TOELICHTING
Sinds 1 januari 2006 is het op grond van artikel 4b van het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) niet toegestaan in de periode
van 1 juni tot 1 februari de graszode van grasland gelegen op zandgronden te vernietigen. Dit verbod is ingesteld om te voorkomen
dat na het vernietigen van de graszode ophoping optreedt van minerale stikstof in de bodem door het afsterven van de wortels
en stoppels en versnelde mineralisatie plaatsvindt van organische stof in de bodem. Deze minerale stikstof is gevoelig voor
verlies via uit- en afspoeling naar grond- en oppervlaktewater, zeker in de periode buiten het groeiseizoen.
Uit de praktijk is gebleken dat voornoemd verbod eraan in de weg staat dat schade aan grasland op zandgrond zoals deze zich
in de maand augustus van dit jaar heeft voorgedaan als gevolg van aantasting door engerlingen, adequaat kan worden beperkt.
Engerlingen zijn de larven van een bepaalde groep kevers, waaronder de meikever en de junikever. Deze larven leven in grasland
en voeden zich met de wortels van gras, waardoor het gras doodgaat.
Schade aan de graszoden treedt niet alleen op door vraat aan de wortels door de engerlingen, maar ook door vogels die de grasmat
lostrekken op zoek naar de larven. Door de extreme hoeveelheid engerlingen is inmiddels circa 500 hectare grasland zwaar aangetast.
Als oplossing van dit probleem is het vernietigen van de desbetreffende graszode naar het oordeel van de nVWA een effectieve
methode. Bestrijding van de kevers zelf is geen optie aangezien die verblijf houden in bomen en bosschages elders. Evenmin
zijn er goede chemische bestrijdingsmiddelen voor deze larven beschikbaar. Door het zogenoemde scheuren van grasland wordt
de voedingsbodem voor de larven weggenomen, als gevolg waarvan de engerlingen verhongeren. Hierdoor zal na herinzaai van het
gras, de grasmat het volgende jaar weer in een goede conditie verkeren. Herinzaai in het najaar leidt er bovendien toe dat
de nutriënten uit de afgestorven graszode eerder zullen worden opgenomen door een gewas, hetgeen het nadeel van uitspoeling
beperkt.
Naar aanleiding van het bovenstaande voorziet artikel 2 van de onderhavige regeling in een vrijstelling van het in artikel
4b van het Bgm opgenomen verbod voor de periode van 1 september tot en met 30 september van het jaar 2011. Deze vrijstelling
geldt uitsluitend onder de in artikelen 2 en 3 genoemde voorwaarden. In artikel 4 worden aan de vrijstelling een drietal voorschriften
verbonden.
Percelen of gedeelten van percelen waarvan de graszode is vernietigd, moeten op grond van het voorschrift van artikel 4, eerste
lid, onderdeel b, zo snel mogelijk opnieuw worden ingezaaid met gras. Doel van dit voorschrift is het voorkomen van het uitspoelen
van de vrije stikstof.
Landbouwers die gebruik willen maken van de vrijstelling moeten op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel a, in samenhang
met het tweede lid van artikel 4, voorts het bedrijf waartoe het grasland behoort telefonisch aanmelden bij de Dienst Regelingen.
In de praktijk betekent dit dat de landbouwer zich in verbinding kan stellen met het DR-Loket, bereikbaar onder telefoonnummer
0800-22 333 22.
Bij de melding moet het zogenoemde relatienummer en het correspondentieadres van de betrokken landbouwer worden doorgegeven.
Dit voorschrift is bedoeld om controle op de naleving van de overige voorschriften, zoals de herinzaaiverplichting en het
in het navolgende toegelichte taxatierapport, mogelijk te maken. Een derde voorschrift dat is opgenomen in artikel 4, eerste
lid, onderdeel c, voorziet in de verplichting een taxatierapport, waaruit de aantasting van de graszode blijkt, op het bedrijf
te bewaren. Dit taxatierapport moet ingevolge artikel 3, tweede lid, foto’s bevatten van de aangetaste percelen grasland.
Voorts moet het taxatierapport in ieder geval bevatten de naam, het adres en het relatienummer van de landbouwer wiens percelen
zijn onderzocht, de locatie van elk betrokken perceel, ingetekend op de bedrijfskaart, bedoeld in bijlage I bij de Regeling
landbouwtelling en gecombineerde opgave 2011, de datum en de resultaten van het onderzoek en alle overige waarnemingen die
mogelijk van invloed kunnen zijn op de resultaten van het onderzoek. Slechts taxatierapporten die zijn opgesteld en ondertekend
door onafhankelijke taxateurs die aantoonbare expertise hebben op het terrein van vaststelling van schade aan grasland aangericht
door dieren, geven de betrokken landbouwer het recht van de vrijstelling gebruik te maken. Het ter plaatse vaststellen van
de mate waarin de graszode is aangetast en de constatering of deze aantasting daadwerkelijk door engerlingen is veroorzaakt,
vereist specialistische kennis. Gelet op de kennis en ervaring die zij met de vaststelling van door dieren aan gewassen aangerichte
schade in het kader van de Flora- en faunawet hebben opgebouwd, komen hiervoor in ieder geval die taxateurs in aanmerking,
die schade plegen te beoordelen in opdracht van het Faunafonds.
Schade aan het grasland moet ten minste de in artikel 2 opgenomen omvang hebben om voor de vrijstelling in aanmerking te komen.
Dit betekent dat de taxateur moet hebben vastgesteld dat de schade door de engerlingen zo groot is dat de verwachte grasopbrengst
op het desbetreffende perceel of perceelsgedeelte in 2012 minimaal 25 procent lager is. De vrijstelling geldt voorts alleen
indien de totale oppervlakte die voor vernietiging in aanmerking komt ten minste 5 procent bedraagt van alle grond die bij
het bedrijf in gebruik is. Het is voor de toepassing van deze voorwaarde niet van belang of deze grond als bouwland of grasland
in gebruik is. Indien aan voornoemde voorwaarden is voldaan, is het de betrokken landbouwer toegestaan het grasland op de
desbetreffende percelen of gedeelten van percelen tot en met 30 september 2011 te vernietigen. Voor deze datum is gekozen
omdat de herinzaai van grasland die op grond van de onderhavige regeling direct aansluitend op de vernietiging van de graszode
moet plaatsvinden, later in het najaar een geringere kans op de vorming van een goede graszode geeft.
De voorziening is voorts in lijn met het advies van de Technische Commissie Bodem (TCB) op de Vrijstellingsregeling Besluit
gebruik meststoffen extreme weersomstandigheden 2006. Deze regeling bevatte een vergelijkbare vrijstelling voor de periode
van 1 tot en met 15 oktober 2006 in verband met verdroogd grasland.
Administratieve lasten
De vrijstelling wordt op verzoek van het agrarische bedrijfsleven ingesteld.
De administratieve lasten bestaan uit het telefonisch melden van de schade bij het DR-loket en het laten opstellen van een
taxatierapport van de schade door een onafhankelijk taxateur. Per ondernemer zal het melden bij het DR-loket en het inschakelen
van een taxatiebureau ongeveer een uur in beslag nemen. De kosten van taxatie zijn afhankelijk van de te taxeren oppervlakte
en zullen naar schatting ca € 240,– per taxatie bedragen. Naar verwachting zullen ongeveer 40 ondernemers de vrijstelling
aanvragen en bij een uurtarief van € 37,00 voor de ondernemer zelf betekent dit een eenmalige toename van de administratieve
last van circa € 11.000,–.
Met de onderhavige regeling wordt afgeweken van de uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving die inhouden
dat nieuwe regels slechts op 1 januari of 1 juli ingaan en dat minimaal twee maanden daaraan voorafgaand publicatie van de
nieuwe regels plaatsvindt. De reden hiervoor is de, in het voorgaande toegelichte, noodzaak om grasland voor 1 oktober te
vernietigen. Het verlenen van terugwerkende kracht is voorts gerechtvaardigd daar het een versoepeling van de voorschriften
betreft. Mogelijke consequenties voor de rechtszekerheid van betrokkenen zijn ondervangen door vanaf 1 september aan de doelgroep
uitgebreide informatie over de vrijstelling en de toepasselijke voorwaarden en voorschriften te verstrekken.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker.