De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Gelet op verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor de controle
op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (PbEU 2009, L 134), richtlijn
2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de
overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (PbEU 2009, L 146) en de artikelen 1, 4b, derde lid, 6,
eerste lid, 7, derde lid, 10, tweede en derde lid, 12, eerste lid, 14, derde lid, 16, tweede en derde lid, 17, tweede lid,
19, eerste lid, 21, vierde lid, 24, tweede en derde lid, 25, tweede lid, 26, tweede lid, en 27, derde lid, van het Besluit
strategische goederen;
Besluit:
TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inleiding
Ter implementatie van richtlijn (EG) nr. 2009/43 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vereenvoudiging van
de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (hierna: richtlijn 2009/43) en
de hiermee samenhangende wijziging van het Besluit strategische goederen behoeft de Uitvoeringsregeling strategische goederen
aanpassing. Vanwege het ingrijpende karakter van deze aanpassing, is een nieuwe regeling vastgesteld. De doelstelling van
de richtlijn is het vereenvoudigen van de intracommunautaire overdracht van defensiegerelateerde producten, dat wil zeggen
militaire goederen zoals opgenomen in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen.
In deze regeling wordt het in het Besluit strategische goederen geïntroduceerde onderscheid tussen uitvoer en overdracht van
militaire goederen, afhankelijk van de bestemming van de militaire goederen, nader uitgewerkt. Om de overdrachten te vereenvoudigen
is de mogelijkheid gecreëerd voor bedrijven die goederen of onderdelen kopen en verwerken in andere goederen of systemen (de
zogenaamde systeemintegreerders) in de militaire sector gevestigd in Nederland om een certificering (‘erkenning’) aan te vragen.
Gecertificeerde bedrijven kunnen door hun Europese toeleveranciers met gebruik van algemene overdrachtsvergunningen sneller
militaire onderdelen toegeleverd krijgen. De procedure voor het aanvragen en de criteria voor de beoordeling van deze aanvragen
voor certificering zijn in de onderhavige regeling opgenomen.
2. Administratieve lasten
De wijziging van de regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten of inhoudelijke nalevingskosten. De geïntroduceerde
rapportage-eisen in de regeling werden voorheen op de individuele en globale vergunningen zelf genoemd, nu wordt dit in de
regeling opgenomen. In de regeling zijn daarnaast de criteria voor een erkenning opgenomen. Bij de aanvraag van een erkenning
dient documentatie (waaronder de beschrijving van het uitvoerbeheerssysteem) te worden overgelegd. Aan deze aanvraag zijn
hierdoor naar verwachting eenmalig maximaal € 100 per bedrijf verbonden. Er worden tien aanvragen verwacht, zodat de totale administratieve
lasten van de erkenning € 1000 bedragen. Aangezien de bedrijven die om een erkenning verzoeken naar verwachting al beschikken
over een goede administratieve organisatie en uitvoerbeheerssyteem zullen er geen nalevingskosten verbonden zijn aan een verzoek
om erkenning.
3. Vaste verandermomenten
De inwerkingtredingsbepaling wijkt af van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt.
Dit is gerechtvaardigd, nu het gaat om implementatie van Europese regelgeving (uitzonderingsgrond 4). De inwerkingtreding
van de bepalingen inzake het gebruik van uitvoer- en overdrachtsvergunningen vindt plaats conform de in de richtlijn vastgestelde
inwerkingtredingsdatum, te weten per 30 juni 2012.
II. Artikelsgewijs
Artikel 2
Deze bepaling wijst de goederen, genoemd in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen door de Raad aangenomen
op 21 februari 2011 (Pb EU 2011, C86), aan als militaire goederen. Deze in EU-verband vastgestelde lijst met militaire goederen
wordt jaarlijks gewijzigd. Na iedere wijziging van de lijst wordt de verwijzing in dit artikel aangepast.
Artikel 3
Aanvragen ter verkrijging van vergunningen voor de doorvoer, uitvoer of overdracht van zowel goederen voor tweeërlei gebruik
als voor militaire goederen worden ingediend bij de inspecteur door de beschikkingsbevoegde of de exporteur als bedoeld in
artikel 2, derde lid, van verordening 428/2009. Deze beslist op de aanvragen namens de minister. Indien goederen voor tweeërlei
gebruik worden uitgevoerd uit de Europese Unie, vraagt een in Nederland gevestigde exporteur ook in Nederland vergunning aan,
ook al bevinden de goederen zich niet op Nederlands grondgebied. Deze bepaling bakent tevens de reikwijdte af van vergunningen
die worden afgegeven voor militaire goederen voor zover betreft mee- en nageleverde reserveonderdelen en toebehoren.
Artikel 5
Door middel van deze bepaling wordt een aantal bestaande vrijstellingen die ook al waren opgenomen in artikel 3 van de Uitvoeringsregeling
strategische goederen, gecontinueerd. Onderdeel a bepaalt dat er geen vergunning is vereist voor de doorvoer, uitvoer of overdracht
van militaire goederen bestemd voor gebruik door de Nederlandse strijdkrachten. Dit is bijvoorbeeld het geval indien militair
materieel geleverd wordt aan de strijdkrachten tijdens een buitenlandse missie. Het betreft niet alleen onderdelen van het
Nederlandse leger, maar alle onderdelen van het defensieapparaat, bijvoorbeeld ook het de marine, luchtmacht en de marechaussee.
Onderdeel b ziet op de doorvoer, uitvoer of overdracht van militaire goederen die eigendom zijn en bestemd voor gebruik door
strijdkrachten. De vrijstelling strekt zich ook hier uit tot het volledige defensieapparaat van de ontvangende NAVO-lidstaat.
Onderdeel c sluit de vergunningplicht uit voor militaire goederen in eigendom van het ERA. Tenslotte wordt in onderdeel d
bepaald dat de overdracht van militaire voertuigen die door vreemde strijdkrachten worden gebruikt bij, onder meer, staats-
of beleefdheidsbezoeken van vergunningplicht is vrijgesteld.
Artikel 6
Deze bepaling geeft nadere regels betreffende de meldingen van de doorvoer, uitvoer of de overdracht van militaire goederen
waarvoor bij of krachtens het Besluit strategische goederen geen vergunning is vereist. Hoewel in beginsel de beschikkingsbevoegde
of exporteur wordt aangewezen als degene die tot melding verplicht is, is ook degene die namens of ten behoeve van de beschikkingsbevoegd
of exporteur de douaneformaliteiten verricht tot melding verplicht. De omstandigheid dat de beschikkingsbevoegde of de exporteur,
vooral in doorvoersituaties, doorgaans buiten Nederland gevestigd zal zijn, zou de handhaving van de meldplicht immers niet
ten goede komen. In die gevallen waarin geen douaneformaliteiten behoeven te worden vervuld rust de meldplicht op de persoon
die de goederen buiten Nederland vervoert. Indien de melding niet, niet tijdig, of niet volledig wordt gedaan dan levert dat
een economisch delict op in de zin van de Wet op de economische delicten. Het Besluit strategische goederen definieert het
begrip ‘doorvoer’ als het vervoer van goederen die uitsluitend het Nederlands grondgebied worden binnengebracht om via dat
gebied te worden vervoerd naar een bestemming buiten het Nederlands grondgebied. Deze definitie impliceert dat reeds bij binnenkomst
van de desbetreffende goederen een vergunning aanwezig dient te zijn, tenzij bij binnenkomst duidelijk is dat er gezien de
herkomst of bestemming van de goederen geen vergunningplicht is.
Artikel 6, eerste lid, bepaalt enerzijds dat er geen rangorde bestaat van personen die gehouden zijn tot melding van niet-vergunningplichtige
doorvoer, uitvoer of overdracht van militaire goederen. Anderzijds strekt de bepaling er toe dat een melding, gedaan door
een persoon uit de kring van hen die tot melding zijn gehouden, de overigen bevrijdt van hun verplichting. Het vijfde lid
noemt verschillende andere meldingen die, als deze worden gedaan, in de plaats komen van een doorvoermelding. mits zij voorzien
zijn van de op basis van dit artikel benodigde informatie.
Artikel 7
Dit artikel geeft een vrijstelling van de meldplicht voor de doorvoer van militaire goederen die zonder aanlanding worden
vervoerd door de territoriale wateren of door het luchtruim van Nederland. Daarnaast zijn ook de goederen bedoeld in artikel
5 uitgezonderd van een meldplicht. In artikel 5 van de Uitvoeringsregeling strategische goederen was geen vrijstelling opgenomen
voor overdrachten naar België en Luxemburg. In Benelux-verband is afgesproken dat deze landen elkaar informeren indien in
deze landen vergunningaanvragen worden ingediend voor militaire goederen afkomstig uit één van deze andere landen. Op die
manier wordt Nederland op de hoogte gebracht als de militaire goederen afkomstig uit Nederland de Benelux verlaten.
Artikel 8
Dit artikel geeft een niet-limitatieve opsomming van voorschriften en voorwaarden die kunnen worden verbonden aan een vergunning
voor de doorvoer, uitvoer of overdracht van militaire goederen, dan wel aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van verordening
428/2009. Naast de in dit artikel opgenomen voorschriften, kunnen ook voorschriften op maat verbonden worden aan een vergunning.
Exportcontrole is vooral een kwestie van controle op de eindbestemming van goederen, tot welke controle Nederland verplicht
is uit hoofde van onder meer het Nonproliferatie-Verdrag. Van deze mogelijkheid om bijzondere voorschriften te verbinden aan
vergunningen zal een terughoudend gebruik worden gemaakt, zoals dat ook thans in de praktijk al het geval is.
Artikel 10
In dit artikel worden nadere regels gesteld met betrekking tot de rapportageverplichting als bedoeld in artikel 25 van het
Besluit strategische goederen. De termijn waarover gerapporteerd dient te worden is vast gesteld op zes maanden, en rapportage
moet binnen twee maanden na afloop van een kwartaal ontvangen zijn.
De rapportage zal bepaalde gegevens moeten bevatten, waaronder een beschrijving van de militaire goederen en de referentie
krachtens de lijst met militaire goederen, die zijn uitgevoerd of overgedragen in de desbetreffende periode, de hoeveelheid
en waarde van de militaire goederen, de data van de leveringen, de naam en het adres van de ontvanger en indien bekend, de
eindgebruiker van de militaire goederen.
Artikel 11
In dit artikel zijn de eisen vastgelegd waaraan moet zijn voldaan om erkend te worden in de zin van artikel 27 van het Besluit
strategische goederen. De voorwaarden genoemd in het tweede lid, strekken ter implementatie van artikel 9 van richtlijn 2009/43/EG.
In onderdeel a wordt genoemd dat er ervaring dient te zijn in de defensie-industrie. Hierbij wordt met name rekening gehouden
met het door het bedrijf nakomen van relevante regelgeving waaronder de Wet wapens en munitie, het nakomen van uitvoerbeperkingen,
gerechtelijke veroordelingen ter zake en de aanwezigheid van ervaren leidinggevend personeel. Onder b wordt de voorwaarde
genoemd dat de aanvrager relevante industriële activiteit heeft in de militaire sector in de EU. De erkenning is niet beschikbaar
voor de aanvrager die alleen militaire goederen uit derde landen afneemt, tenzij deze de intentie om deze activiteiten uit
te breiden naar de EU kan aantonen. Daarnaast wordt onder c bepaald dat de aanvrager een ‘systeemintegreerder’ dient te zijn
en de goederen die hij ontvangt integreert in een groter systeem of op een andere wijze verder verwerkt. Handelaars en overige
bedrijven die de goederen niet verwerken en geen verdere waarde toevoegen zijn hierdoor uitgesloten van erkenning. In het
tweede lid, onder d, is bepaald dat als voorwaarde voor erkenning geldt dat er een directielid moet zijn benoemd dat verantwoordelijk
is voor de overdracht en uitvoer van militaire goederen. Dit betekent dat het toezicht op de overdracht en uitvoer van militaire
goederen onderdeel moet zijn van het takenpakket van het desbetreffende directielid. Dit directielid verklaart schriftelijk
dat de onderneming alle noodzakelijke maatregelen zal nemen om te voldoen aan door toeleveranciers gestelde voorwaarden in
verband met eindgebruik en de uitvoer van de afgenomen onderdelen en producten. Hierbij valt te denken aan door de autoriteiten
in de lidstaat van de toeleverancier gestelde beperkingen vooraf aan uitvoer, zoals een terugkomverplichting. Ook verklaart
dit directielid dat de onderneming de autoriteiten bij verzoeken en onderzoeken de benodigde informatie zal verschaffen over
de eindgebruikers en het eindgebruik van afgenomen, overgedragen of uitgevoerde militaire goederen. Tenslotte dient dit directielid
de uitgebreide beschrijving van het interne programma tot naleving van de overdracht- en uitvoercontroleprocedure of het uitvoerbeheerssysteem
van de onderneming mede te ondertekenen. Deze beschrijving bevat onder meer details over de organisatorische, menselijke en
technische hulpbronnen voor het beheer van de uitvoer (binnen de EU en naar derde landen), de hiërarchische verantwoordelijkheidsstructuur,
interne auditprocedures, bewustmakings- en scholingmaatregelen voor het personeel, fysieke en technische veiligheidsmaatregelen,
registratie en traceerbaarheid van overdrachten en uitvoer.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker.