Convenant samenwerking dierenhandhaving

Ondergetekenden:

  • 1. De Minister van Veiligheid en Justitie (hierna VenJ), mr I.W. Opstelten, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden;

  • 2. De Staatssecretaris van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna EL&I), dr H. Bleker, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden;

  • 3. De algemeen directeur van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren (hierna Dierenbescherming), F.C. Dales, ten deze ook rechtsgeldig vertegenwoordigend de Stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (hierna LID).

Partijen hebben het volgende overwogen:

  • 1. In het regeerakkoord ‘Vrijheid en verantwoordelijkheid’ is het volgende vastgelegd: misstanden bij dierenfokkers worden aangepakt; illegale handel in exotische diersoorten wordt effectiever bestreden; dierenmishandeling wordt harder aangepakt, onder meer door de inzet van 500 animal cops (dierenpolitie); er komt een apart alarmnummer voor dieren in nood en dierenmishandeling.

  • 2. De introductie van de dierenpolitie heeft tot gevolg dat er veranderingen optreden in de handhaving van dierenverwaarlozing, dierenmishandeling en ander dierenleed. In de brief van 28 april 2011 aan de Tweede Kamer (2010–2011, 29 628, nr. 257) is op hoofdlijnen uiteengezet hoe de komst van de dierenpolitie gerealiseerd zal worden en wat dat betekent voor de handhaving. Ook is vastgelegd dat de afspraken uit die brief verder worden uitgewerkt en neergelegd in een convenant dat zal worden ondertekend door de ministeries van VenJ, EL&I, de meest betrokken handhavingorganisaties, de Dienst Regelingen (DR) en het Openbaar Ministerie (OM).

  • 3. Bij dit convenant zijn die organisaties betrokken die in Nederland in dit kader de belangrijkste handhavingtaken verrichten met betrekking tot dieren, namelijk de politie, de nieuwe Voedsel en Warenautoriteit (hierna nVWA) en de LID. Er zijn daarnaast nog verschillende grote en kleinere diensten en organisaties waar handhavers taken verrichten in het ‘groene domein’, soms gerelateerd aan de bescherming van dieren. Te denken valt aan werk door Buitengewoon Opsporings Ambtenaren (BOA’s) bij Staatsbosbeheer, bij provincies, gemeenten of natuur- en landschaporganisaties.

  • 4. De introductie van het aparte meldnummer voor dieren in nood (144, red een dier) is voorzien in november 2011. Daardoor zullen er veranderingen optreden in het meldpatroon, met name door particulieren. Ook wordt een toename van het aantal meldingen verwacht. De nVWA houdt het eigen (24/7) meldnummer. De Dierenbescherming zal haar meldnummer voor dierenmishandeling en dierenverwaarlozing doorschakelen naar 144.

  • 5. De meldingen bij 144 kunnen heel divers van aard zijn, zoals verzoeken om hulp of noodhulp voor een dier, verzoeken om handhavingacties of louter vragen om informatie. Dit convenant richt zich op de handhavingstaken van partijen en de noodhulpvraag. Afspraken rondom dierenhulpverlening buiten het kader van strafrechtelijke of bestuursrechtelijke handhaving, worden vastgelegd in het convenant dierenhulpverlening.

  • 6. De overheid is verantwoordelijk voor de handhaving en wetgeving met betrekking tot dieren en dierenwelzijn en de toekenning van toezichthoudende- en opsporingsbevoegdheden. Voor de strafrechtelijke handhaving met betrekking tot dieren is het OM de partij die belast is met de vervolging. Bij bestuursrechtelijke handhaving is de DR van het ministerie van EL&I die belast is met de afhandeling.

  • 7. De Dierenbescherming vervult een rol in het private domein op het gebied van educatie en voorlichting ten aanzien van het houden van en de omgang met dieren. Naast deze preventieve rol in het private domein speelt de Dierenbescherming via de LID ook een handhavende rol in het publieke domein, welke rol medegefinancierd wordt door het ministerie van EL&I. De Dierenbescherming zal verder een vertrouwensloket inrichten voor niet-acute meldingen van licht verstoord dierenwelzijn met betrekking tot gezelschapsdieren, welke meldingen geen strafrechtelijke of bestuursrechtelijke aanpak vragen.

  • 8. Het ministerie van EL&I, de nVWA en de LID hebben op 19 juni 2006 een convenant gesloten met als doel afspraken te maken over taakafbakening, samenwerking en informatie-uitwisseling. Deze afspraken zijn opgenomen in dit convenant.

  • 9. Partijen willen met dit convenant zodanige samenwerkingsafspraken met elkaar maken dat er een optimale synergie ontstaat die bijdraagt aan de naleving van wettelijke regels t.a.v. het houden van en de omgang met dieren.

  • 10. Partijen willen de afspraken zodanig maken dat te allen tijde duidelijk is welke partij in enige situatie verantwoordelijk is voor de aanpak en afhandeling van de handhaving.

Partijen sluiten daarom een convenant met als titel:

Convenant samenwerking dierenhandhaving

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit convenant wordt verstaan onder:

a. Beschermde dieren:

diersoorten die beschermd worden krachtens de Flora- en faunawet.

b. Bestuursrechtelijke handhaving:

het door bestuursorganen optreden tegen het overtreden van wettelijke regels met betrekking tot het houden van en de omgang met dieren door straf- en herstelsancties zoals een last onder bestuursdwang of een dwangsom.

c. Bewaring:

het onder zich nemen of houden van dieren op basis van bestuursrechtelijke handhaving.

d. Dierenhandhaving:

dierenwelzijngerelateerde handhaving.

e. Eerste en tweede lijn:

de eerste lijn betreft de handhaving door de politie, al dan niet opgeleid als dierenpolitie. De tweede lijn betreft handhaving door de specialisten van nVWA en LID.

f. Gezelschapsdieren:

dieren die gewoonlijk in en bij woningen gehouden worden voor gezelschap, sport of liefhebberij, met inbegrip van gezelschapsdieren die bedrijfsmatig gehouden worden zoals bij fokkers, kwekers en handelaren (b.v. honden, katten, siervogels).

g. Handhaving:

handelen gericht op het bevorderen van de naleving of het beëindigen van een overtreding.

h. Hobbydieren:

landbouwhuisdieren die hobbymatig gehouden worden. Belangrijke criteria voor de beoordeling van ‘hobbymatig’ gehouden dieren zijn: het aantal gehouden dieren, het primaire doel van het houden van de dieren en het feit of het houden van de dieren de hoofdactiviteit is van de houder.

i. Hulp:

alle handelingen die nodig zijn als reactie op een melding van bestaand of dreigend dierenleed, niet zijnde noodhulp, welke handelingen gericht zijn op het beëindigen of voorkomen van dat dierenleed.

j. Landbouwhuisdieren:

dieren behorende tot soorten of categorieën die mogen worden gehouden of gefokt met het oog op de productie van die dieren afkomstige producten, zoals aangewezen in het Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren (b.v. runderen, varkens, schapen, geiten).

k. Naleving:

handelen in overeenstemming met de rechtsregels, nalaten daaronder begrepen.

l. Noodhulp:

alle handelingen die nodig zijn als reactie op een melding van een dier in acute levensbedreigende nood, gericht op het beëindigen van die nood.

m. Opslag:

het tijdelijk onderbrengen van dieren bij gecontracteerde opslaghouders in het kader van een strafrechtelijke of bestuursrechtelijke procedure.

n. Strafrechtelijke handhaving:

het door (buitengewoon) opsporingsambtenaren opsporen en door het OM vervolgen van het overtreden van de wettelijke regels m.b.t. het houden van en de omgang met dieren.

o. Toezicht:

het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

Artikel 2. Generieke taakafspraken

  • 2.1. Bij een vermoeden van een strafbaar feit met betrekking tot dieren hanteren de handhavingpartners politie, nVWA en LID een door het OM opgesteld afwegingskader voor de inzet van strafrecht, bestuursrecht of een combinatie van beide. Het OM stelt dit afwegingskader op in overleg met de handhavingpartners.

  • 2.2. Tussen de nVWA en de LID bestaat een duidelijke taakafbakening. De werkzaamheden van de nVWA (voorheen AID) richten zich primair op landbouwhuisdieren. De werkzaamheden van de LID zien primair op het welzijn van gezelschapsdieren. Meldingen over hobbymatig gehouden landbouwhuisdieren als schapen, geiten, varkens (inclusief hangbuikzwijnen) of runderen worden in beginsel door de nVWA afgehandeld. Indien het gaat over meldingen van enkele hobbymatig gehouden landbouwhuisdieren als paarden, pony’s, ezels en kippen of ander pluimvee kunnen deze door de LID worden afgehandeld.

