Onderlinge regeling inzake toedeling bijzondere AOV-categorie opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen

Onderlinge regeling in de zin van artikel 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, tot toedeling van een bijzondere categorie gerechtigden en verzekerden van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen en hiermee verband houdende nadere afspraken betreffende de verdeling van het vermogen van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen

De landen Curaçao, Sint Maarten en Nederland, namens deze:

De minister van Gezondheid, Milieu en Natuur van Curaçao,

De minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid van Sint Maarten,

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van Nederland,

Hierna gezamenlijk te noemen: ‘Partijen’;

Partijen nemen in overweging:

  • dat met het Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen is beoogd een sluitende toedeling van verzekerden en gerechtigden van de Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen tot stand te brengen;

  • dat is gebleken dat een categorie aanspraken van gerechtigden en verzekerden algemene ouderdomsverzekering alsnog binnen het bereik van het Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen moet worden gebracht;

  • dat het wenselijk is dat de benaderingswijze ter zake van de rechten van deze categorie gerechtigden en verzekerden op korte termijn eenduidig en helder toepassing vindt;

  • dat het wenselijk is hieromtrent en over de financiële verrekening van de met de toe te delen aanspraken gemoeide lasten, afspraken neer te leggen in een regeling als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden;

Komen het volgende overeen:

Artikel 1 Begripsbepaling regeling

In deze regeling wordt verstaan onder tijdstip van transitie: het tijdstip waarop artikel I, derde lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen in werking is getreden.

Artikel 2 Toedeling bijzondere categorie uitkeringsgerechtigden AOV

  • 1. Partijen spreken uit te bevorderen dat artikel 2, derde en vierde lid van het Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen, onder vernummering van het bestaande vierde lid van dat artikel, tot vijfde lid, met terugwerkende kracht tot het tijdstip van transitie komen te luiden als volgt:

    • 3. Indien de uitkeringsgerechtigde, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, het recht op uitkering geheel of gedeeltelijk heeft opgebouwd buiten Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius of Saba, doch niet op Aruba vóór 1 januari 1986, wordt de met dat opgebouwde recht vergelijkbare aanspraak verkregen jegens het land binnen wiens grondgebied betrokkene laatstelijk woonachtig was onmiddellijk voorafgaand aan de periode van opbouw buiten Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

    • 4. Indien de uitkeringsgerechtigde, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, het recht op uitkering geheel of gedeeltelijk heeft opgebouwd op Aruba vóór 1 januari 1986, wordt de met dat op Aruba opgebouwde recht vergelijkbare aanspraak verkregen jegens het land Curaçao.

  • 2. Partijen dragen er zorg voor dat bij de onder hun verantwoordelijkheid plaatsvindende uitvoering reeds per het tijdstip van transitie overeenkomstig het eerste lid wordt gehandeld.

Artikel 3 Toedeling bijzondere categorie aanspraken verzekerden

  • 1. Partijen spreken uit te bevorderen dat artikel 3, derde lid van het Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen, met terugwerkende kracht tot het tijdstip van transitie komt te luiden als volgt:

    • 3. Voor de toepassing van het tweede lid worden, voor zover de opbouw van aanspraken heeft plaatsgevonden buiten Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius of Saba, doch niet op Aruba vóór 1 januari 1986, de desbetreffende aanspraken toegedeeld jegens het land binnen wiens grondgebied betrokkene laatstelijk woonachtig was onmiddellijk voorafgaand aan de periode van opbouw buiten Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius of Saba. Voor zover de opbouw van aanspraken heeft plaatsgevonden op Aruba vóór 1 januari 1986, worden de desbetreffende aanspraken toegedeeld jegens het land Curaçao.

  • 2. Partijen dragen er zorg voor dat bij de onder hun verantwoordelijkheid plaatsvindende uitvoering reeds per het tijdstip van transitie overeenkomstig het eerste lid wordt gehandeld.

Artikel 4 Financiële verrekening lasten uit hoofde van deze onderlinge regeling

  • 1. De in verband met de toepassing van de artikelen 2, eerste lid en 3, eerste lid, voor rekening van het land Curaçao komende lasten worden in mindering gebracht op het uit hoofde van de Onderlinge regeling boedelscheiding Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen te verdelen vermogen van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen. Het bedrag ter grootte van deze lasten komt in afwijking van artikel 5 van die onderlinge regeling rechtstreeks toe aan het land Curaçao.

  • 2. De hoogte van het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt vastgesteld op basis van een door de Sociale Verzekeringsbank van Curaçao te maken raming van lasten, welke de instemming heeft van de vertegenwoordigers in het overleg, bedoeld in artikel 9 van de Onderling regeling boedelscheiding Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen, en welke door de Stichting Overheids Accountants Bureau zal worden getoetst.

  • 3. Artikel 5, zesde lid, van de Onderlinge regeling boedelscheiding Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen is van overeenkomstige toepassing op de raming en op de toetsing door de Stichting Overheids Accountants Bureau als bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Indien overeenstemming met betrekking tot de raming uitblijft, vindt het tweede lid geen toepassing. Alsdan worden de voor rekening van Curaçao komende lasten gecompenseerd op basis van jaarlijkse verrekening van de werkelijke kosten, aan partijen toe te rekenen overeenkomstig de uit de toepassing van artikel 5, eerste lid, van de Onderling regeling boedelscheiding Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen volgende verdeelsleutel.

Artikel 5 Gelijkstellingsbepaling

Indien het land Curaçao de bevoegdheid ter zake van de uitvoering van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) dan wel een hiermee naar aard en strekking overeenkomende voorziening, rechtstreeks opdraagt aan een daartoe aangewezen uitvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid van dat land, treedt die uitvoeringsorganisatie voor de toepassing van deze regeling in de plaats van dat land.

Artikel 6 Van overeenkomstige toepassing Onderlinge regeling boedelscheiding Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen

De artikelen 2, 3, 9, 10, 11 en 12 van de Onderling regeling boedelscheiding Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 oktober 2010.

  • 2. Deze overeenkomst kan worden aangehaald als ‘Onderlinge regeling toedeling bijzondere AOV-categorie opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen’ en wordt geplaatst in de Nederlandse Staatscourant, de Curaçaosche Courant en de Landscourant Sint Maarten.

Aldus overeengekomen en ondertekend,

Voor Willemstad, Curaçao:

De minister van Gezondheid, Milieu en Natuur,

J. Constancia.

Voor Philipsburg, Sint Maarten:

De minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid,

S. Wescott-Williams.

Voor Den Haag:

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.G.J. Kamp.

TOELICHTING

Algemeen

Het Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen (Stb. 2010, 361) voorziet in een regeling ter zake van de toedeling van verzekerden en gerechtigden van de Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen. Gebleken is nu dat één bijzondere categorie gerechtigden en verzekerden Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) alsnog binnen de reikwijdte van dat besluit moet worden gebracht.

In dit stadium – en vooruitlopend op wijziging van Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen – is gekozen voor het instrument onderlinge regeling om daarmee snel in duidelijkheid voor de benaderingswijze van deze categorie te kunnen voorzien. Partijen spreken uit te bevorderen dat het Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen dienovereenkomstig wordt aangepast, en dat aan deze wijziging terugwerkende kracht tot 10 oktober 2010 wordt verleend.

Bij de Onderlinge regeling Sociale Verzekeringsbank, bekrachtigd bij Landsverordening van 31 december 1985 (P.B. 1985, no. 168) is de toedeling van verzekerden en uitkeringsgerechtigden van de Sociale Verzekeringsbank per 1 januari 1986 in verband met de status aparte van Aruba geregeld. De essentie van deze regeling voor wat betreft de pensioengerechtigden is dat zij die op 31 december 1985 woonachtig waren op Aruba, werden toegedeeld aan de Sociale Verzekeringsbank van Aruba, terwijl de overige pensioengerechtigden werden toegedeeld aan de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen. Bij deze regeling zijn destijds alle buiten de Nederlandse Antillen en Aruba woonachtige AOV-gerechtigden toegedeeld aan de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen, ook voor de aanspraken die eerder op Aruba zijn opgebouwd. Op Aruba opgebouwde aanspraken van per 31 december 1985 in het buitenland wonende verzekerden (nog niet gerechtigd) zijn met de Onderlinge regeling Sociale Verzekeringsbank eveneens aan de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen toegedeeld.

Voor zover het bij deze aanspraken personen betreft die per 10 oktober 2010 gerechtigd zijn en op die datum op Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba woonachtig waren, is de toedeling helder op grond van artikel 2, eerste lid, van het Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen (toedeling op basis van woonplaatsbeginsel).

De in artikel 2, derde lid en artikel 3, tweede lid, van het Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen gekozen benadering voor buiten Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba woonachtige gerechtigden en verzekerden (waarbij toedeling plaatsvindt op basis van de plaats waar de aanspraak is opgebouwd) levert voor de aanspraken jegens de Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen uit hoofde van op Aruba opgebouwde rechten van vóór 1986, echter in het algemeen geen hanteerbare uitkomst op. Immers de plaats waar de rechten zijn opgebouwd (Aruba) correspondeert niet met de overnemende landen als bedoeld in het Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen.

Kort samengevat zijn de kenmerken van de bedoelde categorie waarvoor een voorziening moet worden getroffen:

  • persoon heeft vóór 1 januari 1986 gewoond en AOV-recht opgebouwd op Aruba, en

  • persoon was op 1 januari 1986 niet woonachtig op Aruba, en

  • persoon was op 10 oktober 2010 niet als AOV-gerechtigde woonachtig op Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

Artikelsgewijs

Artikel 2 en 3

Met deze regeling wordt de in het algemeen deel van deze toelichting bedoelde categorie AOV-aanspraken als geheel alsnog geadresseerd, en wel aan het land Curaçao. Voor degenen die per 10 oktober 2010 daadwerkelijk uitkeringsgerechtigden zijn, is dit geregeld in artikel 2, eerste lid. Met betrekking tot degenen die op die datum verzekerd zijn (nog niet uitkeringsgerechtigd), bevat artikel 3, eerste lid, de daartoe strekkende regeling.

De keuze voor één land als overnemende partij voor de gehele categorie hier bedoelde aanspraken, is van belang in verband met zowel de rechtszekerheid als de uitvoerbaarheid.

Het is denkbaar dat in een enkel geval aanspraken jegens de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen uit hoofde van op Aruba opgebouwde rechten van vóór 1986, reeds zijn gedekt door de vigerende tekst van artikel 2, derde lid en artikel 3, tweede lid, tweede volzin, van het Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen (namelijk wanneer betrokkene voorafgaand aan die op Aruba verzekerde jaren op Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius of Saba heeft gewoond). Om echter deze rechten eenduidig toe te rekenen is het wenselijk dat de verzekerde jaren op Aruba van vóór 1986 in artikel 2, derde lid en artikel 3, tweede lid, tweede volzin, van het Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen buiten toepassing blijven en uniform worden toegerekend zoals bepaald in artikel 2, eerste lid en artikel 3, eerste lid, van deze onderlinge regeling. Met de beoogde aanpassing van het Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen wordt hierin voorzien.

Artikel 4

De toedeling van de onderhavige bijzondere categorie aanspraken aan het land Curaçao impliceert wel een financiële belasting, waarvoor dat land moet worden gecompenseerd.

In artikel 4 wordt aangegeven hoe het te compenseren bedrag tot stand komt. Uitgaande van de huidige ervaringscijfers uit de administratie van de Sociale Verzekeringsbank Curaçao (voor 10 oktober 2010: Nederlandse Antillen) is een schatting te maken van de met de ‘Arubaanse jaren’ van vóór 1986 gemoeide pensioenjaren. Hierbij wordt uitgegaan van de historie van de ‘buitenlandgevallen’ AOV die zich de laatste jaren nieuw hebben aangemeld. Op basis van een meerjarig beeld zal een schatting worden gemaakt van de omvang van het volume in de toekomst. Het volume pensioenaanspraken vanwege ‘Arubaanse jaren’ van vóór 1986 neemt vanzelfsprekend elk jaar af en zal uiteindelijk geheel verdwijnen.

De onderbouwing van de hiermee gemoeide onderbouwde meerjarige volumelasten wordt door de Stichting Overheids Accountants Bureau getoetst. Mocht één van de landen toch twijfels hebben bij de onderbouwing of bij de toetsing door de Stichting Overheids Accountants Bureau, dan kan dat land een nader onderzoek vorderen. Dit volgt uit de van overeenkomstige toepassing verklaring van artikel 5, zesde lid, van de Onderlinge regeling boedelscheiding Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen in artikel 4, derde lid.

Feitelijk kan de compensatie eenvoudig plaatsvinden door een bedrag in mindering te brengen op het te verdelen vermogen van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen en dat bedrag buiten de in de Onderlinge regeling boedelscheiding Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen opgenomen verdeelsleutel te doen toekomen aan Curaçao.

Mocht het onverhoopt niet mogelijk blijken over de te hanteren raming tot overeenstemming te komen, dan zal de compensatie plaatsvinden op basis van de werkelijke kosten. Dat is de strekking van het vierde lid. In die situatie maakt de Sociale Verzekeringsbank van Curaçao jaarlijks een gewaarmerkte kostenopstelling in verband met de uitvoering van deze regeling. Voor de kostenverdeling - en declaratie aan de andere partijen - wordt dan aangesloten bij de verdeelsleutel die volgt uit de toepassing van artikel 5, eerste lid, van de Onderlinge regeling boedelscheiding Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen. Die verdeelsleutel bepaalt de ontvangst van partijen uit de boedel van de Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen en vormt daarmee ook voor deze eventuele bijdrage de geëigende grondslag.

Artikel 6

De overige bepalingen van de Onderlinge regeling boedelscheiding Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen die van overeenkomstige toepassing zijn verklaard betreffen de artikelen 2 (inzake overgang van archiefbescheiden), 3 (inzake communicatie), 9 (inzake overleg), 10 (inzake toepassing geschillenregeling), 11 (inzake de afwikkeling van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen door Curaçao) en 12 (inzake het kunnen maken van nadere afspraken). Het spreekt voor zich dat die bepalingen ook geacht moeten worden betrekking te hebben op dat wat is opgenomen in de onderhavige onderlinge regeling.

Voor Willemstad, Curaçao:

De minister van Gezondheid, Milieu en Natuur,

J. Constancia.

Voor Philipsburg, Sint Maarten:

De minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid,

S. Wescott-Williams.

Voor Den Haag:

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.G.J. Kamp.

Naar boven