Attitude
|
1
|
– Doet geen moeite om cliënt van dienst te zijn; komt afspraken met cliënten niet na; is helemaal niet taakgericht bezig;
regelmatig klachten over onbeschoft gedrag.
– Maakt voortdurend ruzie; is oncollegiaal; werkt niet goed samen met collega’s; is niet voor redelijke argumenten vatbaar;
houdt star vast aan bepaalde werkwijzen en gegroeide gewoonten; heeft een negatieve invloed op de sfeer.
|
2
|
– Toont weinig hulpvaardig jegens cliënt; komt afspraken wel eens niet; kortaf in zijn contacten; werkt soms niet goed samen
met collega’s.
– Past zich niet gemakkelijk aan; optreden tegenover anderen is niet altijd correct; houdt onvoldoende rekening met de belangen
van anderen; is af en toe niet taakgericht bezig.
|
3
|
Behandelt de cliënt op correcte en vriendelijke wijze; komt afspraken altijd na; aanvaardt kritiek; houdt rekening met anderen;
ziet de samenhang van zijn werk met het grotere geheel; werkt redelijk samen met collega’s; is voldoende taakgericht.
|
4
|
Stelt cliënt volledig op zijn gemak; doet waar nodig follow-up; goede feedback over gedrag; sympathiek en collegiaal in zijn
optreden; gemakkelijk in de omgang; heeft een goede invloed op de sfeer; werkt goed samen met collega’s; wordt door collega’s
informeel geraadpleegd.
|
5
|
Uitzonderlijke service aan cliënt; weet bedrijf op positieve wijze naar buiten te vertegenwoordigen; werkt heel goed samen
met collega’s; regelmatig lovende feedback op gedrag.
|
Communicatie
|
1
|
Vertelt niet waar hij mee bezig is; signaleert geen knelpunten; is niet of nauwelijks in staat om zijn gedachten onder woorden
te brengen.
|
2
|
Beheerst de taal onvoldoende; laat zich nog wel eens door zijn emoties overheersen; spelling en opbouw van correspondentie
moet beter; moet aangespoord worden om te zeggen waar hij mee bezig is.
|
3
|
Taalgebruik en -beheersing geven geen reden tot opmerkingen; de redactie van correspondentie voldoet; geeft uit eigen beweging
aan waarmee hij geconfronteerd wordt en geeft zijn mening daarover.
|
4
|
Weet zich goed uit te drukken, genuanceerd, helder en bondig, formuleert goed, open persoon die gemakkelijk communiceert.
|
5
|
Glasheldere betoogtrant, zeer duidelijke en logische opbouw van correspondentie, luistert zeer goed naar anderen, kan in iedere
situatie goed communiceren.
|
Zelfstandigheid
|
1
|
Heeft voortdurend aanwijzingen en controle nodig; valt vaak terug op anderen; er is geen lijn of plan in de aanpak te onderkennen;
vertoont ‘vluchtgedrag’.
|
2
|
Heeft soms aanwijzingen en controle nodig; is niet altijd even planmatig en doelmatig in zijn aanpak; valt soms terug op anderen.
|
3
|
Vervult zijn werkzaamheden vrijwel zonder aanwijzingen en controle; pakt zijn werk in het algemeen doelmatig aan; vraagt waar
nodig om hlp en kan na een enkele aanwijzing weer zijn werkzaamheden hervatten.
|
4
|
Heeft slechts bij hogere uitzondering nadere aanwijzingen nodig en geeft dan zelf aan wat en wanneer hij nadere begeleiding
nodig heeft; geeft blijk zijn werk goed te plannen; realiseert de gestelde doelen op doelmatige wijze
|
5
|
Heeft geen enkele aanwijzing nodig om zijn werkzaamheden op een zeer doelmatige wijze binnen de gestelde termijn te realiseren;
functioneert volledig autonoom
|
Planning
|
1
|
Plant slecht; haalt nooit zijn doelstellingen; houdt afspraken niet in de gaten; doet geen moeite zijn plan bij te stellen.
|
2
|
Heeft aanwijzingen nodig om te plannen; heeft hulp en controle nodig bij het plannen; is weinig doelmatig.
|
3
|
Plant vrijwel zonder aanwijzingen; heeft voldoende inzicht in de doelstelling; kan een plan van aanpak redelijk formuleren;
vraagt indien nodig naar suggesties om verder te gaan.
|
4
|
Heeft vrijwel geen aanwijzing nodig om te plannen en geeft zelf aan waar hij hulp nodig heeft; kan zijn werk goed plannen
en realiseert altijd de gestelde doelen.
|
5
|
Heeft helemaal geen aanwijzing nodig om zijn werkzaamheden te plannen; behaalt altijd de gestelde doelen voor de afgesproken
termijn.
|
Kennis
|
1
|
Ontbreekt zondermeer aan de elementaire kennis.
|
2
|
Dient zijn kennis te verdiepen; heeft beperkte kennis; houdt de ontwikkelingen in zijn vakgebied niet bij.
|
3
|
Bezit de nodige theoretische en praktische kennis; houdt zich op de hoogte van de ontwikkelingen in zijn vakgebied.
|
4
|
Bezit een goede kennis; is zeer goed op de hoogte van de ontwikkelingen binnen en buiten het vakgebied.
|
5
|
Bezit zeer goede en uitgebreide kennis; beheerst het vakgebied volkomen; is zeer geïnteresseerd in de ontwikkelingen binnen
andere relevante werkgebieden; wordt door buitenstaanders erkent als expert.
|
Leidinggeven
|
1
|
Mist overwicht; ziet breder verband niet, houdt geen rekening met veranderingen en verwerkt deze niet in de planning en de
organisatie van de werkzaamheden van de groep; handhaaft de status quo; wordt niet aanvaard door de groep.
|
2
|
Heeft nog iets te weinig gezag, moet tot het nemen van onplezierige maatregelen gedwongen worden; is nog onvoldoende bezig
met veranderingen en ontwikkelingen; toont weinig initiatieven.
|
3
|
Wordt door de groep en de omgeving geaccepteerd; houdt rekening met de mening van anderen; beargumenteert een eventueel afwijkende
visie; stimuleert en motiveert op voldoende wijze.
|
4
|
Wordt door de groep en de omgeving op handen gedragen; zorgt voor goede onderlinge verhoudingen; instrueert en leidt zijn
mensen op goede wijze op; heeft oog voor noodzakelijke veranderingen en initieert deze; betrouwbaar.
|
5
|
Uitstekend leider; uitstekend gevoel van belangen van zowel de organisatie als de medewerkers; heeft uitstraling; is realistisch.
|