  • 2.3. Meldingen over noodhulp voor dieren worden in eerste instantie door de politie opgevolgd. De politie kan dierenhulpdiensten inschakelen voor het verlenen van (nood)hulp, zoals veterinaire zorg, diertransport en andere maatregelen om het dierenwelzijn te borgen.

  • 2.4. Meldingen over noodhulp voor dieren die bij een andere partij dan de politie binnenkomen worden door die partijen direct overgedragen aan de politie via het nummer 144.

  • 2.5. Meldingen die niet over noodhulp gaan worden behandeld door dan wel ter hand gesteld aan de meest gerede partij, overeenkomstig de taakverdeling bedoeld in de artikelen 3 tot en met 6.

  • 2.6. Indien nVWA, LID en Dierenbescherming tijdens hun reguliere werkzaamheden stuiten op een situatie waarin noodhulp is geboden treden zij t.a.v. het dier naar vermogen direct handelend op en melden hun optreden op basis van een protocol behorende bij de werking van het meldnummer 144.

  • 2.7. Indien de politie bij het optreden naar aanleiding van een melding van noodhulp voor een dier vaststelt dat er voor de adequate afhandeling inzet van tweedelijns specialisten nodig is wordt, met inachtneming van de taakomschrijvingen in de artikelen 3 tot en met 6, inzet gevraagd van hetzij nVWA of LID.

  • 2.8. Indien de politie bij het optreden naar aanleiding van een melding van (nood)hulp voor een dier vaststelt dat er geen verdere inzet nodig is, maar er wel aanleiding is voor advisering of begeleiding inzake het houden van en de omgang met dieren wordt de melding, op basis van het protocol van de meldkamer 144, doorgeleid naar de Dierenbescherming.

  • 2.9. Het OM en de DR zullen, binnen hun procedurele mogelijkheden, strafrechtelijke of bestuursrechtelijke processen waarbij in beslag genomen of in bewaring genomen dieren betrokken zijn zo kort mogelijk laten duren.

Artikel 3. Taakafspraken per partij: de politie

  • 3.1. De politie zal, nadat op een melding van noodhulp door de politie is gereageerd zoals bedoeld in artikel 2.3, conform het bepaalde in artikel 2.7 zo nodig inzet leveren bij de afhandeling van die melding.

  • 3.2. De politie zal de bij het meldnummer 144 binnengekomen meldingen over niet-noodhulp met betrekking tot gezelschapsdieren en in klein aantal gehouden hobbydieren, welke meldingen een indicatie bevatten van een overtredingsituatie, in behandeling nemen.

  • 3.3. De politie heeft verder als basistaak de proactieve opsporing van overtredingen van artikelen 254, 254a, 350, lid 2 en 425 van het wetboek van Strafrecht, artikel 36 en 37 van de Gezondheid- en welzijnswet voor Dieren (GWWD) en stroperij (Flora en faunawet en Visserijwet).

  • 3.4. De politie ondersteunt de nVWA en LID bij hun handhavingstaken indien er een bekend risicoprofiel bestaat t.a.v. het subject van toezicht of opsporing.

Artikel 4. Taakafspraken per partij: de nVWA

  • 4.1. De nVWA zal, nadat op een melding van noodhulp door de politie is gereageerd zoals bedoeld in artikel 2.3, conform het bepaalde in artikel 2.7 inzet leveren bij de afhandeling van die melding.

  • 4.2. Indien een door de politie geconstateerde overtreding m.b.t. landbouwdieren of de hobbydieren, op basis van het afwegingskader, via bestuursrechtelijke handhaving moet worden afgedaan, zorgt de nVWA in samenwerking met DR voor de bestuursrechtelijke afhandeling.

  • 4.3. De nVWA heeft als basistaak om bij de nVWA binnenkomende meldingen te behandelen die gaan over niet-noodhulp met betrekking tot landbouwdieren en hobbydieren.

  • 4.4. De nVWA heeft, met inachtneming van artikel 2.7, als basistaak de handhaving van regels m.b.t. beschermde uitheemse- en inheemse dieren.

  • 4.5. De nVWA heeft als basistaak het uitvoeren van toezicht op de naleving van de wettelijke regels voor landbouwdieren op het gebied van huisvesting, verzorging en transport en de opsporing van overtredingen van die regels.

  • 4.6. De nVWA heeft als basistaak het toezicht op wettelijke regels voor de bedrijfsmatige activiteiten met betrekking tot andere dieren dan landbouwdieren en het opsporen van overtredingen op dat vlak.

  • 4.7. De nVWA heeft als basistaak het toezicht op de naleving van het Honden- en kattenbesluit 1999 (t.z.t. het Besluit gezelschapsdieren).

Artikel 5. Taakafspraken per partij: de LID

  • 5.1. De LID heeft als basistaak om meldingen van de politie te behandelen die gaan over niet-noodhulp van gezelschapsdieren en in klein aantal gehouden hobbydieren zoals paarden, pony’s, ezels, kippen of ander pluimvee. De inzet van de LID voor dit type meldingen kan slechts volgen uit het resultaat van een onderzoek door de politie ter plaatse waaruit blijkt dat de expertise van de LID en/of bestuursrechtelijke handhaving nodig is. Tevens kan de LID door de politie worden betrokken bij meldingen voor het verlenen van specialistische kennis. De LID kan ook optreden bij dierwelzijn gerelateerde meldingen over uitheemse- en inheemse dieren gehouden als gezelschapsdier.

  • 5.2. Indien een door de politie geconstateerde overtreding m.b.t. gezelschapsdieren of in klein aantal gehouden hobbydieren, conform het afwegingskader niet strafrechtelijk maar bestuursrechtelijk moet worden afgedaan, verzorgt de LID in opdracht van DR handhavingstaken in het kader van de bestuursrechtelijke aanpak.

  • 5.3. De LID heeft als basistaak het toezicht op het Honden- en kattenbesluit 1999 (t.z.t. het Besluit gezelschapsdieren).

  • 5.4. De LID zal signalen over illegale handel in gezelschapsdieren, die tijdens de taken zoals genoemd onder 5.1, 5.2 of 5.3 worden verkregen en waarbij misstanden worden geconstateerd, doorgeven aan de nVWA. Als er naar aanleiding daarvan een onderzoek wordt gestart door de nVWA kan de LID desgevraagd specifieke deskundigheid inbrengen.

  • 5.5. Wanneer de LID een situatie aantreft m.b.t. in klein aantal gehouden hobbydieren, welke situatie afwijkend is op basis van ernst, spoedeisendheid of andere relevante informatie, dan overlegt de LID met de nVWA over eventuele samenwerking of overname van die zaak door de nVWA.

  • 5.6. Bij een aantoonbaar gebrek aan capaciteit bij de LID als gevolg van de capacitaire versterking van de politie om meldingen zoals bedoeld in artikel 5.1 en 5.2 aan te pakken zijn de ministeries van VenJ en EL&I verantwoordelijk voor een passende oplossing binnen een redelijke termijn.

  • 5.7. Ten behoeve van een adequate kennisoverdracht van de LID aan de dierenpolitie (in het bijzonder aan het expertisecentrum dierenpolitie) stellen EL&I en VenJ in 2012 incidenteel 800.000 euro beschikbaar aan de LID.

  • 5.8. Mede gelet op overweging 6 van dit convenant, waaruit het adagium ‘publiek geld voor publieke taken voortvloeit’, wordt voor 31 december 2011 door de convenantspartijen een principe besluit over positionering en – in het verlengde daarvan – financiering van de LID genomen. Dit principe besluit wordt door de convenantspartijen voor 31 december 2012 gerealiseerd.

Artikel 6. Specifieke samenwerkingsafspraken

  • 6.1. De nVWA en de LID vervullen voor elkaar een zogenaamde achtervangfunctie in die situatie dat er in concrete gevallen sprake is van geen of onvoldoende menskracht bij één van de diensten, dan wel dat er behoefte is aan een assisterende of ondersteunende inbreng.

  • 6.2. Ten tijde van dierziektencrises kan de LID eventueel taken van de nVWA zoals beschreven in artikel 4 van dit convenant, binnen het kader van de LID-bevoegdheden, overnemen. De LID wordt niet ingeschakeld voor specifieke crisiswerkzaamheden zoals ruimingen. Afspraken over de invulling van de achtervangfunctie tijdens concrete dierziektencrises worden tussen de hoofden van beide diensten schriftelijk vastgelegd.

  • 6.3. Partijen komen overeen dat er in bepaalde regio’s teams kunnen worden opgezet waarin bijvoorbeeld politie, nVWA, LID, provinciale en gemeentelijke handhavers en andere ‘groene BOA’s’ kunnen gaan samenwerken ter bestrijding van misstanden m.b.t. dieren zoals bijvoorbeeld (vis)stroperij of roofvogelvervolging.

  • 6.4. Politie, nVWA en LID werken samen in opsporingsonderzoeken om ernstige misstanden in de fokkerij en handel in gezelschapsdieren aan te pakken, alsmede de aanpak van de illegale handel in uitheemse en inheemse diersoorten. Daartoe kunnen onderzoeksteams worden geformeerd waaraan de organisaties ter zake kundige capaciteit leveren.

Artikel 7. Informatieverzameling, overleg en publiciteit

  • 7.1. De politie heeft een landelijk informatiepunt waar meldingen over noodhulp ten aanzien van dieren, dierenmishandeling, dierenverwaarlozing en de afhandeling daarvan op basis van een overeengekomen protocol worden geregistreerd, geanalyseerd en gecategoriseerd. De convenantpartners stellen daartoe samen de informatiebehoefte vast en bepalen in welke frequentie de informatie ten behoeve van de convenantpartners beschikbaar zal worden gesteld.

  • 7.2. Politie, nVWA en LID overleggen periodiek op operationeel niveau in de regio over de samenwerking in de handhaving. Initiatief en regie van dit overleg berust bij de politie. Bij dit overleg kunnen zonodig handhavers van andere dan in dit convenant betrokken diensten worden betrokken (b.v. groene BOA’s).

  • 7.3. Het OM stelt per arrondissementsparket een contactpersoon aan voor dierenhandhavingzaken. Deze contactpersoon adviseert de handhavingpartners over het te volgen traject, bijvoorbeeld strafrechtelijk of bestuursrechtelijk optreden en de opslag van in beslag genomen dieren.

  • 7.4. De partij die een zaak m.b.t. de taken zoals omschreven in dit convenant heeft afgehandeld verzorgt ook de woordvoering over deze zaak naar de media. Indien het een zaak betreft waarin meer partijen gezamenlijk hebben opgetreden wordt in onderling overleg tussen die partijen afgesproken wie de woordvoering zal doen. De centrale boodschap over de betreffende zaak wordt tussen die partijen afgestemd.

  • 7.5. Persberichten met betrekking tot dierenhandhavingzaken die aan de media worden gezonden, worden omgeacht wie de woordvoering doet, tegelijkertijd ter kennisname aan de andere handhavingpartners uit dit convenant gezonden.

  • 7.6. nVWA en LID overleggen jaarlijks met EL&I en het OM over handhavingsdoelen en stellen op basis van dat overleg een plan van aanpak op voor het toezicht op de naleving van het Honden- en kattenbesluit 1999 (op te volgen door de Besluit gezelschapsdieren) en evalueren jaarlijks de uitvoering van dat plan van aanpak.

Artikel 8. Overige bepalingen

  • 8.1. Partijen zijn ieder voor zich verantwoordelijk voor de naleving van de respectievelijke afspraken uit dit convenant. Indien dit niet voldoende gebeurt, zullen partijen elkaar hierop aanspreken.

  • 8.2. Partijen overleggen jaarlijks op bestuurlijk niveau om na te gaan of de doelstellingen van het convenant worden gerealiseerd.

  • 8.3. Het convenant treedt in werking met ingang van de dag volgend op de ondertekening door alle partijen.

  • 8.4. Het convenant heeft een looptijd van 3 jaar na inwerkingtreding. Verlenging met een periode van 1 of meerdere jaren is mogelijk met schriftelijke instemming van partijen. Over verlenging wordt besloten na evaluatie van de werking van het convenant.

  • 8.5. Indien een partij niet langer deel wil nemen aan het convenant treden partijen met elkaar in overleg.

  • 8.6. Dit convenant vervangt het convenant tussen AID, LID/Dierenbescherming en het ministerie van LNV van 19 juni 2006, gepubliceerd in de Staatscourant van 29 juni 2006.

  • 8.7. Binnen één maand na inwerkingtreding van het convenant wordt de tekst ervan gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 8.8. Aldus opgemaakt en in drievoud ondertekend op 24 oktober 2011 te Den Haag.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten.

De Staatssecretaris van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.

De algemeen directeur van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren,

F. C. Dales.

Naar boven