De Minister van Veiligheid en Justitie,
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
Gelet op artikel 20, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
Besluit:
ARTIKEL I
Artikel 22 van de Luchtvaartwet BES wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tweede lid komt te luiden:
-
2. Het bepaalde bij of krachtens afdeling 3A van Hoofdstuk IV van de Luchtvaartwet is met uitzondering van § 4 van overeenkomstige
toepassing op de beveiliging van de burgerluchtvaart, met dien verstande dat in de artikelen 37ab, 37ae, eerste en tweede
lid, en 37t de verwijzing naar ‘een EG-verordening voor zover deze betrekking heeft op de beveiliging van de burgerluchtvaart’
buiten beschouwing blijft.
b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
4. Bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan ten aanzien van bepaalde luchthavens vrijstelling worden verleend
van een of meer van de beveiligingsmaatregelen die bij of krachtens afdeling 3A van Hoofdstuk IV van de Luchtvaartwet zijn
vastgesteld. Indien een vrijstelling is verleend, kan Onze Minister van Veiligheid en Justitie met het oog op een adequate
beveiliging aanwijzingen geven over vervangende maatregelen.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2011.
TOELICHTING
Op grond van artikel 20, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba kan bij ministeriële
regeling een wet van Antilliaanse oorsprong worden gewijzigd, voor zover dit noodzakelijk is voor de toepassing van die wet.
Van die mogelijkheid is gebruikt gemaakt, omdat de Luchtvaartwet BES op drie punten (waarvan één inhoudelijk) verbetering
behoeft om adequaat te kunnen worden toegepast.
Conform artikel 21, eerste lid, van genoemde invoeringswet zal een voorstel van wet tot goedkeuring van deze ministeriële
regeling op korte termijn bij de Staten-Generaal worden ingediend.
De inhoudelijke aanpassing betreft artikel 22, vierde lid (nieuw): de introductie van een bevoegdheid van de Minister van
Veiligheid en Justitie om ontheffing te verlenen van de beveiligingsmaatregelen die bij of krachtens Hoofdstuk IV, afdeling
3A, van de Luchtvaartwet zijn vastgesteld, en, indien ontheffing is verleend, om aanwijzingen te geven over vervangende beveiligingsmaatregelen,
zodat een adequate beveiliging is gegarandeerd. Van de bevoegdheid zal in de praktijk gebruik worden gemaakt op basis van
een lokale risicobeoordeling, waarbij rekening wordt gehouden met dreigingsinformatie, de grootte van de luchtvaartuigen en/of
de aard, schaal of frequentie van de vlucht- of andere relevante activiteiten op de luchthaven. Besluitvorming met het oog
op een adequate beveiliging wordt afgestemd met de Minister van Infrastructuur en Milieu, indien de maatregelen waaromtrent
besloten wordt, hem mede aangaan.
Naar verwachting zal met name voor Sint Eustatius en Saba gebruik worden gemaakt van dit artikellid.
Deze wijziging is doorgevoerd naar analogie met de bevoegdheden die de Minister van Veiligheid en Justitie in het Europese
deel van Nederland al heeft op basis van Verordening (EU) nr. 1254/2009 en op grond van punt 1.0.3. van de bijlage van Verordening
(EU) nr. 185/2010. Deze Europese regelgeving is evenwel niet van toepassing op de BES-eilanden, zodat het noodzakelijk is
om in onderhavige regeling een vergelijkbare bepaling op te nemen ten behoeve van de BES-eilanden.
Artikel 22, tweede lid, is voor de leesbaarheid integraal opgenomen, omdat er twee technische aanpassingen in dat lid zijn
doorgevoerd.
De woorden ‘Bij of krachtens’ zijn toegevoegd om boven ieder twijfel verheven te laten zijn dat niet alleen afdeling 3A van
Hoofdstuk IV van de Luchtvaartwet van overeenkomstige toepassing is op de beveiliging van de burgerluchtvaart op Bonaire,
Sint Eustatius en Saba, maar dat ook de op basis van die afdeling getroffen lagere regelingen daarop van overeenkomstige toepassing
zijn.
Het artikellid beoogde voorts te regelen dat de naleving van een verplichting die voortvloeit uit een EG-verordening voor
zover deze betrekking heeft op de beveiliging van de burgerluchtvaart, buiten beschouwing blijft op Bonaire, Sint Eustatius
en Saba. Door de gebruikte formulering werd dat oogmerk evenwel alleen bereikt voor artikel 37ae, eerste lid, terwijl in de
artikelen 37ab, 37ae, tweede lid, en 37t vergelijkbare (maar niet identieke) verwijzingen zijn opgenomen. Deze plaatsen zijn
nu alle expliciet genoemd, waardoor het artikel aan zijn oorspronkelijke bedoeling beantwoordt.
Deze toelichting is opgesteld in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten.