Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 7 november 2011, nr. IENM/BSK-2011/148632, houdende wijziging van de Waterregeling (kaarten 2012.1; vrijstelling watervergunningplicht voor gebruikshandelingen van ondergeschikt belang ten aanzien van waterstaatswerken in beheer bij het Rijk)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 3.1 juncto 3.3, 6.12, tweede lid, onder e en f, en 6.16 van het Waterbesluit;

Besluit:

ARTIKEL I

De Waterregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6.11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘ten hoogste vijftien dagen plaatsen en opslaan van materiaal en materieel’ vervangen door: ten hoogste zes maanden plaatsen en opslaan van bouwwerken, bouwborden, materiaal en materieel.

2. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. evenementen die niet langer duren dan drie maanden;.

3. Onderdeel d komt te luiden:

  • d. het plaatsen van een steiger, vlonder of aanmeervoorziening, inclusief de bijbehorende voorzieningen, voor zover deze gelegen zijn buiten de vaarweg en bestemd zijn voor niet-bedrijfsmatig gebruik, dan wel naar aard en omvang vergelijkbaar overig gebruik;.

4. Onderdeel e komt te luiden:

  • e. het plaatsen van informatieborden, informatiezuilen, reclameborden, reclamezuilen, sport- en speeltoestellen, gedenktekens, kunstobjecten of in aard en omvang hiermee vergelijkbare objecten, waarvoor geen of een beperkte fundering vereist is;.

5. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. het plaatsen van visfuiken of visnetten;.

6. Onderdeel h komt te luiden:

  • h. het uitvoeren van onderhoud en vervanging van bestaande objecten door objecten van vergelijkbare aard en omvang en op dezelfde locatie;.

7. Onder verlettering van onderdeel i tot onderdeel l worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

  • i. het gelijkvloers op het maaiveldniveau aanbrengen van verhardingen en recreatieve voorzieningen, niet zijnde een bouwwerk;

  • j. het plaatsen van kabels en leidingen mits:

    • 1°. deze geen intrinsiek gevaarlijke stoffen transporteren;

    • 2°. deze niet liggen, parallel of als kruising, in de veiligheidszone van een primaire of secundaire waterkering, een kunstwerk of een vaarweg, of

    • 3°. deze niet aangelegd worden middels boring, waarbij lagen met verschillende stijghoogtes worden doorkruist;

  • k. onderzoeken die niet langer duren dan zes maanden, en.

8. In onderdeel l (nieuw) wordt ‘de beperkte aard, omvang en korte duur’ vervangen door: de aard, beperkte omvang of korte duur.

B

Artikel 6.12, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. het in de periode van 1 april tot 1 oktober plaatsen van bouwborden en het opslaan van materiaal en materieel om een werk of onderhoud te kunnen uitvoeren in, op, boven, over of onder de Noordzee;.

2. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. evenementen die niet langer duren dan drie maanden;.

C

In artikel 6.13 wordt ‘de wateren’ vervangen door: de stroomvoerende delen van de wateren.

D

In bijlage II. Kaart met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het Rijk het waterkwaliteitsbeheer voert, en grenzen van drogere oevergebieden (bijlage bij artikel 3.2, eerste lid, en 3.3 van de Waterregeling) worden de kaarten met onderstaande nummers vervangen door de hieronder genoemde kaarten met gelijke nummers, opgenomen in bijlage A, behorend bij deze regeling:

Kaart:

kaartnummer:

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

139

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

170

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

177

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

259

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

260

E

In bijlage III. Kaart met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het Rijk het waterkwantiteitsbeheer voert (bijlage bij artikel 3.2, tweede lid, van de Waterregeling) worden de kaarten met onderstaande nummers vervangen door de hieronder genoemde kaarten met gelijke nummers, opgenomen in bijlage B, behorend bij deze regeling:

Kaart:

kaartnummer:

Beheer waterkwantiteit

139

Beheer waterkwantiteit

170

Beheer waterkwantiteit

259

Beheer waterkwantiteit

260

F

In bijlage IV. Kaart met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het Rijk het waterstaatkundig beheer voert (bijlage bij artikel 3.2, derde lid, en artikel 6.7 van de Waterregeling) worden de kaarten met onderstaande nummers vervangen door de hieronder genoemde kaarten met gelijke nummers, opgenomen in bijlage C, behorend bij deze regeling:

Kaart:

kaartnummer:

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

170

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

239

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

259

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

260

G

Bijlage VIII. Aanwijzing van rijkswateren (bijlage bij artikel 6.13 van de Waterregeling) wordt vervangen door de in bijlage D, behorend bij deze regeling, opgenomen Bijlage VIII. Aanwijzing van de stroomvoerende delen van de rijkswateren (bijlage bij artikel 6.13 van de Waterregeling).

ARTIKEL II

  • 1. Voor zover voor een op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling bestaand werk of bestaande handeling welke op dat tijdstip niet strijdig is met het ten aanzien van dat werk of die handeling krachtens de Waterwet geldende recht, als gevolg van een wijziging krachtens deze regeling van beheergrenzen als opgenomen in bijlage II, III of IV van de Waterregeling een watervergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet vereist zou worden, blijft ten aanzien van dat werk of die handeling de watervergunningplicht buiten toepassing.

  • 2. Het eerste lid is van toepassing totdat een wijziging van dat werk of die handeling plaatsvindt die op zichzelf beschouwd grond vormt voor een watervergunningplicht.

  • 3. In het geval, bedoeld in het tweede lid, geldt de watervergunningplicht voor het gehele samenstel van werken of handelingen.

ARTIKEL III

Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling een aanvraag om een watervergunning is gedaan in een geval dat op grond van artikel 6.11 of 6.12 van de Waterregeling als gevolg van deze regeling is aangewezen als een van de vergunningplicht vrijgestelde activiteit van ondergeschikt belang, of daarvoor al een vergunning is verleend welke op dat tijdstip nog niet onherroepelijk is, wordt de aanvraag als melding in de zin van artikel 6.14, eerste lid, van de Waterregeling te worden aangemerkt.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen A, B en C met de kaarten, die ter inzage worden gelegd op het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, en tevens raadpleegbaar zijn op en te downloaden van www.waterwet.nl.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.

BIJLAGE A, BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDER D, VAN DE REGELING TOT WIJZIGING VAN DE WATERREGELING (KAARTEN 2012.1; VRIJSTELLING WATERVERGUNNINGPLICHT VOOR BEPAALDE GEBRUIKSHANDELINGEN VAN ONDERGESCHIKT BELANG TEN AANZIEN VAN WATERSTAATSWERKEN IN BEHEER BIJ HET RIJK)

Deze bijlage ligt ter inzage op het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, en is tevens raadpleegbaar op en te downloaden van www.waterwet.nl.

BIJLAGE B, BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDER E, VAN DE REGELING TOT WIJZIGING VAN DE WATERREGELING (KAARTEN 2012.1; VRIJSTELLING WATERVERGUNNINGPLICHT VOOR BEPAALDE GEBRUIKSHANDELINGEN VAN ONDERGESCHIKT BELANG TEN AANZIEN VAN WATERSTAATSWERKEN IN BEHEER BIJ HET RIJK)

Deze bijlage ligt ter inzage op het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, en is tevens raadpleegbaar op en te downloaden van www.waterwet.nl

BIJLAGE C, BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDER F, VAN DE REGELING TOT WIJZIGING VAN DE WATERREGELING (KAARTEN 2012.1; VRIJSTELLING WATERVERGUNNINGPLICHT VOOR BEPAALDE GEBRUIKSHANDELINGEN VAN ONDERGESCHIKT BELANG TEN AANZIEN VAN WATERSTAATSWERKEN IN BEHEER BIJ HET RIJK)

Deze bijlage ligt ter inzage op het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, en is tevens raadpleegbaar op en te downloaden van www.waterwet.nl.

BIJLAGE D, BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDER G, VAN DE REGELING TOT WIJZIGING VAN DE WATERREGELING (KAARTEN 2012.1; VRIJSTELLING WATERVERGUNNINGPLICHT VOOR BEPAALDE GEBRUIKSHANDELINGEN VAN ONDERGESCHIKT BELANG TEN AANZIEN VAN WATERSTAATSWERKEN IN BEHEER BIJ HET RIJK)

Bijlage VIII. Aanwijzing van de stroomvoerende delen van de rijkswateren (bijlage bij artikel 6.13 van de Waterregeling)

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling omvat een aantal hoofdzakelijk technische wijzigingen van de Waterregeling:

  • uitbreiding van de vrijstelling van de watervergunningplicht voor activiteiten van ondergeschikt belang;

  • wijziging van diverse beheergrenzen (kaarten).

Uitbreiding van de vrijstelling van de watervergunningplicht voor activiteiten van ondergeschikt belang

In paragraaf 4.2 van de Waterregeling (Wtr) zijn krachtens artikel 6.12, eerste lid, onder f, en artikel 6.13, tweede lid, van het Waterbesluit activiteiten van ondergeschikt belang aangewezen die zijn vrijgesteld van de watervergunningplicht. Het betreft activiteiten die van ondergeschikt belang zijn voor een veilige en doelmatige functievervulling van een waterstaatswerk. Aan de bestaande lijst van deze activiteiten kan een aantal activiteiten worden toegevoegd die naar huidige inzichten eveneens als van ondergeschikt belang kunnen worden aangemerkt.

De vrijstelling van de vergunningplicht door algemene regels heeft een verlaging van de administratieve lasten voor burgers en bedrijven tot gevolg (naar schatting ca 25% minder door Rijkswaterstaat (RWS) te verlenen watervergunningen op een totaal van ca. 1000 vergunningaanvragen per jaar; RWS heft overigens geen leges). Ook zullen de ambtelijke en bestuurslasten voor RWS hierdoor verminderen. Deze effecten kunnen niet op voorhand worden gekwantificeerd.

Activiteiten van ondergeschikt belang vallen, indien aangewezen krachtens artikel 6.12, tweede lid onder f en artikel 6.13, tweede lid van het Waterbesluit, niet onder de vergunningplicht. Het betreft activiteiten die van ondergeschikt belang worden geacht voor de veilige en doelmatige functievervulling van het oppervlaktewaterlichaam of een bijbehorend kunstwerk, dan wel de Noordzee. Deze activiteiten zullen onder normale omstandigheden niet tot onacceptabele risico’s leiden voor het behalen van de doelen van de Waterwet, gericht op voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen (artikel 2.1 Waterwet).

Deze activiteiten vallen onder de meldingsplicht van artikel 6.14, eerste lid, van de Wtr (deze berust op artikel 6.7 van de Waterwet jo. artikel 6.15 van het Waterbesluit). De melding moet worden gericht aan RWS als beheerder van het waterstaatswerk. Op grond van artikel 6.15, eerste lid, van het Waterbesluit geldt voor degene die deze activiteiten uitvoert voorts een zorgplicht en zijn daarnaast de op grond van het tweede lid van dat artikel in de artikelen 6.8 en 6.9 van de Wtr opgenomen algemene regels met zorgplichten van toepassing.

Op grond van artikel 6.15 Wtr kunnen voorts maatwerkvoorschriften worden gesteld door de beheerder. In die uitzonderlijke gevallen waarbij mogelijk niet-aanvaardbare risico’s voor het gebruik van het Rijkswaterstaatwerk zijn te verwachten is de beheerder krachtens dat artikel bevoegd om door middel van maatwerkvoorschriften de initiatiefnemer te verplichten deze risico’s tot een aanvaarbaar niveau te verlagen.

Wijziging van diverse beheergrenzen (kaarten)

Deze wijziging leidt tot vervanging van dertien kaarten in de bijlagen II, III en IV van de Waterregeling:

  • bijlage II van de Waterregeling omvat de kaarten met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het Rijk het waterkwaliteitsbeheer voert, en grenzen van drogere oevergebieden (bijlage bij artikel 3.2, eerste lid, en 3.3 van de Waterregeling);

  • bijlage III van de Waterregeling omvat de kaarten met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het Rijk het waterkwantiteitsbeheer voert (bijlage bij artikel 3.2, tweede lid, van de Waterregeling);

  • bijlage IV van de Waterregeling omvat de kaarten met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het Rijk het waterstaatkundig beheer voert (bijlage bij artikel 3.2, derde lid, en artikel 6.7 van de Waterregeling).

De nieuwe kaarten bevatten gewijzigde grenzen voor het beheer.

De wijzigingen in de grenzen zijn veroorzaakt door:

  • verbeteringen van de eerste versie van de kaarten;

  • vastlegging van de met andere bevoegde gezagen (waterschappen) afgesproken aanpassingen van de beheergrenzen.

De nieuwe kaarten zijn digitaal te raadplegen op en te downloaden van www.waterwet.nl.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

In artikel 6.11, eerste lid, van de Waterregeling (Wtr) worden activiteiten van ondergeschikt belang als bedoeld in artikel 6.12, tweede lid, onderdeel f, van het Waterbesluit aangewezen. Deze aanwijzing wordt ingevolge artikel I, onderdeel A, subonderdelen 1 tot en met 8, gewijzigd.

Subonderdelen 1 en 2

De wijziging in artikel 6.11, eerste lid, onderdeel a, van de Wtr, houdt in dat de periode van 15 dagen voor het plaatsen en opslaan van materiaal en materieel om een werk of onderhoud te kunnen uitvoeren wordt verlengd naar zes maanden. De reden hiervoor is dat de oorspronkelijke bepaling van 15 dagen als te beperkend wordt ervaren. Een ruimere periode levert in relatie tot de geldende zorgplicht, waaronder artikel 6.8, onderdeel h, van de Wtr, voor het uitvoeren van deze activiteiten geen extra risico op voor een veilige en doelmatige functievervulling van het waterstaatswerk. Tevens worden (tijdelijke) bouwwerken en bouwborden in onderdeel a expliciet genoemd om duidelijk te maken dat ook het plaatsen en opslaan van deze objecten om een werk of onderhoud te kunnen uitvoeren evenals het plaatsen en opslaan van materiaal en materieel zoals bijv. een mobiel toilet, rijplaten, tijdelijke opslag, machines etc. van de watervergunningplicht vrijgesteld zijn.

In artikel 6.11, eerste lid, onderdeel b, van de Wtr wordt de periode voor het houden van evenementen verlengd tot drie maanden. Evenementen zijn doorgaans beperkt van invloed op het waterstaatswerk. Zonder extra risico kan daarom de periode van 15 dagen worden verlengd tot drie maanden. In deze periode is naast de duur van de evenementen ook inbegrepen de uitvoering van de werken ten behoeve hiervan, zowel voorbereiding als opruiming daarvan. Het waterstaatswerk wordt na gebruik achtergelaten zoals het bij de aanvang is aangetroffen (zorgplicht artikel 6.8, onderdeel e, Wtr).

Subonderdeel 3

De in artikel 6.11, eerste lid, onderdeel d, van de Wtr vrijgestelde handelingen worden uitgebreid met het plaatsen van aanmeervoorzieningen, inclusief bijbehorende voorzieningen, zoals trapjes, in- en uitstapmogelijkheden, leuningen e.d. Voorwaarde voor de vrijstelling bij het plaatsen van steigers, vlonders en aanmeervoorzieningen is dat dit gebruik recreatief is en niet-bedrijfsmatig. Bovendien mogen deze (vrijgestelde) steigers, vlonders en aanmeervoorzieningen, inclusief eventueel aangemeerde vaartuigen, niet in de vaarweg gelegen zijn, waardoor de doorvaart van de scheepvaart zou kunnen worden belemmerd. Mede hierdoor en door de beperkte dimensie van deze objecten zal dit naar verwachting niet leiden tot ontoelaatbare nadelige gevolgen voor de functie van het waterstaatswerk.

