Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, houdende verstrekking van subsidie aan de stichting TeamAlert (Subsidieregeling TeamAlert 2012)

22 september 2011

Nr. IENM/BSK-2011/124644

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 2, aanhef en onder a, 3, 4 en 6, eerste lid van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat en 4:59, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

forfaitaire uurtarieven:

kostendekkende tarieven per uur voor een boekjaar welke worden gehanteerd voor de uitvoering van subsidiabele activiteiten, en die worden berekend op basis van gemiddelde salariskosten en een opslagvoor de overheadkosten, waarbij wordt aangesloten bij de systematiek van de Handleiding Overheidstarieven 2011, met dien verstande dat salarisschalen boven schaal 18 beschouwd worden als schaal 18;

kosten derden:

op factuur aantoonbare aan derden verschuldigde kosten die direct voor de subsidiabele activiteiten worden gemaakt;

minister:

Minister van Infrastructuur en Milieu;

subsidieontvanger:

Stichting TeamAlert, statutair gevestigd te Amsterdam;

wet:

Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doel subsidie

  • 1. De minister kan op aanvraag per boekjaar een subsidie verstrekken aan de subsidieontvanger voor het uitvoeren van activiteiten op het gebied van verkeersveiligheid voor jongeren van 12 tot en met 24 jaar, gericht op:

    • a. het creëren van bewustwording bij verkeersdeelnemers van 12 tot en met 24 jaar door het realiseren van verandering in kennis, houding en risicoperceptie ten aanzien van verkeersveiligheid via educatieve projecten en voorlichtingscampagnes, en

    • b. het versterken van participatie van jongeren van 12 tot en met 24 jaar bij beleidsontwikkeling op het gebied van verkeersveiligheid.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt voor zover voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid, een subsidie is of wordt verstrekt door een ander bestuursorgaan dan wel andere inkomsten van derden zonder tegenprestatie zijn verkregen.

Artikel 3 Toepassing Algemene wet bestuursrecht Afdeling 4.2.8

Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing. Artikel 4:76 van de wet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Subsidieplafond en subsidiabele kosten

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt voor het boekjaar 2012 € 1.000.000,–, voor het boekjaar 2013 € 950.000,–, voor het boekjaar 2014 € 850.000,– en voor het boekjaar 2015 € 750.000,–.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde bedrag is exclusief de compensatie voor de arbeidskostenontwikkeling, bedoeld in artikel 8, eerste lid.

  • 3. Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen het totaal aantal uren dat daadwerkelijk aan de uitvoering van de subsidiabele activiteiten is besteed onder toepassing van de door de minister goedgekeurde forfaitaire uurtarieven, alsmede de kosten derden.

Artikel 5 Concept-activiteitenplan

  • 1. Uiterlijk op 1 september van het jaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zendt de subsidieontvanger een concept van het activiteitenplan, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder a, aan de minister.

  • 2. Het concept-activiteitenplan gaat vergezeld van:

    • a. een indicatie van het tijdstip waarop de subsidieontvanger gehouden is de activiteiten te hebben afgerond voor zover van toepassing;

    • b. een indicatie van het maximale beschikbare bedrag per activiteit, en

    • c. het geraamde aantal uren per activiteit, de geraamde forfaitaire uurtarieven en de geraamde kosten derden per activiteit.

Artikel 6 Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De subsidieontvanger dient de aanvraag tot subsidieverlening in bij de minister, uiterlijk op 1 november van het jaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De aanvraag bevat het bedrag van de gevraagde subsidie.

  • 2. Onverminderd artikel 4:65 van de wet gaat de aanvraag vergezeld van:

    • a. een activiteitenplan als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, onder a, van de wet, waarin tevens een uiteenzetting wordt gegeven van de activiteiten en waarbij de keuze van de activiteiten is gebaseerd op het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008–2020;

    • b. een opgave van het tijdstip waarop de activiteiten zijn afgerond voor zover van toepassing;

    • c. een begroting als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, onder b, van de wet, welke tevens bevat de onderbouwing van het geraamde aantal uren per activiteit, de geraamde forfaitaire uurtarieven alsmede de geraamde kosten derden per activiteit;

    • d. een rapport van feitelijke bevindingen van een accountant ten aanzien van de berekening van de forfaitaire uurtarieven waarbij minimaal het volgende wordt aangegeven:

      • 1°. bij de berekening is de begroting gehanteerd;

      • 2°. de berekening is gebaseerd op de systematiek van de Handleiding Overheidstarieven 2011;

      • 3°. de berekeningssystematiek is jaarlijks toegepast gedurende de looptijd van deze regeling, en

      • 4°. de gehanteerde tarieven zijn gebaseerd op de in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 vastgelegde salarisschalen, en

    • e. een prognose van de liquiditeitsbehoefte per kalenderkwartaal.

Artikel 7 Beschikking tot subsidieverlening

  • 1. De minister beslist binnen dertien weken na ontvangst van de subsidieaanvraag.

  • 2. In de beschikking worden vermeld:

    • a. de te subsidiëren activiteiten;

    • b. het tijdstip waarop de subsidieontvanger de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uiterlijk moet hebben verricht voor zover van toepassing;

    • c. de wijze waarop het subsidiebedrag wordt bepaald en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld;

    • d. het geraamde aantal uren per activiteit, de goedgekeurde forfaitaire uurtarieven alsmede de geraamde kosten derden per activiteit, en

    • e. de inhoud van het controleprotocol.

Artikel 8 Compensatie voor de arbeidskostenontwikkeling

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan de minister ambtshalve het maximale subsidiebedrag, genoemd in artikel 4, eerste lid, verhogen met een bedrag dat ten hoogste bedraagt het bedrag dat wordt verkregen door het bedrag van de looncomponent in de subsidie te indexeren met het percentage voor de arbeidskostenontwikkeling, genoemd in de desbetreffende loonbijstellingsbrief van het Ministerie van Financiën met betrekking tot compensatie voor de arbeidskostenontwikkeling van instellingen in de g&g-sector (code 935).

  • 2. De beschikking, bedoeld in het eerste lid, vermeldt tevens het bedrag van de looncomponent in de subsidie voor het volgende boekjaar. Voor het boekjaar 2012 vermeldt de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de looncomponent (prijspeil 2011).

Artikel 9 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 4:35 van de wet kan de minister de subsidieverlening geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel:

  • a. de aanvraag tot subsidieverlening niet in overeenstemming is met de wensen die de minister naar aanleiding van het concept, bedoeld in artikel 5, heeft kenbaar gemaakt;

  • b. de aanvraag niet voldoet aan artikel 6;

  • c. er in voorgaande boekjaren ten aanzien van de subsidieverlening dan wel subsidievaststelling toepassing is gegeven aan de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de wet.

Artikel 10 Voorwaarde begrotingsvoorbehoud

Voor zover de subsidie wordt verleend ten laste van de nog niet door de Staten-Generaal aangenomen rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Milieu, wordt in de beschikking tot subsidieverlening vermeld dat de subsidieverlening plaatsvindt onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld in de wet tot vaststelling van de rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Milieu.

Artikel 11 Voorschotverlening

  • 1. De minister kan ambtshalve en gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening een beschikking tot bevoorschotting verstrekken.

  • 2. Het voorschot wordt uitgekeerd in termijnen waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot bevoorschotting worden bepaald met dien verstande dat de voorschotverlening ten hoogste 95 procent van de verleende subsidie per boekjaar bedraagt.

Artikel 12 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. In aanvulling op de artikelen 4:68, 4:69 en 4:70 van de wet gelden de volgende verplichtingen:

    • a. het afronden van de uitvoering van activiteiten waarvoor subsidie is verleend, voor het tijdstip dat daarvoor is aangegeven in de beschikking tot subsidieverlening;

    • b. het onverwijld doen van een schriftelijke melding aan de minister van alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de subsidie en op de rechtmatige en de doelmatige aanwending daarvan zoals financiering van activiteiten vanuit andere bronnen;

    • c. het onverwijld doen van een schriftelijke melding aan de minister zodra aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteiten niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

    • d. het verlenen van medewerking aan een onderzoek naar de rechtmatige en doelmatige aanwending van de ontvangen subsidiegelden, dat wordt verricht namens of in opdracht van de minister of door de Algemene Rekenkamer en het verstrekken van desverlangd alle informatie aan degene die met dit onderzoek is belast;

    • e. het de minister vooraf schriftelijk op de hoogte stellen in geval bekendheid wordt gegeven aan gesubsidieerde activiteiten of standpunten met een politiek gevoelig of belangrijk beleidsmatig karakter;

    • f. het verlenen van medewerking binnen een door de minister te stellen termijn aan een door hem ingesteld evaluatieonderzoek teneinde te beoordelen in welke mate de subsidieontvanger bij het uitvoeren van een gesubsidieerde activiteit, een toegevoegde waarde heeft geleverd aan de in artikel 2, eerste lid, omschreven doelen van deze regeling;

    • g. het in acht nemen van het controleprotocol, en

    • h. het informeren van de minister over het wijzigen van de statuten.

  • 2. Voorts kan de minister bij de beschikking tot subsidieverlening verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a. het verkrijgen van andere financiële middelen, en

    • b. andere verplichtingen die de minister wenselijk acht ter verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3. Tevens draagt de subsidieontvanger er zorg voor dat:

    • a. een administratie wordt gevoerd die zodanig is ingericht dat een gescheiden administratie van kosten en baten wordt gevoerd voor de gesubsidieerde activiteiten enerzijds en de overige activiteiten anderzijds, en

    • b. een onderzoek als bedoeld in artikel 4:79, eerste lid, van de wet wordt uitgevoerd en dat dit onderzoek geschiedt met inachtneming van hetgeen daarover is bepaald in het controleprotocol.

Artikel 13 Toestemming minister

De subsidieontvanger behoeft toestemming van de minister voor:

  • a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

  • b. het ontbinden van de rechtspersoon, of

  • c. het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surseance van betaling.

Artikel 14 Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient de aanvraag tot subsidievaststelling in bij de minister binnen zes maanden volgend op het boekjaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een activiteitenverslag als bedoeld in artikel 4:75, eerste lid, van de wet;

    • b. een financieel verslag als bedoeld in artikel 4:75, eerste lid, van de wet, dat tevens inzichtelijk maakt het gerealiseerde aantal uren per activiteit, de goedgekeurde forfaitaire uurtarieven en de kosten derden per activiteit;

    • c. een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 4:78, derde lid, van de wet, en

    • d. een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 4:79, derde lid, van de wet.

Artikel 15 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1. De minister geeft een beschikking tot subsidievaststelling binnen tweeëntwintig weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2. De minister is bevoegd tot ambtshalve vaststelling van de subsidie indien de subsidieontvanger niet tijdig de aanvraag tot vaststelling heeft ingediend.

Artikel 16 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingenzijn belast de directeur en medewerkers van de auditdienst van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en, zonodig, andere bij besluit van de minister aangewezen personen.

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2012 en werkt terug tot en met 1 september 2011.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2015, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 18 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling TeamAlert 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

TOELICHTING

Algemeen

1. Aanleiding voor en doel van de subsidie

De stichting TeamAlert is een verkeersveiligheidsorganisatie voor en door jongeren. De stichting heeft tot nu toe op incidentele grondslag subsidie ontvangen. Omdat de maximale termijn voor incidentele subsidieverlening is verstreken, voorziet deze regeling erin meerjarig subsidiegelden aan de stichting TeamAlert te kunnen (blijven) verstrekken.

TeamAlert is in 2000 op initiatief van de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat opgericht om het bewustzijn van jongeren ten aanzien van hun kwetsbare positie in het verkeer te vergroten en zo hun verkeersveiligheid te verbeteren. TeamAlert bestaat uit een kleine vaste kern en een grote pool van betrokken jongeren. De doelgroep van TeamAlert bestaat uit jongeren van 12 tot en met 24 jaar. De afgelopen tien jaar heeft TeamAlert zich ontwikkeld tot een serieuze partner op het gebied van verkeersveiligheid, niet alleen voor het Rijk maar ook voor decentrale overheden.

De activiteiten van TeamAlert richten zich vooral op educatieve projecten en voorlichtingscampagnes gericht op beïnvloeding van risicoperceptie en mentaliteit van de doelgroep. Zo heeft TeamAlert de afgelopen jaren een aantal activiteiten ontwikkeld waarbij jongeren bijvoorbeeld door middel van een debat op basis van stellingen, theatersport of het maken van een film, aan het denken werden gezet over risicogedrag in het verkeer en hun eigen bijdrage hieraan. Voorbeelden van voorlichtingscampagnes zijn de fietsacties in de maand september in studentensteden, Bob-acties in discotheken, uitgaanscentra in binnensteden en sportkantines, de op drugs en verkeer gerichte campagne de Witte Waas op festivals en dancefeesten en een campagne gericht op scooterrijden. Bij alle activiteiten van TeamAlert staan centraal de uitgangspunten één op één communicatie (zowel offline als online), positieve benadering, humor en originaliteit.

De Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat geeft de mogelijkheid om bij ministeriële regeling subsidies te verstrekken voor activiteiten die passen in het verkeer- en vervoerbeleid. Deze wet vormt de wettelijke basis voor de onderhavige regeling. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu acht het wenselijk TeamAlert jaarlijks te subsidiëren omdat het borgen van het publieke belang van duurzame verkeersveiligheid voor jongeren een groot maatschappelijk nut dient en deze organisatie daartoe is ingericht. Wel vindt vanwege de subsidietaakstelling in het Regeerakkoord een korting plaats op de hoogte van het subsidieplafond. Voor 2012 bedraagt deze 0%, voor 2013 5%, voor 2014 15% en voor 2015 25%.

TeamAlert verricht voor wat betreft de gesubsidieerde activiteiten geen economische activiteiten in concurrentie met derden (dat wil zeggen het aanbieden van goederen en diensten op de markt) en is voorts goed geëquipeerd om de activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, uit te voeren, activiteiten die zonder een onafhankelijke organisatie als TeamAlert ook niet door de markt uitgevoerd zouden worden. Het gaat hierbij dus niet om een relatie tussen het rijk als opdrachtgever en TeamAlert als opdrachtnemer.

In het geval TeamAlert opdrachten aan derden verleent, dienen de aanbestedingsregels te worden gerespecteerd.

De subsidie stelt de organisatie van TeamAlert in staat om de belangrijkste pijlers van de stichting – educatie en voorlichting – te kunnen blijven continueren. Het beoogde effect is bewustwording creëren bij jongeren over hun eigen verantwoordelijkheid in het verkeer. Bij educatie ligt de focus op langdurige contactmomenten met leerlingen, bij voorlichting worden jongeren bereikt via diverse kanalen en met verschillende vervoersmiddelen als thema. Alle activiteiten staan het teken van inhoudelijke en organisatorische doorontwikkeling. Zo worden jongeren als kwetsbare groep in het verkeer op een aansprekende en doeltreffende manier bereikt en wordt het aantal verkeersslachtoffers onder jongeren verminderd.

De afdelingen 4.2.1 tot en met 4.2.7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn van rechtswege van toepassing op de subsidieverstrekking. De wet geeft de mogelijkheid ook afdeling 4.2.8 van toepassing te verklaren op per boekjaar verstrekte subsidies. Dit is in artikel 3 gebeurd. Omdat TeamAlert zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de onderhavige subsidie, is ook artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit artikel heeft betrekking op de inhoud van het financieel verslag.

2. Aanwijzingen voor subsidieverstrekking en risicoanalyse

De op 1 januari 2010 inwerking getreden Aanwijzingen voor subsidieverstrekking zijn in de onderhavige regeling geïmplementeerd. Het doel van deze aanwijzingen is om de uitvoerings- en administratieve lasten van subsidies te reduceren. Het gaat om vereenvoudiging van voorwaarden en procedures van de uitvoerings- en verantwoordingseisen. Voortgangsrapportages mogen bijvoorbeeld niet meer worden gevraagd van activiteiten waarvan de uitvoering korter dan twaalf maanden is.

De subsidieregeling is tevens getoetst aan de uitkomsten van de risicoanalyse die ingevolge aanwijzing 20 van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking verplicht is. In deze analyse is aanbevolen te komen tot een transparante tariefstelling door een andere systematiek van kostprijsberekening, toezending van een financieel jaarverslag teneinde beter te kunnen beoordelen of overheadkosten niet tweemaal worden gedekt en controle door een registeraccountant middels een controleprotocol. Teneinde economische activiteiten te voorkomen wordt aanbevolen een gescheiden boekhouding te voeren in verband met andere, niet gesubsidieerde activiteiten.

De risico’s zijn volgens de risicoanalyse laag tot gemiddeld. Omdat verantwoording wenselijk is, zowel inhoudelijk als financieel, is gekozen voor arrangement 3 van aanwijzing 19. Dit heeft geleid tot een ander systeem van kostentoerekening. Met dit systeem wordt de transparantie in de berekening van de subsidiabele kosten vergroot hetgeen de verantwoording van de kostenopbouw eenvoudiger maakt. In paragraaf 4 wordt hier nader op ingegaan.

3. Tussentijds overleg over het concept van een activiteitenplan

De minister voert jaarlijks overleg met TeamAlert over het concept van een activiteitenplan. Beoogd wordt dat TeamAlert op deze wijze ten aanzien van de keuze van de te subsidiëren activiteiten tijdig rekening kan houden met wensen van de minister als belangrijkste subsidiegever. En voorts dat al in een vroegtijdig stadium getoetst kan worden of het beoogde activiteitenplan in voldoende mate rekening houdt met het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008–2020. Dit consultatieproces is erop gericht de minister sturingsmogelijkheden te geven zodat beleidsdoelstellingen van het ministerie ook daadwerkelijk worden meegenomen. Bijkomend voordeel is dat de uiteindelijke aanvraag tot subsidieverlening aldus geen inhoudelijke verrassingen oplevert en de subsidie snel kan worden verleend, ruimschoots binnen de termijn van dertien weken.

4. Kostentoerekeningsysteem

Om een goede transparantie te verkrijgen tussen de hoogte van de subsidie en de werkelijke kosten, wordt in deze subsidieregeling gewerkt met kostendekkende forfaitair uurtarieven voor de activiteiten, op basis van de systematiek van de Handleiding Overheidstarieven 2011. Deze uurtarieven omvatten een salariscomponent en een overheadcomponent. De overheadcomponent is samengesteld uit huisvestingskosten, automatiseringskosten en indirecte kosten (uitgaven voor materieel waaronder exploitatiekosten, bureaukosten, reiskosten, opleidingskosten en inhuur van derden zoals schoonmaakpersoneel). De indirecte kosten betreffen zowel de indirecte kosten van de personen die uitvoering geven aan de subsidiabele activiteiten (de uitgaven voor materieel), als de kosten van niet direct betrokkenen die werkzaamheden verrichten samenhangend met de werkzaamheden en diensten van de wel betrokkenen, zoals stafdiensten (financiële dienst, personeelszaken, voorlichtingsdienst e.d.) en accountants.

De Aanwijzingen voor subsidieverstrekking noemen drie standaardberekeningswijzen voor de berekening van uurtarieven. Het forfaitair uurtarief is er één van (aanwijzing 19). De keuze voor dit instrument is ingegeven door de wens om een zo laag mogelijke administratieve lastendruk op TeamAlert te leggen. Voor de toepassing van de berekeningsmethode van de forfaitaire uurtarieven is aangesloten bij de praktijk van TeamAlert. Bij TeamAlert wordt gewerkt met drie uurtarieven voor alle activiteiten. Het is gebaseerd op het gemiddelde van de salariskosten en op een opslag voor de overheadkosten. De door TeamAlert te hanteren forfaitaire uurtarieven kunnen per boekjaar verschillen en behoeven de goedkeuring van het ministerie.

Eventuele salarissen die boven schaal 18 van de Handleiding liggen worden voor de berekening van het forfaitaire uurtarief op schaal 18 gesteld ter vermijding van financiering van bovenmatige inkomens met gemeenschapsgeld.

Naast de kosten van salarissen en overhead zijn er ook directe kosten voor inhuur van derden, bijvoorbeeld bij uitbesteding van een deel van de subsidiabele activiteiten alsmede de kosten van voor de subsidiabele activiteiten geleverde goederen en diensten zoals drukwerk, onderzoeksrapporten e.d. Ook dergelijke kosten – in de begripsbepaling van artikel 1 geduid als kosten derden – zijn subsidiabel.

5. Tijdstippen van het subsidieproces

Het subsidieproces kent een jaarlijkse cyclus. In de subsidieregeling zijn uiterlijke tijdstippen gesteld waaraan TeamAlert en de minister zijn gebonden. Het betreft per boekjaar voor:

  • Concept van een activiteitenplan (TeamAlert): 1 september;

  • Aanvraag tot subsidieverlening (TeamAlert): 1 november;

  • Beschikking tot subsidieverlening (minister): dertien weken na 1 november;

  • Aanvraag tot subsidievaststelling (TeamAlert): 1 juli;

  • Beschikking tot subsidievaststelling (minister): 22 weken na ontvangst van de aanvraag.

De subsidieontvanger dient de aanvragen tot subsidieverlening en tot subsidievaststelling in bij de minister, feitelijk geadresseerd SSO-F&I, Team Subsidies, kamer B 01.16, Postbus 20901, 2500 EX Den Haag.

6. Administratieve lasten

De subsidieregeling is in hoofdzaak een voortzetting van vorige incidentele subsidieverleningen. De aanpassing aan de nieuwe Aanwijzingen voor subsidieverstrekking levert op bepaalde onderdelen meer en op andere onderdelen minder administratieve lasten op ten opzichte van de incidentele subsidieverleningen. In de paragrafen 2 en 4 is hier nader op ingegaan. De verzwaring van de administratieve lasten die voortvloeit uit de subsidieregeling komen op circa € 18.472,– per jaar. Dit is, uitgaande van het subsidieplafond voor 2012, 1,9% van het jaarlijkse subsidiebedrag in de periode 2012–2015.

Artikelsgewijs

Artikel 2

TeamAlert kan jaarlijks op basis van deze subsidieregeling een aanvraag voor subsidie indienen bij de minister op basis waarvan, na een positieve beoordeling, de subsidieverstrekking zal plaatsvinden. Niet elke activiteit van TeamAlert komt op grond van dit artikel voor subsidie in aanmerking. Artikel 2 omschrijft het kader waaraan de aanvraag moet voldoen. Verder vormt ook het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008–2020 hiervoor de basis.

Het tweede lid bevat een anti-cumulatiebepaling. Mocht blijken dat de te subsidiëren activiteiten door een ander bestuursorgaan zijn of worden gesubsidieerd, dan zal subsidieverstrekking door het ministerie voor dat deel achterwege blijven. Hetzelfde geldt voor inkomsten van derden die zonder tegenprestatie zijn of worden verkregen. Het is namelijk mogelijk dat bepaalde activiteiten op grond van meer dan één regeling voor subsidie in aanmerking kunnen komen, maar het is ongewenst dat ten behoeve van dezelfde activiteiten een beroep gedaan kan worden op meerdere subsidie-instrumenten van de overheid, voor zover dit leidt tot meer dan 100%-financiering.

Artikel 3

Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing verklaard wegens de sterke betrokkenheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, zowel inhoudelijk als financieel, bij deze, per boekjaar te verstrekken subsidies.

Artikel 4

Dit artikel geeft aan welk bedrag aan subsidie maximaal wordt verstrekt per boekjaar.

Een boekjaar is gelijk aan een kalenderjaar (artikel 4:68 Awb).

Artikel 5

Dit artikel vermeldt de datum waarop uiterlijk een concept van een activiteitenplan aan de minister wordt toegezonden. Tevens wordt aangegeven welke gegevens bij het concept dienen te worden gevoegd.

Artikel 6

De subsidieverlening geschiedt op aanvraag. Artikel 6 bepaalt welke bescheiden dienen te worden bijgevoegd alsmede de inhoud ervan.

Artikel 4:65 van de Awb bevat een verplichting om bij de aanvraag mededeling te doen van eventuele andere aangevraagde subsidies voor dezelfde activiteiten.

Artikel 7

In de beschikking tot subsidieverlening wordt onder meer vermeld de wijze waarop het subsidiebedrag wordt bepaald. Uitgangspunt zal zijn dat de hoogte van de subsidieverlening uiteindelijk wordt bepaald door berekening van het aantal uren dat daadwerkelijk aan de activiteiten is besteed, vermenigvuldigd met de goedgekeurd forfaitaire uurtarieven, alsmede de werkelijke kosten derden. Aangesloten wordt bij de systematiek van de Handleiding Overheidstarieven 2011. Het aldus verkregen subsidiebedrag kan evenwel het bedrag van het subsidieplafond niet overstijgen. Het subsidiebedrag wordt verrekend met de voorschotten.

De beschikking tot subsidieverlening vermeldt voorts het tijdstip waarop TeamAlert de activiteiten moet hebben afgerond. Uiteraard zal ingeval van doorlopende activiteiten dit als zodanig worden aangegeven.

Artikel 8

Dit artikel geeft de minister de mogelijkheid eventuele looncompensaties te laten doorwerken in de hoogte van het maximale subsidiebedrag, voor zover daarvoor van Rijkswege voldoende gelden beschikbaar worden gesteld. Het is niet bedoeld als automatisme, maar het geeft de minister een instrument om de subsidieontvanger tussentijds enige compensatie van gestegen loonkosten te bieden. Indien de compensatie wordt gegeven kan deze niet hoger zijn dan de loonbijstellingsbrief van de minister van Financiën. Het betreft hier een ambthalve beschikking ten voordele van TeamAlert. De mogelijkheid van bezwaar en beroep staat open.

Artikel 9

In artikel 4:35 van de Awb wordt een niet-limitatieve opsomming gegeven van de algemeen geldende gronden om een subsidieaanvraag te weigeren. Met name de weigeringgrond van het eerste lid, onder b, van dat artikel is van belang: er is gegronde twijfel dat de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Dit betekent dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien TeamAlert de verplichtingen uit de Awb maar ook op grond van deze regeling niet nakomt.

Naast deze wettelijke weigeringsgronden zijn in artikel 9 van de subsidieregeling een aantal aanvullende gronden opgenomen om de aanvraag tot subsidieverlening geheel of ten dele te weigeren. Zo kan weigering plaatsvinden indien in het verleden toepassing is gegeven aan de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de Awb, bijvoorbeeld als in voorgaande jaren de beschikking tot subsidieverlening respectievelijk tot subsidievaststelling is gewijzigd of ingetrokken als gevolg van aan de subsidieontvanger toe te rekenen specifieke omstandigheden. Het bewust verstrekken van onjuiste gegevens is een van deze omstandigheden. Voor een uitvoerige beschrijving van deze omstandigheden wordt verwezen naar voornoemde artikelen uit de Awb.

Naast deze discretionaire weigeringsgronden bevat de Awb ook een imperatieve weigeringgrond (artikel 4:25 tweede lid). Indien de aanvraag tot subsidieverlening het subsidieplafond overschrijdt, moet de aanvraag gedeeltelijk worden geweigerd. Welk deel van de aanvraag (met andere woorden: welke activiteit) wordt geweigerd, is ter beoordeling van de minister.

Artikel 10

Dit artikel maakt het mogelijk in de beschikking een begrotingsvoorbehoud op te nemen als bedoeld in artikel 4:34 van de Awb. Op grond van dit voorbehoud kan de minister de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van TeamAlert verlagen (art. 4:50 Awb) indien in de door de Staten-Generaal vastgestelde rijksbegroting (onderdeel Infrastructuur en Milieu) onvoldoende gelden zijn opgenomen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij een financiële taakstelling van het Rijk. Het eventueel beroep op een begrotingsvoorbehoud moet door de minister binnen vier weken na het aannemen van de begrotingswet worden gedaan. De taakstelling als gevolg van het Regeerakkoord is reeds verwerkt in het subsidieplafond van 2013 en volgende.

Artikel 11

In dit artikel is gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid om voorschotten te verlenen. Voorschotten zijn op grond van het tweede lid mogelijk tot ten hoogste 95% van het maximumbedrag van de subsidie. Dit is weliswaar een uitzonderlijk hoog percentage doch wenselijk, omdat TeamAlert voor een groot deel afhankelijk is van de geldstroom van de minister en zonder dit bedrag aan voorschotten in ernstige financiële problemen zou geraken.

TeamAlert heeft de plicht bij de aanvraag tot subsidieverlening een helder inzicht in het verloop van de liquiditeit te geven (artikel 6, tweede lid, onder e).

Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt. Een aparte aanvraag tot bevoorschotting is dus niet nodig. TeamAlert is verplicht te melden, indien er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. De minister kan vervolgens, indien nodig door een wijziging van de verleningbeschikking en het bevoorschottingsregime, de hoogte van de voorschotten aanpassen. Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten), uitgekeerd aan TeamAlert.

Artikel 12

Het eerste lid van dit artikel bevat verplichtingen van de subsidieontvanger. De in onderdeel c. genoemde meldingsplicht is nodig omdat op grond van de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking niet mag worden gevraagd om tussentijdse voortgangsverslagen bij activiteiten waarvan de uitvoering korter dan twaalf maanden in beslag neemt.

De in onderdeel f. opgenomen evaluatiebepaling vloeit voort uit een wettelijke verplichting (artikel 4:24 van de Awb). De resultaten van de evaluatie kunnen bouwstenen zijn voor een eventuele nieuwe regeling. De medewerking van TeamAlert bij de totstandkoming van het evaluatieverslag is onontbeerlijk en derhalve wordt een verplichting daartoe in de subsidieregeling neergelegd. In de evaluatie zal onder meer worden gekeken naar eventueel oneigenlijk gebruik van de subsidieregeling. Op grond van de Awb dient het evaluatieverslag in elk geval eenmaal in de vijf jaren te worden gepubliceerd. Overigens zal het ministerie de komende tijd onderzoek laten doen naar de vraag of er na 2015 samenwerkingsvormen mogelijk zijn tussen TeamAlert en Veilig Verkeer Nederland en zo ja, welke dat zijn. De resultaten van dit onderzoek kunnen ook gevolgen hebben voor een eventuele opvolgende subsidieperiode en de wijze waarop deze wordt ingevuld.

Het tweede lid maakt het mogelijk bij de beschikking tot subsidieverlening aanvullende verplichtingen te stellen.

Vanuit het oogpunt van het afleggen van rekening en verantwoording van de subsidiegelden is in het derde lid, onderdeel a, de bepaling opgenomen dat TeamAlert zorg draagt voor een gescheiden administratie, dat wil zeggen: de door Infrastructuur en Milieu gesubsidieerde activiteiten moeten worden onderscheiden van de overige activiteiten van TeamAlert.

Ook de Awb kent een aantal verplichtingen met betrekking tot de administratie. Zo is de subsidieontvanger op grond van artikel 4:69 van de Awb verplicht een (financiële) administratie te voeren, zodanig dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en plichten alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan. Deze administratie en de bijbehorende bescheiden dienen gedurende zeven jaren te worden bewaard.

Artikel 13

Met het oog op het al dan niet continueren van de toekenning van subsidie aan TeamAlert is het van belang dat wijzigingen in de rechtspersoonlijkheid en het voortbestaan van de stichting de instemming van de minister hebben. Dit artikel voorziet hierin.

Artikel 14

Ter afronding van het subsidieproces dient TeamAlert een aanvraag in tot subsidievaststelling. Het tweede lid noemt de bescheiden die moeten worden bijgevoegd, zoals het activiteitenverslag en het financieel verslag.

Het activiteitenverslag en het financieel verslag zijn wettelijk verplicht (artikel 4:75, eerste lid, van de Awb).

Onderdeel d. van het tweede lid betreft de zogeheten uitgebreide accountantscontrole. Artikel 4:79 van de Awb maakt het mogelijk dat de accountantscontrole zich eveneens uitstrekt tot de vraag of TeamAlert zich heeft gehouden aan verplichtingen die in het kader van de subsidieverstrekking zijn gesteld. Van deze mogelijkheid wordt in onderdeel d. gebruik gemaakt. Daarbij gaat het om verplichtingen die voortvloeien uit de Awb maar ook uit de onderhavige subsidieregeling.

Artikel 15

In de beschikking tot subsidievaststelling wordt het bedrag aan vastgestelde subsidie vermeld. Ingevolge artikel 4:46, eerste lid, van de Awb wordt de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening vastgesteld. De subsidie kan echter op een lager bedrag worden bepaald in specifieke gevallen, opgesomd in artikel 4:46, tweede lid, van de Awb.

Artikel 16

Dit artikel bepaalt welke functionarissen binnen het ministerie toezichthouder zijn. In afdeling 5.2 van de Awb (artikel 5:11 tot en met 5:20) wordt een aantal bevoegdheden genoemd waarover de toezichthouder beschikt, met name de bevoegdheid om inlichtingen te vorderen en de bevoegdheid inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden alsmede daarvan kopieën te maken. TeamAlert dient ingevolge artikel 5:20, eerste lid, van de Awb en 6, tweede lid, van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat aan de toezichthouder alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is (artikel 5:13 van de Awb).

Artikel 17

De onderhavige regeling heeft een beperkte werkingsduur. Zo kan in een eventuele daaropvolgende subsidieregeling rekening worden gehouden met de resultaten van de evaluatie.

Omdat dit de eerste meerjarige subsidieregeling is voor TeamAlert welke mede betrekking heeft op het subsidietraject voor 2012, is het, gelet op de ter zake geldende termijnen in 2011, noodzakelijk terugwerkende kracht te verlenen aan de onderhavige regeling. Aldus kan de continuïteit in de subsidieverlening worden geborgd. TeamAlert is al geruime tijd betrokken bij de inhoud van de regeling. De haalbaarheid van de termijnen en verplichtingen in het deel van het subsidietraject dat op 2011 betrekking heeft, zijn met haar afgestemd. De terugwerkende kracht levert geen belemmeringen op voor TeamAlert. Een aparte overgangsbepaling voor dat jaar is derhalve niet nodig.

Ingevolge het tweede lid vervalt de regeling per 1 januari 2015, maar blijft in verband met de afwikkeling van reeds verleende subsidies van toepassing op die subsidies. Zo kan de afwikkeling van de subsidie voor 2015 blijven vallen onder de onderhavige regeling mits zij in 2014 is verleend.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Naar boven