Besluit van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 oktober 2011, nummer WBN-BES 2011/1, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BvvN), het Besluit optie-en naturalisatiegelden 2002, het Wijzigingsbesluit Besluit optie-en naturalisatiegelden 2002, de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap (RvvN);

Besluit:

ARTIKEL I

De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt als volgt gewijzigd:

A

13-1 Toelichting ad artikel 1, eerste lid RWN komt te luiden:

13-1. Toelichting ad artikel 13, eerste lid

Bij algemene maatregel van rijksbestuur worden regelen gesteld betreffende het recht dat verschuldigd is voor het afleggen en de behandeling van de verklaring van optie en van het verzoek tot verlening van het Nederlanderschap, de gevallen en de mate waarin daarvan ontheffing kan worden verleend en de wijze waarop het moet worden voldaan.

De te betalen bedragen voor het afleggen van een optieverklaring en voor het indienen van een verzoek om naturalisatie zijn vastgelegd in het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002.

Met het oog op de jaarlijkse indexering van de optie- en naturalisatiegelden (zie artikel 9, eerste lid, BON wordt verwezen naar de in onderstaande tabel vermelde tariefgroepen en de daarbij behorende tariefcodes en bedragen.

Tariefgroep

Tarief(code)

Bedrag

optie; enkelvoudig

A

$ 243

optie; gemeenschappelijk

B

$ 413

optie; medeopterende minderjarige

C

$ 29

naturalisatie; enkelvoudig; standaard

D

$ 1140

naturalisatie; gemeenschappelijk; standaard

E

$1456

naturalisatie; enkelvoudig; verlaagd

F

$ 847

naturalisatie; gemeenschappelijk; verlaagd

G

$ 1164

naturalisatie; meenaturaliserende minderjarige

H

$ 167

B

Paragraaf 1.1/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

paragraaf 1.1 Tarieven

Tarief A is verschuldigd als een optant een optieverklaring aflegt op grond van artikel 6 RWN of artikel 28 RWN, dan wel artikel II, eerste lid, van de Rijkswet van 27 juni 2008.

Tarief B is verschuldigd als twee optieverklaringen gelijktijdig worden afgelegd door twee:

  • met elkaar gehuwden; of

  • personen die een geregistreerd partnerschap met elkaar zijn aangegaan; of

  • ongehuwden die samenleven in een duurzame relatie.

De regeling voor de optiegelden bevat, anders dan bij de naturalisatiegelden het geval is, geen verlaagd tarief voor een houder van een met een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 in het Europese deel van Nederland vergelijkbare verblijfsvergunning in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

Tarief C is verschuldigd voor de behandeling van een verzoek tot medeverkrijging bij optie als bedoeld in artikel 6, achtste lid, RWN. Dit betekent dat voor de behandeling van een verzoek voor een minderjarige om met zijn ouder(s) mee te opteren, naast het tarief dat de ouder(s) moet(en) betalen bij het afleggen van hun optieverklaring (tarief A of B), het tarief C moet worden betaald voor iedere minderjarige voor wie een verzoek tot medeverlening bij optie wordt ingediend.

Zie voor de betalingsprocedure verder paragraaf 3 (betaling van de verschuldigde optie- en naturalisatiegelden).

C

Paragraaf 1.2/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

paragraaf 1.2 Categoriale vrijstelling van optiegelden

Optanten die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander worden behandeld zijn ingevolge artikel 4, eerste lid, BON vrijgesteld van leges.

D

Paragraaf 1.3/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

paragraaf 1.3 Ontheffing van optiegelden

Op grond van artikel 4, derde lid, BON bestaat de mogelijkheid in twee situaties ontheffing van de leges te verlenen. Hierbij moet het gaan om optieverklaringen van:

  • a. een minderjarige die zelfstandig een optieverklaring aflegt (artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, c of d, RWN);

  • b. een persoon die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander is aangemerkt.

Om in aanmerking te komen voor ontheffing moet gelijktijdig met de indiening van de optieverklaring een gemotiveerd ontheffingsverzoek te worden ingediend. Onze Minister beslist op het verzoek tot ontheffing van de optiegelden (zie artikel 4, vijfde lid, BON). Voor een inwilligend besluit op een ontheffingsverzoek is model 1.27 beschikbaar. Voor een afwijzend besluit op een ontheffingsverzoek is model 1.28 beschikbaar.

