Beleidsregel van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 25 oktober 2011, nr. BVE/326642, houdende wijziging van de Beleidsregel afgifte EVC-verklaringen in verband met gewijzigde regels omtrent de entreetoets

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregel afgifte EVC-verklaringen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘een schriftelijk beoordelingsrapport’ vervangen door: een deugdelijk schriftelijk beoordelingsrapport.

2. In het tweede lid wordt ‘de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ vervangen door: de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na de eerste volzin de volgende volzin toegevoegd: Artikel 6, tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a wordt na de eerste volzin de volgende volzin toegevoegd: Het tiende lid is van overeenkomstige toepassing.

2. In het tweede lid, onderdeel b wordt ‘bedoeld in onderdeel a’ vervangen door: bedoeld in onderdeel a, het vierde lid respectievelijk het zevende lid.

3. In het tweede lid, onderdeel c wordt ‘bedoeld in onderdeel a’ vervangen door: bedoeld in onderdeel a, het vierde lid respectievelijk het zevende lid.

4. In het tweede lid, onderdeel c wordt ‘bedoeld in onderdeel b’ vervangen door: bedoeld in onderdeel b respectievelijk het derde lid.

5. In het derde lid wordt ‘Het tweede lid, onderdeel c, is van overeenkomstige toepassing’ vervangen door: Het tweede lid, onderdeel c en het tiende lid is van overeenkomstige toepassing.

6. In het vierde lid, eerste volzin wordt ‘binnen een jaar een geheel nieuwe beoordeling plaatsvindt’ vervangen door: binnen een jaar en drie maanden een geheel nieuwe beoordeling op alle onderdelen van de normtekst plaatsvindt.

8. Na het zesde lid worden vier leden toegevoegd, luidende:

  • 7. De Minister toetst een verzoek van een EVC-aanbieder om erkenning van een standaard, die verwant is aan de EVC-standaard waarop de EVC-verklaring betrekking heeft en waarvoor door de aanbieder nog geen ervaringscertificaten zijn uitgereikt, aan alle onderdelen van de normtekst, met uitzondering van de onderdelen 3.9, 4.6 en 5.2, onder de voorwaarde dat binnen de resterende geldigheidsduur van de eerder afgegeven EVC-verklaring een geheel nieuwe beoordeling op alle onderdelen van de normtekst plaatsvindt.

    Het tweede lid, onderdelen b en c en het tiende lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 8. Het verzoek, als bedoeld in het zevende lid, moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a. de EVC-aanbieder heeft een eerder afgegeven EVC-verklaring, als bedoeld in artikel 5, voor een EVC-standaard die verwant is aan de standaard waarop het verzoek betrekking heeft;

    • b. de EVC-standaard wordt vanuit hetzelfde onderdeel van de EVC-aanbieder uitgevoerd; en

    • c. indien eerder aan de EVC-aanbieder voor de standaard waarop het verzoek betrekking heeft een voorlopige EVC-verklaring is afgegeven, kan de EVC-aanbieder niet eerder dan zes maanden na afloop van de voorlopige EVC-verklaring van de betreffende standaard een nieuw verzoek voor een voorlopige EVC-verklaring indienen.

  • 9. De EVC-verklaring, afgegeven met toepassing van het zevende lid, heeft een geldigheidsduur die overeenkomt met de resterende geldigheidsduur van de eerder afgegeven EVC-verklaring.

  • 10. Een EVC-aanbieder kan niet eerder dan zes maanden na het afwijzen van een verzoek op grond van artikel 6, tweede lid, onderdeel c of artikel 4, eerste lid, onderdeel d, of zes maanden na het verlopen van de EVC-verklaring, een nieuw verzoek voor een voorlopige EVC-verklaring indienen voor de betreffende standaard.

Artikel II. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra.

TOELICHTING

Algemeen

De Beleidsregel EVC-verklaringen (hierna: beleidsregel) wordt op een aantal punten gewijzigd o.a. met betrekking tot de erkenning van standaarden waarvoor nog geen EVC-trajecten zijn uitgevoerd, oftewel de entreetoets. De achterliggende reden voor deze wijzigingen is tweeledig: ten eerste verheldering van het up-or-outsysteem en ten tweede aanpassen van de beleidsregel naar aanleiding van een aantal ontwikkelingen in de praktijk. Concreet worden de volgende zaken gewijzigd: de erkenningstermijn van de entreetoets wordt verlengd naar een jaar en drie maanden, het is niet meer mogelijk om entreetoets op entreetoets te laten volgen en het wordt eenvoudiger voor EVC-aanbieders die hun kwaliteit reeds hebben bewezen om een verzoek tot erkenning voor verwante standaarden in te dienen.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

De kwaliteit van de beoordelingsrapporten is een essentieel onderdeel in het kwaliteitsborgingssysteem voor EVC. Dit wordt nu expliciet benoemd om te garanderen dat enkel een deugdelijk schriftelijk beoordelingsrapport wordt ingediend bij het verzoek tot afgifte van een EVC-verklaring. Deugdelijke beoordelingsrapporten zijn qua vorm, inhoud en werkwijze opgesteld volgens de afspraken uit het periodiek overleg tussen het ministerie van OCW en de beoordelende organisaties.

Artikel I, onderdeel B

Verheldering up-or-outsysteem

In de beleidsregel wordt artikel 6, tweede lid, onderdelen b en c gewijzigd om het up-or-outsysteem expliciet te maken en ook van toepassing te laten zijn op de verwante standaarden.

Verlenging erkenningstermijn entreetoets

De termijn van de erkenning op basis van een entreetoets wordt verlengd van een jaar naar een jaar en drie maanden. Gegeven de doorlooptijd van een herbeoordeling en een eventueel nieuw erkenningsverzoek betekent deze verlenging van de termijn dat EVC-aanbieders effectief een jaar de tijd hebben om EVC-trajecten uit te voeren.

Entreetoets op entreetoets

Na afloop van een erkenning op basis van een entreetoets kan pas na zes maanden opnieuw een verzoek tot erkenning op basis van een entreetoets worden ingediend voor de betreffende standaard.

De redenen om entreetoets op entreetoets niet meer mogelijk te maken zijn onder andere de volgende:

  • de entreetoets is alleen bedoeld voor de eerste toetreding tot het EVC-systeem;

  • het voorkomen van een doorlopende erkenning zonder dat een EVC-aanbieder aan alle onderdelen van de normtekst voldoet.

Erkenning van een verwante standaard

Aanbieders die hun kwaliteit hebben aangetoond, kunnen op grond van artikel 6, zevende, achtste en negende lid, een verzoek indienen voor een verwante standaard. Net als bij de entreetoets als bedoeld in artikel 6, vierde lid, dient de EVC-aanbieder te voldoen aan alle onderdelen van de normtekst, met uitzondering van de onderdelen 3.9, 4.6 en 5.2 om in aanmerking te komen voor een erkenning.

De beoordelende organisatie beoordeelt op grond van informatie uit het informatiedossier dat de aanbieder aanlevert of sprake is van inhoudelijke verwantschap en van uitvoering vanuit hetzelfde onderdeel van de EVC-aanbieder: is sprake van dezelfde procedures, instrumenten, kwaliteitsborging, begeleiders en assessoren e.d.? De beoordelende organisaties kunnen gebruik maken van eerdere rapporten en hoeven de instelling niet te bezoeken om te spreken met assessoren.

Voor de erkenning van een verwante standaard geldt eveneens dat, na afloop van de erkenning van de verwante standaard, pas na zes maanden opnieuw een verzoek tot erkenning op basis van een entreetoets kan worden ingediend voor de betreffende standaard.

De geldigheidsduur van de erkenning voor de verwante standaard komt overeen met de resterende geldigheidsduur van de eerder afgegeven EVC-verklaring, in casu maximaal drie jaar.

Consequenties verlopen of afwijzen verzoek EVC-verklaring

Wanneer het verzoek van een EVC-aanbieder tot verlenging van de erkenning wordt afgewezen, kan pas na zes maanden opnieuw een verzoek tot erkenning worden ingediend. Het betreft hierbij de volgende situaties:

  • de EVC-aanbieder maakt onvoldoende progressie wat betreft de kwaliteit;

  • de EVC-aanbieder gaat achteruit wat betreft de kwaliteit.

Om strategisch gedrag met als doel het ontduiken van kwaliteitscontrole, in casu het niet indienen van een verzoek tot verlenging, te voorkomen, geldt de termijn van zes maanden tevens voor standaarden waarvan de erkenning is verlopen. Ook hiervoor geldt, dat pas na zes maanden opnieuw een verzoek tot erkenning kan worden ingediend.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra.

Naar boven