL doet dit niet voor u. Informatie-uitwisseling zal plaatsvinden op basis van EAN-code (het identificatienummer van het aansluitpunt). Let er daarbij op dat bij Agentschap NL het juiste EAN-nummer bekend wordt.

5. Toetsing aan de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming (verder: Richtsnoeren Milieubescherming)

Naast de eerder genoemde toetsing die voorafgaand aan de inwerkingtreding van de beschikking door de Europese Commissie wordt uitgevoerd, kan uw project ook nog na inwerkingtreding van de beschikking getoetst worden aan de Richtsnoeren Milieubescherming.

Deze staatssteuntoets zal plaatsvinden indien u voor uw project naast SDE en Energie Investeringsaftrek (EIA) nog andere vormen van overheidssteun ontvangt of zult ontvangen, omdat u dan mogelijk meer steun ontvangt dan de Richtsnoeren Milieubescherming toestaan. In een dergelijk geval wordt u een jaar na ingebruikname van de productie-installatie verzocht om informatie. Op basis hiervan wordt een staatssteuntoets uitgevoerd en de steunsituatie van uw project bepaald. Ik wijs u er nadrukkelijk op dat indien uit de toets mocht blijken dat u te veel steun ontvangt of zult ontvangen, het aantal MWh dat over de totale subsidieperiode in aanmerking komt voor subsidie, zal worden beperkt. Indien de steunsituatie voor uw project nadien nog wijzigt, bent u verplicht deze wijzigingen aan mij door te geven en zal ik opnieuw een staatssteuntoets uitvoeren.

6. Maximaal te verlenen subsidiebedrag

Het maximaal aan u te verlenen subsidiebedrag bedraagt EUR 989.038.801,00, zegge NEGENHONDERDNEGENENTACHTIG MILJOEN ACHTENDERTIG DUIZEND ACHTHONDERDEEN euro.

De maximale subsidie is als volgt berekend:

5.687.399,7 MWh x (EUR 225,05 - EUR 51,15)

Dit is: Som maximale subsidiabele jaarproducties x (tenderbedrag - basis elektriciteitsprijs)

Ik wijs u erop dat de daadwerkelijk uit te betalen subsidie jaarlijks kan verschillen, omdat er wordt uitbetaald op basis van daadwerkelijke productie (zie paragraaf 4.2) en het daadwerkelijke subsidietarief per kalenderjaar kan verschillen (zie paragraaf 3.2).

7. Verplichtingen

Om uiteindelijk subsidie te ontvangen moet u aan verplichtingen voldoen zoals deze zijn opgenomen in het Besluit en de Algemene uitvoeringsregeling SDE (hierna: de Uitvoeringsregeling) en de Regeling.

  • U dient wijzigingen in de projectgegevens vooraf aan mij te melden;

  • U realiseert de productie-installatie overeenkomstig het plan zoals ingediend bij de aanvraag om subsidie en overeenkomstig de planning zoals opgenomen in uw e-mail van 11 oktober 2011 (met als onderwerp: Input ten behoeve van SDE beschikking Q10) (art. 62, eerste lid, van het Besluit). Wilt u de productie-installatie exploiteren of realiseren in afwijking van bovengenoemd plan dan moet u daarvoor vooraf ontheffing (= toestemming) vragen bij Agentschap NL (artikel 62, derde lid, van het Besluit);

  • U mag tot de datum van ingebruikname van de productie-installatie de beschikking niet overdragen aan een derde, tenzij u daarvoor ontheffing hebt verkregen van Agentschap NL (artikel 61, tweede lid, van het Besluit);

  • U doet onverwijld mededeling aan Agentschap NL van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surseance van betaling of tot faillietverklaring (artikel 64 van het Besluit);

  • U rapporteert Agentschap NL jaarlijks over de voortgang van de realisatie van de productie-installatie tot het moment van ingebruikname van de productie-installatie. U wordt hierover per brief door Agentschap NL geïnformeerd (artikel 3, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling);

  • U neemt de productie-installatie zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 5 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking in gebruik (art. 61, eerste lid, van het Besluit, gelezen in samenhang met artikel 8 van de Regeling);

  • Indien u naast SDE en EIA nog andere steun ontvangt, stelt u Agentschap NL binnen een jaar na de datum van ingebruikname van de productie-installatie op de hoogte van de daadwerkelijke investeringskosten, de reeds ontvangen subsidies en overige steun of nog te ontvangen subsidies en overige steun (artikel 3, derde en vierde lid van de Uitvoeringsregeling). U wordt hierover per brief door Agentschap NL geïnformeerd;

  • Vanaf het moment van ingebruikname verstrekt u jaarlijks voor 1 juni monitoringsgegevens met betrekking tot uw windpark over het voorgaande kalenderjaar (artikel 63 van het Besluit, gelezen in samenhang met artikel 11 van de Regeling).

8. Bevoorschotting

U dient het project aan te melden bij CertiQ. Via CertiQ wordt uw regionale netbeheerder op de hoogte gebracht van uw aanmelding. Uw regionale netbeheerder stelt vast dat u producent bent van duurzame elektriciteit. Op basis hiervan zal CertiQ starten met het afgeven van Garanties van Oorsprong (GVO’s) voor de door uw installatie geproduceerde elektriciteit als voldaan wordt aan de daarvoor gestelde criteria. Een maand voorafgaand aan de startdatum subsidie zal ik u een brief toezenden waarin ik om informatie verzoek die nodig is om bevoorschotting mogelijk te maken. Agentschap NL zal op basis van deze informatie en de door CertiQ aangeleverde informatie starten met het uitbetalen van uw maandelijkse voorschotten.

U ontvangt jaarlijks een voorschot dat in maandelijkse termijnen wordt uitbetaald. Het voorschotbedrag bedraagt maximaal 80 procent van de maximaal subsidiabele jaarproductie zoals opgenomen in deze beschikking, vermenigvuldigd met het voor het betreffende jaar geldende voorlopige subsidietarief. Ieder jaar wordt het voorlopige subsidietarief voor het volgende jaar vóór 1 november vastgesteld.

Binnen 6 maanden na afloop van een productiejaar wordt het voorschot bijgesteld. De bijstelling vindt plaats op basis van de daadwerkelijke energieproductie die in het betreffende kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt. Daarnaast worden jaarlijks voor 1 april de daadwerkelijk geldende subsidietarieven over het voorgaande jaar vastgesteld.

Als de bijstelling voor u positief is, ontvangt u een aanvullende betaling in één keer. Als de bijstelling voor u negatief is, wordt het teveel ontvangen bedrag verrekend met het eerstvolgende voorschot en met zoveel voorschotten als daarna nodig zijn. U wordt hierover schriftelijk geïnformeerd. Informatie over de voorlopige en definitieve subsidietarieven kunt u vinden op www.Agentschapnl.nl/sde.

9. Vaststelling

Na afloop van de subsidieperiode wordt uw subsidie definitief vastgesteld en waar nodig gevolgd door een nabetaling of een terugvordering.

10. Bezwaarprocedure

Het kan zijn dat u het niet eens bent met dit besluit. U kunt dan binnen zes weken na de verzenddatum van deze brief bezwaar aantekenen bij: Agentschap NL, afdeling Juridische Zaken, Postbus 10073, 8000 GB Zwolle, onder vermelding van ‘bezwaar’ op de enveloppe en op het bezwaarschrift.

11. Afsluitend

Uw aanvraag is bij Agentschap NL bekend onder projectnummer SDE1070006. Ik verzoek u dit nummer te vermelden bij verdere correspondentie. Bij eventuele vragen kunt u contact opnemen met de contactpersoon, zoals vermeld bovenaan de eerste bladzijde van deze beschikking.

Aldus getekend op 4 november 2011

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

namens deze:

R. Boerée,

Directeur Divisie NL Energie & Klimaat.

BIJLAGE 1: MODEL UITVOERINGSOVEREENKOMST

Uitvoeringsovereenkomst tot zekerheid van het aanvangen van de activiteiten ter zake waarvan subsidie is verstrekt op basis van de Regeling windenergie op zee 2009

  • 1. De Staat der Nederlanden, (hierna te noemen: de Staat),

    te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,;

    en

  • 2. ..... , gevestigd te ..... (hierna te noemen: Ondernemer);

    ....

(hierna te samen ook te noemen: Partijen);

overwegen:

  • a. De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft blijkens een beschikking met kenmerk ....., hierna te noemen Beschikking, waarvan een kopie als Bijlage A bij deze overeenkomst is gevoegd aan de Ondernemer een subsidie verstrekt als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Regeling windenergie op zee 2009, (hierna: Regeling).

  • b. De Beschikking bevat de opschortende voorwaarde dat binnen acht weken na afgifte van de beschikking de onderhavige uitvoeringsovereenkomst, hierna te noemen Uitvoeringsovereenkomst, tot stand is gekomen tussen de Staat en de subsidieaanvrager.

  • c. De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie beoogt door middel van deze Uitvoeringsovereenkomst te verzekeren dat de Ondernemer de realisatie van het windpark bedoeld in de Beschikking vóór 1 december 2014 zal aanvangen opdat deze realisatie binnen de in artikel 61 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie bedoelde termijn van vijf jaar kan worden voltooid.

Partijen komen daartoe het volgende overeen:

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder ‘de aanvang van de bouwperiode’ verstaan: ‘het bereiken van het eerste moment dat de bodem in beroering gebracht wordt door plaatsing van het werk dan wel de bekabeling naar land’, als bedoeld in de door de Ondernemer verkregen vergunning verleend op basis van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken.

  • 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt de bouwperiode geacht te zijn aangevangen op de datum waarop de Ondernemer dat aan de Staat heeft aangetoond.

Artikel 2 Tijdige aanvang van de bouw

De Ondernemer verplicht zich jegens de Staat de bouwperiode tijdig aan te vangen en wel vóór 1 december 2014.

Artikel 3 Inhoud en omvang van de garantie

De Ondernemer verplicht zich om tot zekerheid voor de nakoming van de in artikel 2 bedoelde verplichting, alsmede de bij niet tijdige nakoming verschuldigde boetes, binnen acht weken nadat de Beschikking in werking is getreden ten behoeve van de Staat financiële zekerheid te stellen en gesteld houden voor een bedrag groot € 20.000.000,- (zegge: twintig miljoen euro) door middel van de afgifte aan de Staat van een door een binnen de Europese Unie gevestigde bank afgegeven bankgarantie welke is opgemaakt onder gebruikmaking van het model opgenomen als Bijlage B

Artikel 4 Vrijval van de garantie

  • 1. De verplichting de in artikel 3 bedoelde bankgarantie te blijven stellen vervalt uitsluitend door het schriftelijk bericht van de Staat aan de Bank dat de verplichting geheel of gedeeltelijk is vervallen. De Ondernemer ontvangt een kopie van het bericht van verval.

  • 2. Zodra de verplichting geheel is vervallen zal de Staat de bankgarantie retourneren aan de Ondernemer.

Artikel 5 Boetes

  • 1. Indien de Ondernemer de bouwperiode niet vóór 1 december 2014 is aangevangen, is de Ondernemer aan de Staat bij wijze van boete een bedrag verschuldigd groot € 2.000.000 (twee miljoen euro) enkel door het verloop van die termijn en zonder dat enige ingebrekestelling nodig is.

  • 2. Indien de Ondernemer daarna nog in gebreke blijft met het maken van een aanvang met de bouw is de Ondernemer maandelijks een boete van telkens € 2.000.000 (zegge: twee miljoen euro) verschuldigd voor zover hij de bouw op de eerste van de maanden augustus, september, oktober, november en december van 2015 en augustus, september, oktober en november van het jaar 2016 niet is aangevangen.

  • 3. De boetes bedoeld in het eerste en tweede lid, (in totaal ten hoogste tien) zijn telkens verschuldigd voor het enkele verloop van de termijn en zonder dat enige ingebrekestelling nodig is.

  • 4. De Ondernemer machtigt bij deze de Staat onherroepelijk tot het innen van de boetes door het inroepen van de bankgarantie voor het bedrag van de boete, telkens wanneer er een boete verschuldigd is geworden.

Artikel 6 Aanvang en einde Uitvoeringsovereenkomst

  • 1. Deze Uitvoeringsvereenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de Partijen met dien verstande dat de inwerkingtreding wordt opgeschort totdat de Beschikking in werking is getreden en de Staat de Ondernemer daarvan schriftelijk bericht heeft gestuurd.

  • 2. Deze Uitvoeringsvereenkomst eindigt van rechtswege door de teruggave van de bankgarantie door de Staat aan de Ondernemer.

Artikel 7 Domiciliekeuze en berichtgevingen

  • 1. De Staat kiest voor uitvoering van deze Uitvoeringsovereenkomst domicilie ten kantore van Agentschap NL, agentschap van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Hanzelaan 310, 8017 JK Zwolle.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dienen alle mededelingen, aanzeggingen, verzoeken, toestemmingen en andere berichten uit hoofde van deze uitvoeringsovereenkomst schriftelijk te worden gedaan.

  • 3. Mededelingen, aanzeggingen, verzoeken, toestemmingen en andere berichten die niet in overeenstemming met het tweede lid zijn gedaan blijven zonder rechtsgevolg.

  • 4. De Staat is bevoegd eenzijdig van het bepaalde in het eerste lid af te wijken.

Artikel 8 Rechtskeuze

  • 1. Op deze Uitvoeringsovereenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.

  • 2. Alle geschillen in verband met deze uitvoeringsovereenkomst of met afspraken die daarmee samenhangen zullen worden beslecht door de bevoegde rechter te Den Haag.

Artikel 9 Citeertitel

Deze Uitvoeringsovereenkomst wordt tussen partijen aangeduid als ‘Uitvoeringsovereenkomst Wind op zee Staat/.....’.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend

te ......

Ondernemer

te 's-Gravenhage op .....

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

BIJLAGE

MODEL BANKGARANTIE

DE ONDERGETEKENDE,

....., gevestigd te ......., hierna te noemen de ‘Bank’,

IN AANMERKING NEMENDE DAT:

  • A. ..... , gevestigd te ....., (hierna te noemen de Ondernemer) en de STAAT der NEDERLANDEN, (hierna te noemen: Staat), waarvan de zetel is gevestigd te Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door ......, hierbij vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op ..... de ‘Uitvoeringsovereenkomst Wind op zee Staat/.... ’ (hierna: uitvoeringsovereenkomst) hebben getekend;

  • B. De Ondernemer volgens artikel 3 van de overeenkomst binnen acht weken nadat deze overeenkomst in werking is getreden ten behoeve van de Staat financiële zekerheid dient te stellen en gesteld houden voor een bedrag groot € 20.000.000,– door de afgifte aan de Staat van een door een bank afgegeven bankgarantie welke luidt conform het model dat als Bijlage B bij die overeenkomst behoort

  • C. De Bank bereid is de desbetreffende bankgarantie ten gunste van de Staat te stellen onder de hierna te noemen voorwaarden;

VERKLAART ALS VOLGT

  • 1. De Bank stelt zich hierbij als zelfstandige verbintenis tegenover de Staat onherroepelijk en onvoorwaardelijk garant voor al hetgeen de Staat van de Ondernemer op grond van de uitvoeringsovereenkomst te vorderen heeft tot een maximumbedrag van € 20.000.000,– (twintig miljoen euro) .

  • 2. Deze bankgarantie is een abstracte afroepgarantie. De Bank komt in geen geval een beroep toe op de onderliggende rechtsverhouding tussen de Staat en de Ondernemer als vervat in de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 3. De Bank zal op eerste schriftelijk verzoek van de Staat, zonder opgaaf van redenen te verlangen of nader bewijs te vragen, overgaan tot uitbetaling van al hetgeen de Ondernemer, volgens verklaring van de Staat, verschuldigd is uit hoofde van de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 4. Deze bankgarantie vervalt uitsluitend door het schriftelijk bericht van de Staat aan de Bank dat de verplichting geheel of gedeeltelijk is vervallen.

  • 5. De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zendt de bankgarantie zo spoedig mogelijk nadat deze geheel is vervallen retour aan de Bank

  • 6. Op deze bankgarantie is Nederlands recht van toepassing. Alle geschillen die mochten ontstaan over of naar aanleiding van deze bankgarantie zullen worden beslecht door de bevoegde rechter te ’s-Gravenhage.

  • 7. Indien deze bankgarantie dient te worden geretourneerd geschiedt dat door toezending aan

adres: ......

Getekend te

op

De Bank

Naar boven