Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 september 2011, nr. RUA/A/2011/15927, tot wijziging van de Rechtspositieregeling voorzitter raad van bestuur UWV

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 6, vierde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Rechtspositieregeling voorzitter raad van bestuur UWV wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2. Bezoldiging

  • 1. De bezoldiging van de voorzitter bedraagt € 187.340 bruto per jaar.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, is inclusief een vakantie- en een eindejaarsuitkering.

  • 3. De bezoldiging, bedoeld in het eerste lid, wordt, met uitzondering van de vakantie- en eindejaarsuitkering, uitbetaald in gelijke maandelijkse termijnen. De vakantie- en eindejaarsuitkering worden eens per jaar uitbetaald, in de maanden mei respectievelijk december van ieder jaar.

  • 4. Indien de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel wordt gewijzigd wordt de bezoldiging, bedoeld in het eerste lid, dienovereenkomstig aangepast met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat.

B

Artikel 3, derde lid, vervalt.

C

Aan artikel 8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het werkgeversdeel van de premie voor de pensioenregeling komt ten laste van het UWV tot een bedrag van maximaal € 28.767.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 september 2011

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.G.J. Kamp.

TOELICHTING

De wijzigingen hebben betrekking op de bezoldiging en onkostenvergoeding van de voorzitter van de raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Met deze wijzigingen wordt aangesloten bij de normering van topfunctionarissen, zoals die is opgenomen in het voorstel van Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Kamerstukken 2010/2011, 32 600, nr. 2).

In dat wetsvoorstel wordt uitgegaan van een bezoldigingsmaximum, dat bestaat uit een bedrag van de bezoldiging vermeerderd met een vast bedrag van belastbare en variabele onkostenvergoedingen en voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn, waaronder bijdragen in de pensioenregeling worden verstaan.

In artikel 2, eerste lid, van de Rechtspositieregeling voorzitter Raad van bestuur UWV is het bedrag van de bezoldiging vastgesteld op het bedrag dat op de datum van inwerkingtreding van deze regeling 130% van het salaris van een minister is vermeerderd met de voor een minister geldende vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering. Dit is het bedrag dat door de regering is voorgesteld in artikel 2.2 van genoemd wetsvoorstel als bedrag van de maximumbezoldiging. Het bedrag, genoemd in artikel 2, eerste lid, is op grond van het tweede lid ook inclusief de vakantie- en eindejaaruitkering. In artikel 2, vierde lid, is geregeld dat het bedrag van de bezoldiging, genoemd in het eerste lid, wordt aangepast aan de ontwikkeling van de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel.

De facultatieve toeslag, die was opgenomen in het vijfde lid, is komen te vervallen. (Artikel I, onderdeel A)

De kostenvergoeding in artikel 3 is niet aangepast. Deze bestaat uit een reis- en verblijfkosten vergoeding conform de regeling die geldt voor het UWV en een representatiekostenvergoeding, waarbij aangesloten wordt bij het Besluit vergoeding representatiekosten rijkspersoneel. De in dat Besluit genoemde maximumvergoeding, waarnaar in artikel 3, tweede lid, wordt verwezen bedraagt € 6400 bruto. Deze vergoeding wordt inmiddels in regelingen aangeduid als een netto-bedrag, omdat de vergoeding onder de eindheffing (als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964) valt. Het gaat om een vergoeding voor de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening komen van de voorzitter en door hem mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van zijn taak.

Artikel 3, derde lid, kan vervallen (artikel I, onderdeel B). Deze vergoeding in de ziektekosten is niet meer noodzakelijk sinds invoering van de Zorgverzekeringswet. Ziektekosten worden ook op grond van de CAO UWV niet meer vergoed. Deze CAO bevat alleen een inspanningsverplichting voor het tot stand brengen van een collectieve verzekering.

Het nieuwe lid, dat aan artikel 8 is toegevoegd betreft de werkgeverslasten in de premie voor de pensioenregeling, die ten laste komen van het UWV. (Artikel I, onderdeel C)

Daarmee worden deze kosten benoemd en wordt duidelijk conform het voorstel in artikel 2.2. van het genoemde wetsvoorstel, dat deze kosten tot de bezoldigingsnorm behoren met als maximum het bedrag dat in het vierde lid wordt genoemd en dat ontleend is aan dit artikel 2.2. Voor de voorzitter van de Raad van Bestuur UWV is overigens de pensioenregeling van het UWV van toepassing. Daartoe is een uitzondering gemaakt in de regeling op grond van artikel 2, tweede lid, onderdeel j, van de Wet privatisering ABP. In die regeling zijn de leden van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, alsmede de personen in dienst van dat lichaam geen overheidswerknemer in de zin van Wet privatisering ABP en geldt voor hen niet de pensioenregeling van het ABP.

Inwerkingtreding

De wijziging van deze regeling treedt in werking op de dag met ingang waarvan een nieuwe voorzitter van het UWV is benoemd. Daarmee wordt de nieuwe regeling op hem van toepassing.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.G.J. Kamp.

Naar boven