Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 september 2011, nr. WJZ/334560 (4914), tot wijziging van de Regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen in verband met de subsidieverlening in 2012 voor projecten ter implementatie van ‘best practices’ op het terrein van Onderwijs en Ondernemen

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op artikel 2, eerste lid, en 4, eerste lid, van de Wet overige OCW-subsidies en artikel 10.5 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt ‘volgens de doelstellingen zoals genoemd in artikel 7, derde lid’ gewijzigd in: volgens de doelstellingen, bedoeld in de artikelen 7, derde lid, en artikel 24a, tweede lid.

2. In onderdeel g wordt ‘Ministerie van Economische Zaken’ gewijzigd in: Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

B

In artikel 2, eerste lid, wordt ‘omschreven in artikel 15, derde lid’ gewijzigd in: omschreven in de artikelen 15, derde lid, en 24e, vijfde lid.

C

In artikel 10, tweede lid, wordt ‘de met inachtneming van artikel 11 verleende subsidiebedragen’ gewijzigd in: de met inachtneming van de artikelen 11 en 24e verleende subsidiebedragen.

D

In artikel 19 worden na het vijfde lid twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 6. De leden 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing op een subsidieverlening als bedoeld in paragraaf 6a.

  • 7. Het voortgangsverslag, bedoeld in het derde lid, wordt ingeval van een subsidieverlening als bedoeld in paragraaf 6a ingediend met gebruikmaking van een formulier overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 5.

E

In artikel 23 komt het tweede lid, eerste volzin, te luiden:

De aanvraag wordt ingediend bij AgentschapNL met een formulier, overeenkomstig het model dat is opgenomen in bijlage 3 bij deze regeling of in bijlage 6 bij deze regeling in geval van een subsidieverlening als bedoeld in paragraaf 6a en gaat vergezeld van een inhoudelijk eindverslag.

F

Na paragraaf 6 wordt een nieuwe paragraaf 6a ingevoegd, luidende:

§ 6a. Subsidieverlening 2012

Artikel 24a. Reikwijdtebepaling
  • 1. Deze paragraaf heeft betrekking op het verlenen van subsidies in 2012.

  • 2. De doelstelling van de subsidieverlening in 2012 is: het voor andere onderwijsinstellingen bruikbaar, overdraagbaar en gemakkelijk toepasbaar maken van reeds ontwikkelde en aantoonbaar effectieve uitvoeringspraktijken met betrekking tot het leren ondernemen in het onderwijs alsmede de uitvoering daarvan en het verder verdiepen en versterken van reeds ontwikkelde en aantoonbaar effectieve uitvoeringspraktijken op dat terrein.

  • 3. Op de subsidieverlening, bedoeld in het eerst lid, blijven de artikelen 1, derde lid, 7, 8, 11, 12, 14, 15 en 21 van deze regeling buiten toepassing.

Artikel 24b. Te subsidiëren activiteiten

De minister kan subsidie verstrekken aan een onderwijsinstelling voor activiteiten die zijn gericht op:

  • a. het voor tenminste drie andere onderwijsinstellingen bruikbaar, overdraagbaar en gemakkelijk toepasbaar maken van door de aanvrager ontwikkelde en aantoonbaar effectieve uitvoeringspraktijken met betrekking tot het leren ondernemen in het onderwijs alsmede de uitvoering daarvan en

  • b. het verder verdiepen en versterken van de eigen, aantoonbaar effectieve uitvoeringspraktijken met betrekking tot het leren ondernemen in het onderwijs.

Artikel 24c. Aanvraagvereisten
  • 1. De subsidieaanvraag omvat een activiteitenplan en een begroting en wordt ingediend vóór 4 januari 2012.

  • 2. De begroting wordt vastgesteld op basis van tenminste 50% medefinanciering door de aanvrager. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de kosten van de activiteiten, bedoeld in artikel 24b, onderdeel a, en de activiteiten, bedoeld in artikel 24b, onderdeel b. De kosten van de activiteiten, bedoeld in artikel 24b, onderdeel a, worden uitgesplitst naar de onderwijsinstellingen waarmee een overeenkomst is gesloten.

  • 3. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.

  • 4. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een subsidiebeschikking op grond van deze regeling, waaruit blijkt dat de aanvrager gedurende tenminste 20 maanden activiteiten op het terrein van leren ondernemen in het onderwijs heeft ontplooid;

    • b. een passage uit de schoolgids van de aanvrager voor de jaren 2009/2010, 2010/2011 en 2011/2012, waaruit blijkt dat de aanvrager gedurende tenminste 20 maanden activiteiten op het terrein van leren ondernemen in het onderwijs heeft ontplooid;

    • c. een document waaruit blijkt dat de aanvrager gedurende tenminste 20 maanden heeft deelgenomen aan een ander project in het kader van het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen of

    • d. andere informatie waardoor aannemelijk wordt dat de aanvrager op het terrein van het leren ondernemen in het onderwijs een uitvoeringspraktijk van tenminste 20 maanden kent.

  • 5. De aanvraag gaat voorts vergezeld van kopieën van de getekende overeenkomsten tussen de aanvrager en de onderwijsinstellingen ten behoeve waarvan de door de aanvrager ontwikkelde en aantoonbaar effectieve uitvoeringspraktijken met betrekking tot het leren ondernemen in het onderwijs bruikbaar, overdraagbaar en gemakkelijk toepasbaar zullen worden gemaakt.

Artikel 24d. Weigeringsgronden

De minister wijst de aanvraag in ieder geval af, indien:

  • a. de aanvraag projectkosten betreft die zijn gemaakt vóór de datum van indiening van de aanvraag;

  • b. de aanvrager niet aannemelijk heeft gemaakt op het terrein van het leren ondernemen in het onderwijs een uitvoeringspraktijk van tenminste 20 maanden te kennen;

  • c. het aantal betrokken onderwijsinstellingen minder is dan drie;

  • d. de aanvrager niet heeft aangetoond de activiteiten voor tenminste 50% zelf te financieren of

  • e. de totale kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, minder bedragen dan € 200.000.

Artikel 24e. Subsidieplafond en subsidieverlening
  • 1. Het subsidieplafond voor 2012 bedraagt € 2.000.000.

  • 2. De minster beslist uiterlijk op 1 april 2012 gelijktijdig op de ingediende aanvragen.

  • 3. Voor zover de minister een aanvraag niet op grond van artikel 24d heeft afgewezen, beslist hij op de ingediende aanvragen op basis van een vergelijking van de geschiktheid van de voorgestelde activiteiten om bij te dragen aan de doelstelling van de subsidie, bedoeld in artikel 24a, tweede lid.

  • 4. Omtrent de aanvragen waarop de minister niet met toepassing van artikel 24d afwijzend beslist, wint de minister, alvorens een beslissing te nemen, het advies in van de adviescommissie.

  • 5. De minister rangschikt, daarbij geadviseerd door de adviescommissie, de daarvoor in aanmerking komende aanvragen zodanig, dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naarmate:

    • a. de kennisoverdracht van de door de aanvrager ontwikkelde uitvoeringspraktijken naar de betrokken onderwijsinstellingen naar verwachting succesvol zal zijn;

    • b. er sprake is van goede samenwerking op het gebied van ondernemend onderwijs, tenminste blijkend uit de diversiteit van de projectdeelnemers en hun capaciteiten;

    • c. de door de aanvrager ontwikkelde uitvoeringspraktijken meer bijdragen aan ondernemend onderwijs in de zin van deze regeling;

    • d. het ondernemend onderwijs binnen de betrokken onderwijsinstellingen hierdoor meer is gewaarborgd;

    • e. het verder verdiepen en versterken van de door de aanvrager ontwikkelde uitvoeringspraktijken naar verwachting succesvol zullen plaatsvinden en

    • f. het accent van de activiteiten meer ligt op de activiteiten bedoeld in artikel 24b, onderdeel a, dan op de activiteiten, bedoeld in artikel 24b, onderdeel b.

Artikel 24f. Subsidiebedrag

De subsidie bedraagt maximaal € 250.000.

Artikel 24g. Aanvang projecten in 2012

De subsidieontvanger begint met het project uiterlijk binnen drie maanden na de subsidieverlening.

Artikel 24h. Aanvullende subsidieverplichting

De subsidieontvanger is verplicht bekendheid te geven aan het project, de resultaten en de algemene kennis die daaruit voortvloeien.

G

Onder vernummering van artikel 25 tot artikel 25a wordt na ‘§ 7. Slotbepalingen’ een nieuw artikel 25 ingevoegd, luidend:

Artikel 25

De Regeling OCW-subsidies is niet van toepassing.

H

Aan de Regeling Netwerk Ondernemen worden na de bijlagen 1 tot en met 3 drie nieuwe bijlagen toegevoegd, luidende:

BIJLAGE 4 AANVRAAGFORMULIER REGELING ONDERWIJS NETWERK ONDERNEMEN 2011/2012

Stuur het ingevulde formulier met bijlagen naar:

Agentschap NL

NL Innovatie

Postbus 93144

2509AC Den Haag

Meer informatie

Voor uitgebreide toelichting bij het aanvraagformulier:

– website www.agentschapnl.nl en www.onderwijsonderneemt.nl

– telefoon 088-602 5313 (op werkdagen van 8:30–17:30 uur)

1. Aanvrager
1.A Onderwijsinstelling1

Naam organisatie

 

Postadres

 

Postcode

 

Plaats

Bezoekadres

 

Postcode

 

Plaats

Brinnummer

 

IBAN-nummer2

 

BIC-code2

1.B Contactpersoon aanvrager3

Naam

 

□ Dhr. □ Mw.

Titel(s)

 

Afdeling/Vakgroep

 

Functie

 

Telefoon

 

Mobiel

E-mail

 
2. Deelnemers in het project4
 

Naam (als onderwijsinstelling ook naam bevoegd gezag en brinnummer noemen)

PO

VO

MBO

LO/HBO

LO/WO

Ondernemer

Aanvrager:

             

Bevoegd gezag:

 

Brinnummer:

             

Deelnemer 2:

             

Bevoegd gezag:

 

Brinnummer:

             

Deelnemer 3:

             

Bevoegd gezag:

 

Brinnummer:

             

Deelnemer 4:

             

Bevoegd gezag:

 

Brinnummer:

             

Deelnemer 5:

             

Bevoegd gezag:

 

Brinnummer:

             

Deelnemer 6:

             

Bevoegd gezag:

 

Brinnummer:

             

Deelnemer 7:

             

Bevoegd gezag:

 

Brinnummer:

             

Overige deelnemers5

Deelnemer 8:

 

(Toelichting)

       

Deelnemer 9:

 

(Toelichting)

       

Deelnemer 10:

 

(Toelichting)

       
3. Samenwerkingsovereenkomst6

De ondergetekenden komen overeen dat:

     

• zij samenwerken bij het uitvoeren van het project dat beschreven staat in deze aanvraag;

• de overeenkomst in werking is gedurende de looptijd van het project, zoals omschreven in onderdeel 4 van het aanvraagformulier;

• zij intensief zullen samenwerken in een open, duidelijke communicatiestructuur en het project jegens elkaar te goeder trouw zullen uitvoeren;

     

Namens aanvrager 1:

(penvoerder)

Naam:

Emailadres:

Functie:

BTW-plichtig?7 (ja/nee):

Handtekening:

Namens deelnemer 2:

Naam:

Emailadres:

Functie:

BTW-plichtig? (ja/nee)

Handtekening:

Namens deelnemer 3:

Naam:

Emailadres:

Functie:

BTW-plichtig? (ja/nee)

Handtekening:

Namens deelnemer 4:

Naam:

Emailadres:

Functie:

BTW-plichtig? (ja/nee)

Handtekening:

Namens deelnemer 5:

Naam:

Emailadres:

Functie:

BTW-plichtig? (ja/nee)

Handtekening:

Namens deelnemer 6:

Naam:

Emailadres:

Functie:

BTW-plichtig? (ja/nee)

Handtekening:

Namens deelnemer 7:

Naam:

Emailadres:

Functie:

BTW-plichtig? (ja/nee)

Handtekening:

Is er een bijlage toegevoegd met handtekeningen van overige deelnemers?8

□ ja, aantal bladen:

□ nee

4. Projectgegevens

Naam van het project

...........

Betreft de aanvraag een vervolg op een eerder toegekend project?9

□ Ja,

referentienummer:

□ nee

       

Gewenste startdatum project10

 

Verwachte einddatum project

 

Totale projectkosten

 

Totaal gevraagde subsidie11

 

Is er voor dit project, of voor onderdelen ervan, al subsidie aangevraagd of gekregen?

□ Ja

□ nee

 

Is er een verzoek tot surséance van betaling, tot faillisement, of tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling ingediend voor de aanvrager of één van de deelnemers van het samenwerkingsverband?

□ Ja, op (datum)

□ nee

Toelichting:

5. Ondertekening

Ondergetekende verklaart dat alle voor de aanvraag benodigde stukken zijn bijgevoegd en dat hij/zij bekend is met de voorwaarden en procedures van de Subsidieregeling Onderwijs Netwerk Ondernemen.

 

Naam

 

Functie

 

Datum

 

Plaats

Handtekening

 

Heeft u over dit project vooraf met een adviseur van Agentschap NL gesproken?

□ Ja, met:

□ Nee

Bijlagen12
  • Gegevens van eventuele overige deelnemers

  • Projectplan

Het projectplan beschrijft hoe het project aansluit bij de doelstellingen van de regeling.

  • Projectbegroting

De projectbegroting geeft inzicht in de totale geraamde kosten van het project en de verdeling van die kosten per projectdeelnemer.

Projectplan Regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen 2011/2012
1. Doel

Geef een korte, heldere beschrijving van het uiteindelijke doel dat u wilt bereiken met het voorgestelde project. Geef tevens aan hoe het project aansluit bij het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen.

2. Projectdeelnemers

Motiveer de samenstelling van het samenwerkingsverband. Geef aan op welke wijze de deelnemers elkaar versterken bij het bereiken van de doelstellingen van de ONO regeling 2012.

3. Organisatie netwerk

Geef in grote lijnen aan hoe het project gaat functioneren, o.a.;

wie is eindverantwoordelijk, wie heeft de projectleiding, welke overlegstructuur wordt gehanteerd.

4. Best practice

Beschrijf kort de best practice. Toon aan in hoeverre de best practice, die in dit project voor uitrol in aanmerking komt, heeft geleid tot een verbetering van de ondernemendheid van leerlingen, docenten en management.

5. Activiteitenoverzicht

Doelstelling Regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen (ONO) 2012:

  • a) het voor andere onderwijsinstellingen bruikbaar, overdraagbaar en gemakkelijk toepasbaar maken van reeds ontwikkelde en aantoonbaar effectieve uitvoeringspraktijken met betrekking tot leren ondernemen in het onderwijs alsmede de uitvoering daarvan;

  • b) het verder verdiepen en versterken van van reeds ontwikkelde en aantoonbaar effectieve uitvoeringspraktijken op dat terrein.

Geef een opsomming van de activiteiten die zowel de aanvragende instelling als de projectdeelnemers gaan ondernemen om bovenstaande doelstellingen te bereiken. Op beide doelstellingen a en b moet tenminste één activiteit worden ingezet.

Geef per activiteit aan:

wie deze uitvoert;

hoeveel inzet van tijd en middelen dit vergt;

de beginsituatie;

het beoogde resultaat na 1 jaar;

het beoogde eindresultaat na 2,5 jaar;

hoeveel leerlingen, docenten en managers en overige partijen per onderwijsinstelling is betrokken.

Aangezien u verplicht bent om bekendheid te geven aan het project, de resultaten en de kennis die daaruit voortvloeit, vragen we u om de communicatie-activiteiten in het activiteitenoverzicht te beschrijven.

6. Verankering

Welke van de activiteiten (beschreven onder 5) hebben betrekking op de verankering van ondernemend onderwijs in zowel de aanvragende instelling als bij de overige deelnemers?

Licht kort toe hoe de verankering plaatsvindt, bijv. in beleid, onderwijsprogramma, organisatie.

7. Begroting

Doelstelling en activiteiten van het project dienen goed gerelateerd te zijn aan de kosten. Gebruik de modelbegroting (die vindt u als excel-bestand op www.onderwijsonderneemt.nl) om dit inzichtelijk te maken.

BIJLAGE 5 VOORTGANGSVERSLAG REGELING ONDERWIJS NETWERK ONDERNEMEN 2011/2012

– website: www.agentschapnl.nl en www.onderwijsonderneemt.nl

– telefoon: 088-602 53 13 (op werkdagen van 09:00–17:00 uur)

 

Onderstaande vragen geven de richtlijn voor een digitale tussenrapportage (na een jaar) die per email wordt verstuurd aan de projectleider.

De gegevens in de tussenrapportage worden gebruikt voor een beslissing voor de voortzetting van de subsidie. Tevens worden de gegevens gebruikt voor een monitoringsrapportage Onderwijs Netwerken Ondernemen tranche 2011.

Uitgangspunt bij het voortgangsverslag is dat u ons inzicht geeft in de voortgang van het project en de tussenresultaten op basis van het oorspronkelijke activiteitenplan.

Het voortgangsverslag dient zo veel mogelijk te worden onderbouwd.

In het voortgangsverslag komen de volgende vragen aan de orde:

  • 1. Algemene indruk

    • In welke mate is het doel van het project (al) bereikt?

    • Hoe verloopt de samenwerking tussen de deelnemers (inzet, commitment, communicatie) binnen het netwerk?

    • Geef een beschrijving van verwachte en/of onverwachte successen;

    • Welke knelpunten zijn er geweest en hoe zijn die opgelost?

  • 2. Ten aanzien van doelstelling A:

    Het voor andere onderwijsinstellingen bruikbaar, overdraagbaar en gemakkelijk toepasbaar maken van reeds ontwikkelde en aantoonbaar effectieve uitvoeringspraktijken met betrekking tot leren ondernemen in het onderwijs en de uitvoering daarvan:

    • Welke activiteiten zijn hiervoor uitgevoerd? Geef per activiteit een korte toelichting en geef aan hoe deze activiteiten zorgen voor de verankering van leren ondernemen bij de betrokken onderwijsinstellingen.

    • Geef per activiteit aan:

      • het resultaat na 1 jaar en is het beoogde resultaat na 1 jaar (beschreven in oorspronkelijk activiteitenplan) gehaald?

      • hoeveel leerlingen, docenten en managers en overige partijen per onderwijsinstelling is betrokken?

      • Zijn er grote wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke activiteitenplan/planning? Indien van toepassing, benoem de wijzigingen met daarbij de consequenties op activiteiten, financiën, planning, resultaten, samenwerking.

  • 3. Ten aanzien van doelstelling B:

    Het verder verdiepen en versterken van reeds ontwikkelde en aantoonbaar effectieve uitvoeringspraktijken:

    • Welke activiteiten zijn hiervoor uitgevoerd? Geef per activiteit een korte toelichting en geef aan hoe deze activiteiten zorgen voor de verankering van leren ondernemen.

    • Geef per activiteit aan:

      • het resultaat na 1 jaar en is het beoogde resultaat na 1 jaar (beschreven in oorspronkelijk activiteitenplan) gehaald?

      • hoeveel leerlingen, docenten en managers en overige partijen per onderwijsinstelling is betrokken?

      • Zijn er grote wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke activiteitenplan/planning? Indien van toepassing, benoem de wijzigingen met daarbij de consequenties op activiteiten, financiën, planning, resultaten, samenwerking.

  • 4. Communicatieactiviteiten

    • Welke communicatieactiviteiten zijn uitgevoerd? Geef per activiteit een korte toelichting;

    • Kunt u al aangeven welke activiteiten worden voortgezet na de gesubsidieerde projectperiode?

    • Is het beoogde resultaat na 1 jaar (beschreven in oorspronkelijk activiteitenplan) gehaald?

  • 5. Financiën

    • Is de uitputting van het budget in lijn met de voortgang; zijn er financiële bijzonderheden te vermelden?

  • 6. Vragen of opmerkingen aan adviseurs van Agentschap NL.

BIJLAGE 6 VASTSTELLINGSAANVRAAG REGELING ONDERWIJS NETWERK ONDERNEMEN 2011/2012

– website: www.agentschapnl.nl en www.onderwijsonderneemt.nl

– telefoon: 088-602 53 13 (op werkdagen van 09:00–17:00 uur)

 

Onderstaande vragen geven de richtlijn voor een digitale eindrapportage die per email wordt verstuurd aan de projectleider.

De gegevens in de eindrapportage worden gebruikt voor een beslissing voor de voortzetting van de subsidie. Tevens worden de gegevens gebruikt voor een monitoringsrapportage Onderwijs Netwerken Ondernemen tranche 2011.

Uitgangspunt bij de eindrapportage is dat u ons inzicht geeft in de uiteindelijke resultaten en outcome die door het project zijn behaald. De eindrapportage dient zo veel mogelijk kwalitatief en kwantitatief te worden onderbouwd.

In de eindrapportage komen minimaal de volgende vragen aan de orde:

  • 1. Algemene indruk

    • Hoe kijkt u terug op de samenwerking van de deelnemers (inzet, commitment, communicatie) binnen het netwerk?

    • Geef een beschrijving van de successen die zijn behaald; wat is de outcome van het project?

    • Welke knelpunten zijn er geweest en hoe zijn die opgelost?

    • Wat zijn de lessons learned; zou u als projectleider (achteraf gezien) zaken anders hebben aangepakt; heeft u tips voor anderen?

  • 2. Ten aanzien van doelstelling A:

    Het voor andere onderwijsinstellingen bruikbaar, overdraagbaar en gemakkelijk toepasbaar maken van reeds ontwikkelde en aantoonbaar effectieve uitvoeringspraktijken met betrekking tot leren ondernemen in het onderwijs en de uitvoering daarvan:

    • Welke activiteiten zijn hiervoor uitgevoerd? Geef per activiteit een korte toelichting en geef aan hoe deze activiteiten zorgen voor de verankering van leren ondernemen bij de betrokken onderwijsinstellingen in beleid, lesprogramma, organisatie etc.

    • Welke resultaten zijn er geboekt en wat is de outcome van het project? Geef per resultaat een korte toelichting en beschrijf op welke wijze het project heeft bijgedragen aan het bereiken van bovenstaande doelstelling.

    • Hoeveel leerlingen, docenten en managers en overige partijen per onderwijsinstelling zijn uiteindelijk betrokken bij het project?

    • Hebben zich, na de tussenrapportage, nog wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke activiteitenplan/planning voorgedaan? Indien van toepassing, benoem daarbij de consequenties op activiteiten, financiën, planning, resultaten, samenwerking;

    • Is het beoogde eindresultaat (beschreven in oorspronkelijk activiteitenplan) gehaald?

    • Is het ondernemend gedrag van leerlingen, docenten en management door het project toegenomen? Waar blijkt dit uit?

    • Worden de projectactiviteiten na afloop van de subsidieperiode voortgezet en hoe wordt dat gedaan?

    • Hoe is het project of zijn de activiteiten overdraagbaar gemaakt? Geef ook aan naar welke doelgroep (basisschool, voortgezet onderwijs, MBO, Hoger Onderwijs, ondernemers, overige partijen zoals ...) en licht dat toe.

  • 3. Ten aanzien van doelstelling B:

    Het verder verdiepen en versterken van reeds ontwikkelde en aantoonbaar effectieve uitvoeringspraktijken:

    • Welke activiteiten zijn hiervoor uitgevoerd? Geef per activiteit een korte toelichting en geef aan hoe deze activiteiten zorgen voor de verankering van leren ondernemen in beleid, lesprogramma, organisatie etc.

    • Welke resultaten zijn er geboekt en wat is de outcome van het project? Geef per resultaat een korte toelichting en beschrijf op welke wijze het project heeft bijgedragen aan het bereiken van bovenstaande doelstelling.

    • Hoeveel leerlingen, docenten en managers en overige partijen per onderwijsinstelling zijn uiteindelijk betrokken bij het project?

    • Hebben zich, na het voortgangsverslag, nog wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke activiteitenplan/planning voorgedaan? Indien van toepassing, benoem de wijzigingen met daarbij de consequenties op activiteiten, financiën, planning, resultaten, samenwerking;

    • Is het beoogde eindresultaat (beschreven in oorspronkelijk activiteitenplan) gehaald?

    • Is het ondernemend gedrag van leerlingen, docenten en management door het project toegenomen? Waar blijkt dit uit?

    • Worden de projectactiviteiten na afloop van de subsidieperiode voortgezet en hoe wordt dat gedaan?

    • Is het project in zijn geheel of zijn activiteiten overdraagbaar? Zo ja geef aan naar welke doelgroep (basisschool, voortgezet onderwijs, MBO, Hoger Onderwijs, ondernemers, overige partijen zoals …) en licht toe. Zo, nee licht toe.

  • 4. Communicatieactiviteiten

    • Welke communicatieactiviteiten zijn uitgevoerd? Geef per activiteit de impact daarvan;

  • 5. Financieel

    • Is het project binnen de projectbegroting gerealiseerd?

    • Ja/Nee geef daarop een toelichting

    • Welke partijen hebben uiteindelijk de co-financiering ingebracht?

  • 6. Vragen of opmerkingen aan de adviseurs van Agentschap NL.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met bijlagen en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

Algemeen

In het kader van het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen is in 2009 de eerste subsidieronde van de Regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen (ONO) van start gegaan. Deze regeling richt zich op de versterking van de samenwerking van onderwijsinstellingen en ondernemingen op het gebied van ondernemerschap in het onderwijs, opdat het ondernemerschapsonderwijs verankerd en aantrekkelijker wordt en de ogen van leerlingen en studenten worden geopend voor ondernemerschap.

In 2010 vond de tweede subsidieronde in het kader van de Regeling ONO plaats. Voor deze twee rondes hebben de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een bedrag van € 11,25 mln. ter beschikking gesteld. Met dat bedrag zijn 79 nieuwe of verbeterde vormen van regionale dan wel sectorale netwerken ondernemerschap in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs ondersteund.

In oktober 2011 gaat de derde subsidieronde ONO van start. Voor deze laatste ronde stellen de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een bedrag van € 2 mln. ter beschikking. In tegenstelling tot de eerdere rondes is besloten deze middelen selectiever in te zetten, opdat de verankering van het ondernemerschapsonderwijs gewaarborgd wordt. De doelstelling van deze subsidieregeling is in verband daarmee: het voor andere onderwijsinstellingen bruikbaar, overdraagbaar en gemakkelijk toepasbaar maken van reeds ontwikkelde en aantoonbaar effectieve uitvoeringspraktijken met betrekking tot het leren ondernemen in het onderwijs en het verder verdiepen en versterken van reeds ontwikkelde en aantoonbaar effectieve uitvoeringspraktijken op dat terrein.

Alleen die initiatieven waarvan het succes bewezen is en die een structurele borging in het onderwijsveld kunnen waarborgen, komen in aanmerking voor subsidie. Op deze subsidieronde zijn net zoals in 2010 de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking van toepassing. Hierdoor zijn de administratieve lasten voor aanvragers laag.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Ad 1. Omdat de subsidiedoelstelling voor 2012 afwijkt van die van de voorafgaande jaren, moet de begripsbepaling in dit onderdeel daarop wordt aangepast.

Ad 2. De naam van het ministerie is inmiddels gewijzigd. De begripsbepaling is daarom geactualiseerd.

Artikel I, onderdeel B

De Adviescommissie Onderwijs Netwerk Ondernemen zal ook adviseren over de inhoudelijke aspecten van de subsidieaanvragen die in 2011 worden ingediend. De Adviescommissie Onderwijs Netwerk Ondernemen doet dat aan de hand van de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 24e, vijfde lid.

Artikel I, onderdeel C

Een eventuele verlaging van de subsidiebedragen als gevolg van het niet-vervullen van de begrotingsvoorwaarde dient ook de subsidieverleningen in 2012 te betreffen.

Artikel I, onderdeel D

De verantwoording vindt op vergelijkbare wijze als in de vorige subsidierondes plaats. Daartoe zijn nieuwe formulieren vastgesteld.

Artikel I, onderdeel F, artikel 24a, derde lid

Omdat de subsidieronde voor 2012 enigszins afwijkt van die van de jaren daarvoor, is het wenselijk dat een (beperkt) aantal voorschriften van de Regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen daarop niet van toepassing is.

Artikel I, onderdeel F, artikel 24b

In het algemeen deel is van deze toelichting is reeds ingegaan op de doelstelling van de subsidieronde voor 2012. Artikel 24b geeft aan welke activiteiten in verband met die doelstelling worden gesubsidieerd. Het gaat om de implementatie van zogenaamde ‘best practices’. De effectiviteit van de te implementeren uitvoeringspraktijk moet ‘aantoonbaar’ zijn. Een louter stellen van die effectiviteit is dus niet voldoende voor het kunnen ontvangen van subsidie. Daarnaast kan subsidie worden verleend voor het verder verdiepen en versterken van reeds door de aanvrager ontwikkelde succesvolle uitvoeringspraktijken. De eerste beleidsdoelstelling heeft echter prioriteit. Dat blijkt uit het rangschikkingscriterium van artikel 24e, vijfde lid, onderdeel f.

Artikel I, onderdeel F, artikel 24c

De bij de aanvraag over te leggen gegevens bevorderen een snelle en efficiënte besluitvorming door de minister. Omdat het van groot belang is, dat de aanvrager ervaring heeft met het thema ‘onderwijs en ondernemen’ wordt van hem verlangd, dat hij die ervaring aantoont. Daarnaast dient uit overeenkomsten te blijken dat de onderwijsinstellingen waaraan de kennis zal worden overgedragen daarmee hebben ingestemd.

Aan de in het eerste lid genoemde termijn zal strikt de hand worden gehouden. Voor een noodzakelijke aanvulling van een incomplete aanvraag zal de aanvrager niet meer dan twee dagen worden gegund. In geval van overschrijding van laatstbedoeld termijn zal de aanvrager definitief niet ontvankelijk worden verklaard.

Artikel I, onderdeel F, artikel 24d

In dit artikel is een aantal weigeringsgronden opgenomen die aan de ‘ranking’ van de ingediende plannen voorafgaat. Het gaat daarbij om ‘harde’ eisen waaraan elke aanvraag sowieso moet voldoen. Van deze weigeringsgronden gaat een zeefwerking uit. Als gevolg daarvan zullen de voor deze subsidieronde interessante voorstellen overblijven.

De aanvrager dient het project waarvoor subsidie wordt gevraagd voor de helft zelf te financieren. Die eigen bijdrage mag ook uit bijdragen van derden bestaan. Daartegen bestaat geen bezwaar.

Artikel I, onderdeel F, artikel 24e

In dit artikel wordt geregeld op welke wijze het voor 2012 beschikbare budget wordt verdeeld over de daarvoor in aanmerking komende (relevante)plannen. Het betreft hier een zogenaamde ‘tender’. De aanvragen worden getoetst op hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstelling van deze subsidieronde. De rangschikking vindt plaats aan de hand van een aantal criteria. De criteria leggen allen evenveel gewicht in de schaal. Hoe lager een aanvraag wordt gerangschikt des te groter is de kans dat de subsidie moet worden geweigerd, omdat anders het subsidieplafond zou worden overschreden. Omdat de rangschikking een inhoudelijke beoordeling door deskundigen vergt, vindt deze plaats aan de hand van het advies van de Adviescommissie Onderwijs Netwerk Ondernemen.

Artikel I, onderdeel F, artikel 24f

Met dit artikel wordt beoogd het aantal te subsidiëren projecten te beperken en aldus het beschikbare budget niet te versnipperen.

Artikel I, onderdeel F, artikel 24h

Binnen ondernemend onderwijs is profilering van de eigen instelling en/of het (regionale) netwerk waarin het opereert een belangrijk onderdeel. Met dit artikel wordt de subsidieontvanger verplicht om bij de start, tijdens en na afloop van het project, communicatie-activiteiten uit te voeren om de verankering van het leren ondernemen, de ontwikkeling van de best practices en de uitrol daarvan onder de aandacht te brengen van diverse doelgroepen.

Artikel I, onderdeel G

In artikel 2 van de Regeling OCW-subsidies is bepaald, dat deze regeling onder meer van toepassing is op subsidieverstrekking door de minister op grond van de artikelen 2 en 4 van de Wet overige OCW-subsidies. De regeling OCW-subsidies is op grond van artikel 2 van die regeling niet van toepassing op regelingen die in werking zijn getreden vóór onderscheidenlijk beschikkingen die zijn verleend vóór de inwerkingtreding van de Regeling OCW-subsidies, tenzij anders is bepaald. Ondanks dat de onderhavige wijzigingsregeling op een later tijdstip in werking treedt dan de Regeling OCW-subsidies, is er toch voor gekozen laatstgenoemde regeling niet van toepassing te laten zijn. De reden daarvoor is dat het – uit een oogpunt van kenbaarheid en eenduidigheid – niet wenselijk is om deze laatste subsidieronde op basis van de Regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen volgens andere juridische ‘spelregels’ te laten verlopen dan de vorige subsidierondes. De Regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen dateert namelijk nog van vóór de Regeling OCW-subsidies.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.


X Noot
1

De aanvrager moet een onderwijsinstelling po, vo, mbo, lerarenopleiding voor het primair of voortgezet onderwijs of een kenniscentrum zijn. Zie ook artikel 1.

X Noot
2

Vult u hier uw International Bank Account Number (IBAN) en Bank Identifier Code (BIC) in. Via www.ibanbicservice.nl kunt u van een bestaand Nederlands rekeningnummer de juiste BIC-code en het juiste IBAN-nummer opvragen.

X Noot
3

Vul hier de contactgegevens van de aanvrager in.

X Noot
4

Vul naam en sector / categorie van alle deelnemers in.Daarnaast wordt van de onderwijsinstellingen ook de naam van het bevoegd gezag en het brinnummer gevraagd.

X Noot
5

Graag bij overige deelnemers (dus die géén onderwijsinstelling of onderneming zijn) korte toelichting geven van de organisatie.

X Noot
6

De samenwerkingsovereenkomst dient door alle partijen die bij hoofdstuk 2 van het aanvraagformulier genoemd zijn, en die in de begroting (hoofdstuk 5) van het project zijn opgenomen, ondertekend te worden door een tekenbevoegd persoon.

Let u erop dat de nummering van de deelnemers moet overeenstemmen met die bij hoofdstuk 2.

X Noot
7

Geef aan of uw organisatie btw-plichtig is door hier ja of nee in te vullen.

Let u erop dat de aanvrager (penvoerder) ook hoofdstuk 6 van het aanvraagformulier dient te tekenen.

X Noot
8

Bij meer dan 7 deelnemers dient u de handtekeningen (met naam en functie) apart toe te voegen met de tekst van de samenwerkingsovereenkomst

X Noot
9

Onderwijs Netwerk Ondernemen 2009 of 2010 of Onderwijs & Ondernemen 2007.

X Noot
10

De looptijd van een project kan maximaal 2,5 jaar zijn. Binnen 3 maanden na de beschikkingsdatum moet het project van start gaan.

X Noot
11

De totaal gevraagde subsidie mag niet hoger zijn dan 50% van de totale projectkosten. De maximale subsidie bedraagt € 250.000,–.

X Noot
12

Uw aanvraag is pas compleet en kan in behandeling worden genomen als alle voor uw aanvraag van toepassing zijnde bijlagen bijgevoegd zijn. Op www.agentschapnl.nl vindt u een compleet overzicht van en uitgebreide toelichting bij de benodigde bijlagen.

Naar boven