Bestuursakkoord Decentralisatie Waddenfonds

Harlingen, 14 september 2011

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Provinsje Fryslân

Provincie Groningen

Provincie Noord-Holland

Preambule

Het toenmalige kabinet heeft in 2005 een bedrag van 800 miljoen euro beschikbaar gesteld voor additionele investeringen in het waddengebied. Een bedrag 122,4 miljoen euro daarvan is besteed aan de nadeelcompensatie kokkelvisserij. Op 9 juli 2007 is de Wet op het Waddenfonds in werking getreden (Staatsblad 2007, nr. 234) met een budget van 677,6 miljoen euro over de periode 2007 tot en met 2026 als onderdeel van de uitvoering van het rapport van de commissie Meijer over de aardgaswinning onder de Waddenzee.

Het Waddenfonds is gedurende de 20 jarige looptijd verzekerd van voeding (Kamerstukken II 2005/06, 29 684 nr. 46). Er is geen relatie met de gasopbrengsten en evenmin met de eventuele gevolgen van het ‘hand-aan-de kraan-principe’. Dit betekent dat bij het stopzetten van de gaswinning, de afspraken over bovengenoemde storting in het fonds overeind blijven.

Het begrotingsfonds strekt ter financiering van extra investeringen in het waddengebied1 waarmee de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap beoogd worden. De voorkeur gaat uit naar programma’s en projecten die zowel de ecologie als een duurzame ontwikkeling van het waddengebied ten goede komen. Het primaat van de natuur wordt onderschreven. Versterking van de natuurkwaliteit van de Waddenzee zal het menselijk medegebruik meer ruimte kunnen bieden.

In het regeerakkoord VVD-CDA ‘Vrijheid en Verantwoordelijkheid’ van 30 september 2010 is aangegeven dat het kabinet Rutte het Waddenfonds zal decentraliseren naar de Waddenprovincies met een efficiencykorting van 75 miljoen euro. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft in haar brief van 8 februari 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 29 684 nr. 91) aangegeven dat zij het Waddenfonds per 1 januari 2012 zal decentraliseren naar de provincies Fryslân, Groningen en Noord-Holland, waarmee de besteding van de middelen een autonome taak van deze provincies wordt. De Tweede Kamer heeft hier op 27 april 2011 mee ingestemd. De decentralisatie van het Waddenfonds per 1 januari 2012 naar de Waddenprovincies is uitgewerkt in dit Bestuursakkoord. De Wet op het Waddenfonds zal worden ingetrokken. Het kabinet heeft daartoe een intrekkingswet in procedure gebracht. De intrekking van de Wet op het Waddenfonds behoeft de goedkeuring van de Staten-Generaal. De Waddenprovincies zullen na de decentralisatie en het intrekken van deze wet de term ‘Waddenfonds’ blijven gebruiken.

In de periode 2008 tot en met 2010 is er aan 54 projecten subsidie verleend middels een tendersysteem. De inhoudelijke en financiële afwikkeling van de op 1 januari 2012 nog niet afgeronde projecten uit de eerste drie tenders zal aan de Waddenprovincies worden overgedragen, zodat er niet twee uitvoeringsorganisaties Waddenfonds naast elkaar bestaan.

Partijen

De minister van Infrastructuur en Milieu, mevrouw M.H. Schultz van Haegen, handelend als bestuursorgaan,

en

De provincie Fryslân, handelend ter uitvoering van het besluit van Gedeputeerde Staten van 19 juli 2011, in deze vertegenwoordigd door gedeputeerde mevrouw C. Schokker- Strampel, daartoe gevolmachtigd door de Commissaris van de Koningin,

De provincie Groningen, handelend ter uitvoering van het besluit van Gedeputeerde Staten van 12 juli 2011, in deze vertegenwoordigd door gedeputeerde de heer W. van der Ploeg, daartoe gevolmachtigd door de Commissaris van de Koningin,

De provincie Noord-Holland, handelend ter uitvoering van het besluit van Gedeputeerde Staten van 30 augustus 2011,in deze vertegenwoordigd door gedeputeerde mevrouw J. Geldhof, daartoe gevolmachtigd door de Commissaris van de Koningin,

hierna gezamenlijk te noemen: de Waddenprovincies,

Komen het volgende overeen:

A. Ten aanzien van de doelstellingen en aanpak

Artikel 1

De middelen van het Waddenfonds hebben uitsluitend ten doel om financieel bij te dragen aan activiteiten, anders dan reguliere investeringen of beheers- of onderhoudswerken, die gericht zijn op of bijdragen aan:

  • a. het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het waddengebied;

  • b. het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee;

  • c. een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied dan wel gericht zijn op een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aangrenzende gebieden;

  • d. het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied.

Deze bestedingsdoelen blijven gehandhaafd na decentralisatie van de middelen uit het Waddenfonds.

Artikel 2

Het oorspronkelijke werkingsgebied zoals gedefinieerd in de Wet op het Waddenfonds blijft na decentralisatie van de middelen uit het Waddenfonds gehandhaafd, te weten: de Waddenzee, de Waddeneilanden, de zeegaten tussen de eilanden, de Noordzeekustzone tot 3 zeemijl uit de kust, alsmede het grondgebied van de aan de Waddenzee grenzende vastelandsgemeenten. Voor de transitie naar een duurzame energiehuishouding omvat het werkingsgebied tevens de provincies Fryslân, Groningen en de kop van Noord-Holland voor zover het betreft de gemeenten Hoorn, Wognum, Opmeer, Opdam, Heerhugowaard, Langedijk, Harenkarspel, Zijpe en het gebied ten noorden daarvan. In geval van gemeentelijke herindeling geldt voor de toepassing van deze regeling het grensbeloop zoals dat ten tijde van het inwerkingtreden van de Wet op het Waddenfonds van kracht was.

Artikel 3

De gelijke verdeling van de middelen aan het einde van de periode (2026) uit het Waddenfonds tussen duurzame economie en ecologie, zoals opgenomen in de Wet op het Waddenfonds, wordt na decentralisatie van de middelen uit het Waddenfonds in stand gehouden.

Artikel 4

Programma’s en projecten worden nooit volledig gefinancierd uit het Waddenfonds. Er zal altijd sprake zijn van financiering door meerdere partijen, waardoor er per saldo in het waddengebied meer wordt geïnvesteerd dan het bedrag van de middelen uit het Waddenfonds alleen.

Artikel 5

Rijkspartijen kunnen geen aanspraak maken op middelen uit het Waddenfonds voor de financiering van projecten, programma’s en investeringen.

Artikel 6

De middelen uit het Waddenfonds zullen door de Waddenprovincies op een programmatische wijze worden besteed. Uitzondering daarop zijn twee budgetten voor respectievelijk Lokale Innovaties en Kennishuishouding.

Artikel 7

De Waddenprovincies informeren de minister van Infrastructuur en Milieu uiterlijk op

1 januari 2012 op welke wijze een onafhankelijke kwaliteitstoets van de voorstellen die leiden tot besteding van middelen uit het Waddenfonds door de Waddenprovincies wordt vormgegeven.

B. Ten aanzien van de samenwerking tussen de Waddenprovincies en de overdracht van de middelen

Artikel 8

De minister van Infrastructuur en Milieu draagt alle middelen in het huidige Waddenfonds, inclusief de middelen betrokken bij de afwikkeling van de lopende projecten uit de eerste drie tenders, over aan de Waddenprovincies.

Artikel 9

De Waddenprovincies beschikken in gezamenlijkheid over de gelden van het Waddenfonds. De provincie Fryslân treedt op als penvoerder namens de Waddenprovincies. Daarmee is de provincie Fryslân tevens verantwoordelijk voor het organiseren van de gezamenlijke besluitvorming met de provincies Noord-Holland en Groningen over de besteding van de middelen uit het Waddenfonds. Overdracht van middelen zal plaatsvinden via de decentralisatie-uitkering uit het Provinciefonds aan de provincie Fryslân.

Artikel 10

  • a. De beschikbare middelen in het Waddenfonds over de periode 2012 tot en met 2026 worden bij de begrotingsvoorbereiding 2012 door de minister van Infrastructuur en Milieu via het Provinciefonds ter beschikking gesteld aan de Waddenprovincies. Het betreft de volgende reeks:

    2012

    2013

    2014

    2015

    2016-2026

    28.878

    36.824

    38.690

    40.499

    28.878

    Bedragen x 1000 euro

  • b. Het beschikbare bedrag voor 2011 van € 33 miljoen wordt eveneens door de minister van Infrastructuur en Milieu bij de begrotingsvoorbereiding 2012 via het Provinciefonds ter beschikking gesteld aan de Waddenprovincies.

    2011

    33.000

    Bedragen x 1000 euro

  • c. De in het Waddenfonds beschikbare middelen (Hfd XI, art 5) worden in 2012 door de minister van Infrastructuur en Milieu aan de Waddenprovincies ter beschikking gesteld, nadat alle door het ministerie van Infrastructuur en Milieu gedane uitgaven (zowel projectkosten als apparaatskosten) daarmee verrekend zijn. De minister van Infrastructuur en Milieu geeft inzicht in de lopende verplichtingen uit de eerste drie tenders en de beschikbare kasmiddelen. Dat inzicht is gebaseerd op de gebruikelijke jaarlijkse financiële overzichten, die zijn voorzien van een controleverklaring.

Artikel 11

De Waddenprovincies spreken onderling af dat de binnen de gehele looptijd van dit bestuursakkoord niet bestede middelen alsnog worden ingezet ten behoeve van de realisatie van de doelstellingen van het Waddenfonds en dus niet terugvloeien naar de algemene middelen van de Waddenprovincies. De Waddenprovincies spreken onderling af dat zij zorgen voor een effectieve en doelmatige inzet van de middelen en de verantwoording hierover volgens de richtlijnen van het ‘Besluit begrotingenverantwoordingprovincies en gemeenten’.

Artikel 12

De Waddenprovincies dragen zorg voor een professionele uitvoeringsorganisatie per 1 januari 2012 voor het beheren van het Waddenfonds door de Waddenprovincies en informeren de minister van Infrastructuur en Milieu daar uiterlijk op 1 januari 2012 over.

C. Ten aanzien van het overgangsrecht en de projecten uit de eerste drie tenders

Artikel 13

In het overgangsrecht bij de het voorstel tot intrekking van de Wet op het Waddenfonds is bepaald dat voor de afwikkeling van de lopende projecten uit de eerste drie tenders Gedeputeerde Staten van Fryslân in de plaats treden van de minister van Infrastructuur en Milieu.

Artikel 14

De provincie Fryslân zorgt er als penvoerder namens de Waddenprovincies voor dat de lopende verplichtingen uit de eerste drie tenders worden afgewikkeld volgens de betreffende artikelen in de Wet op het Waddenfonds en de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds. Voor decentrale overheden geldt dat na decentralisatie het financiële regime gaat gelden dat behoort bij de decentralisatie-uitkering zoals vastgelegd in de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 15

De nog lopende bezwaar- en beroepsprocedures tegen het afwijzen van subsidieaanvragen uit de eerste drie tenders, worden afgehandeld door de minister van Infrastructuur en Milieu. Subsidies die alsnog worden toegekend worden gefinancierd uit de beschikbare middelen voor het Waddenfonds. De afwikkeling van die projecten wordt door de minister van Infrastructuur en Milieu overgedragen aan de Waddenprovincies.

Artikel 16

De minister van Infrastructuur en Milieu draagt zorg voor de afhandeling van gerechtelijke procedures die worden aangespannen met betrekking tot reeds gehonoreerde projecten uit het Waddenfonds en die eventueel leiden tot een verplichting tot het betalen van een schadevergoeding. Door de rechter toegewezen schadevergoedingen komen ten laste van het Waddenfonds.

D. Ten aanzien van de monitoring en evaluatie

Artikel 17

De Waddenprovincies spreken onderling af dat zij zorgdragen voor een evaluatie- en monitoringsystematiek voor het Waddenfonds per 1 januari 2012.

Artikel 18

De Waddenprovincies spreken onderling af dat zij zorgdragen voor een jaarlijkse openbare voortgangsrapportage over het Waddenfonds.

E. Ten aanzien van geschillen, afdwingbaarheid, looptijd en wijziging

Artikel 19

Alle geschillen tussen de minister van Infrastructuur en Milieu en de Waddenprovincies in verband met dit bestuursakkoord of met afspraken die daarmee samenhangen kunnen – indien partijen niet tot overeenstemming kunnen komen – door één of meerdere van de partijen worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Den Haag.

Artikel 20

Dit bestuursakkoord treedt de dag na ondertekening in werking en wordt gesloten voor de periode tot en met 31 december 2026.

Artikel 21

Elke partij kan de andere partijen schriftelijk vragen het bestuursakkoord te wijzigen.

Alle partijen moeten schriftelijk met de voorgestelde wijziging instemmen.

Aldus overeengekomen en getekend in viervoud te Harlingen, 14 september 2011,

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen.

De provincie Fryslân,

C. Schokker-Strampel.

De provincie Groningen,

W. van der Ploeg.

De provincie Noord-Holland,

J. Geldhof.


X Noot
1

Zie artikel 2 voor een omschrijving van de begrenzing.

Naar boven