TOELICHTING
A. Algemeen
1. Aanleiding wijziging
De onderhavige regeling strekt tot uitvoering van Verordening (EU) 920/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 inzake een
gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en
Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad1 (hierna: Verordening 920/2010). De artikelen in Verordening 920/2010 die zien op persoonstegoedrekeningen, exploitanttegoedrekeningen
en vliegtuigexploitanttegoedrekeningen zijn vanaf 1 januari 2012 van toepassing.
De regeling vervangt de Regeling vergoedingen register handel in emissierechten die uitvoering gaf aan de eerdere EG-verordening
register handel in broeikasgasemissierechten.
Omdat de regeling niet meer zoals de voorgaande regeling alleen ziet op de hoogte van vergoedingen, is het opschrift van de
regeling in verband hiermee aangepast.
2. Persoonstegoedrekeningen
De regeling is in de eerste plaats van belang voor ongeveer 175 bedrijven en 25 natuurlijke personen die zich vrijwillig bezighouden
met transacties met broeikasgasemissierechten en daarvoor over een persoonstegoedrekening dienen te beschikken in het register
dat wordt beheerd door de Nederlandse emissieautoriteit (hierna: NEa).
Het openen en onderhouden van zo’n rekening door de NEa brengt kosten met zich mee. In artikel 76 van Verordening 920/2010
is bepaald dat nationale administrateurs de houders van rekeningen die door hen worden beheerd een redelijke vergoeding in
rekening kunnen brengen.
Met deze regeling wordt bepaald wat de hoogte is van de redelijke vergoeding die aan houders van dergelijke persoonstegoedrekeningen
in rekening wordt gebracht.
Daarbij is de hoogte van de kosten ten opzichte van de vorige regeling geactualiseerd. Ook wordt uitvoering gegeven aan de
wens van diverse rekeninghouders tot een meer uitgebreid pakket van dienstverlening door de NEa. Aan afnemers van dat meer
uitgebreide pakket wordt een hogere vergoeding in rekening gebracht, in verband met de door de NEa te maken hogere kosten.
3. Aanlevering van informatie aan de nationale administrateur
Verordening 920/2010 vermeldt dat bij opening van een persoonstegoedrekening, een exploitanttegoedrekening of een vliegtuigexploitanttegoedrekening,
informatie verstrekt moet worden aan de nationale administrateur. In de artikelen 13, 15, 16 en 20 en de bijlagen IV, VII,
VIII, en IX van Verordening 920/2010 is aangeven welke informatie kan worden gevraagd. Daarbij laat Verordening 920/2010
ruimte aan de nationale administrateur om te bepalen in welke vorm deze informatie moet worden aangeleverd en ruimte om te
verzoeken om nadere informatie naast de informatie uit de hierboven genoemde bijlagen. Met het opnemen van artikel 3 in de
regeling wordt ingevuld welke informatie gevraagd zal worden.
De informatie moet worden aangeleverd bij opening van de rekeningen en betreft in beginsel niet de reeds bestaande rekeningen.
Wanneer er wijzigingen plaatsvinden ten aanzien van de personen die gemachtigd of extra gemachtigd (de fiatteur) zijn, kan,
zoals vermeld in artikel 21 van Verordening 920/2010, wel gevraagd worden om de in artikel 3 genoemde informatie aan te leveren.
4. Invoering en verificatie van emissiegegevens in het register
Naast de categorie houders van een persoonstegoedrekening is de regeling van belang voor zo’n 380 houders van exploitanttegoedrekeningen
en zo’n 40 houders van vliegtuigexploitanttegoedrekeningen als bedoeld in artikel 15 en 16 van Verordening 920/2010.
Artikel 29, tweede lid, van Verordening 920/2010 biedt namelijk de mogelijkheid voor de bevoegde autoriteit om te bepalen
dat de invoer van de emissiegegevens door de rekeninghouder plaatsvindt. In deze regeling wordt voor die optie gekozen. Daarmee
wordt de bestaande praktijk voortgezet voor houders van exploitanttegoedrekeningen. Voor een nieuwe categorie rekeninghouders,
die van vliegtuigexploitanttegoedrekeningen, wordt, ook vanuit het oogpunt van uniformiteit, eveneens voor die optie gekozen.
Bij houders van exploitanttegoedrekeningen is er altijd sprake van bedrijven. Bij vliegtuigexploitanttegoedrekeningen is er
een enkele keer sprake van een natuurlijke persoon. Dit betreft dan een eigenaar van een privévliegtuig.
Ook worden in de regeling taken toebedeeld aan de zogeheten verificateurs. Deze taken vloeien voort uit het besluit om niet
de nationale administrateur maar de verificateur de goedgekeurde emissies als geverifieerd in het EU-register te laten aanmerken.
Verordening 920/2010 biedt de mogelijkheid aan de bevoegde autoriteiten om daarvoor te kiezen. Ook hier wordt de bestaande
praktijk gecontinueerd.
5. Administratieve lasten, nalevingskosten en overige effecten
Voor zover uit deze regeling administratieve lasten voorvloeien, volgen deze uit de uitvoering van Verordening 920/2010. Er
is voor de meeste betrokken bedrijven en personen overigens geen sprake van een wijziging van de administratieve lasten ten
opzichte van de vorige verordening en regeling. Ten aanzien van de informatieaanlevering, bedoeld in artikel 3, is de conclusie
dat vergelijkbare informatie reeds op basis van de eerdere EG-verordening register handel in broeikasgasemissierechten diende
te worden aangeleverd.
Ook bij de taken genoemd in artikel 4, invoering en verificatie van emissiegegevens, is er sprake van een voortzetting van
de huidige praktijk en vindt geen wijziging van de administratieve lasten plaats. Met de uitbreiding van de werkingssfeer
van Verordening 920/2010, waarbij het emissiehandelsysteem ook voor de luchtvaartsector is ingevoerd, is er wel sprake van
een nieuwe verplichting voor eigenaren van vliegtuigen.
Indien er sprake is van het opvragen van informatie als bedoeld in artikel 3 van de regeling, dan zal naar schatting per bedrijf
ongeveer een half uur gemoeid zijn met het aanleveren van de informatie aan de NEa. Die informatie kan aangeleverd worden
door een medewerker van middelhoog niveau, à € 45 per uur. Verwacht wordt dat deze informatie bij zo’n 20 bedrijven per jaar
opgevraagd zal worden. Daarmee worden de administratieve lasten voor dit onderdeel geschat op 0,5 x € 45 = € 22,50 x 20 =
€ 450 per jaar.
Het invoeren van de emissiegegevens kost houders van exploitanttegoedrekeningen en van vliegtuigexploitanttegoedrekeningen
hooguit 15 minuten. Die handeling kan worden verricht door een medewerker van middelhoog niveau, à € 45 per uur. De administratieve
lasten die voortvloeien uit deze verplichting bedragen voor de categorie houders van een exploitanttegoedrekening 0,5 uur
x € 45 = € 22,50 x 380 = € 8.550 per jaar.
Voor de categorie houders van een vliegtuigexploitanttegoedrekening zijn de administratieve lasten voor dit onderdeel 0,5
x € 45 = € 22,50 x 40 = € 900 per jaar.
Er zijn tussen de 15 en 20 verificateurs, verdeeld over 6 à 7 bureaus, betrokken bij verificatie. Omdat deze verificateurs
de emissieverslagen al goedkeuren en verifiëren, kost het als geverifieerd aanmerken in het EU-register nauwelijks tijd. Uitgaande
van hooguit 5 minuten per aan te merken verificatie, uit te voeren door een medewerker van middelhoog niveau, levert dat voor
de categorie houders van exploitanttegoedrekeningen 1/12 x € 45 = € 3,75 x 380 = € 1.425 aan administratieve lasten per jaar
op. Voor de categorie houders van vliegtuigexploitanttegoedrekeningen bedragen de administratieve lasten hier 1/12 x € 45
= € 3,75 x 40 = € 150 per jaar.
De totale administratieve lasten bedragen derhalve ongeveer € 11.475 per jaar. Voor de houders van persoonstegoedrekeningen
en exploitanttegoedrekeningen betreft het reeds bestaande lasten en is er geen sprake van uitbreiding van de administratieve
lasten. Voor de nieuwe categorie houders van vliegtuigexploitanttegoedrekeningen is er sprake van een toename van de administratieve
lasten van € 2.400 per jaar.
De nalevingskosten zijn voor houders van persoonstegoedrekeningen wel gestegen. Op basis van de vorige regeling was voor opening
van een persoonstegoedrekening eenmalig € 100 verschuldigd. Omdat jaarlijks ongeveer 20 nieuwe rekeningen werden geopend bedroegen
de jaarlijkse nalevingskosten zo’n € 2000.
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de onderhavige regeling, bedraagt de vergoeding nu jaarlijks € 200. Daarmee bedragen
de jaarlijkse nalevingkosten voor deze categorie rekeninghouders naar schatting 200x € 200=€ 40.000 per jaar.
In de artikelsgewijze toelichting, bij artikel 2, tweede lid, worden de redenen voor de stijging van de kosten nader toegelicht.
Voor houders van de exploitanttegoedrekeningen en vliegtuigexploitanttegoedrekeningen vindt geen stijging van de nalevingskosten
plaats. Een stijging van de kosten die zij aan verificateurs betalen, ten gevolge van het als geverifieerd aanmerken, ligt
niet voor de hand. Waar het houders van exploitanttegoedrekeningen betreft worden deze werkzaamheden al verricht door de verificateur.
Daarbij vormt deze taak een dusdanig miniem onderdeel van hun werkzaamheden voor de rekeninghouder dat dit naar verwachting
geen stijging van de nalevingskosten tot gevolg heeft.
Er worden ten gevolge van deze regeling geen significante effecten verwacht voor het milieu.
Een bedrijfseffect van de regeling kan zijn dat onbetrouwbare bedrijven worden ontmoedigd om een persoonstegoedrekening te
openen en te handelen in emissierechten.
Een positief effect voor bedrijven gaat uit van de aangegeven mogelijkheid tot het kiezen van een meer uitgebreid pakket van
dienstverlening door de NEa.
Er doen zich door deze regeling geen veranderingen voor in de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid ten opzichte van de ingetrokken
Regeling vergoedingen register handel in emissierechten.
B. Artikelsgewijs
Artikel 2
Op grond van artikel 2, tweede lid, bedraagt de vergoeding voor het onderhouden van een persoonstegoedrekening € 200 per kalenderjaar.
De hoogte en de heffingsfrequentie van het bedrag in artikel 2, tweede lid, zijn, ten opzichte van de Regeling vergoedingen
register handel in emissierechten, gewijzigd naar een jaarlijkse vergoeding van € 200. Voor de vaststelling van het bedrag
is aangeknoopt bij een berekening van de daadwerkelijke kosten gebaseerd op het aantal uren dat de helpdesk NEa de afgelopen
jaren gemiddeld heeft besteed aan het openen en onderhouden van een persoonstegoedrekening. Het bedrag van € 200 ligt echter
beduidend onder de uitkomst van deze berekening. Met het bedrag wordt een aandeel gevraagd van de gebruikers van het emissiehandelsregister
ter dekking van de kosten die het openen en onderhouden van een rekening met zich meebrengen. Als gevolg van verschillende
vormen van (cyber)criminaliteit zijn de veiligheidsmaatregelen sterk aangescherpt. Dit betekent onder andere dat de werkzaamheden
voor zowel het openen van een rekening als voor het onderhouden daarvan sterk zijn toegenomen. De kosten die deze werkzaamheden
met zich meebrengen zijn daarmee ook gestegen. Het ligt in de rede een gedeelte van deze kosten aan de gebruikers door te
berekenen. Verder is bij de vaststelling van het bedrag van € 200 afgestemd met de tarieven die emissieautoriteiten in de
ons omringende landen hanteren. Nederland wil zich als handelsplaats profileren waardoor het nieuwe tarief geen afschrikwekkende
werking zou mogen hebben. Het bedrag is gelijk aan dat van Duitsland en lager dan dat van België, Frankrijk en Groot-Brittannië
waardoor de concurrentiepositie van Nederland gelijk blijft.
De emissieautoriteit beschikt over een website waarop informatie over de NEa is te vinden: www.emissieautoriteit.nl. Daar staat ook het rekeningnummer vermeld waarop de verschuldigde bedragen dienen te worden overgemaakt.
Artikel 2, derde lid, biedt de mogelijkheid voor rekeninghouders om, in plaats van het standaardpakket, te kiezen voor een
uitgebreider pakket aan dienstverlening van de NEa. In de praktijk is namelijk gebleken dat er rekeninghouders zijn die prijs
stellen op een uitgebreid pakket aan dienstverlening.
Hiervoor wordt een jaarlijkse vergoeding voor gevraagd van € 1.350. Dit bedrag is gebaseerd op het gemiddeld aantal uren die
de helpdesk het afgelopen jaar aan dergelijke werkzaamheden heeft besteed.
In het derde lid, onder d, is de mogelijkheid vermeld tot controle door de emissieautoriteit op drie vaste momenten per dag
van transactieopdrachten van en naar de rekening. Dit betreft een controle door de NEa van alle transacties om te bekijken
of ze goed zijn uitgevoerd. Niet correct uitgevoerde transacties worden geannuleerd. Bij het uitgebreide pakket wordt, indien
een transactie niet goed is uitgevoerd, vervolgens door de NEa actief contact opgenomen met de rekeninghouder en worden instructies
gegeven om een dergelijke transactie alsnog te laten plaatsvinden.
Artikel 3
Eerste lid
Degene die een verzoek heeft ingediend om een persoonstegoedrekening te openen zal informatie moeten verstrekken. Artikel
13, eerste lid, en artikel 20, tweede lid, van Verordening 920/2010 geven aan dat informatie, waaronder tenminste de informatie
die is opgenomen in de betreffende bijlagen bij de Verordening, verstrekt moet worden aan de nationale administrateur. Voor
Nederland is dat de NEa. Daarbij geeft de Verordening ruimte aan de nationale administrateur om in te vullen welke informatie
wordt verlangd.
Met het opnemen van artikel 3, eerste lid, in de regeling wordt hieraan voor persoonstegoedrekeningen invulling gegeven. Daarbij
is er geen sprake van een limitatieve opsomming. De woorden ‘ten minste’ maken dat duidelijk.
In artikel 3, eerste lid, onder a, van de regeling is bepaald dat de administrateur kan verlangen dat degene die opening
van de rekening aanvraagt, bewijs overlegt dat diegene, de gemachtigde vertegenwoordigers en de extra gemachtigde vertegenwoordigers
een open bankrekening hebben in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of in een land dat lid is van de Financial
Action Task Force.
Deze Task Force is een intergouvernementele organisatie met als doelstelling de ontwikkeling en promotie van beleid dat nationale
en internationale witwaspraktijken en de financiering van terrorisme tegengaat. Nederland is lid van deze organisatie en de
aanbevelingen van deze Task Force hebben als basis gediend voor de Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering
van terrorisme (hierna: Richtlijn 2005/60).
De achtergrond voor het verzoeken van deze informatie hangt samen met controle van de identiteit van de betrokken aanvragers.
Indien een natuurlijke persoon in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER) een bankrekening wenst te openen,
dan is de bank gehouden om de bepalingen uit de Richtlijn 2005/60, in Nederland neergelegd in de Wet ter voorkoming van witwassen
en financiering van terrorisme, in acht te nemen. Op grond van deze bepalingen dient de aanvrager van een bankrekening in
beginsel in persoon te verschijnen voor een identiteitscontrole.
Bovendien is de bank gehouden om een risicoprofiel van de persoon te maken alvorens een klantrelatie aan te gaan. Soortgelijke
bepalingen gelden voor banken in landen buiten de EER die lid zijn van de Financial Action Task Force. Door een bewijs te
verlangen van een open bankrekening stoelt de klantcontrole voor aanvragers van een persoonstegoedrekening deels op de klantcontrole
die een bank reeds gedaan heeft bij het openen van de rekening. Dit verschaft een extra zekerheid dat de identiteit van de,
door de rekeninghouder aangewezen, gemachtigde vertegenwoordigers vaststaat. Bij het openen van een rekening in het register
voor handel in broeikasgasemissierechten is een verschijning in persoon ter identificatie immers niet geboden.
Het bewijs kan de aanvrager aanleveren in de vorm van een afdruk van een bankafschrift of een verklaring van de bank. Het
bewijs dient in elk geval een bankrekeningnummer en een IBAN (International Bank Account Number) te vermelden. Voor banken in sommige landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Ierland,
zal ook verzocht worden om een bankcode of sortcode te vermelden. Met deze informatie is met gebruik van openbare bronnen
(http://nl.ibancalculator.com/bic_und_iban.html) te controleren of de bank en het bankrekeningnummer bestaan.
De registeradministrateur zal verzoeken bovengenoemd bewijs te overleggen indien degene die opening van de rekening verzoekt,
de gemachtigde vertegenwoordiger of extra gemachtigde vertegenwoordiger, uit een land afkomstig is dat in publicaties van
het Transparency International, die op de internetomgeving van het Bureau Integriteitbevordering Openbare Sector te vinden
zijn, als slecht beoordeeld wordt. Ook zal hij hiertoe overgaan indien hij aan de juistheid van de aangeleverde documenten
twijfelt, dan wel indien ze elkaar tegenspreken, en aanvullende informatie geboden is. De informatie dient ter controle van
de betrouwbaarheid van de betrokken personen.
