Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 22 september 2011, nr. 229796, houdende tijdelijke vrijstelling van artikel 4b, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu

Gelet op artikel 64, tweede en derde lid, van de Wet Bodembescherming;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. grond:

dat deel van de bodem dat wordt gebruikt of is bestemd om te worden gebruikt als voedingsbodem voor planten;

b. bedrijf:

geheel van productie-eenheden bestaande uit één of meer gebouwen of afgescheiden gedeelten daarvan en de daarbij behorende landbouwgrond, uitsluitend of onder meer dienende tot de uitoefening van enige vorm van landbouw, zulks beoordeeld naar de feitelijke omstandigheden;

c. zand- of lössgrond:

perceel waarvan blijkens representatieve grondmonsters ten minste de helft van de oppervlakte voor meer dan de helft van de dikte van de grondlaag tot een diepte van 80 centimeter onder het maaiveld bestaat uit zand of löss, en zoals deze is aangeduid op de krachtens artikel 1, vierde lid, van de Meststoffenwet vastgestelde kaarten;

d. perceel:

aaneengesloten, door wegen, waterwegen, sloten, houtopstanden, muren, wallen of anderszins topografisch begrensde oppervlakte grond, dan wel het gedeelte daarvan behorend tot één bedrijf;

e. landbouwer:

natuurlijke persoon of rechtspersoon die, of samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat enige vorm van landbouw uitoefent op een bedrijf;

f. Dienst Regelingen:

Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

g. grasland:

grond die voor ten minste 50 procent uit gras bestaat dat is of wordt gebruikt voor beweiding met dieren of voor de winning van het gewas voor vervoedering aan dieren.

Artikel 2

Van het in artikel 4b, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen gestelde verbod wordt in de periode van 1 september 2011 tot en met 30 september 2011 vrijstelling verleend voor grasland gelegen op zand- of lössgrond, voor zover sprake is van zodanige aantasting van het grasland als gevolg van engerlingen, dat:

  • a. zonder vernietigen van dat grasland gevolgd door herinzaai, in 2012 een ten minste 25 procent lagere grasproductie op dat perceel of perceelsgedeelte is te verwachten, en

  • b. de totale oppervlakte die voor vernietiging in aanmerking komt ten minste 5 procent uitmaakt van de totale oppervlakte grond die bij het bedrijf in gebruik is.

Artikel 3

  • 1. Voor de toepassing van artikel 2 wordt als aantasting uitsluitend in aanmerking genomen een aantasting die op basis van onderzoek ter plaatse is vastgesteld door een onafhankelijk taxateur die over aantoonbare expertise beschikt op het terrein van vaststelling van schade aan grasland aangericht door dieren, en die is vastgelegd in een door de desbetreffende taxateur opgemaakt en ondertekend taxatierapport.

  • 2. Het taxatierapport is voorzien van foto’s van de desbetreffende percelen of perceelsgedeelten en bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a. de naam, het adres en het door de Dienst Regelingen ter identificatie van het bedrijf van de landbouwer wiens percelen zijn onderzocht verstrekte relatienummer;

    • b. de locatie van de desbetreffende percelen of perceelsgedeelten, ingetekend op de bedrijfskaart, bedoeld in bijlage I van de Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave 2011;

    • c. de datum van het onderzoek;

    • d. de resultaten van het onderzoek; en

    • e. alle overige waarnemingen die van invloed kunnen zijn op de uitkomsten van het onderzoek.

Artikel 4

  • 1. Aan de in artikel 2 bedoelde vrijstelling zijn de volgende voorschriften verbonden:

    • a. voorafgaand aan de vernietiging van de graszode op het grasland, meldt de landbouwer het bedrijf voor de toepassing van artikel 2 aan bij de Dienst Regelingen;

    • b. direct aansluitend op de vernietiging van de graszode vangt op de desbetreffende grond het inzaaien van gras aan; en

    • c. het taxatierapport, bedoeld in artikel 3, wordt op het bedrijf bewaard.

  • 2. De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde melding geschiedt telefonisch, onder vermelding van het door de Dienst Regelingen ter identificatie van het desbetreffende bedrijf van de landbouwer verstrekte relatienummer en het correspondentieadres van de landbouwer.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, werkt terug tot en met 1 september 2011 en vervalt met ingang van 1 oktober 2011.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstellingsregeling vernietigingsverbod graslanden 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 september 2011

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.

TOELICHTING

Sinds 1 januari 2006 is het op grond van artikel 4b van het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) niet toegestaan in de periode van 1 juni tot 1 februari de graszode van grasland gelegen op zandgronden te vernietigen. Dit verbod is ingesteld om te voorkomen dat na het vernietigen van de graszode ophoping optreedt van minerale stikstof in de bodem door het afsterven van de wortels en stoppels en versnelde mineralisatie plaatsvindt van organische stof in de bodem. Deze minerale stikstof is gevoelig voor verlies via uit- en afspoeling naar grond- en oppervlaktewater, zeker in de periode buiten het groeiseizoen.

Uit de praktijk is gebleken dat voornoemd verbod eraan in de weg staat dat schade aan grasland op zandgrond zoals deze zich in de maand augustus van dit jaar heeft voorgedaan als gevolg van aantasting door engerlingen, adequaat kan worden beperkt. Engerlingen zijn de larven van een bepaalde groep kevers, waaronder de meikever en de junikever. Deze larven leven in grasland en voeden zich met de wortels van gras, waardoor het gras doodgaat.

Schade aan de graszoden treedt niet alleen op door vraat aan de wortels door de engerlingen, maar ook door vogels die de grasmat lostrekken op zoek naar de larven. Door de extreme hoeveelheid engerlingen is inmiddels circa 500 hectare grasland zwaar aangetast. Als oplossing van dit probleem is het vernietigen van de desbetreffende graszode naar het oordeel van de nVWA een effectieve methode. Bestrijding van de kevers zelf is geen optie aangezien die verblijf houden in bomen en bosschages elders. Evenmin zijn er goede chemische bestrijdingsmiddelen voor deze larven beschikbaar. Door het zogenoemde scheuren van grasland wordt de voedingsbodem voor de larven weggenomen, als gevolg waarvan de engerlingen verhongeren. Hierdoor zal na herinzaai van het gras, de grasmat het volgende jaar weer in een goede conditie verkeren. Herinzaai in het najaar leidt er bovendien toe dat de nutriënten uit de afgestorven graszode eerder zullen worden opgenomen door een gewas, hetgeen het nadeel van uitspoeling beperkt.

Naar aanleiding van het bovenstaande voorziet artikel 2 van de onderhavige regeling in een vrijstelling van het in artikel 4b van het Bgm opgenomen verbod voor de periode van 1 september tot en met 30 september van het jaar 2011. Deze vrijstelling geldt uitsluitend onder de in artikelen 2 en 3 genoemde voorwaarden. In artikel 4 worden aan de vrijstelling een drietal voorschriften verbonden.

Percelen of gedeelten van percelen waarvan de graszode is vernietigd, moeten op grond van het voorschrift van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, zo snel mogelijk opnieuw worden ingezaaid met gras. Doel van dit voorschrift is het voorkomen van het uitspoelen van de vrije stikstof.

Landbouwers die gebruik willen maken van de vrijstelling moeten op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel a, in samenhang met het tweede lid van artikel 4, voorts het bedrijf waartoe het grasland behoort telefonisch aanmelden bij de Dienst Regelingen. In de praktijk betekent dit dat de landbouwer zich in verbinding kan stellen met het DR-Loket, bereikbaar onder telefoonnummer 0800-22 333 22.

Bij de melding moet het zogenoemde relatienummer en het correspondentieadres van de betrokken landbouwer worden doorgegeven. Dit voorschrift is bedoeld om controle op de naleving van de overige voorschriften, zoals de herinzaaiverplichting en het in het navolgende toegelichte taxatierapport, mogelijk te maken. Een derde voorschrift dat is opgenomen in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, voorziet in de verplichting een taxatierapport, waaruit de aantasting van de graszode blijkt, op het bedrijf te bewaren. Dit taxatierapport moet ingevolge artikel 3, tweede lid, foto’s bevatten van de aangetaste percelen grasland. Voorts moet het taxatierapport in ieder geval bevatten de naam, het adres en het relatienummer van de landbouwer wiens percelen zijn onderzocht, de locatie van elk betrokken perceel, ingetekend op de bedrijfskaart, bedoeld in bijlage I bij de Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave 2011, de datum en de resultaten van het onderzoek en alle overige waarnemingen die mogelijk van invloed kunnen zijn op de resultaten van het onderzoek. Slechts taxatierapporten die zijn opgesteld en ondertekend door onafhankelijke taxateurs die aantoonbare expertise hebben op het terrein van vaststelling van schade aan grasland aangericht door dieren, geven de betrokken landbouwer het recht van de vrijstelling gebruik te maken. Het ter plaatse vaststellen van de mate waarin de graszode is aangetast en de constatering of deze aantasting daadwerkelijk door engerlingen is veroorzaakt, vereist specialistische kennis. Gelet op de kennis en ervaring die zij met de vaststelling van door dieren aan gewassen aangerichte schade in het kader van de Flora- en faunawet hebben opgebouwd, komen hiervoor in ieder geval die taxateurs in aanmerking, die schade plegen te beoordelen in opdracht van het Faunafonds.

Schade aan het grasland moet ten minste de in artikel 2 opgenomen omvang hebben om voor de vrijstelling in aanmerking te komen. Dit betekent dat de taxateur moet hebben vastgesteld dat de schade door de engerlingen zo groot is dat de verwachte grasopbrengst op het desbetreffende perceel of perceelsgedeelte in 2012 minimaal 25 procent lager is. De vrijstelling geldt voorts alleen indien de totale oppervlakte die voor vernietiging in aanmerking komt ten minste 5 procent bedraagt van alle grond die bij het bedrijf in gebruik is. Het is voor de toepassing van deze voorwaarde niet van belang of deze grond als bouwland of grasland in gebruik is. Indien aan voornoemde voorwaarden is voldaan, is het de betrokken landbouwer toegestaan het grasland op de desbetreffende percelen of gedeelten van percelen tot en met 30 september 2011 te vernietigen. Voor deze datum is gekozen omdat de herinzaai van grasland die op grond van de onderhavige regeling direct aansluitend op de vernietiging van de graszode moet plaatsvinden, later in het najaar een geringere kans op de vorming van een goede graszode geeft.

De voorziening is voorts in lijn met het advies van de Technische Commissie Bodem (TCB) op de Vrijstellingsregeling Besluit gebruik meststoffen extreme weersomstandigheden 2006. Deze regeling bevatte een vergelijkbare vrijstelling voor de periode van 1 tot en met 15 oktober 2006 in verband met verdroogd grasland.

Administratieve lasten

De vrijstelling wordt op verzoek van het agrarische bedrijfsleven ingesteld.

De administratieve lasten bestaan uit het telefonisch melden van de schade bij het DR-loket en het laten opstellen van een taxatierapport van de schade door een onafhankelijk taxateur. Per ondernemer zal het melden bij het DR-loket en het inschakelen van een taxatiebureau ongeveer een uur in beslag nemen. De kosten van taxatie zijn afhankelijk van de te taxeren oppervlakte en zullen naar schatting ca € 240,– per taxatie bedragen. Naar verwachting zullen ongeveer 40 ondernemers de vrijstelling aanvragen en bij een uurtarief van € 37,00 voor de ondernemer zelf betekent dit een eenmalige toename van de administratieve last van circa € 11.000,–.

Met de onderhavige regeling wordt afgeweken van de uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving die inhouden dat nieuwe regels slechts op 1 januari of 1 juli ingaan en dat minimaal twee maanden daaraan voorafgaand publicatie van de nieuwe regels plaatsvindt. De reden hiervoor is de, in het voorgaande toegelichte, noodzaak om grasland voor 1 oktober te vernietigen. Het verlenen van terugwerkende kracht is voorts gerechtvaardigd daar het een versoepeling van de voorschriften betreft. Mogelijke consequenties voor de rechtszekerheid van betrokkenen zijn ondervangen door vanaf 1 september aan de doelgroep uitgebreide informatie over de vrijstelling en de toepasselijke voorwaarden en voorschriften te verstrekken.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.

Naar boven