Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 28 oktober 2011, nr. WJZ/11134677, tot vaststelling van een herziene uitvoeringsregeling strategische goederen (Uitvoeringsregeling strategische goederen 2012)

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor de controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (PbEU 2009, L 134), richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (PbEU 2009, L 146) en de artikelen 1, 4b, derde lid, 6, eerste lid, 7, derde lid, 10, tweede en derde lid, 12, eerste lid, 14, derde lid, 16, tweede en derde lid, 17, tweede lid, 19, eerste lid, 21, vierde lid, 24, tweede en derde lid, 25, tweede lid, 26, tweede lid, en 27, derde lid, van het Besluit strategische goederen;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

besluit:

het Besluit strategische goederen;

ERA:

het Europees Ruimte Agentschap in Noordwijk, opgericht bij het Verdrag tot oprichting van het Europees Ruimte Agentschap (Trb. 1990, 43);

gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen:

de Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, door de Raad aangenomen op 21 februari 2011 (Pb EU 2011, C 86);

inspecteur:

de Algemeen Directeur Belastingdienst/Douane;

Joint Force Command Brunssum:

het te Brunssum gevestigde hoofdkwartier, bedoeld in de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa inzake de bijzondere voorwaarden die toepasselijk zijn op de vestiging en het functioneren van internationale militaire hoofdkwartieren binnen het Europese grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden (Trb. 1964, 131);

minister:

de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

NAVO-strijdkrachten:

de strijdkrachten van een vreemde mogendheid, die partij is bij het Noord-Atlantisch Verdrag (Stb. J 335);

vergunning:

een doorvoervergunning, een individuele of globale uitvoervergunning of een individuele of globale overdrachtsvergunning.

Artikel 2

Als militaire goederen worden aangewezen de goederen, opgenomen in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen.

§ 2. Aanvraag vergunning

Artikel 3

  • 1. Een vergunning voor militaire goederen wordt aangevraagd door de beschikkingsbevoegde, door degene die voor hem de douaneformaliteiten verricht, of, indien geen douaneformaliteiten worden verricht, door de persoon die de goederen vervoert.

  • 2. Een vergunning als bedoeld in artikel 3 van verordening 428/2009 of een vergunning voor militaire goederen wordt aangevraagd bij de inspecteur.

  • 3. In Nederland gevestigde exporteurs als bedoeld in artikel 2, derde lid, van verordening 428/2009 dienen aanvragen ter verkrijging van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van verordening 428/2009, schriftelijk in bij de inspecteur, ook al bevinden de goederen zich op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie.

  • 4. De beschikkingsbevoegde verklaart bij het aanvragen van een uitvoervergunning voor militaire goederen, indien de militaire goederen die uit een andere lidstaat zijn ontvangen aan uitvoerbeperkingen zijn verbonden, dat zij aan de voorwaarden van deze beperkingen hebben voldaan.

  • 5. Een vergunning voor militaire goederen kan betrekking hebben op meegeleverde reserveonderdelen en toebehoren, voor zover deze worden geleverd uit hoofde van dezelfde overeenkomst die betrekking heeft op de levering van de militaire goederen waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 4

De inspecteur kan bij de vergunningaanvraag in ieder geval verzoeken om:

  • a. de overeenkomst die ten grondslag ligt aan de betreffende doorvoer, uitvoer of overdracht;

  • b. een verklaring betreffende het eindgebruik.

§ 3. Vrijstelling vergunningplicht

Artikel 5

Artikel 5, eerste lid, artikel 11, eerste lid, en artikel 18, eerste lid, van het besluit zijn niet van toepassing op de doorvoer, uitvoer of overdracht van:

  • a. militaire goederen, bestemd voor gebruik door de Nederlandse strijdkrachten;

  • b. militaire goederen, eigendom van en bestemd voor gebruik door NAVO-strijdkrachten of het Joint Force Command in Brunssum;

  • c. militaire goederen, eigendom van het ERA;

  • d. militaire voertuigen die worden gebruikt door vreemde strijdkrachten bij gelegenheden als staats- of beleefdheidsbezoeken, vlootschouwen of luchtvaartmanifestaties.

§ 4. Melding

Artikel 6

  • 1. De melding, bedoeld in artikel 10, 16 of 24, van het besluit wordt schriftelijk gedaan door de beschikkingsbevoegde, door degene die voor hem de douaneformaliteiten verricht, of, indien geen douaneformaliteiten worden verricht, door de persoon die de goederen vervoert en vindt plaats bij de inspecteur.

  • 2. De melding bevat in ieder geval:

    • a. het land van bestemming;

    • b. de naam van de ontvanger van de militaire goederen;

    • c. een omschrijving van de militaire goederen waarop de melding betrekking heeft, met inbegrip van het postnummer waarmee de desbetreffende goederen zijn aangeduid in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, de merken en nummers, het aantal en de soort van de colli, of, voor onverpakte goederen, het aantal voorwerpen;

    • d. het land waar de militaire goederen zich op het moment van de melding bevinden.

  • 3. De inspecteur kan een persoon die gehouden is om meldingen te doen, schriftelijk toestemming geven de melding anders dan schriftelijk te doen.

  • 4. De melding wordt in het geval van overdracht of uitvoer gedaan voor inlading in het uitgaande vervoermiddel of, indien het doorvoer betreft, uiterlijk op het moment van binnenkomst op het grondgebied van Nederland.

  • 5. Als melding inzake de doorvoer door Nederland als bedoeld in het eerste lid gelden, mits voorzien van de bij het tweede lid, onder c en d, bedoelde gegevens:

    • a. een aanvraag ter verkrijging van een consent tot binnenkomen als bedoeld in artikel 14 van de Wet wapens en munitie

    • b. een summiere aangifte bij binnenkomst als bedoeld in artikel 36bis van het Communautair douanewetboek;

    • c. een summiere aangifte voor tijdelijke opslag als bedoeld in artikel 186 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek

    • d. een douaneaangifte als bedoeld in artikel 182bis van het Communautair douanewetboek.

Artikel 7

Geen melding is vereist voor:

  • a. de doorvoer van militaire goederen die zonder aanlanding worden vervoerd door de territoriale wateren, of door het luchtruim van Nederland;

  • b. de doorvoer, uitvoer of overdracht van militaire goederen, bedoeld in artikel 5;

  • c. de overdracht uit Nederland van militaire goederen naar België en Luxemburg.

§ 5. Voorschriften

Artikel 8

Aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van verordening 428/2009 of een vergunning voor militaire goederen kunnen ten minste de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de goederen, waarop de vergunning betrekking heeft, worden binnen een bij de vergunning te bepalen termijn wederingevoerd, welke wederinvoer wordt aangetoond binnen een maand na de wederinvoer;

  • b. bij elke doorvoer, uitvoer of overdracht die met een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt verricht wordt een factuur ingezonden aan de inspecteur, die in elk geval bevat:

    • 1°. het nummer van de vergunning;

    • 2°. de naam en het adres van de ontvanger;

    • 3°. een omschrijving van de door te voeren, uit te voeren of over te dragen goederen, met inbegrip van het postnummer waarmee de desbetreffende goederen zijn aangeduid in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen of in bijlage I bij Verordening 428/2009;

    • 4°. de hoeveelheid en de waarde van de door te voeren, uit te voeren of over te dragen goederen;

  • c. door middel van een bewijsstuk van ontvangst, een ambtelijk gewaarmerkte kopie van een invoerdocument of een eindgebruikersverklaring bij de inspecteur wordt aangetoond dat de goederen de bestemming waarvoor de vergunning is verleend, hebben bereikt.

Artikel 9

Een vergunning waarvan geen gebruik wordt gemaakt, wordt onder opgave van redenen terstond ingezonden aan de inspecteur.

Artikel 10

De beschikkingsbevoegde rapporteert aan de inspecteur na afloop van half jaar binnen twee maanden over het gebruik van een individuele of globale uitvoervergunning of een individuele of globale overdrachtsvergunning voor militaire goederen door middel van een overzicht waarin de volgende informatie staat:

  • a. een omschrijving van de militaire goederen, met inbegrip van het postnummer waarmee de desbetreffende goederen zijn aangeduid in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen;

  • b. de hoeveelheid en waarde van de militaire goederen, tenzij het tijdelijke uitvoer of overdracht van militaire goederen betreft in verband met demonstratie of reparatiedoeleinden;

  • c. de data van de leveringen;

  • d. naam en adres van de ontvanger en indien bekend, de eindgebruiker van militaire goederen.

§ 6. Erkenning

Artikel 11

  • 1. Het verzoek om erkenning, bedoeld in artikel 27 van het besluit, wordt schriftelijk ingediend bij de inspecteur.

  • 2. Een besluit tot erkenning wordt verleend indien de aanvrager:

    • a. ervaring heeft met defensieactiviteiten;

    • b. een relevante industriële activiteit heeft in militaire goederen binnen de Europese Unie;

    • c. het vermogen heeft om systemen en subsystemen te integreren en integreert de militaire goederen in (sub)systemen;

    • d. een directielid heeft benoemd dat verantwoordelijk is voor de overdracht en uitvoer van militaire goederen;

    • e. een door het in onderdeel d bedoelde directielid ondertekende schriftelijke verklaring overlegt van de onderneming dat deze alle noodzakelijke maatregelen zal nemen om te voldoen aan alle specifieke voorwaarden in verband met het eindgebruik en de uitvoer van elk afgenomen specifiek onderdeel of product;

    • f. een door het in onder d bedoelde directielid ondertekende schriftelijke verklaring overlegt van de onderneming dat deze de bevoegde autoriteiten bij verzoeken en onderzoeken met de benodigde zorgvuldigheid gedetailleerde informatie zal geven over de eindgebruikers of het eindgebruik van alle producten die deze onderneming in het kader van een algemene overdrachtsvergunning van een andere lidstaat heeft overgedragen of afgenomen en

    • g. beschikt over een door het in onder d bedoelde directielid medeondertekende uitgebreide beschrijving van het interne programma tot naleving van de overdracht- en uitvoercontroleprocedure of het uitvoerbeheerssysteem van de onderneming.

  • 3. Het besluit tot erkenning bevat:

    • a. de naam en het adres van de aanvrager;

    • b. een verklaring dat de aanvrager aan de in het tweede lid genoemde voorwaarden voldoet;

    • c. de afgiftedatum en de geldigheidsperiode van de erkenning.

  • 4. De minister kan verzoeken om nadere informatie ter controle van de in het tweede lid bedoelde eisen.

§ 7. Slotbepalingen

Artikel 12

De Uitvoeringsregeling strategische goederen wordt ingetrokken.

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking met ingang van 30 juni 2012.

Artikel 14

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling strategische goederen 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 28 oktober 2011

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Ter implementatie van richtlijn (EG) nr. 2009/43 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (hierna: richtlijn 2009/43) en de hiermee samenhangende wijziging van het Besluit strategische goederen behoeft de Uitvoeringsregeling strategische goederen aanpassing. Vanwege het ingrijpende karakter van deze aanpassing, is een nieuwe regeling vastgesteld. De doelstelling van de richtlijn is het vereenvoudigen van de intracommunautaire overdracht van defensiegerelateerde producten, dat wil zeggen militaire goederen zoals opgenomen in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen.

In deze regeling wordt het in het Besluit strategische goederen geïntroduceerde onderscheid tussen uitvoer en overdracht van militaire goederen, afhankelijk van de bestemming van de militaire goederen, nader uitgewerkt. Om de overdrachten te vereenvoudigen is de mogelijkheid gecreëerd voor bedrijven die goederen of onderdelen kopen en verwerken in andere goederen of systemen (de zogenaamde systeemintegreerders) in de militaire sector gevestigd in Nederland om een certificering (‘erkenning’) aan te vragen. Gecertificeerde bedrijven kunnen door hun Europese toeleveranciers met gebruik van algemene overdrachtsvergunningen sneller militaire onderdelen toegeleverd krijgen. De procedure voor het aanvragen en de criteria voor de beoordeling van deze aanvragen voor certificering zijn in de onderhavige regeling opgenomen.

2. Administratieve lasten

De wijziging van de regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten of inhoudelijke nalevingskosten. De geïntroduceerde rapportage-eisen in de regeling werden voorheen op de individuele en globale vergunningen zelf genoemd, nu wordt dit in de regeling opgenomen. In de regeling zijn daarnaast de criteria voor een erkenning opgenomen. Bij de aanvraag van een erkenning dient documentatie (waaronder de beschrijving van het uitvoerbeheerssysteem) te worden overgelegd. Aan deze aanvraag zijn hierdoor naar verwachting eenmalig maximaal € 100 per bedrijf verbonden. Er worden tien aanvragen verwacht, zodat de totale administratieve lasten van de erkenning € 1000 bedragen. Aangezien de bedrijven die om een erkenning verzoeken naar verwachting al beschikken over een goede administratieve organisatie en uitvoerbeheerssyteem zullen er geen nalevingskosten verbonden zijn aan een verzoek om erkenning.

3. Vaste verandermomenten

De inwerkingtredingsbepaling wijkt af van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Dit is gerechtvaardigd, nu het gaat om implementatie van Europese regelgeving (uitzonderingsgrond 4). De inwerkingtreding van de bepalingen inzake het gebruik van uitvoer- en overdrachtsvergunningen vindt plaats conform de in de richtlijn vastgestelde inwerkingtredingsdatum, te weten per 30 juni 2012.

II. Artikelsgewijs

Artikel 2

Deze bepaling wijst de goederen, genoemd in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen door de Raad aangenomen op 21 februari 2011 (Pb EU 2011, C86), aan als militaire goederen. Deze in EU-verband vastgestelde lijst met militaire goederen wordt jaarlijks gewijzigd. Na iedere wijziging van de lijst wordt de verwijzing in dit artikel aangepast.

Artikel 3

Aanvragen ter verkrijging van vergunningen voor de doorvoer, uitvoer of overdracht van zowel goederen voor tweeërlei gebruik als voor militaire goederen worden ingediend bij de inspecteur door de beschikkingsbevoegde of de exporteur als bedoeld in artikel 2, derde lid, van verordening 428/2009. Deze beslist op de aanvragen namens de minister. Indien goederen voor tweeërlei gebruik worden uitgevoerd uit de Europese Unie, vraagt een in Nederland gevestigde exporteur ook in Nederland vergunning aan, ook al bevinden de goederen zich niet op Nederlands grondgebied. Deze bepaling bakent tevens de reikwijdte af van vergunningen die worden afgegeven voor militaire goederen voor zover betreft mee- en nageleverde reserveonderdelen en toebehoren.

Artikel 5

Door middel van deze bepaling wordt een aantal bestaande vrijstellingen die ook al waren opgenomen in artikel 3 van de Uitvoeringsregeling strategische goederen, gecontinueerd. Onderdeel a bepaalt dat er geen vergunning is vereist voor de doorvoer, uitvoer of overdracht van militaire goederen bestemd voor gebruik door de Nederlandse strijdkrachten. Dit is bijvoorbeeld het geval indien militair materieel geleverd wordt aan de strijdkrachten tijdens een buitenlandse missie. Het betreft niet alleen onderdelen van het Nederlandse leger, maar alle onderdelen van het defensieapparaat, bijvoorbeeld ook het de marine, luchtmacht en de marechaussee. Onderdeel b ziet op de doorvoer, uitvoer of overdracht van militaire goederen die eigendom zijn en bestemd voor gebruik door strijdkrachten. De vrijstelling strekt zich ook hier uit tot het volledige defensieapparaat van de ontvangende NAVO-lidstaat. Onderdeel c sluit de vergunningplicht uit voor militaire goederen in eigendom van het ERA. Tenslotte wordt in onderdeel d bepaald dat de overdracht van militaire voertuigen die door vreemde strijdkrachten worden gebruikt bij, onder meer, staats- of beleefdheidsbezoeken van vergunningplicht is vrijgesteld.

Artikel 6

Deze bepaling geeft nadere regels betreffende de meldingen van de doorvoer, uitvoer of de overdracht van militaire goederen waarvoor bij of krachtens het Besluit strategische goederen geen vergunning is vereist. Hoewel in beginsel de beschikkingsbevoegde of exporteur wordt aangewezen als degene die tot melding verplicht is, is ook degene die namens of ten behoeve van de beschikkingsbevoegd of exporteur de douaneformaliteiten verricht tot melding verplicht. De omstandigheid dat de beschikkingsbevoegde of de exporteur, vooral in doorvoersituaties, doorgaans buiten Nederland gevestigd zal zijn, zou de handhaving van de meldplicht immers niet ten goede komen. In die gevallen waarin geen douaneformaliteiten behoeven te worden vervuld rust de meldplicht op de persoon die de goederen buiten Nederland vervoert. Indien de melding niet, niet tijdig, of niet volledig wordt gedaan dan levert dat een economisch delict op in de zin van de Wet op de economische delicten. Het Besluit strategische goederen definieert het begrip ‘doorvoer’ als het vervoer van goederen die uitsluitend het Nederlands grondgebied worden binnengebracht om via dat gebied te worden vervoerd naar een bestemming buiten het Nederlands grondgebied. Deze definitie impliceert dat reeds bij binnenkomst van de desbetreffende goederen een vergunning aanwezig dient te zijn, tenzij bij binnenkomst duidelijk is dat er gezien de herkomst of bestemming van de goederen geen vergunningplicht is.

Artikel 6, eerste lid, bepaalt enerzijds dat er geen rangorde bestaat van personen die gehouden zijn tot melding van niet-vergunningplichtige doorvoer, uitvoer of overdracht van militaire goederen. Anderzijds strekt de bepaling er toe dat een melding, gedaan door een persoon uit de kring van hen die tot melding zijn gehouden, de overigen bevrijdt van hun verplichting. Het vijfde lid noemt verschillende andere meldingen die, als deze worden gedaan, in de plaats komen van een doorvoermelding. mits zij voorzien zijn van de op basis van dit artikel benodigde informatie.

Artikel 7

Dit artikel geeft een vrijstelling van de meldplicht voor de doorvoer van militaire goederen die zonder aanlanding worden vervoerd door de territoriale wateren of door het luchtruim van Nederland. Daarnaast zijn ook de goederen bedoeld in artikel 5 uitgezonderd van een meldplicht. In artikel 5 van de Uitvoeringsregeling strategische goederen was geen vrijstelling opgenomen voor overdrachten naar België en Luxemburg. In Benelux-verband is afgesproken dat deze landen elkaar informeren indien in deze landen vergunningaanvragen worden ingediend voor militaire goederen afkomstig uit één van deze andere landen. Op die manier wordt Nederland op de hoogte gebracht als de militaire goederen afkomstig uit Nederland de Benelux verlaten.

Artikel 8

Dit artikel geeft een niet-limitatieve opsomming van voorschriften en voorwaarden die kunnen worden verbonden aan een vergunning voor de doorvoer, uitvoer of overdracht van militaire goederen, dan wel aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van verordening 428/2009. Naast de in dit artikel opgenomen voorschriften, kunnen ook voorschriften op maat verbonden worden aan een vergunning.

Exportcontrole is vooral een kwestie van controle op de eindbestemming van goederen, tot welke controle Nederland verplicht is uit hoofde van onder meer het Nonproliferatie-Verdrag. Van deze mogelijkheid om bijzondere voorschriften te verbinden aan vergunningen zal een terughoudend gebruik worden gemaakt, zoals dat ook thans in de praktijk al het geval is.

Artikel 10

In dit artikel worden nadere regels gesteld met betrekking tot de rapportageverplichting als bedoeld in artikel 25 van het Besluit strategische goederen. De termijn waarover gerapporteerd dient te worden is vast gesteld op zes maanden, en rapportage moet binnen twee maanden na afloop van een kwartaal ontvangen zijn.

De rapportage zal bepaalde gegevens moeten bevatten, waaronder een beschrijving van de militaire goederen en de referentie krachtens de lijst met militaire goederen, die zijn uitgevoerd of overgedragen in de desbetreffende periode, de hoeveelheid en waarde van de militaire goederen, de data van de leveringen, de naam en het adres van de ontvanger en indien bekend, de eindgebruiker van de militaire goederen.

Artikel 11

In dit artikel zijn de eisen vastgelegd waaraan moet zijn voldaan om erkend te worden in de zin van artikel 27 van het Besluit strategische goederen. De voorwaarden genoemd in het tweede lid, strekken ter implementatie van artikel 9 van richtlijn 2009/43/EG. In onderdeel a wordt genoemd dat er ervaring dient te zijn in de defensie-industrie. Hierbij wordt met name rekening gehouden met het door het bedrijf nakomen van relevante regelgeving waaronder de Wet wapens en munitie, het nakomen van uitvoerbeperkingen, gerechtelijke veroordelingen ter zake en de aanwezigheid van ervaren leidinggevend personeel. Onder b wordt de voorwaarde genoemd dat de aanvrager relevante industriële activiteit heeft in de militaire sector in de EU. De erkenning is niet beschikbaar voor de aanvrager die alleen militaire goederen uit derde landen afneemt, tenzij deze de intentie om deze activiteiten uit te breiden naar de EU kan aantonen. Daarnaast wordt onder c bepaald dat de aanvrager een ‘systeemintegreerder’ dient te zijn en de goederen die hij ontvangt integreert in een groter systeem of op een andere wijze verder verwerkt. Handelaars en overige bedrijven die de goederen niet verwerken en geen verdere waarde toevoegen zijn hierdoor uitgesloten van erkenning. In het tweede lid, onder d, is bepaald dat als voorwaarde voor erkenning geldt dat er een directielid moet zijn benoemd dat verantwoordelijk is voor de overdracht en uitvoer van militaire goederen. Dit betekent dat het toezicht op de overdracht en uitvoer van militaire goederen onderdeel moet zijn van het takenpakket van het desbetreffende directielid. Dit directielid verklaart schriftelijk dat de onderneming alle noodzakelijke maatregelen zal nemen om te voldoen aan door toeleveranciers gestelde voorwaarden in verband met eindgebruik en de uitvoer van de afgenomen onderdelen en producten. Hierbij valt te denken aan door de autoriteiten in de lidstaat van de toeleverancier gestelde beperkingen vooraf aan uitvoer, zoals een terugkomverplichting. Ook verklaart dit directielid dat de onderneming de autoriteiten bij verzoeken en onderzoeken de benodigde informatie zal verschaffen over de eindgebruikers en het eindgebruik van afgenomen, overgedragen of uitgevoerde militaire goederen. Tenslotte dient dit directielid de uitgebreide beschrijving van het interne programma tot naleving van de overdracht- en uitvoercontroleprocedure of het uitvoerbeheerssysteem van de onderneming mede te ondertekenen. Deze beschrijving bevat onder meer details over de organisatorische, menselijke en technische hulpbronnen voor het beheer van de uitvoer (binnen de EU en naar derde landen), de hiërarchische verantwoordelijkheidsstructuur, interne auditprocedures, bewustmakings- en scholingmaatregelen voor het personeel, fysieke en technische veiligheidsmaatregelen, registratie en traceerbaarheid van overdrachten en uitvoer.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.

Naar boven