TOELICHTING
Deze regeling wijzigt de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn in verband met de verlenging van de vrijstelling voor het verrichten
van diverse ingrepen bij pluimvee. Tevens wordt de vrijstelling verlengd voor het aanbrengen van een onderhuidse transponder
bij honden en katten.
Op grond van artikel 40 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: Gwwd) is het verboden om lichamelijke ingrepen
te verrichten bij dieren, waarbij een of meer delen van het lichaam worden verwijderd of beschadigd.
In het tweede lid, onderdeel c, van genoemd artikel van de Gwwd is bepaald dat dit verbod niet geldt voor ingrepen die bij
algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen. Deze aanwijzing heeft plaatsgevonden in het Ingrepenbesluit.
Pluimvee
Voor een aantal ingrepen bij pluimvee is bij de totstandkoming van het Ingrepenbesluit bepaald dat deze ingrepen slechts tijdelijk
als toegestaan worden aangewezen. Hieraan ligt ten grondslag dat de ingrepen weliswaar in principe ongewenst zijn, maar dat
hiervoor nog geen praktisch uitvoerbaar en economisch haalbaar alternatief beschikbaar is. Om de sector te stimuleren alternatieven
te ontwikkelen zijn de ingrepen aangewezen met daaraan een einddatum gekoppeld.
Concreet gaat het om de volgende ingrepen:
-
1. het verwijderen van een deel van de achterste teen bij hanen bestemd voor de fokkerij, waarvan de nakomelingen gewoonlijk
worden gehouden voor de menselijke consumptie,
-
2. het verwijderen van sporen bij hanen bestemd voor de fokkerij, waarvan de nakomelingen gewoonlijk worden gehouden voor de
menselijke consumptie,
-
3. het verkorten van de boven- of ondersnavel bij kippen en kalkoenen jonger dan 10 dagen,
-
4. het verwijderen van de kammen bij hanen bestemd voor de fokkerij,
-
5. het aanbrengen van een neuskapje bij fazanten.
De termijn waarbinnen genoemde ingrepen nog waren toegestaan, is tot op heden meermaals verlengd. Verlenging van de termijn
heeft steeds plaatsgevonden, nadat was gebleken dat er nog niet voldoende uitvoerbare alternatieven beschikbaar waren.
Bij de verlenging van de termijn tot 1 september 2011 is door de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
aangegeven dat door de sector een plan van aanpak moest worden opgesteld waarin is vastgelegd hoe de sector toewerkt naar
een situatie waarin de ingrepen achterwege kunnen blijven. Hiertoe is een Stuurgroep Ingrepen Pluimvee ingesteld, bestaande
uit vertegenwoordigers uit de sector, de Dierenbescherming en het ministerie.
Deze Stuurgroep heeft de afgelopen jaren diverse onderzoeken verricht en heeft medio 2011 een eindrapport opgesteld. Uit dit
rapport blijkt dat, ondanks de stappen die de sector heeft gezet, de ingrepen op dit moment niet verantwoord achterwege kunnen
worden gelaten. De gevolgen voor het welzijn van de dieren bij het achterwege laten van de ingreep zijn groter dan de nadelige
gevolgen van de ingreep zelf.
Om deze reden is besloten de vrijstelling voor de ingrepen te verlengen tot 1 september 2021. Wel zal elke 2,5 jaar worden
geëvalueerd welke vooruitgang is geboekt.
Daarnaast wordt voor het verkorten van de boven- of ondersnavel het gebruik van de infraroodmethode verplicht gesteld. Dit is een methode waarbij door middel van een robot met infraroodstraling een gedeelte van de snavel
wordt behandeld. De infraroodstraal genereert hitte in de snavel, waardoor dit gedeelte afsterft.
Deze methode is, mits goed uitgevoerd, minder belastend voor de dieren.
De verplichting voor het gebruik van de infraroodmethode geldt niet in twee situaties, te weten:
-
− indien er sprake is van geïmporteerde kuikens die nog geen snavelbehandeling hebben ondergaan in het land van herkomst,
-
− indien de kuikens nakomelingen zijn van jonge moederdieren.
De uitzondering voor geïmporteerde kuikens is gelegen in het feit dat de infraroodmethode in Nederland plaatsvindt op de broederijen
en niet op het primaire bedrijf waar de kuikens uiteindelijk worden gehouden. De geïmporteerde kuikens gaan vanuit het buitenland
rechtstreeks naar het primaire bedrijf, waar geen infraroodapparatuur beschikbaar is. Bovendien is deze apparatuur niet afgesteld
op kuikens van enkele dagen oud. Om deze redenen blijft voor deze kuikens het gebruik van een andere methode, zoals bijvoorbeeld
het gebruik van een heet mes toegestaan.
De andere uitzondering voor kuikens van jonge moederdieren vloeit voort uit de geconstateerde hogere uitval, indien kuikens
van jonge moederdieren door middel van de infraroodmethode aan hun snavel worden behandeld. Bij het gebruik van de huidig
gangbare methode is de uitval beduidend lager. Bij deze uitzondering wordt onderscheid gemaakt tussen moederdieren voor vleeskuikenrassen
en legkippenrassen. Gebleken is namelijk dat de grens in leeftijd van de moederdieren waarbij een hogere uitval optreedt bij
het gebruik van de infraroodmethode bij de kuikens voor legkippen lager ligt dan voor vleeskuikens.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat overeenkomstig het bepaalde in het Ingrepenbesluit het verkorten van de snavel slechts
is toegestaan bij kuikens jonger dan 10 dagen.
De Tweede Kamer is over de verlenging van de vrijstelling geïnformeerd bij brief van 13 juli 2011 (Kamerstukken II 2010/11,
28286, nr. 521).
Een aantal ingrepen (te weten de ingrepen hiervoor genoemd onder 3, 4 en 5) was op grond van artikel 4, tweede lid, van het
Ingrepenbesluit nog tot 1 september 2011 toegestaan, voor zover de dieren werden gehouden in huisvestingssystemen die vóór
1 september 2001 al bestonden en die daarna niet meer zijn ver- of herbouwd. Ook voor deze ingrepen bij deze huisvestingssystemen
is besloten deze nog tot 1 september 2021 toe te staan, waarbij voor de snavelbehandeling dezelfde voorwaarden gelden als
hiervoor omschreven.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat omwille van de leesbaarheid het voormalige artikel 1 waarin de ingrepen voor pluimvee
en voor schapen gezamenlijk waren opgenomen opgesplitst is in twee artikelen, één voor pluimvee en één voor schapen.
Honden en katten
Op grond van artikel 4, derde lid, van het Ingrepenbesluit mogen er vanaf 1 september 2001 geen ingrepen ter identificatie
worden verricht, indien reeds twee of meer ingrepen ter identificatie zijn verricht welke bij of krachtens enig wettelijk
voorschrift verplicht of toegestaan zijn.
Op grond van artikel 2, onderdeel b, van de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn geldt voor het aanbrengen van een onderhuidse
transponder als derde identificatie-ingreep bij honden en katten een vrijstelling tot 1 september 2011. Deze vrijstelling
is noodzakelijk om het mogelijk te maken dat bij reeds getatoeëerde honden en katten als derde ingreep een transponder ingebracht
kan worden. Een tatoeage bij honden en katten wordt aangebracht in beide oren. Dit zijn dus twee ingrepen.
Met de wijziging van artikel 2, onderdeel b, wordt deze vrijstelling verlengd.
In het verleden was een tatoeage het gebruikelijke identificatiemiddel. Tegenwoordig wordt steeds meer de chip gebruikt. In
de toekomst wordt voor honden het gebruik van de chip als identificatiemiddel zelfs verplicht gesteld. Daartoe is een besluit
tot wijziging van het Besluit identificatie en registratie van dieren in voorbereiding.
Op grond van Europese regelgeving, Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake
veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn
92/65/EEG van de Raad (PbEG L 146), is het gebruik van een chip voor grensoverschrijdend verkeer inmiddels het enige toegestane
identificatiemiddel. De overgangstermijn die op grond van deze verordening gold voor het gebruik van de tatoeage is met ingang
van juli 2011 verlopen.
Hoewel het gebruik van de tatoeage niet meer gebruikelijk is, zijn er nog wel honden en katten in leven die in het verleden
zijn getatoeëerd. Er zijn voor deze honden en katten situaties denkbaar waarin het wenselijk is dat naast de tatoeages een
transponder wordt ingebracht. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als een tatoeage nauwelijks meer leesbaar is. In het geval een
hond Nederland verlaat is het aanbrengen van een chip zelfs noodzakelijk. Daarom is de vrijstelling voor het aanbrengen van
een transponder als derde identificatie-ingreep met vijf jaar verlengd.
Met de uitvoeringsregelgeving onder de Wet dieren wordt bezien of de tatoeage voor honden en katten als identificatiemiddel
verboden kan worden. In dat verband zal de noodzaak en duur van de huidige vrijstelling worden bezien.
Administratieve lasten
Deze regeling leidt niet tot een verhoging of verlaging van de administratieve lasten
Vast verandermomenten
De inwerkingtreding van deze regeling wijkt af van de vaste verandermomenten. De reden voor deze uitzondering is dat latere
invoering zou leiden tot buitensporige private en publieke kosten. De huidige vrijstellingen verlopen immers op 1 september
2011. De vrijstellingen zouden dan enkele maanden niet van toepassing zijn. Deze uitzondering is één van de toegestane uitzonderingsgronden
op grond van het kabinetsbeleid ten aanzien van de vaste verandermomenten van regelgeving.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker.