In de Vrijstellingsregeling afwijkend gebruik frequentieruimte IVD is bepaald, dat afwijkend gebruik van frequentieruimte
als bedoeld in artikel 3.10, tweede lid, van de Telecommunicatiewet (verder: de wet), ter uitvoering van de aan de Algemene
Inlichtingen- en Veiligheidsdienst onderscheidenlijk Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst opgedragen taken in de Wet
op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002, zonder toestemming als bedoeld in dat lid, is toegestaan, indien is voldaan
aan de voorwaarden die zijn opgenomen in die vrijstellingsregeling. Het gaat dan om afwijkend gebruik van frequentieruimte
die ingevolge het frequentieplan bedoeld in artikel 3.1 van de wet, is bestemd voor openbare mobiele telecommunicatiediensten.
Een van de voorwaarden die in de vrijstellingsregeling zijn opgenomen is dat het besluit tot afwijkend gebruik van frequentieruimte,
dat is genomen door of namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of de Minister van Defensie, binnen
24 uur nadat het is genomen schriftelijk wordt gemeld aan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Dit werd
nodig geacht vanwege de tijdelijke verstoring van de dienstverlening die het afwijkend gebruik van de frequentieruimte plaatselijk
tot gevolg kan hebben. Hierdoor kunnen de aanbieders van openbare telecommunicatiediensten, die door laatstgenoemde minister
van de verstoring in kennis worden gesteld, adequaat reageren op klachten van hun gebruikers.
In de praktijk blijkt dat de verstoring door afwijkend gebruik als bedoeld in artikel 3.10, tweede lid, van de wet, voor zover
dat bestaat uit scannen, beperkt is, zowel in duur als in omvang. De last die de diensten ondervinden door de verplichte schriftelijke
melding binnen 24 uur na het nemen van het besluit tot afwijkend gebruik is daardoor niet meer in overeenstemming met het
daarmee te dienen doel.
In verband hiermee is de meldingsplicht van artikel 4, eerste en tweede lid, beperkt tot afwijkend gebruik van frequentieruimte
dat uit jammen bestaat.
Van elk afwijkend gebruik wordt een verslag gemaakt, dat desgevraagd wordt verstrekt aan de Minister van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie, indien dat noodzakelijk is in verband met de uitoefening van toezicht achteraf op de naleving van
hetgeen bij of krachtens hoofdstuk 3 van de wet is gesteld.
Het ontwerp van deze regeling is in de periode van 26 mei 2011 tot 23 juni 2011 onderwerp geweest van een internetconsultatie.
Hierop is één reactie ontvangen, waarin om uitleg van bepaalde in de regeling gebruikte termen werd gevraagd, en die niet
tot wijziging van de regeling heeft geleid.
De uitvoering van deze regeling heeft geen betrekking op administratieve lasten voor het bedrijfsleven of burgers. Het afschaffen
van de meldingsplicht draagt, hoewel miniem, wel bij aan een vermindering van de interbestuurlijke administratieve lasten.