Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie, van 14 november 2011, nr. DGP/P&M 2011-2000480651, houdende regels voor afbouw van de toelage voor onregelmatige diensten (Regeling afbouw operationele toelage)

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 15, zesde lid, van het Besluit bezoldiging politie;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. besluit:

Besluit bezoldiging politie;

b. salaris:

salaris als bedoeld in artikel 1 van het besluit;

c. operationele toelage:

de toelage, bedoeld in artikel 14 van het besluit;

d. bezoldiging:

bezoldiging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel v van het besluit;

e. aflopende toelage:

aflopende toelage als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het besluit als gevolg van een blijvende of tijdelijke verlaging van de bezoldiging;

f. blijvende toelage:

blijvende toelage als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van het besluit;

g. ambtenaar:

degene die, op grond van de artikelen 14 en 15 van het besluit, aanspraak heeft op een aflopende toelage of een blijvende toelage;

h. overgangsperiode:

de periode gedurende welke aanspraak bestaat op de aflopende of blijvende toelage;

i. berekeningsbasis:

het gemiddelde bedrag dat in de twaalf voorafgaande maanden aan operationele toelage is ontvangen;

j. blijvende verlaging:

een verlaging van de bezoldiging langer dan twaalf maanden;

k. tijdelijke verlaging:

een verlaging van de bezoldiging die tijdelijk van aard is en tenminste 4 weken en ten hoogste 12 maanden duurt vanwege door het bevoegd gezag opgedragen tijdelijke of periodieke veranderingen in de werkzaamheden van de ambtenaar.

Artikel 2

  • 1. De overgangsperiode voor de aflopende toelage is gelijk aan een derde gedeelte van de tijd gedurende welke de ambtenaar de operationele toelage onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van de blijvende dan wel tijdelijke verlaging van zijn operationele toelage zonder wezenlijke onderbreking in dienst van het betreffende korps heeft genoten. Bij het berekenen van het aantal maanden vindt een afronding naar boven plaats op een geheel aantal maanden. De overgangsperiode voor de aflopende toelage is maximaal 48 maanden met dien verstande dat bij tijdelijke verlaging de overgangsperiode niet langer is dan de duur van de tijdelijke verlaging.

  • 2. De overgangsperiode voor de aflopende toelage wordt in vier gelijke delen gesplitst, waarbij afronding op een hele maand plaatsvindt en het eerste, het tweede en het derde deel naar boven worden afgerond, met dien verstande dat de ingevolge het eerste lid vastgestelde totale duur van de overgangsperiode van de toelage niet mag worden overschreden. De aflopende toelage bedraagt gedurende deze vier perioden achtereenvolgens 80%, 60%, 40% en 20% van de berekeningsbasis.

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt de hoogte van de aflopende toelage na een tijdelijke verlaging bepaald door de overgangsperiode in vier delen te splitsen die zou gelden indien sprake zou zijn van een blijvende verlaging. Vervolgens bedraagt de aflopende toelage gedurende deze perioden achtereenvolgens de in het tweede lid genoemd percentages van de berekeningsbasis totdat het eind van de ingevolge het eerste lid berekende overgangsperiode dan wel het einde van de duur van de tijdelijke verlaging is bereikt.

Artikel 3

De blijvende toelage bedraagt 100% van de berekeningsbasis die voor de desbetreffende maand dan wel maanden van toepassing is. In afwijking van de eerste zin blijft, bij overgang van de aflopende toelage in de blijvende toelage, bedoeld in artikel 15, derde lid, van het besluit, laatstgenoemde toelage bepaald op het percentage van de berekeningsbasis dat voor de berekening van de aflopende toelage, ingevolge artikel 2, tweede lid, laatstelijk voor hem van toepassing was.

Artikel 4

De toelagen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, worden maandelijks verminderd met de operationele toelage waarop de betrokken ambtenaar tijdens de overgangsperiode aanspraak heeft.

Artikel 5

Het veranderen van functie binnen de overgangsperiode bij een blijvende verlaging leidt niet tot aanpassing van de afbouw van de operationele toelage.

Artikel 6

  • 1. De aanspraak op de aflopende of blijvende toelage van de ambtenaar gaat in op het moment dat de nieuwe functie dan wel andere werkzaamheden aanvangen.

  • 2. De betaling van de aflopende of blijvende toelage vangt aan nadat de laatste operationele toelage periode van voor het in het eerste lid bedoelde moment is uitbetaald.

Artikel 7

  • 1. Aflopende en blijvende toelagen, die zijn toegekend onder de Regeling aflopende toelage inconveniëntentoelage en toelage onregelmatige dienst politie vallen vanaf 1 januari 2009 onder deze regeling.

  • 2. De resterende overgangsperiode van een aflopende toelage als bedoeld in het eerste lid, wordt berekend door de verhouding van het aantal maanden waarop nog recht zou bestaan op afbouw gedeeld door de totale overgangsperiode ingevolge de in het eerste lid genoemde regeling te vermenigvuldigen met de totale overgangsperiode, berekend met inachtneming van artikel 2 van deze regeling.

  • 3. De hoogte van een aflopende of blijvende toelage als bedoeld in het eerste lid wordt herberekend met inachtneming van de artikelen 2, 3 en 4, met dien verstande dat die berekeningswijze slechts van toepassing is op het deel van de totale overgangsperiode, dat gelegen is op en na 1 januari 2009.

Artikel 8

De Regeling aflopende toelage inconveniëntentoelage en toelage onregelmatige dienst politie wordt ingetrokken.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2009.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling afbouw operationele toelage.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten.

TOELICHTING

Algemeen

Een politieambtenaar kan in de uitoefening van zijn functie te maken hebben met onregelmatige diensten. Werken in het weekend en in de avonduren zijn inherent aan het zijn van politieambtenaar. Ter compensatie van deze onregelmatige werktijden heeft hij aanspraak op een zogenoemde operationele toelage. In de situatie dat een politieambtenaar niet meer met deze onregelmatige werktijden te maken heeft, komt hij niet meer in aanmerking voor de operationele toelage. Ter ondervanging van een te abrupte terugval in inkomen, diende de Regeling aflopende toelage inconveniëntentoelage en toelage onregelmatige dienst.

In het Arbeidsvoorwaardenakkoord sector politie 2008–2010 (verder te noemen: het akkoord) is afgesproken dat genoemde regeling wordt vervangen door de onderhavige Regeling afbouw operationele toelage. Een nieuwe regeling is geboden omdat er een andere systematiek is afgesproken, met betrekking tot onder andere de berekening, de afbouwperiode, de afbouwpercentages en de gronden voor toekenning van de toelage. Hiermee wordt beoogd de doorstroming vanuit functies met onregelmatige werktijden naar andere functies te bevorderen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Voor de definities in deze regeling is aangesloten bij de reeds bestaande definities in de politieregelgeving zoals het Besluit bezoldiging politie.

Artikel 2

Er is overeengekomen dat de berekeningswijze van de aflopende toelage vereenvoudigd zou worden. Het uitgangspunt is dat de aflopende toelage is gebaseerd op het gemiddelde aan operationele toelage van de twaalf voorafgaande maanden, en dus niet langer op het verschil voor en na de verlaging van de operationele toelage. Als in deze twaalf maanden in verband met een tijdelijke verlaging aan operationele toelage reeds een afbouwtoelage is toegekend, wordt onder gemiddelde aan operationele toelage alleen gerekend de werkelijke aanspraak op operationele toelage.

In het eerste lid wordt, conform het akkoord, de maximale afbouwperiode verlengd van drie naar vier jaar, waarbij de afbouwperiode een derde van de tijd bedraagt gedurende welke de ambtenaar de operationele toelage zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten voorafgaand aan de verlaging (was voorheen een vierde deel). Indien sprake is van een tijdelijke verlaging van de bezoldiging is de overgangsperiode niet langer dan de duur van de verlaging.

In het tweede lid wordt de bij die nieuwe afbouwperiode behorende nieuwe staffel vastgesteld. Het recht op de afbouwtoelage ontstaat als er een blijvende of tijdelijke verlaging van de operationele toelage wordt verwacht en het gemiddelde bedrag dat in de twaalf voorafgaande maanden aan operationele toelage is ontvangen ten minste 3% van het salaris in de nieuwe situatie na de verlaging bedraagt. De aflopende toelage bedraagt dan vervolgens het gemiddelde bedrag aan operationele toelage, vermenigvuldigd met het van toepassing zijnde percentage. De maandelijkse 3% toets komt te vervallen. Tevens wordt de toelage ingevolge artikel 4 maandelijks verminderd met de operationele toelage die de ambtenaar tijdens de afbouwperiode ontvangt.

Het derde lid regelt een afwijking van de berekeningswijze van het tweede lid met betrekking tot de hoogte van de aflopende toelage voor zover sprake is van een tijdelijke verlaging. Deze berekening na een tijdelijke verlaging wijkt in zoverre af dat bij het splitsen van de overgangsperiode in vier delen moet worden uitgegaan van een overgangsperiode als ware sprake van een blijvende verlaging, zodat met de beperking van de overgangsperiode tot de duur van de tijdelijke verlaging geen rekening wordt gehouden. Vervolgens worden gedurende deze achtereenvolgende perioden de percentages uit het tweede lid toegepast, totdat het eind van de overgangsperiode, berekend ingevolge het eerste lid, is bereikt. De overgangsperiode stopt op het moment van ommekomst dan wel op het moment dat de duur van de tijdelijke verlaging wordt overschreden. Ter verduidelijking een rekenvoorbeeld:

Situatie:

Iemand heeft een referteperiode van 6 jaar op het moment dat hij/zij gaat deelnemen aan een project van 10 maanden. De afbouw waarop deze persoon, op basis van het wegvallen van een gemiddelde OT per maand van € 400,- gedurende het project recht heeft is de volgende:

De referteperiode van 6 jaar leidt tot een basis van 2 jaar, waarbij de vier periodes waarop de afbouwpercentages betrekking hebben elk 6 maanden duren.

 

1e t/m 6e maand (80%)

7e t/m 10e maand (is einde project) (60%)

Na project

Bedrag

€ 320

€ 240

Reguliere aanspraak operationele toelage

Dit artikel regelt zowel de berekening van de aflopende toelage na een blijvende als na een tijdelijke verlaging van de bezoldiging. Er is sprake van een tijdelijke verlaging als het minimaal vier weken tot en met maximaal twaalf maanden duurt. De tijdelijke of periodieke wijzigingen zijn door het bevoegd gezag opgedragen. Na afloop van de tijdelijke situatie, maakt de ambtenaar enkel weer aanspraak op zijn reguliere operationele toelage. Ingeval de ambtenaar daarna aanspraak maakt op een aflopende toelage in verband met een verplaatsing naar een andere functie, wordt de referteperiode niet beïnvloed door de afbouw die gegeven is in verband met een tijdelijke verlaging. In geval de duur van de tijdelijke verlaging, waarvan verwacht werd dat deze korter zou duren dan 12 maanden, langer duurt dan 12 maanden, wordt de toegekende afbouw vanaf de eerste dag aangemerkt als aflopende toelage na een blijvende verlaging.

Artikel 3

De blijvende toelage geldt voor ambtenaren van 55 jaar of ouder van wie de bezoldiging wordt verlaagd, doordat zijn operationele toelage vermindert of eindigt.

Artikel 4

Ingevolge het akkoord wordt de afbouwtoelage of de blijvende toelage in verband met de nieuwe berekeningswijze maandelijks verminderd met eventueel ontvangen operationele toelage.

Artikel 5

In het akkoord is afgesproken dat een nieuwe functie met minder operationele toelage niet leidt tot een nieuwe vaststelling van een al bestaande afbouw. In het geval van een tijdelijke verlaging, als de tijdelijke situatie eindigt, stopt echter ook het recht op de afbouwtoelage. Bij een opvolgende blijvende verlaging is de tijdelijke afbouw niet van invloed op de berekening van een nieuwe overgangsperiode, voor zover wordt voldaan aan de criteria om aanspraak te maken op een aflopende toelage na een blijvende verlaging.

Als een medewerker naar een nieuwe functie gaat, op het moment dat hij of zij in de oude functie geniet van een tijdelijke afbouw in verband met bijvoorbeeld een tijdelijk project, dan houdt bij de overgang naar de nieuwe functie de tijdelijke afbouw uit de oude functie op te bestaan. De tijdelijke afbouw is gekoppeld aan de periode van het project behorende bij de oude functie. Bij de overgang naar de nieuwe functie kan derhalve geen samenloop ontstaan.

Artikel 6

De afbouw van de toelage begint nadat de laatste uitbetaling van de operationele toelage is geweest. Hierdoor is het duidelijk wat het bedrag aan operationele toelage is geweest in de twaalf voorafgaande maanden en hoeven er geen ongewenste verrekeningen plaats te vinden tussen de afbouw en de operationele toelage. Het bevoegd gezag stelt de ingangsdatum van de werkzaamheden vast.

Artikel 7

Voor het overgangsrecht is bepaald dat de medewerkers op wie voor 1 januari 2009 een afbouwregeling van toepassing was en die doorloopt in 2009, per 1 januari 2009 vallen onder het nieuwe regime. Hierdoor dienen die afbouwregelingen opnieuw vastgesteld te worden waarbij het uitgangspunt is dat als de ambtenaar bijvoorbeeld de helft van de periode van de oude afbouw heeft doorlopen, er nog recht is op de helft van de nieuwe afbouw. Als voorbeeld was er recht op een afbouw met een duur van 36 maanden, aangevangen op 1 januari 2008. Vanaf 1 januari 2009 is er dan recht op de nieuwe afbouw voor de duur van 2/3 van de periode dus voor 32 maanden.

Ter verduidelijking een rekenvoorbeeld:

Situatie:

Iemand heeft vanaf 1 januari 2008 een nieuwe functie gekregen, waarvoor hij/zij, op basis van het wegvallen van een gemiddelde operationele toelage per maand van € 400,– en een referteperiode van meer dan 12 jaar, de volgende rechten heeft:

 

2008 (75%)

2009 (50%)

2010 (25%)

2011 (0%)

Bedrag

€ 300

€ 200

€ 100

€ 0

Aantal maanden

12

12

12

 

Bij de overgang naar de nieuwe regeling per 1 januari 2009, wijzigen bovenstaande rechten als volgt:

Resterende rechtperiode bedraagt:

(24/36 maanden rest ‘oude periode’ x 48 maanden (max.nieuwe periode) =) 32 maanden

De afbouwbedragen zijn:

80% (niet van toepassing voor deze casus ivm reeds verstreken periode onder het oude stelsel bij de ingangsdatum nieuwe percentages)

60% van € 400,– = € 240,–

40% van € 400,– = € 160,–

20% van € 400,– = € 80,–

De overgang leidt tot de volgende rechten:

 

2008

2009

2010

2011

‘oude recht’

75%

     

Bedrag

€ 300

     

Aantal maanden

12

     

‘nieuwe recht’

 

60%

40%

20%

Nieuw recht bedrag

 

€ 240

€ 160

€ 160

€ 80

€ 80

Aantal maanden

 

11

1

10

2

8

Artikel 9

De afbouwtoelage gaat in per 1 januari 2009 zoals is afgesproken in het akkoord. Per deze datum zullen ook de regionale regelingen, voor zover die bestaan, komen te vervallen, conform het akkoord.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten.

Naar boven