Ad a

In geval van een zelfstandige optie door een minderjarige is er in beginsel geen reden om met betrekking tot de optiegelden anders te handelen dan in geval van optie door een meerderjarige. In beide gevallen wordt een zelfde inspanning van Onze Minister vereist. In beginsel betaalt de minderjarige optant dan ook tarief A voor zijn optieverklaring. Worden echter tegelijkertijd door twee kinderen binnen één gezin optieverklaringen afgelegd, dan wordt tarief B in rekening gebracht. Tarief B wordt tevens in rekening gebracht indien meer dan twee kinderen uit één gezin tegelijkertijd optieverklaringen afleggen. Het derde en volgende kind(eren) wordt ontheffing verleend van het betalen van optiegelden, omdat anders financiële redenen ertoe zouden kunnen leiden dat binnen gezinnen verschillen in nationaliteit ontstaan (vergelijk de nota van toelichting bij artikel 4 BON). Het is daarom niet redelijk in geval van een gelijktijdige optieverklaring door meerdere kinderen binnen een gezin een hoger bedrag aan leges op te leggen dan het bedrag in geval van een gemeenschappelijk verzoek.

Ad b

Met betrekking tot personen die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander zijn aangemerkt, geldt dat de fout moet kunnen worden hersteld zonder kosten voor betrokkene als de administratie een fout in de beoordeling van het bezit van het Nederlanderschap heeft gemaakt, én betrokkene kan opteren. Als de fout aan betrokkene zelf is te wijten, bijvoorbeeld indien sprake is van frauduleus of onzorgvuldig gedrag van de betrokkene, wordt geen ontheffing van de optiegelden verleend.

Artikel 7, tweede lid, BON voorziet in de mogelijkheid dat de Gouverneur aan de rijksoverheid vergoeding verzoekt wegens, door ontheffing, niet-ontvangen optiegelden.

E

Paragraaf 1.4/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

paragraaf 1.4 In een enkel geval geen optiegelden verschuldigd

Niet vaak zal (nog) voorkomen dat een optierecht op het Nederlanderschap bestaat op grond van de Toescheidingsovereenkomst tussen Nederland en Indonesië (TOI) of de Toescheidingsovereenkomst tussen Nederland en Suriname (TOS). Voor deze opties (artikel 10 TOI en artikel 7, tweede lid, TOS) geldt, dat voor de verkrijging van het Nederlanderschap niet een bevestiging nodig is, noch dat leges moeten worden betaald. De optant verkrijgt het Nederlanderschap op het moment dat de optieverklaring wordt afgelegd. Op deze opties zijn het BON en het BvvN niet van toepassing.

F

Paragraaf 2.1/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

paragraaf 2.1 Tarieven naturalisatiegelden

Voor naturalisatie is in het algemeen betaling van naturalisatiegelden verschuldigd. Per individueel geval moet worden nagegaan welk bedrag aan naturalisatiegelden moet worden betaald. Hierbij zijn te onderscheiden:

  • 1. Tarief D: Het standaard tarief voor een enkelvoudig verzoek;

  • 2. Tarief E: Het standaard tarief voor een gemeenschappelijk verzoek;

  • 3. Tarief F: Het verlaagd tarief voor een enkelvoudig verzoek;

  • 4. Tarief G: Het verlaagd tarief voor een gemeenschappelijk verzoek;

  • 5. Tarief H: Het tarief voor een verzoek tot medenaturalisatie ten behoeve van een minderjarig kind.

Zie voor gevallen van categoriale vrijstelling van naturalisatiegelden paragraaf 2.5 en voor de mogelijkheid een ontheffingsverzoek van de betalingsverplichting in te dienen paragraaf 2.6.

G

Paragraaf 2.2/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

paragraaf 2.2 Tarieven C en D

Bepaling standaard dan wel verlaagd tarief

Komen verzoekers niet in aanmerking voor het verlaagd tarief E of F (zie paragraaf 2.3), dan zijn de tarieven C of D verschuldigd voor de behandeling van een enkelvoudig dan wel een gemeenschappelijk verzoek om naturalisatie.