Subonderdeel 4

De in artikel 6.11, eerste lid, onderdeel e, van de Wtr vrijgestelde handelingen worden uitgebreid met sport- en speeltoestellen, gedenktekens, kunstobjecten of in aard en omvang hiermee vergelijkbare objecten. Voor deze objecten is doorgaans geen of een beperkte fundering vereist. De reden hiervoor is dat deze objecten weinig risico’s met zich brengen voor de functievervulling van het waterstaatswerk. De beperking in maximale afmetingen van informatie- en reclameborden en het maximale aantal, dat erop gericht was de zichtlijnen voor de scheepvaart niet te hinderen, is verwijderd. De reden hiervoor is dat dit locatiespecifiek is en al geregeld wordt door de zorgplicht van artikel 6.9, onderdeel b, van de Wtr. Indien nodig kan de beheerder op grond van artikel 6.15 van de Wtr door middel van maatwerkvoorschriften nadere voorwaarden stellen aan grootte en aantal van deze objecten, inclusief de omvang van de fundering.

Subonderdeel 5

In artikel 6.11, eerste lid, onderdeel g, van de Wtr worden visnetten toegevoegd. Het betreft visfuiken en visnetten voor het op kleine schaal vangen van waterdieren. Hieronder wordt niet verstaan de zogenaamde mosselzaadinvanginstallaties, mosselhangcultuur, zeewierteelt en oesterbroedinstallaties omdat deze veelal robuuster zijn en een veel groter oppervlak bestrijken dan visfuiken. Hierdoor vormen deze installaties een groter risico voor de scheepvaart.

Subonderdeel 6

Artikel 6.11, eerste lid, onderdeel h, van de Wtr wordt gewijzigd in: het uitvoeren van onderhoud en vervanging van bestaande objecten door objecten van vergelijkbare aard en omvang en op dezelfde locatie. Hierbij kan gedacht worden aan al het onderhoud, herstel en vervanging van bestaande objecten, zoals meerpalen, steigers, remmingswerken of damwanden. Voorwaarde hierbij is dat de bestaande situatie in aard, omvang en locatie hierdoor feitelijk niet verandert. Het plaatsen van een nieuwe damwand voor de bestaande of een andere meerpaal naast de oude wordt hier niet toe gerekend, omdat de nieuwe situatie is gewijzigd ten opzichte van de bestaande situatie. Het woord ‘regulier’ is verwijderd omdat dit in de praktijk onduidelijkheid veroorzaakte over de kwalificatie van het onderhoud als wel/niet regulier.

Subonderdeel 7

In artikel 6.11, eerste lid, van de Waterregeling wordt het bestaande onderdeel i geletterd l. Aan het eerste lid worden nieuwe onderdelen i, j en k toegevoegd.

Onderdeel i (nieuw) omvat het gelijkvloers op het oorspronkelijke maaiveldniveau aanbrengen van verhardingen en recreatieve voorzieningen, niet zijnde een bouwwerk. Voorbeelden hiervan zijn wegen (waarbij verhogingen door toepassing van standaard wegverkantingen zijn toegestaan), parkeerplaatsen, fiets- en wandelpaden, trimbanen, sportvelden en jeux de boulesbanen. Door deze verhardingen en recreatieve voorzieningen gelijkvloers op het maaiveldniveau te situeren en niet op een extra verhoging wordt een zo gering mogelijke waterstandsverhoging of afname van het bergend vermogen bewerkstelligd. Mede hierdoor wordt het zonder verhoging aanbrengen van verhardingen en recreatieve voorzieningen van ondergeschikt belang geacht voor een veilige en doelmatige functievervulling van het waterstaatswerk.

Met onderdeel j (nieuw) wordt het plaatsen van kabels en leidingen vrijgesteld van de vergunningplicht, mits deze:

  • geen intrinsiek gevaarlijke stoffen transporteren;

  • niet in de veiligheidszone van een primaire of secundaire waterkering, een kunstwerk of een vaarweg liggen, parallel of als kruising, of

  • niet aangelegd worden middels een boring (zoals horizontaal gestuurd boren), waarbij lagen met verschillende stijghoogtes worden doorkruist.

Tot de leidingen die intrinsiek gevaarlijke stoffen transporteren worden gerekend leidingen die (conform A.2.1 van NEN 3650-1:2011) oxiderend, zeer licht ontvlambaar of (zeer) giftig zijn of warm water met een ontwerptemperatuur groter dan 110° Celsius (zoals omschreven in A.2.4 van NEN 3650-1:2011) transporteren. De veiligheidszone van een waterstaatswerk wordt in NEN 3651 gedefinieerd als de terreinstrook naast het waterstaatswerk waarbinnen een lekkage van de leiding de stabiliteit van het werk in gevaar kan brengen. De breedte van de zone is gelijk aan de som van de stabiliteitszone van het waterstaatswerk en de verstoringszone van de leiding en/of kabel. De stabiliteitszone is de terreinstrook van een waterstaatswerk die in verband met de stabiliteit van het werk ongestoord moet blijven. De verstoringszone is het gebied rond een lekkage van een leiding waarbinnen ontgrondingen of gronddeformaties kunnen plaatsvinden. Deze is afhankelijk van het medium wat door de leiding wordt getransporteerd. Voor kabels geldt dat de verstoringszone als nihil gesteld mag worden (zoals omschreven in hoofdstuk 6.2 van NEN 3651: 2011). In NEN 3650 en 3651 wordt o.a. de primaire en regionale waterkeringen alsmede de vaarwegen aangemerkt als belangrijke waterstaatswerken. In deze situaties vindt doorgaans door de beheerder vooraf een toetsing op de aanleg van kabels en leidingen plaats. De vergunningplicht blijft voor deze belangrijke waterstaatswerken alsmede kunstwerken bestaan. Perceelaansluitingen van kabels voor telecom, CAI en elektriciteit, leidingen voor drinkwater of rioolwater buiten de veiligheidszone van de belangrijke waterstaatswerken worden vrijgesteld van de watervergunningplicht, zodat in deze gevallen volstaan kan worden met een melding. Conform de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) zal registratie van de ligging van de kabels en leidingen dienen plaats te vinden.

Evenals voor de overige onderdelen van de artikelen 6.11 en 6.12 Wtr omvat de vrijstelling voor het ‘plaatsen’ mede het in stand houden, vervangen en verwijderen van kabels en leidingen. Het gaat hierbij om een samenhangend geheel van handelingen binnen een gebruikscyclus. Voor het in stand houden, vervangen en verwijderen behoeft dus in beginsel geen watervergunning te worden aangevraagd. Het vervangen en verwijderen dient wel te worden gemeld aan RWS.

In artikel 6.11, eerste lid, onderdeel k (nieuw) van de Wtr worden ook ‘onderzoeken die niet langer duren dan zes maanden’ toegevoegd als vergunningvrije categorie. Het betreft een grote diversiteit aan mogelijk onderzoek. Voorbeelden zijn: sonderingen, geotechnische onderzoeken, peilbuizen, meetboeien, bodemonderzoeken, lussen op de bodem van watergangen, etc. Deze onderzoeken zijn doorgaans beperkt van invloed op het waterstaatswerk. In deze periode van zes maanden is naast de duur van het onderzoek ook inbegrepen de uitvoering van de werken ten behoeve hiervan. Het waterstaatswerk wordt na gebruik achtergelaten zoals het bij de aanvang is aangetroffen (zorgplicht artikel 6.8, onderdeel e, Waterregeling).

