Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 27 januari 2011, nr. DJZ/BR/0734-2010, tot wijziging van de Regeling op de consulaire tarieven onder meer met het oog op tarieven voor het behandelen van een mvv-aanvraag met betrekking tot voorgenomen verblijf in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Gelet op artikel 1, tweede en derde lid, van het Rijksbesluit op de consulaire tarieven;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling op de consulaire tarieven wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel s, onder 6°, wordt ‘aanvragen tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf:’ vervangen door: aanvragen tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf niet betrekking hebbende op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba:.

B

In artikel 1, onderdeel s, onder 6°, wordt voor het laatste gedachte streepje ingevoegd:

  • met het oog op gezinshereniging of gezinsvorming met een Turkse onderdaan die in Nederland toegang heeft tot de arbeidsmarkt: € 60,.

C

Aan artikel 1, onderdeel s, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 7°. aanvragen tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

    • met het oog op gezinshereniging of gezinsvorming: USD 712,

    • met het oog op gezinshereniging of gezinsvorming als meereizend gezinslid: USD 161,

    • met het oog op verblijf als adoptie- of pleegkind: USD 283,

    • met het oog op het verrichten van arbeid: USD 372,

    • met het oog op het volgen van een studie: USD 372,

    • met het oog op verblijf als gepensioneerde of rentenier: USD 372,

    • met het oog op verblijf als investeerder: USD 372,

    • met het oog op wedertoelating: USD 283.

D

In artikel 3a, vijfde lid, onder d, wordt ‘dan wel met het oog daarop een verzoek om advies is ingediend’ vervangen door: dan wel met het oog daarop een verzoek om advies is ingediend en de belanghebbende voldoet aan alle voorwaarden voor gezinshereniging in het kader van artikel 29, eerste lid, onder e en f, van de Vreemdelingenwet 2000, dan wel de belanghebbende niet dezelfde nationaliteit bezit als de hoofdpersoon en louter om deze reden niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, onder e en f, van de Vreemdelingenwet 2000.

E

Aan artikel 3a worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 7. De vergoeding, genoemd in artikel 1, onderdeel s, onder7°, is niet verschuldigd door:

    • a. de vreemdeling die in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet toelating en uitzetting BES, voor een verblijfsdoel als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, onder k, van het Besluit toelating en uitzetting BES;

    • b. het minderjarige kind dat een aanvraag indient tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet toelating en uitzetting BES, voor een verblijfsdoel als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, onder a, van het Besluit toelating en uitzetting BES;

    • c. het minderjarige kind dat een aanvraag indient tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet toelating en uitzetting BES, voor een verblijf bij een vreemdeling die een aanvraag heeft ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd dan wel verblijf geniet als bedoeld in artikel 6 van voornoemde wet, voor een verblijfsdoel als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, onder k, van voornoemd besluit;

    • d. het gezinslid van de houder van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 12a van de Wet toelating en uitzetting BES, dat gelijktijdig met de hoofdpersoon is ingereisd dan wel binnen drie maanden nadat aan de hoofdpersoon deze verblijfsvergunning is verleend, is nagereisd, en niet dezelfde nationaliteit heeft als de hoofdpersoon, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet onder een beperking verband houdend met gezinshereniging indient;

    • e. de vreemdeling die een aanvraag indient in het geval, bedoeld in artikel 5.49, tweede lid, van het Besluit toelating en uitzetting BES;

    • f. de vreemdeling die een aanvraag indient tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet, om redenen verband houdend met bescherming aan de vreemdeling als bedoeld in artikel 12a van de Wet, of

    • g. de vreemdeling met het oog op gezinshereniging van een minderjarig biologisch of juridisch kind met een slachtoffer-aangever of een getuige-aangever van mensenhandel.

    Het zesde lid is van toepassing met dien verstande dat voor ‘artikel 1, onderdeel s, onder 6°’ moet worden gelezen ‘artikel 1, onderdeel s, onder 7°’.

  • 8. In aanvulling op het zesde lid kan de Minister voor Immigratie en Asiel in overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken bepalen dat de vastgestelde leges niet zijn verschuldigd in het belang van de internationale betrekkingen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal.

TOELICHTING

In verband met de nieuwe staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden, worden voor de heffing van leges voor een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) voor voorgenomen verblijf in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, nieuwe bedragen vastgesteld. Voorts zijn opgenomen de aanvragen die moeten worden vrijgesteld van de leges-vereisten voor een mvv-aanvraag.

Artikelsgewijs

Artikel I (onderdelen A en C)

In deze onderdelen zijn de nieuwe legesbedragen opgenomen die betrekking hebben op voorgenomen verblijf in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

In artikel 1, onderdeel s, onder 7°, zijn deze bedragen, zoveel mogelijk overeenkomstig de bestaande categorisering onder 6°, opgenomen. Omdat de lokale valuta de Amerikaanse dollar is, zijn de bedragen in dollars omgerekend. De kostendekkendheid is verkregen door te rekenen met een tariefstelling van 66% van de in Nederland geldende legestarieven in euro’s.

Arikel I (onderdeel B)

Artikel 1, onderdeel s, onder 6°, van de Regeling op de consulaire tarieven wordt aangevuld met een verlaagd tarief van € 60 voor de behandeling van aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf met het oog op gezinshereniging of gezinsvorming ten behoeve van Turkse onderdanen die rechten ontlenen aan het Associatierecht EU-Turkije (onderdeel B). Dit verlaagd tarief vloeit voort uit de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie 29 april 2010 in de zaak C-92/07, Europese Commissie tegen Nederland, inzake de legesheffing voor Turkse onderdanen.

Artikel I (onderdeel D)

In dit onderdeel komt tot uitdrukking dat de vreemdeling alleen in het geval dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor gezinshereniging in het kader van nareis is vrijgesteld van het betalen van leges voor een mvv-aanvraag. In dit onderdeel komt tevens tot uitdrukking dat de vreemdeling die een aanvraag om gezinshereniging in het kader van nareis heeft ingediend maar die niet aan de voorwaarden voor nareis voldoet om de enkele reden dat deze niet dezelfde nationaliteit als de hoofdpersoon bezit, eveneens is vrijgesteld van het betalen van leges voor het doen van een mvv-aanvraag.

Artikel I (onderdeel E)

In artikel 3a, zevende en achtste lid, is bepaald welke categorieën vreemdelingen zijn vrijgesteld van leges voor een mvv met betrekking tot voorgenomen verblijf in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba. Voor de toepassing van artikel 3a, zevende en achtste lid, wordt onder vreemdeling verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdeel j, van de Wet toelating en uitzetting BES, te weten: ieder die niet de Nederlandse nationaliteit bezit. Dit is van belang, omdat de bepalingen van de Wet toelating en uitzetting BES ingevolge artikel 1a van voorgenoemde wet, van overeenkomstige toepassing zijn op bepaalde groepen Nederlanders, doch met uitzondering van hoofdstuk 2 van die wet. Hoofdstuk 2 heeft betrekking op de mvv en het terugkeervisum; Nederlanders zijn niet mvv-plichtig en behoeven derhalve geen vrijstelling van de leges mvv.

Bedoelde vrijgestelde categorieën zijn vreemdelingen van wie niet kan worden verwacht dat zij leges kunnen opbrengen of voor wie de legesheffing tegen het beleid in zou kunnen gaan. Het betreft onder meer de vreemdeling die slachtoffer of getuige-aangever is van mensenhandel, de vreemdeling die een verzoek om bescherming als bedoeld in artikel 12a van de Wet toelating en uitzetting BES heeft ingediend. In artikel 2f, derde lid, van de Wet toelating en uitzetting BES is een voorziening getroffen die de Minister voor Immigratie en Asiel de bevoegdheid geeft om in overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken te bepalen welke categorieën vreemdelingen vrijstelling dan wel ontheffing kan worden verleend.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal.

Naar boven