Verordening 920/2010 hanteert de termen ‘gemachtigde vertegenwoordigers’ en ‘extra gemachtigde vertegenwoordigers’. In de
onderhavige regeling is gekozen voor het aansluiten bij de terminologie van die Verordening. In de praktijk worden voor deze
begrippen ook wel de termen rekeningbevoegden, passief rekeningbevoegden en, bij extra gemachtigde vertegenwoordigers, fiatteurs
gebruikt.
Waar in artikel 3 het begrip ‘open bankrekening’ wordt genoemd, wordt een rekening courant bedoeld en geen spaarrekening.
Onderdeel b
Om een controle van de identiteit mogelijk te maken niet op basis van het origineel, maar aan de hand van een afdruk, is het
noodzakelijk om eisen te stellen aan de kwaliteit van die afdruk. De gespecialiseerde overheidsdienst die de paspoorten en
identiteitsbewijzen op verzoek van de registerbeheerder controleert, heeft aangegeven dat een afdruk in kleur een betere controle
van het document mogelijk maakt.
Tweede lid
Ook degene die een verzoek heeft ingediend om een exploitanttegoedrekening of een vliegtuigexploitanttegoedrekening te openen
zal informatie moeten verstrekken aan de nationale administrateur. Daarbij laat Verordening 920/2010 in de artikelen 15, 16
en 20 iets minder ruimte voor het vragen van informatie en aanvullende informatie. De redactie van artikel 3, tweede lid,
is daaraan aangepast, onder andere doordat in de aanhef van het tweede lid de woorden ‘ten minste’ niet zijn opgenomen.
Artikel 4
Met het opnemen van artikel 4, eerste lid, wordt beoogd de huidige praktijk voort te zetten, waarbij de exploitant de emissiegegevens
uit het geverifieerde emissieverslag in het register invoert en de verificateur de goedgekeurde emissies aanmerkt als geverifieerd.
Voor de nieuwe categorie vliegtuigexploitanttegoedrekeningen wordt, vanuit het oogpunt van uniformiteit, eenzelfde bepaling
opgenomen in het tweede lid.
Het door Verordening 920/2010 geboden alternatief, invoer en verificatie door de nationale administrateur, wordt als onwenselijk
gezien. Met het introduceren van een extra overdracht van gegevens wordt de kans op fouten groter geacht en zou ook het risico
van foute invoer, goedkeuring en verificatie naar de registeradministrateur verschuiven.
Artikel 5
Zodra het voorstel van wet (Kamerstukken 32 667) in werking treedt, waarbij de Wet milieubeheer wordt gewijzigd in verband met de verbetering en uitbreiding van het Europese
systeem van handel in broeikasgasemissierechten, is in artikel 1.1, eerste lid, van die wet de begripsomschrijving van Verordening
920/2010 opgenomen. Daarmee kan, nu deze regeling berust op de Wet milieubeheer, de begripsomschrijving van Verordening 920/2010
in deze regeling komen te vervallen.
Artikel 6
De onderhavige regeling vervangt inhoudelijk de Regeling vergoedingen register handel in emissierechten (Stcrt. 2005, 105). Die regeling kan daarom komen te vervallen.
Artikel 7
Deze ministeriële regeling treedt in werking per 1 januari 2012. Bij het bepalen van het tijdstip van inwerkingtreding is
rekening gehouden met het systeem van vaste verandermomenten (brief van de Minister van Justitie en de Staatssecretarissen
van Economische Zaken, van Financiën en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 december 2009, Kamerstukken II
2009/2010, 29 515, nr. 309). Voor zover de implementatietermijn daar ruimte voor laat, wordt er naar gestreefd om de termijn tussen de publicatie en
het tijdstip van inwerkingtreding twee maanden te laten bedragen. Daarmee kunnen rekeninghouders tijdig op de hoogte worden
gebracht van de nieuwe jaarlijkse vergoeding en de overige bepalingen van de regeling.
Artikel 8
Deze regeling ziet niet zoals de voorgaande regeling alleen op de hoogte van de vergoedingen. De titel van de regeling is
in verband hiermee aangepast.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
J.J. Atsma.