Subonderdeel 8

In artikel 6.11, eerste lid, onderdeel l (nieuw), het voormalige onderdeel i, wordt ‘en’ vervangen door ‘of’. Dit is een vangnetartikel voor activiteiten die de beheerder de mogelijkheid biedt om activiteiten die overduidelijk van ondergeschikt belang zijn, onder de meldplicht te laten vallen. Hierin is geregeld dat in voorkomende gevallen voor alle overige activiteiten van ondergeschikt belang, die vanwege de aard, beperkte omvang of korte duur vergelijkbaar zijn met de afzonderlijk vermelde activiteiten in de overige onderdelen van artikel 6.11, eerste lid, Wtr en waar deze onderdelen niet in voorzien, de beheerder de mogelijkheid te geven dit middels een melding krachtens artikel 6.14 Wtr wettelijk te beoordelen. De beheerder beoordeelt aan de hand van de genoemde criteria of de betreffende activiteit daadwerkelijk van ondergeschikt belang is voor het waterstaatkundige beheer en of met een melding kan worden volstaan, dan wel of een vergunning moet worden aangevraagd.

Artikel I, onderdeel B

Subonderdelen 1 en 2

De wijziging in artikel 6.12, eerste lid, onderdeel a, van de Wtr houdt in dat de periode van 15 dagen voor het plaatsen en opslaan van materiaal en materieel om een werk of onderhoud te kunnen uitvoeren wordt verlengd tot de resterende periode van het jaar buiten het stormseizoen, dus van 1 april tot 1 oktober. De reden hiervoor is dat de oorspronkelijke bepaling van 15 dagen ook voor de Noordzee als te beperkend wordt ervaren. Door dit voor een langere periode buiten het stormseizoen toe te staan zal dit niet leiden tot extra risico’s voor een veilige en doelmatige functievervulling van het waterstaatswerk.

De wijziging sub 2 verlengt de maximale vergunningvrije termijn voor evenementen evenals in artikel 6.11, eerste lid, onder b, tot drie maanden, om dezelfde als de daar genoemde redenen.

Artikel I, onderdeel C

De wijziging van artikel 6.13 van de Wtr en de bijbehorende bijlage VIII houdt in dat het permanent afmeren van woonschepen of andere drijvende objecten in stroomvoerende delen van de in bijlage VIII aangewezen rijkswateren vergunningplichtig blijven. In de overige, niet stroomvoerende delen van deze rijkswateren en overige niet-aangewezen wateren gaat of blijft hiervoor de meldplicht gelden.

Artikel II

Artikel II bevat een overgangsregeling voor bestaande werken en handelingen.

Deze worden niet watervergunningplichtig enkel door de wijziging van beheergrenzen, mits deze direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling aan het krachtens de Waterwet geldende recht voldoen (zoals bijvoorbeeld zorgplichten, algemene regels enz.). Indien nadien een zodanige wijziging plaatsvindt dat deze zelfstandig grond vormt voor een vergunningplicht dient voor de activiteit of werk als geheel een nieuwe watervergunning te worden aangevraagd.

Artikel III

Deze regeling heeft, afgezien van de overgangsregeling van artikel II voor gewijzigde beheergrenzen, onmiddellijke werking. Dat wil zeggen dat deze gaat gelden voor alle gevallen waarin nog geen onherroepelijke vergunning is verleend. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling een aanvraag om een watervergunning is gedaan in een geval dat op grond van artikel 6.11 of 6.12 van de Waterregeling als gevolg van deze regeling is aangewezen als een van de vergunningplicht vrijgestelde activiteit van ondergeschikt belang, of daarvoor al een vergunning is verleend, maar deze nog niet onherroepelijk is, vervalt de vergunningplicht en daarmee de vergunning. In dat geval wordt de eerdere aanvraag als melding aangemerkt (om dubbele administratieve lasten te voorkomen) en dient voldaan te worden aan de eerdergenoemde zorgplichten. In gevallen waarin een vergunning reeds onherroepelijk is maar een handeling nog niet is voltooid, dient deze conform de verleende vergunning en eventuele toepasselijke algemene regels te worden voltooid.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2012. De termijnen van de systematiek voor vaste verandermomenten worden niet gevolgd (met name niet de periode van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding).

Gezien de uitvoeringstechnische aard van de wijziging en het belang van een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding voor de praktijk (vermindering van administratieve lastendruk), is uitstel van inwerkingtreding tot 1 april 2012 onwenselijk.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.

Naar boven