Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 november 2011, nr. AV/PB/2011/15446, tot wijziging van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met wijziging van de kostenregeling voor het jaar 2011

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 43, tweede lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 23 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. materieel toezicht:

    • 1°. voor fondsen en verzekeraars: € 281,–;

    • 2°. voor premiepensioeninstellingen: € 681,–;.

2. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt het eerste onderdeel, onder vernummering van het tweede en derde onderdeel tot eerste en tweede onderdeel, en wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 3°. voor het heffingsjaar 2011:

    • a. voor fondsen met niet meer dan 165 deelnemers: € 440,–;

    • b. voor fondsen met minstens 166 en niet meer dan 450 deelnemers: € 880,–;

    • c. voor fondsen met minstens 451 en niet meer dan 1150 deelnemers: € 1760,–:

    • d. voor fondsen met minstens 1151 en niet meer dan 4200 deelnemers: € 3520,–;

    • e. voor fondsen met minstens 4201 deelnemers: € 7040,–,

      en tevens:

    • f. voor fondsen met een vermogen van minder dan € 34.000.000,–: € 440,–;

    • g. voor fondsen met een vermogen van € 34.000.000,– of meer maar minder dan € 90.000.000,–: € 880,–;

    • h. voor fondsen met een vermogen van € 90.000.000,– of meer maar minder dan € 215.000.000,–: € 1760,–;

    • i. voor fondsen met een vermogen van € 215.000.000,– of meer maar minder dan € 605.000.000,–: € 3520,–;

    • j. voor fondsen met een vermogen van € 605.000.000,– of meer: 7040,–; en

    • k. voor verzekeraars: € 1500,–.

3. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Onder vermogen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, 3°, wordt verstaan: de som van het eigen vermogen en de technische voorzieningen.

4. In het derde lid, onderdeel a, vervalt het eerste onderdeel en vervalt ‘2°. voor toezichtkosten vanaf 1 januari 2009:’.

5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. De tarieven, bedoeld in artikel 43, tweede lid, onderdeel d, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, bedragen voor het heffingsjaar 2011 voor:

    • a. prudentieel en materieel toezicht tezamen voor fondsen: 0,0998%;

    • b. materieel toezicht voor verzekeraars: 0,001400%;

    • c. gedragstoezicht voor verzekeraars:

      • 1°. voor het bruto premie inkomen tot en met € 500.000.000,–: € 233,– per € 1.000.000,– of gedeelte daarvan;

      • 2°. voor het bruto premie inkomen boven € 500.000.000,–: € 33,– per € 1.000.000,– of gedeelte daarvan.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 14 november 2011

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.G.J. Kamp.

TOELICHTING

Het grootste deel van de toezichtkosten die de Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) maken voor het toezicht op de uitvoering van de pensioenregelgeving wordt jaarlijks bij pensioenuitvoerders in rekening gebracht. Het in rekening te brengen bedrag bestaat uit een vast deel, het minimumbedrag, dat zo nodig vermeerderd kan worden met een variabel deel. Het variabele deel wordt afgeleid van een variabele maatstaf waarvan de waarde per uitvoerder kan verschillen. De verschillende elementen in de kostentoerekening worden op voorstel van DNB en de AFM vastgesteld. Het gaat daarbij om:

  • het minimumbedrag per toezichtcategorie die wordt onderscheiden,

  • de maatstaven per toezichtcategorie voor de berekening van de aanvullende variabele bedragen,

  • de tarieven bij deze maatstaven,

  • de maximale waarden van de maatstaven waarmee gerekend wordt.

Voor het heffingsjaar 2011 worden in deze regeling de minimumbedragen voor het toezicht en de tarieven bij de variabele maatstaven vastgesteld. De premiepensioeninstellingen (PPI’s) vormen vanaf 2011 een nieuwe toezichtcategorie. Omdat het aantal afgegeven vergunningen nog beperkt is en geschikte maatstafgegevens voor het variabele deel van de heffing nog niet beschikbaar zijn, is ervoor gekozen om voor het materiële toezicht op de PPI’s door DNB in 2011 alleen een vast bedrag vast te stellen. De AFM verricht in 2011 nog geen toezichtactiviteiten op het terrein van de PPI’s. Voor het gedragstoezicht op de PPI’s worden in 2011 dan ook geen kosten in rekening gebracht.

Het minimumbedrag voor fondsen voor het gedragstoezicht bestaat uit twee delen. Het fonds is zowel een bedrag verschuldigd afhankelijk van het aantal (actieve) deelnemers als een bedrag afhankelijk van het vermogen van het fonds. Onder vermogen wordt verstaan de som van het eigen vermogen en de technische voorzieningen zoals bedoeld in het model van staten J301 en J302 en de toelichting op die staten in de aanwijzingen bij het Rapportagekader pensioenfondsen. De overige elementen van de kostentoerekening blijven ongewijzigd.

Voor de tarieven voor verzekeraars is relevant dat, conform de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (LJN BP3136), met het bruto premie inkomen als heffingsmaatstaf voor verzekeraars het premie inkomen uit pensioenverzekeringen wordt bedoeld en niet het premie inkomen uit alle (pensioen- en levens)verzekeringen.

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Er wordt afgeweken van de vaste verandermomenten zodat DNB en AFM nog dit jaar de kosten in rekening kunnen brengen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.G.J. Kamp.

Naar boven