Definitie gemeenschappelijk verzoek

Een gemeenschappelijk verzoek wil zeggen dat een verzoek om naturalisatie is ingediend door twee met elkaar gehuwden of door twee wederzijds geregistreerde partners dan wel door twee ongehuwde personen die in een duurzame relatie anders dan het huwelijk samenleven.

H

Paragraaf 2.3/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

paragraaf 2.3 Tarieven F en G

Het verlaagd tarief voor een verzoek om naturalisatie geldt in de volgende gevallen:

  • a. In geval de meerderjarige verzoeker staatloos is of houder van een vergelijkbare verblijfsvergunning in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba als een verblijfsvergunning als bedoel in artikel 28 of artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 in het Europese deel van Nederland, is het tarief F verschuldigd.

  • b. In het geval sprake is van een gemeenschappelijk verzoek, dat wil zeggen een verzoek om naturalisatie van twee met elkaar gehuwden of van twee geregistreerde partners dan wel van twee ongehuwde personen die in een duurzame relatie anders dan het huwelijk samenleven en beiden of één van beide partners staatloos is/zijn of houder van een vergelijkbare verblijfsvergunning in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba als een verblijfsvergunning als bedoel in artikel 28 of artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 in het Europese deel van Nederland,is het tarief G verschuldigd.

Om in aanmerking te komen voor het verlaagd tarief dient betrokkene in de basisadministratie persoonsgegevens te staan ingeschreven met de nationaliteitscode voor ‘staatloos’. Is betrokkene in de basisadministratie persoonsgegevens opgenomen met ‘onbekende nationaliteit’, dan geldt dat het normale tarief van toepassing is, tenzij hij/zij houder is van een asielgerelateerd verblijfsrecht.

I

Paragraaf 2.4/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

Paragraaf 2.4 Tarief H

Voor de behandeling van een verzoek tot medeverlening als bedoeld in artikel 11, eerste lid, RWN, is het tarief onder H verschuldigd. Dit betekent dat voor de behandeling van een verzoek voor een minderjarige om met zijn ouder(s) mee te naturaliseren, naast het tarief dat de ouder(s) moet(en) betalen voor hun naturalisatie (tarief D, E, F of G), het tarief H moet worden betaald voor iedere minderjarige voor wie een verzoek tot medeverlening wordt ingediend.

J

Paragraaf 2.5/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

paragraaf 2.5 Categoriale vrijstelling van leges

Personen die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld, zijn vrijgesteld van naturalisatieleges.

Op het adviesblad moet worden aangeven dat het een verzoek van een Molukker betreft die op grond van genoemde wet wordt behandeld als Nederlander.

K

Paragraaf 2.6/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

paragraaf 2.6 Ontheffing van naturalisatiegelden

Onze Minister kan aan de volgende personen ontheffing verlenen van betaling van de naturalisatiegelden:

  • a. een minderjarige die zelfstandig een verzoek om naturalisatie indient;

  • b. een persoon die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander is aangemerkt;

  • c. een persoon die op grond van staatsbelang of van zijn verdiensten voor de staat genaturaliseerd wordt.

Om in aanmerking te komen voor ontheffing moet gelijktijdig met de indiening van het verzoek om naturalisatie een gemotiveerd ontheffingsverzoek worden ingediend. Hieronder wordt toegelicht onder welke omstandigheden aan bovengenoemde categorieën van personen ontheffing wordt verleend.

Ad a.

Een minderjarige die zelfstandig een verzoek om naturalisatie indient

In geval van een zelfstandig verzoek om naturalisatie van een minderjarige is er in beginsel geen reden om met betrekking tot de naturalisatiegelden anders te handelen dan in geval van een zelfstandige naturalisatie van een meerderjarige. In beide gevallen wordt een zelfde inspanning van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (IND) vereist. Voor een zelfstandig verzoek om naturalisatie van een minderjarige wordt in beginsel dan ook hetzij tarief D, hetzij tarief F in rekening gebracht. Slechts onder de hieronder genoemde drie omstandigheden wordt een minderjarige die een zelfstandig verzoek om naturalisatie indient, ontheven van het betalen van naturalisatiegelden.

  • Worden tegelijkertijd door twee minderjarigen binnen één gezin twee zelfstandige verzoeken om naturalisatie ingediend, dan wordt hetzij tarief E, hetzij tarief G in rekening gebracht. Het derde en volgende kind(eren) wordt ontheffing verleend van het betalen van naturalisatiegelden, omdat anders financiële redenen ertoe zouden kunnen leiden dat binnen gezinnen verschillen in nationaliteit ontstaan (vergelijk de nota van toelichting bij artikel 4 BON). Het is daarom niet redelijk in geval van gelijktijdige zelfstandige verzoeken om naturalisatie door meerdere minderjarigen binnen een gezin een hoger bedrag aan naturalisatiegelden op te leggen dan het bedrag in geval van een gemeenschappelijk verzoek. Dit betekent dat de naturalisatiegelden bij gelijktijdige, zelfstandige, verzoeken om naturalisatie van meerdere kinderen binnen een gezin hetzij tarief E hetzij tarief G is verschuldigd;

  • In het geval een zelfstandig verzoek wordt ingediend door een kind dat is geboren tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van de ouder wordt het kind ontheven van de verplichting tot het betalen van de naturalisatiegelden. Aangezien voor een verzoek om medeverlening geen leges zijn verschuldigd, is het redelijk dat ook een kind dat is geboren tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van zijn ouder(s) ontheffing heeft van de legesverplichting indien het een zelfstandig verzoek om naturalisatie indient. Voor de ontheffing van de betalingsverplichting dient het naturalisatieverzoek van het kind binnen een redelijke termijn na de verkrijging of de verlening van het Nederlanderschap aan de ouder te zijn ingediend. De redelijke termijn voor de indiening van het verzoek van het kind is in dit geval maximaal een jaar nadat de ouder Nederlander is geworden. Wordt het verzoek later ingediend, dan wordt hetzij tarief D, hetzij tarief F in rekening gebracht;

  • In bijzondere gevallen waarin een kind buiten eigen toedoen niet is meegenaturaliseerd, wordt ontheffing verleend van de betaling van de naturalisatiegelden. Hierbij kan worden gedacht aan een kind dat door zwaarwegende lichamelijke of psychische omstandigheden ten tijde van de naturalisatie van de ouders niet in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba verbleef en niet is meegenaturaliseerd. Bijvoorbeeld een kind dat in het land van herkomst tijdelijk is opgenomen in een ziekenhuis of psychiatrische inrichting. Een en ander dient te worden aangetoond door middel van een verklaring van een medisch specialist of psychiater.

ad b.

Een persoon die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander is aangemerkt

Met betrekking tot personen die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander zijn aangemerkt, geldt dat als de administratie een fout heeft gemaakt, deze fout hersteld moet worden zonder kosten voor betrokkene. Indien de fout aan betrokkene zelf te wijten is, bijvoorbeeld indien er sprake is van frauduleus of onzorgvuldig gedrag van de betrokkene, wordt geen ontheffing van de naturalisatiegelden verleend.

ad c.

Een persoon die op grond van staatsbelang of van zijn verdiensten voor de staat genaturaliseerd wordt

In gevallen waarin iemand op grond van staatsbelang of zijn verdiensten voor de Staat genaturaliseerd wordt, wordt ontheffing verleend van de betaling van de naturalisatiegelden vanwege dat staatsbelang en die verdiensten voor de Staat.

Voorbeeld 1

Een hoogleraar van vreemde nationaliteit komt in aanmerking voor de functie van Procureur-Generaal bij de Hoge Raad. Voor de vervulling van dit ambt is het bezit van het Nederlanderschap vereist. Deze persoon kan op grond van staatsbelang voor naturalisatie in aanmerking komen (ervan uitgaande dat tegen het verblijf voor onbepaalde duur geen bedenkingen bestaan).

Voorbeeld 2

Een militair van vreemde nationaliteit die een uitzonderlijk hoge Nederlandse militaire onderscheiding heeft gekregen, kan op grond van verdiensten voor de Staat in aanmerking komen voor naturalisatie.

De ontheffing wordt verleend door Onze Minister. Voor een inwilligend besluit op een ontheffingsverzoek is model 2.24 beschikbaar. Voor een afwijzend besluit op een ontheffingsverzoek is model 2.25 beschikbaar.

L

Paragraaf 3/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid RWN komt te luiden:

paragraaf 3 Betaling van de verschuldigde optie- en naturalisatiegelden

De optie- en naturalisatiegelden zijn verschuldigd alvorens een verklaring van optie of verzoek tot verlening van het Nederlanderschap in behandeling wordt genomen. De betaling wordt in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba voldaan aan Onze Minister. Eerst na ontvangst van de betaling van de optie- of naturalisatiegelden dan wel na de beslissing op een ontheffingsverzoek wordt het ingediende verzoek om naturalisatie dan wel de verklaring van optie in behandeling genomen. Ongeacht het verdere verloop van de optie-of naturalisatieprocedure – toewijzing, afwijzing of intrekking van de verklaring of het verzoek nadat de behandeling is begonnen – is het verschuldigde bedrag betaald (vergelijk artikelen 2 en 3 BON).

De hoogte van het verschuldigde bedrag voor het afleggen van de optieverklaring of voor het verzoek om naturalisatie wordt in beginsel vastgesteld (op grond van de in paragrafen 1.1, 1.3, 2.2 tot en met 2.4 en 2.6 opgenomen richtlijnen) op het moment dat de verklaring of het verzoek in ontvangst wordt genomen.

Vrijgesteld van en ingelicht over de optiegelden (model 1.25) en naturalisatiegelden (model 2.8)

Modellen van een schriftelijke bevestiging door betrokkene dat hij is geïnformeerd over de hoogte en de termijn van de te betalen optie-en naturalisatiegelden en dat hij instemt met de betaling van de opgelegde optie-en naturalisatiegelden dan wel is vrijgesteld van de betaling dan wel een verzoek om ontheffing heeft ingediend, zijn opgenomen als model 1.25 en model 2.8.

Buitenbehandelingstelling

Uitgangspunt is dat de leges worden betaald op het moment van het afleggen van de optieverklaring respectievelijk de indiening van het verzoek om naturalisatie. Het verschuldigde bedrag wordt ineens voldaan, betaling in termijnen is niet mogelijk.

Wordt niet betaald op het moment van het afleggen van de optieverklaring respectievelijk de indiening van het verzoek om naturalisatie, dan wordt betrokkene op dat moment in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken te betalen (hiervoor zijn model 1.25 en model 2.8 beschikbaar). De termijn van zes weken vloeit voort uit artikel 6 BON. Vindt de betaling van het verschuldigde bedrag niet plaats binnen deze zes weken, dan wordt de verklaring of het verzoek buitenbehandelinggesteld (artikel 6 BON). Een besluit tot buitenbehandelingstelling wegens niet- of niet tijdige betaling wordt schriftelijk meegedeeld aan betrokkene (artikel 4, tweede lid, BvvN). Daarvoor zijn beschikbaar de modellen 1.26 en 2.23.

Is verzocht om ontheffing van optie- of naturalisatiegelden, dan wordt de zes-wekentermijn opgeschort tot de dag waarop op het ontheffingsverzoek (negatief) is beslist.

Tegen de buitenbehandelingstelling van een optieverklaring of een verzoek om naturalisatie kan binnen zes weken bezwaar worden aangetekend bij Onze Minister.

M

Het model 1.25 komt te luiden zoals aangegeven in bijlage 1.

N

Het model 2.8 komt te luiden zoals aangegeven in bijlage 2.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 oktober 2011

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

namens deze,

de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken,

L. Mulder

TOELICHTING

Algemeen

De optie-en naturalisatiegelden worden met ingang van 1 januari 2012 in verband met de jaarlijkse indexering verhoogd. Een overgangsbepaling is niet opgenomen, aangezien het BON ongewijzigd is gebleven. De wijziging van de tarieven betreft een tevens verrekening, voortkomende uit de op de peildatum geldende valutakoers.

Voor een toelichting op de wijze van indexeren wordt verwezen naar het BON 2002 (Stb. 2002, 325).

Artikelsgewijs

K

Bevat een tekstuele wijziging, waarbij een eerdere omissie wordt hersteld.

L, N en O

De modellen 1.25 en 2.8 zijn aangepast, rekening houdend met het van toepassing zijnde indexcijfer.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

namens deze:

de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken,

L. Mulder.

Naar boven